Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot afschaffing van de voorafgaande machtiging voor de uitoefening van ambulante of kermisactiviteiten en tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Voorzitter, ik zal bewijzen dat uw enthousiasme terecht is.
Dan zult u daar moeite voor moeten doen.
Ik zal het ontwerp van decreet niet toelichten want het is natuurlijk niet van mijn hand. Het gaat hier om een vereenvoudiging van een reeks elementen in het kader van ambulante en kermisactiviteiten.
Minister, ik heb een heel concrete vraag. We hebben het in de commissie al gehad over het afschaffen van de leurkaart. Ik ben daar in de commissie ook op doorgegaan. Die kaart wordt vervangen door een systeem van controleren, onder andere in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Wanneer een deur-aan-deurverkoper zich vandaag aanmeldt, is die leurkaart voor de consument toch wel een bewijs van erkenning van het bonafide zijn. Concreet: hoe zullen we er in de toekomst voor zorgen dat de mensen, wanneer zij met een deur-aan-deur-verkoper worden geconfronteerd, zeker kunnen zijn dat het om een bonafide verkoper gaat en niet om iemand met slechte intenties? Dat is een belangrijke bezorgdheid waar onze fractie mee zit en die ons verhindert om deze vereenvoudiging, die er ook in zit, goed te keuren. Zonder een helder antwoord hierop zien wij ons genoodzaakt ons te onthouden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, dit is toch ook een belangrijk ontwerp van decreet, zeker en vast door de administratieve vereenvoudiging die eraan vastgekoppeld is. Onze markten en onze kermissen brengen nog wel leven in de brouwerij in onze steden en gemeenten. Wij zetten als fractie, als partij heel sterk in op die kernversterking. Het is dus ook belangrijk dat wij onze lokale besturen de nodige handvatten, instrumenten geven om dat te gaan versterken. Dit ontwerp van decreet is daarin een belangrijke administratieve vereenvoudiging en een kostenbesparing voor de lokale besturen en de ondernemers. Het ontwerp van decreet bevat inderdaad twee belangrijke elementen: meer lokale autonomie om in te spelen op de nieuwe trends en de afbouw van de administratieve rompslomp door in te zetten op de digitalisering.
Het is inderdaad belangrijk dat dit ontwerp van decreet alleen het verschil kan maken als de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) accuraat en vlot raadpleegbaar is en als ook alle relevante documenten – bijvoorbeeld over voedselveiligheid, attractieveiligheid, verzekeringen – opgeladen kunnen worden op een centrale, digitale databank of een platform. De groepsaankoop voor een digitaal beheersysteem is ondertussen al vergevorderd. Minister, er moeten dus nog belangrijke stappen gezet worden. Door het koppelen van data en de inzet van artificiële intelligentie (AI) kan er meer gericht gecontroleerd worden. Ook die controle is zeer belangrijk. Het systeem kan zodanig opgebouwd worden dat er knipperlichten afgaan als een dossier niet in orde is. Daar moet absoluut werk van gemaakt wordt.
We zien dit ontwerp van decreet als een eerste stap. Nu moet er ook werk gemaakt worden van een campagne om de lokale besturen te informeren over de mogelijkheden, de toegang tot de KBO, de uitbouw van een centrale databank en de praktische aanpak.
Tot slot, de inwerkingtreding van het ontwerp van decreet is afhankelijk van de wijzigingen aan drie koninklijke besluiten (KB’s) van 24 september 2006. Hopelijk wordt dit snel aangepakt en kan er snel geschakeld worden voor dit decreet. Zo kan Vlaanderen ook een voorbeeld zijn voor de andere gewesten. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
De heer Buysse heeft het woord.
Elke stap naar administratieve vereenvoudiging is natuurlijk een lovenswaardig initiatief te noemen, ook in dit dossier waar aan de wetgeving van de ambulante handel gesleuteld wordt. In wat hier voorligt, zien we zelf ook een aantal praktische voordelen, zeker wat betreft de controle door marktleiders of aangestelden van lokale besturen, echter in de veronderstelling dat de uitrol van dit decreet samenloopt met het aangekondigde digitaliseringsproject. Want dit is toch wel een voorwaarde die door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gesteld wordt om het hele opzet te laten lukken.
We delen echter ook een aantal andere bekommernissen van de VVSG en van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), bijvoorbeeld over het feit – dat is al aangekaart door collega’s – dat ook de gewone consument de zo groot mogelijke zekerheid moet hebben dat hij te maken heeft met een ambulante handelaar of kermisuitbater die in regel is en dat die dus ook effectief geïdentificeerd kan worden. Met het wegvallen van de leurderskaart valt immers dit middel weg. In de commissie heb ik een oplossing hiervoor gevraagd, maar die kreeg ik toen niet.
