Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Verzoek tot raadpleging van de Raad van State
Ik wil bij motie van orde het woord vragen. Ik denk dat dat voor de bespreking moet worden gevraagd.
Dan mag u dat.
Met artikel 96 van dit decreet wordt artikel 514 van het decreet over het lokaal bestuur gewijzigd. Dat is een decreet dat onder andere gaat over de voorwaarde om zorg te mogen privatiseren via de oprichting van een private woonzorgvereniging.
U bent nu al over de inhoud bezig.
Ik kom tot mijn concrete vraag. De noodzaak om over te gaan tot privatisering van zorg zoals van openbare woonzorgcentra (wzc’s) zal niet langer moeten worden aangetoond.
Via het artikel 96 wordt er een belangrijke drempel weggenomen tegen ondoordachte privatiseringen van publieke zorg. Maar dit voorstel van decreetswijziging lijkt ons niet alleen onwenselijk maar het lijkt ook niet conform te zijn met artikel 60, §6, van de OCMW-wet van 8 juli 1976. Dat artikel stelt dat waar de noodzakelijkheid zich voordoet, het OCMW diensten opricht met sociaal, curatief of preventief karakter, ze uitbreidt en ze beheert. Maar het afstoten of het privatiseren kan dus ook enkel als er geen noodzaak meer is op basis van de regel die in dit voorstel van decreetswijziging wordt geschrapt. Het lijkt ons dus niet wenselijk dat dit decreet juridische conflicten veroorzaakt, en daarom hebben we een amendement ingediend met Groen en Vooruit dat ervoor zorgt dat het artikel 514 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur niet gewijzigd wordt. Het lijkt me dan ook opportuun om na te gaan of de decreetswijziging de toets van de Grondwet doorstaat en vragen daarom, conform artikel 72, punt 2, van het reglement, bij mondeling verzoek een beredeneerd advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over dit amendement op dit voorstel van decreetswijziging.
Dames en heren, ingevolge het verzoek van collega Vandecasteele tot raadpleging van de Raad van State wordt de beraadslaging momenteel geschorst en ga ik na of het verzoek gesteund wordt door ten minste een derde van de Vlaamse volksvertegenwoordigers, zijnde 42.
Collega’s, we beginnen met de stemming. We gebruiken hiervoor de stemtoepassing. De Vlaamse volksvertegenwoordigers die het verzoek steunen, drukken op de groene knop. De anderen drukken ofwel op de rode knop ofwel op de onthoudingsknop.
Stemming nr. 1
Het verzoek tot raadpleging van de Raad van State wordt gesteund door 27 parlementsleden. Dat is dus minder dan 42 en minder dan een derde van de Vlaamse volksvertegenwoordigers. Dientengevolge is het verzoek tot raadpleging van de Raad van State afgewezen.
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij dat we deze bespreking toch ten gronde kunnen voeren.
Collega’s, het ontwerp van decreet dat voorligt bevat heel wat wijzigingen. Ik zal absoluut niet ingaan op al die wijzigingen, want dan vrees ik dat sommige mensen niet meer op tijd in Brugge geraken. Dat wil ik hen niet aandoen. Ik zal zelf stilstaan bij een viertal puntjes uit dit ontwerp van decreet en waarom – ik zal meteen de verrassing wegnemen – wij het met onze fractie gaan goedkeuren.
Een eerste puntje is dat we met dit ontwerp van decreet zorgen voor een vereenvoudiging bij fusies. We maken het mogelijk dat wanneer een stad fusioneert met enkele andere gemeenten en meteen de drempel van 100.000 inwoners overstijgt, zij in één beweging ook districten zou kunnen invoeren. Het is een goede zaak dat je daar niet nog eens zes jaar tussen laat gaan, dat je dat op die manier in één beweging kunt doen en dat we, als men ervoor kiest om een fusie te laten samengaan met een vorm van decentralisatie richting districten, dat in één beweging doen. Dat is al een eerste goede aanpassing die we in dit ontwerp van decreet doen.