Ook een aantal andere bezorgdheden die aangekaart werden door de SERV en de VVSG werden in onze ogen niet volledig weggenomen door de uitleg van de minister in de commissie. Om die redenen nemen we liever een afwachtende houding aan. We zullen ons straks onthouden.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik wil even ingaan op de bezorgdheden rond de bescherming van de consument die ook geuit zijn in de commissie. U weet dat de bescherming van de consument inderdaad in eerste instantie een federale aangelegenheid is, maar de lokale besturen hebben natuurlijk nog een aantal instrumenten waarmee ze toch wat controles kunnen doen. Het is effectief wel zo dat in het kader van de administratieve vereenvoudiging, die natuurlijk deel en voorwerp is van heel deze aanpassing, de moraliteitsvoorwaarden die vereist zijn, verdwijnen. Dat neemt niet weg dat daar nog altijd controle op kan zijn inderdaad door de bevoegde diensten. Maar de lokale besturen hebben nog altijd een specifieke controle, handhavingsmogelijkheden op het lokale niveau. Daar kan zeker ook nog naar verwezen worden wat dat betreft. Ik deel de zorg, maar een specifieke context van de bescherming van de consument is natuurlijk een federale bevoegdheid.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, u geeft een antwoord, maar u verduidelijkt niet hoe de consument heel concreet kan weten of iemand die aan de deur staat bonafide is of niet. Hoe moet ik mij dat concreet voorstellen? Hoe gaat dat dan gebeuren? Moet hij het lokale bestuur contacteren? Die leurderskaart was een heel concreet, misschien niet altijd sluitend, maar bruikbaar mechanisme, en ik zie niet wat het alternatief is dat voor de consument toepasbaar, bruikbaar en snel raadpleegbaar is. Ik zou daarop toch graag een heel concreet antwoord van u willen krijgen: hoe werkt dat, als er een verkoper aan je deur staat, hoe kun je dan als consument weten of die bonafide is, ja of nee?
Minister Brouns heeft het woord.
Dat is een goeie vraag.
U hebt het decreet geschreven.
Jaja, het is een goeie vraag, maar ik zei dat de specifieke bescherming van de consument een federale aangelegenheid is. De lokale besturen hebben natuurlijk een soort van poortwachtersfunctie, waardoor ze alles en iedereen die zich op hun grondgebied meldt kunnen controleren. We hebben daar specifieke platformen voor, in de mate dat personen zich aanmelden. Maar ik denk dat u verwijst naar personen die malafide intenties hebben, en dat zijn natuurlijk degenen die zich niet melden. In de praktijk gebeurt het dan vaak dat zij worden opgemerkt door burgers en dat het aan de politie wordt gemeld, maar een specifieke meldingsplicht? Op het niveau van de lokale besturen is het zo dat als iemand correct bij de Kruispuntbank van Ondernemingen is ingeschreven, men dat op het niveau van de gemeente kan verifiëren. Maar hetgeen waar u naar verwijst, dat zijn mensen met slechte intenties. Die zullen altijd mogelijkheden hebben. In alle eerlijkheid: om de mazen van het net helemaal te dichten, dat is natuurlijk een uitdaging.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Mijn excuses, minister, maar de mazen van het net zijn niet sluitbaar en u maakt de mazen groter! De leurderskaart was niet sluitend, maar het was wel een manier om het te testen. U zegt: “Ze waren niet sluitend, dus we schaffen ze af.” U zegt dat lokale besturen de verkopers, als ze zich melden, kunnen controleren in de Kruispuntbank. Maar dat lost het probleem van de consument niet op.
Mijn vraag is dus heel simpel: als dit ontwerp van decreet geen antwoord biedt op dat probleem, dan is er toch een probleem met dat ontwerp van decreet? U zegt dat de bescherming van de consument een federale bevoegdheid is. Daar ben ik het mee eens. Maar u schaft de leurderskaart af, en u hebt geen alternatief om ervoor te zorgen dat de consument die geconfronteerd wordt met een verkoper, instant kan checken of hij bonafide of malafide is. Als u daar geen alternatief voor hebt, dan snap ik niet waarom dat niet opgenomen is in dat ontwerp van decreet, waarom niemand daarnaar gekeken heeft. Het is toch raar dat dat u hier plots overvalt, en dat u zegt: “Ha, ja, een terechte vraag.” Oprecht, laat ons daarnaar kijken. Misschien kan het ontwerp van decreet nog ingetrokken worden en herbekeken worden, maar ik vind dat echt belangrijk. Heel concreet: stel dat er iets gebeurt met een malafide verkoper na invoering van dit ontwerp van decreet. Wilt u de politieke verantwoordelijkheid dragen en zeggen: “Vroeger was er een leurderskaart, we hebben die afgeschaft, en een consument kan niet meer controleren of iemand bonafide is.”? Dat willen we toch niet geweten hebben? Ik denk dat dit, in het belang van goede decreetgeving en de bescherming van de consument, toch een belangrijk punt is.