Een tweede belangrijke vernieuwing die we in dit ontwerp van decreet doorvoeren, is een vereenvoudiging bij een belangrijk inspraakinstrument voor burgers, het referendum, de volksraadpleging, waar het soms een uitdaging is voor diegenen die er gebruik van willen maken om voldoende handtekeningen te verzamelen. Dat wordt nu met dit decreet gedigitaliseerd. Het zal ook veel eenvoudiger zijn om van dat instrument gebruik te maken, wat wij als Open Vld alleen maar toejuichen. We zijn altijd fel believer geweest van meer inspraak voor burgers, ook rechtstreekse inspraak via een volksraadpleging. Elke vereenvoudiging die we daarin kunnen doorvoeren, zodat het instrument meer gebruikt gaat worden, juichen we toe.
Drie, dit ontwerp van decreet zal ook de positie van het personeel versterken. Zeker bij terbeschikkingstelling en overdracht worden er wijzigingen doorgevoerd waardoor het decreet in overeenstemming komt ook met Europese richtlijnen. Dat is naar personeel toe ook een belangrijke vernieuwing in dit ontwerp van decreet.
Ten vierde versterken we ook de lokale zorg. We zorgen ervoor dat we toch wat meer zekerheid geven wanneer men ervoor kiest om bijvoorbeeld voor een woonzorgcentrum samen te werken met een vzw op het grondgebied van de eigen gemeente of in de buurt. Dat debat hebben we al meerdere keren gevoerd, ook nog naar aanleiding van het Regiodecreet een tweetal weken terug. Ik ga het debat niet helemaal opnieuw voeren. Ik denk dat de posities bekend zijn, maar wat ons betreft is de aanpassing waar collega Vandecasteele ook naar verwees wel een goede aanpassing, namelijk dat we de drempel van ‘je moet de noodzaak aantonen’ verlagen naar ‘je moet de meerwaarde aantonen’.
Ik weet dat sommige linkse partijen dat zien als een rode lap op een stier. Voor hen is er maar één goed rustoord: het OCMW-rustoord. Al de rest is duidelijk niet goed. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Ik denk dat er heel veel rustoorden in Vlaanderen zijn die niet uitgebaat worden door OCMW’s en niet door openbare besturen en die wel degelijk kwaliteit bieden, die dat wel degelijk aan een betaalbare prijs doen en waar het goed vertoeven is. Als je enkel kijkt naar OCMW -rustoorden als zijnde de enige goede, dan ga je natuurlijk voorbij aan het feit dat die uitgebaat worden op kosten van belastingbetalers en dat die ook, zoals de hele sector, dieper in hun geldbeugel gaan moeten tasten om de verliezen op te vangen. Want daar gaat men dan toch nog al eens licht aan voorbij: als zo’n OCMW -rusthuis verliezen boekt, moet iemand die betalen. Op het einde van de rit is het de lokale belastingbetaler die dat betaalt.
Daarom is het goed dat we steden en gemeenten ook met dit ontwerp van decreet de kans geven om naar een oplossing te gaan, om te kiezen voor samenwerking. We geloven echt wel in samenwerking, zeker in een sector die kampt met de uitdagingen waar die vandaag mee kampt, die in de zorg heel groot zijn. We hebben het in het parlement hier ook al verschillende keren gehad over die uitdagingen: personeelstekorten, maar ook richting zorgverlening waarbij hun uitdaging bestaat in hoe we onze ouderen een kwalitatieve en betaalbare zorgverlening garanderen zonder dat we natuurlijk de belastingbetaler onnodig op hoge kosten jagen of zonder dat we naar rustoorden moeten gaan die eigenlijk praktisch onleefbaar zijn, waar de kwaliteit van de leefbaarheid onder lijdt.
Men is in die sector tal van oplossingen aan het zoeken om naar een kleinschalige zorgverlening te gaan, op een grotere schaal gestructureerd, maar wel degelijk met de kwaliteitsverlening en ook tegen een betaalbare prijs. Maar om dat te kunnen doen, kiest men in de sector steeds meer voor samenwerking. En met dit ontwerp van decreet geven we lokale besturen de kans om volop voor die samenwerking te gaan.
Wat ons betreft, is het de enige manier om een kwaliteitsvolle ouderenzorg te kunnen blijven garanderen en ervoor te zorgen dat die ook betaalbaar blijft, zowel voor de gebruiker als voor de belastingbetaler. Daarom zullen wij dit ontwerp van decreet met volle overtuiging goedkeuren. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
Collega’s, we hebben het bij het decreet van regiovorming inderdaad al gehad over de privatisering van de zorg. Dat was toen al opmerkelijk, want toen ging het vooral vanuit de oppositiehoek daarover, de tussenkomsten vanuit de meerderheid gingen daar niet over. Dat was een eerste stap. Het is een verkapte manier om dat langzaam maar zeker door te voeren. We hebben het twee weken geleden aangekaart en vandaag weer.
We blijven dat een slecht idee vinden. Waarom vinden we dat een slecht idee? De openbare zorg heeft een heel belangrijke rol in onze samenleving. De openbare zorg zorgt ervoor dat de prijzen betaalbaar blijven, zowel in de instellingen zelf als in de ruime omgeving. Dat hebben we geleerd in die hoorzitting.
Wat hebben we nog geleerd in die hoorzitting? Dat er minder problemen zijn met kwaliteit bij de instellingen die in handen zijn van de publieke overheid. Dat is dus weer een argument om het dan toch maar zo goed mogelijk zelf in handen te nemen. En als dan blijkt dat daar kosten aan zijn voor de belastingbetaler, dan is dat inderdaad zo. Maar openbare zorg en betaalbare zorg zijn toch een basistaak, een basiszorg van een overheid die het goed voorheeft met haar inwoners?
Het is dus niet onze keuze om dat dan allemaal door te schuiven naar de private sector waar er aandeelhouders rijker van moeten worden. Wij staan voor een zorglandschap waarin ook die publieke sector een heel belangrijke poot is. Elke keer opnieuw wanneer er stappen worden gezet om de deur richting privatisering open te zetten, zullen wij proberen die weer dicht te doen.
Daarom ook zullen wij tegenstemmen bij dit ontwerp van decreet, want dit is weer zo’n stapje. Als de lokale overheden die publieke zorg willen afstoten omdat ze in financiële moeilijkheden komen, is er een probleem bij de financiering van de lokale overheden, dan ligt het probleem niet bij die openbare zorg, want die is nu eenmaal beter en betaalbaarder dan de private zorg. (Applaus bij Groen en van Maxim Veys en Lise Vandecasteele)
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit ontwerp van decreet is een verzameldecreet dat een vrij breed palet aan nieuwe voorstellen bevat op basis van het decreet Lokaal Bestuur dat in de vorige legislatuur werd goedgekeurd.
Collega’s, met het merendeel van de voorstellen tot wijziging van het decreet Lokaal Bestuur kunnen wij bij Vooruit akkoord gaan. Ik heb het dan over de eedaflegging van de schepenen en raadsleden in handen van de voorzitter van de gemeenteraad, een motie van wantrouwen tegen de voorzitter van de gemeenteraad, ook dat de rangorde van de schepenen tijdens de legislatuur kan worden gewijzigd, dat er bij een opengevallen schepenmandaat op basis van de lokale autonomie voor kan worden gekozen om die niet verder in te vullen. Wat voor ons ook belangrijk is, is de digitalisering van de volksraadpleging, althans wat betreft de initiatieffase. Voor ons mag dit nog een stuk verder gaan, zodat de volksraadpleging volledig gedigitaliseerd kan worden opgevat.
Maar er zijn natuurlijk toch zaken, collega’s, waarover we bedenkingen hebben of waar we ons zorgen over maken.
Wat betreft de overdracht van personeel, wordt in dit ontwerp van decreet bepaald wat de voorwaarden zijn waaronder personeelsoverdracht mogelijk is. Er wordt rekening gehouden met de Europese richtlijn betreffende het behoud van rechten van werknemers bij de overgang van ondernemingen of vestigingen. Die Europese richtlijn zegt dat die rechten minimum voor een jaar moeten worden meegenomen. Wat Vooruit betreft, mag dat een stuk verder gaan.