Als u geen antwoord kunt geven, dan stel ik voor dat we het ontwerp van decreet herbekijken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik begrijp de bezorgdheid natuurlijk, maar zelfs als er een leurderskaart is, is dat vaak ook niet hét bewijs van 100 procent correctheid en betrouwbaarheid van die specifieke verkoper. Spontaan zijn er wel manieren om bijvoorbeeld vragen te stellen: “Vanwaar bent u? Wat verkoopt u? Hebt u een website die u kunt tonen?” We zijn toch in 2023, we kunnen die vragen stellen.
Ik denk dat dat u niet kan weerhouden om het ontwerp van decreet, dat toch een vereenvoudiging is, ook voor de verkopers die dat nog doen, door te voeren. Maar goed, als dat een blijvende bezorgdheid is, dan is het jammer dat uw steun aan dit ontwerp van decreet daardoor in het water valt.
De heer Buysse heeft het woord.
Minister, u doet alsof u dat vandaag een interessante vraag vindt, maar de vraag is heel concreet gesteld in de commissie. Ik heb er toen ook op gewezen. Het gaat effectief over – bij wijze van spreken – mijn gepensioneerde moeder die iemand aan de deur krijgt om iets te verkopen. Hoe kan zij nog weten of de persoon die voor haar staat bonafide is of niet? Ik heb toen gesuggereerd om in elke gemeente een infonummer te installeren waar men naar kan bellen. Waar men kan zeggen: “Die persoon staat hier”, en waar men kan antwoorden: “Dat is correct, met die man kunt u zakendoen.” Er moeten toch een aantal zaken mogelijk zijn om dat probleem op te lossen?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, het is heel duidelijk dat we in andere, digitale, tijden leven, waarin kaarten heel gemakkelijk nagemaakt worden. Als iemand een kaart toont, is men niet zeker dat die persoon bonafide is. Als er twijfels zijn over mensen die aan de deur komen, dat ze twijfelachtig of malafide zijn, dan moet het lokale bestuur inzetten op sensibilisering zodat de mensen onmiddellijk de politie waarschuwen zodat die kan verifiëren en ingrijpen. Dat is de manier waarop we nu moeten werken. Het is ook zo dat mensen die zich aanmelden, dat met malafide middelen proberen te verdoezelen. Ze zullen allerlei truken van de foor uitproberen om bonafide over te komen. Als er twijfel is, ligt er een belangrijke taak bij de lokale besturen om de burgers te informeren. Als er twijfel is – en dat gebeurt, dat weet iedereen, buurtinformatienetwerken zijn daarmee bezig –, zijn er zeker en vast tools voorhanden om in te grijpen. Het zal niet van de leurderskaart afhangen om daartegen op te treden.
Vraagt nog iemand het woord?
Voorzitter, er is nog een taak ...
Ik heb u niet het woord gegeven.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Onze fractie is zeer enthousiast, voorzitter.
Ik denk dat ik weet wat de heer Vandenhove ging zeggen. Er komt nog een taak bij voor de lokale besturen. Onder het mom van vertrouwen worden er opnieuw taken doorgestuurd naar de lokale besturen. Ik vind vooral – uw antwoorden stellen mij niet gerust, minister – dat zowel de consument als de bonafide verkoper hierdoor slechter af zal zijn. De bonafide verkoper had een manier om te tonen dat hij bonafide was. Ik vind het zeer vreemd dat de partijen die de eerste zijn om vanuit gezond of ongezond wantrouwen naar de samenleving te kijken, nu plots zeggen dat men mensen moet kunnen vertrouwen op hun woord. Ik vind dat – en mijn gevoel vanuit de commissie wordt hier alleen maar bevestigd – in een vereenvoudiging – waar ik gerust wil naar luisteren – de consument en de bonafide verkoper hiermee slechter af zijn. Dat vind ik zeer jammer. Ik hoop dat we binnenkort niet geconfronteerd worden met de pijnlijke gevolgen daarvan.
Voorzitter, mijn fractie is nog meer dan voor de bespreking overtuigd van haar overtuiging.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijn collega heeft dat perfect gezegd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1545/3)
– Artikel 1 tot en met 11 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.