We vragen voor de personeelsoverdracht ook aandacht voor de nodige transparantie en de democratische controle vanuit de gemeenteraad en de OCMW-raad, zodanig dat gemeente- en OCMW-raadsleden door de bomen het bos blijven zien en zodat er geen verdere wirwar ontstaat van administraties waar de OCMW-raadsleden minder vat of zicht op hebben.
Over de gelijktijdige districtsvorming waar, denk ik, ook collega Ongena over tussenkwam, zijn toch wel een aantal vragen te stellen, collega’s, wat betreft het functioneren van districten. Zit de bevoegdheidsverdeling tussen het stedelijk bestuur en de districten juist? Voelen districtsbesturen en raadsleden zich voldoende slagkrachtig? Studies tonen aan dat de invoering van districten in de praktijk de slagkracht en toegankelijkheid voor de burger niet noodzakelijk ten goede komen. Er zijn studies gebeurd vanuit de universiteit van Tilburg, met aanbevelingen. Daar werd tot op heden niet mee aan de slag gegaan. Dat lijkt ons niet logisch. Het had ons beter geleken mocht de efficiëntie van districten eerst worden onderzocht, vooraleer die districtswerking verder wordt uitgerold naar aanleiding van fusies van gemeenten.
Dan in het kader van de verzelfstandiging en de samenwerking: collega’s, daar gaat ons amendement over dat we hebben ingediend met de collega’s van Groen en de PVDA. De aanpassing die nu gebeurt in het ontwerp van decreet zegt dat de meerwaarde moet worden aangetoond voor samenwerking met private partner of partners, in plaats van de noodzaak. Vroeger stond in het OCMW-decreet, en later in het decreet Lokaal Bestuur, dat de noodzaak moest worden aangetoond om een private partner aan te trekken. Vooruit deelt de bezorgdheid dat dit opnieuw een stukje een opening is naar privatisering, en in het slechtste geval naar commercialisering van de sector.
Daar gaat ons amendement over, collega’s. Misschien kunnen we dat nog even toelichten, ook al had collega Vandecasteele, die de hoogdringendheid had gevraagd, er ook al enige toelichting bij gegeven. Het gaat erover om artikel 96 te schrappen, zodanig dat in het ontwerp van decreet de noodzaak wordt behouden, zoals het er nu staat. Ons stemgedrag, collega’s, zal daarvan afhangen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil nog eens duidelijk reageren op de mensen van de meerderheid die zeggen dat het enkel over een samenwerking gaat met de private spelers en dat het allemaal niet zo heel erg is, want dat heel veel private spelers in Vlaanderen ook goede zorg bieden. Ik ben er volledig van overtuigd dat er heel veel private non-profitspelers in Vlaanderen zijn die zeer goede zorg bieden. Maar het ontwerp van decreet gaat veel verder dan samenwerking. Laat dat heel duidelijk zijn. Het gaat over privatiseren van bijvoorbeeld publieke woonzorgcentra. De publieke woonzorgcentra worden ondergebracht in een private woonzorgvereniging, waarbij private partners mee deel uitmaken van het bestuur. Heel die vereniging gaat privaatrechtelijk. Bovendien zien we in het bestuur vandaag dat in alle woonzorgverenigingen de politici, de bestuursleden, een minderheidsaandeel hebben. Ze hebben dus minder te zeggen en ze hebben minder stemmen in het bestuur van die woonzorgcentra. Het gaat wel degelijk over een privatisering en niet louter over een samenwerking met private partners.
Wat zijn de gevolgen daarvan? Vandaag hebben we in Vlaanderen een deel publiek een deel privaat non-profit en profit. Dat wordt met dit ontwerp van decreet helemaal veranderd.
De Vlaamse Regering duwt heel sterk richting die private woonzorgverenigingen, en daarmee gaat men de structuur, de uitbating van die zorg helemaal veranderen. We stellen vandaag gewoon vast dat de publieke woonzorgcentra nog steeds de goedkoopste van alle woonzorgcentra zijn, ook de non-profit en de commerciëlen. Dat komt omdat de publieke woonzorgcentra bestaan om ervoor te zorgen dat iedereen toegang kan hebben tot grondrechten, dat iedereen toegang kan hebben tot betaalbare zorg. Daardoor zijn zij in heel de geschiedenis tot en met vandaag de goedkoopste woonzorgcentra in Vlaanderen. Er wordt op geen enkel moment nagegaan wat het gevolg zal zijn als er steeds meer openbare woonzorgcentra zullen worden geprivatiseerd.
Tegelijkertijd wordt de deur opengezet voor commercie. Daaraan gaat men hier volledig voorbij. We hebben het al tien keer benadrukt: er zijn steeds meer vzw’s die vermommingen zijn, die onder een commerciële instelling zitten. Orpea werkt met woonzorgcentra die bijna allemaal een vzw-statuut hebben, maar wel onder Orpea moeten handelen en worden leeggemolken via hoge huurgelden aan vennootschappen van Orpea zelf. Dat zijn dus vermommingen. 10 procent van de woonzorgcentra zijn dergelijke vzw’s, die zich op dit moment perfect kunnen inkopen in die privaatrechtelijke woonzorgverenigingen. Daarvan zien we vandaag de gevolgen. Ik hoor dan vragen wie al de verliezen van de publieke zorg gaat betalen. We zien vandaag heel duidelijk wie de verliezen van de commerciële sector betaalt. In Frankrijk is Orpea België vandaag failliet verklaard. Wie mag die gaan redden? De belastingbetaler. Niet de CEO die Orpea heeft opgericht. Die is ondertussen multimiljonair en woont in Brussel. Die kan er zich niks van aantrekken. Die is ondertussen rijk geworden op kosten van de ouderen. De belastingbetaler in Frankrijk mag vandaag opdraaien voor de commercie, die winst wil maken op zorg, maar zulke organisaties failliet laat gaan.
Bovendien, wie betaalt de winsten van die commerciële bedrijven? Dat zijn de bewoners, die 200 euro per maand meer betalen voor hun kamer dan bewoners in publieke woonzorgcentra. Ik vind het bijzonder jammer dat men de sterke publieke zorg die hier in Vlaanderen aanwezig is, niet gaat versterken. Het is immers niet zo dat jullie de publieke zorg versterken. We hebben een hoorzitting gehad. Hetgeen de publieke zorg vraagt, is helemaal geen privatisering. Zij vragen een versterking. Zij vragen bijvoorbeeld dat zij net als de private spelers aanspraak zouden kunnen maken op de taxshift. Dat gebeurt niet. Wat wel gebeurt, is dat ze worden gedwongen te privatiseren om uit de kosten te kunnen raken. Ik denk dat dat een domme beslissing is en een groot gevolg zal hebben voor de prijs en de kwaliteit van de zorg in Vlaanderen.
Daarnaast was er nog een belangrijke opmerking over het behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden. Nu staat gespecifieerd dat dat voor minstens een jaar is. Minister, dat wekt dat indruk dat de woonzorgcentra de loon- en arbeidsvoorwaarden slechts voor een jaar moeten garanderen en daarna niet meer. U zegt dat Europa dat anders bepaalt. Men zou in het ontwerp van decreet ook moeten vastleggen dat die loon- en arbeidsvoorwaarden gedurende de hele duur van de tewerkstelling behouden kunnen blijven, en niet enkel voor een jaar. Het is bijzonder jammer dat men in dezen afbreuk doet aan de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel, dat zich keihard inzet voor de zorg voor onze ouderen.
Wij zullen dit ontwerp van decreet dus zeker niet steunen. Wij zullen tegenstemmen, omdat wij denken dat een sterke publieke zorgsector belangrijk is om een goede en betaalbare zorg voor al onze ouderen te kunnen garanderen. (Applaus bij de PVDA en Groen)
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, dit ontwerp met wijzigingen binnen het decreet Lokaal Bestuur bevat een honderdtal artikelen. Een groot deel daarvan bevat eigenlijk technische correcties en verduidelijkingen. Zoals meerdere collega’s al meegaven, bevat het ontwerp dat hier nu voorligt, toch ook heel wat interessante vernieuwingen, aanpassingen die voor de lokale besturen een tegemoetkoming zijn qua efficiënter werken.
Net als de vorige sprekers ga ik er heel kort een aantal voorbeelden uit halen die opvielen. Ik ga één keer in herhaling vallen. Collega Ongena had het er ook al over, net als collega De Loor. Ik denk dat het wegnemen van de hinderpaal als het gaat over het oprichten van districtsraden wel kan helpen bij de oefeningen die we hier tijdens deze legislatuur maken.
We werken aan schaalvergroting, regiovorming. Fusies tussen gemeenten worden door deze Vlaamse Regering duidelijk gepromoot, en ik denk dan ook dat het opheffen van de hinderpaal van het niet oprichten van districtsraden als je aan dat inwonerstal van honderdduizend geraakt of daarover gaat, een heel goede zaak is. Het gaat niet alleen over fusies tussen kleinere gemeenten, maar ook over grotere agglomeraties en steden. In dat geval zal de optie van districtsraden misschien een bonus zijn om tot gesprekken en eventueel fusies te komen.
Een tweede zaak die ik even wil aanhalen, is dat dit ontwerp van decreet de lokale besturen de mogelijkheid geeft om een adequaat debiteurenbeleid op te zetten. En dan gaat het vooral over centralisatie van invorderingen over de diensten heen. Ik denk dat dat een heel belangrijk instrument kan zijn als je lokaal aan armoedemonitoring en de daaropvolgende armoedebestrijding doet. En ik denk dat een heel mooi gegeven is in alles wat armoedebestrijding op lokaal gebied kan betekenen.
Een derde zaak waar ik even bij wou stilstaan, is de conformering aan de wetgeving rond gegevensbescherming: algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De databank voor leidinggevenden en mandatarissen wordt verder uitgewerkt, maar er wordt duidelijk vastgelegd wat er in die databank kan komen, welke gegevens verwerkt worden, hoelang die worden bijgehouden en wat de doelstelling is van het opvragen en bewaren van die gegevens, wat ook heel belangrijk is als het gaat over gegevensbescherming.
Wat betreft het hele gebeuren rond de woonzorgcentra: ik ga daar niet meer verder over uitweiden. Deze discussie is ten gronde gevoerd, en meerdere keren, tijdens de werking van onze commissie Binnenlands Bestuur. Collega’s hebben er al naar verwezen, ook collega Ongena heeft daar al een meer dan behoorlijke duiding bij gegeven. De tegenstellingen met de linkerzijde zullen blijven bestaan, maar vanuit onze fractie menen wij dat dit wel degelijk een vooruitgang zal zijn, in die mate dat besturen die het moeilijk hebben om zelf in financiering van die woonzorgcentra te voorzien, hiermee een middel krijgen om niet alleen die infrastructuur verder uit te bouwen, maar ook te onderhouden en het personeel te geven waar het recht op heeft. Dus ook vanuit onze fractie is er alle steun voor dat artikel.
Collega’s, er staan vooral praktische artikelen in dit ontwerp van decreet, die het gesmeerd lopen van een gemeenteraad ten goede zullen komen. Niet alleen in periodes en legislaturen waar het allemaal normaal gaat, maar vooral in legislaturen en ploegen waar er zich gedurende die zes jaar hommeles voordoet. Meer autonomie voor lokale besturen, meer mogelijkheden voor lokaal maatwerk en meer ratio en efficiëntie, daarvoor wordt dit ontwerp van decreet hier aan ons ter stemming voorgelegd. Het belang van sterke lokale besturen kunnen we nauwelijks nog onderschatten door wat we de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Een versterking daarvan is dus een must. En het zal u dan ook niet verbazen dat wij vanuit de N-VA-fractie dit ontwerp van decreet straks volmondig zullen steunen. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Buysse heeft het woord.
Het is al gezegd: dit ontwerp van decreet bevat heel veel verschillende zaken. De opsomming zou ons inderdaad veel te ver leiden en we mogen er ook van uitgaan dat van die meer dan honderd artikelen het grote merendeel ongetwijfeld unisono goedgekeurd zal worden. Een aantal zaken zullen we als fractie zelfs met enthousiasme goedkeuren. Ik verwijs naar – het is al aangehaald door andere collega’s – het digitaliseren van de initiatieffase voor volksraadpleging, maar zeker ook naar het invoeren van de clausule waarbij het gebruik van het Nederlands als voorwaarde wordt opgenomen in de subsidiereglementen.
In de commissie en dus ook, zoals te verwachten, vandaag, was er veel te doen over de aanpassing van de bepalingen waarbij in dossiers tot oprichting van woonzorgcentra de samenwerking met de private non-profitpartners niet langer moet worden afgetoetst aan de noodzaak, maar enkel de meerwaarde moet worden aangetoond. Indien men het verzekeren van de zorg en het belang van de patiënt als criterium neemt, dan lijkt deze aanpassing ons toch een stap in de goede richting te zijn. Maar zoals tijdens de hoorzittingen al bleek, mogen we niet naïef zijn en moeten we ons behoeden voor eventueel misbruik van het systeem waarbij de private vzw’s waarmee men denkt samen te werken, eerder verenigen mét winstbejag blijken te zijn en waar niet de gezondheid van de patiënt, maar wel de portemonnee van de aandeelhouder het belangrijkste is.
Ook zijn we gevoelig voor het argument van de verminderde transparantie en de democratische controle. Dit zijn allemaal zaken waar de lokale publieke overheden en hun vertegenwoordigers rekening mee moeten houden wanneer zij een samenwerking met private spelers overwegen. Dit zowel om zeker te zijn dat het belastinggeld besteed wordt aan het juiste doel, en ook zodat er geen reden kan zijn voor sociale onrust door eventueel gewijzigde arbeidsomstandigheden.
Er is nu reeds ondersteuning vanuit het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) bij de voorbereiding van een dergelijke samenwerking met non-profitactoren. Maar ik was in de commissie tevreden dat de minister zich in zijn antwoord op onze vraag bereid toonde om met ABB na te kijken hoe die ondersteuning nog verder op punt kan worden gesteld. Bij onderhandelingen blijkt immers dat de private partner qua juridische en financiële expertise meestal over een hele batterij aan specialisten beschikt, waardoor zij dus veel beter kunnen inschatten wat de lasten, maar ook wat de lusten zijn van een samenwerking. De suggestie om een poule van deskundigen te creëren, waarbij lokale besturen advies kunnen inwinnen, leek ons dan ook een zeer waardevol idee om verder uit te zoeken.
Maar in dit ontwerp van decreet staan ook een aantal zaken die we als fractie niet genegen zijn. Meer in het bijzonder dan de twee artikels waarin mogelijk gemaakt wordt dat bij de start van een nieuwe fusiegemeente die meer dan honderdduizend inwoners zou tellen, onmiddellijk ook districten kunnen worden ingevoerd. Een aantal gemeenten houdt blijkbaar nog de boot af om te fuseren met een grote stad of een centrumstad en zou zich enkel willen engageren indien de fusie onmiddellijk gekoppeld wordt aan de opstart van een districtswerking. Dus als ik het goed begrepen heb, wil men enerzijds een groter geheel maken om de bestuurskracht te verhogen, maar tegelijkertijd wil men terug een aantal domeinen naar beneden schalen. Dit heeft dan ook nog tot het gevolg dat het nieuwe niveau bevolkt zal worden met nieuwe extra verkozen mandatarissen, dit boven de reeds bestaande extra schepenen die men al als bonus krijgt bij een fusie. Dit lijkt ons op het lijf geschreven van enkele van onze grootsteden die hun fusieoperatie met een kleine buurgemeente enkel maar willen gebruiken om bij de Vlaamse overheid aan de kassa te passeren, en de schuldenberg wat te verkleinen.
Ik ken steden – ik moet niet ver kijken – waar zonder gêne tabelletjes worden getoond op basis waarvan men kijkt welke fusie financieel het meeste zal opbrengen en waar bijna geen woord wordt gerept over de inhoudelijke meerwaarde voor de inwoners. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van de mooie fusiegedachte van sommigen.
Om die reden hebben we dan ook twee amendementen ingediend om de artikels die hierop betrekking hebben te schrappen. En trouwens we staan met ons verzet tegen deze maatregelen niet alleen. In de pers las ik onlangs een interview met een schepen van een centrumstad die momenteel lokaal betrokken is in fusiegesprekken. En die stelde, en ik citeer: “In een fusie hebben districten geen enkele meerwaarde voor de burger, ze dienen enkel als glijmiddel met troostprijzen.”. En verder: “Waarom moeten fusies gestimuleerd worden met het creëren van een batterij aan nieuwe politieke en bestuurlijke niveaus en met bijkomende uitgaven voor politiek en administratief personeel. Fusies zouden net efficiëntie, eenvoud en transparantie als resultaat moeten hebben.”. Wijze woorden en –voor de volledigheid, minister – de citaten komen uit de mond van een schepen uit Hasselt, en die behoort tot uw eigenste Open Vld. Hij heeft zelfs een rechtstreekse band met de partijtop, denk ik. U hebt intern nog wat uit te klaren denk ik dan. Niet alleen met de schepen in kwestie, maar misschien ook zelfs met uw federale premier die onlangs tijdens zijn ronde van Vlaanderen duidelijk maakte persoonlijk geen fan te zijn van fusies. Laat staan dat hij dus zou meegaan in de verplichte fusies waar u van droomt na 2024. Voorzitter, collega’s, onze fractie zal zich straks onthouden bij de eindstemming. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, ‘ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur’: ik denk dat je een opschrift van een ontwerpdecreet niet veel saaier of nietszeggender kunt maken. Maar ik ben blij dat jullie toch nog allemaal zo voltallig hier aanwezig zijn, omdat het een belangrijk ontwerp van decreet is.
De afgelopen jaren hebben we al een aantal aanpassingen gedaan aan de verkiezingen van de bestuursorganen en de werking van de lokale besturen. We hebben met dit ontwerp van decreet een aantal extra vernieuwingen ingebouwd en ook een aantal technische aanpassingen doorgevoerd. En ik wil toch even stilstaan bij een aantal in het oog springende, en voor ons belangrijke aanpassingen.
Het eerste is het feit dat een schepen straks de eed zal afleggen in handen van de voorzitter van de gemeenteraad. Dat klinkt logisch, maar dat was niet zo. In het verleden was dat in handen van de burgemeester. Ik vind het eigenlijk maar normaal dat een schepen die verantwoording moet afleggen aan een gemeenteraad, symbolisch ook daar de eed gaat afleggen. Het toont dat onze gemeenteraad nog altijd het hoogste orgaan is en dat we die ten volle moeten respecteren. We hebben nog wat werk om die op te waarderen, maar daar zullen we de komende maanden verder aan werken in de commissie. Ik denk aan de conceptnota die onze fractie indiende en de visienota van de minister daaromtrent.
Daarnaast, collega’s, zal het mogelijk worden om op eenvoudige manier de rangorde van de schepenen te wijzigen. Zoals we allemaal weten, was het in het verleden zo dat die werd vastgeklikt bij de akte van voordracht of door de volgorde van de stemming bij de afzonderlijke verkiezing van schepenen. Daarbij moest de voorzitter van het bijzonder comité van de sociale dienst altijd als laatste in de rij gaan staan. Dat hoeft nu niet meer. Ik vind dat ook symbolisch belangrijk, want welzijnsbeleid hoeft niet als laatste te staan. Die welzijnsschepenen verdienen ook meer dan automatisch van rechtswege als laatste in de rang te komen. Ook dat is een, misschien symbolische, maar toch belangrijke wijziging.
Daarnaast hebben we in de commissie ook geruime tijd stilgestaan bij de mogelijkheden die worden gecreëerd voor de overdracht van het personeel en de oprichting van een woonzorgcentrum en de toetreding van het OCMW tot woonzorgcentra. Ik denk dat we er niet omheen moeten draaien dat dat gevoelige onderwerpen zijn. Daar zijn vragen rond. Ik had ook vragen, voor alle duidelijkheid. Ik heb er tijdens de commissiebesprekingen ook op gewezen dat het essentieel is dat ook duidelijk en expliciet wordt aangegeven dat na de overdracht van personeelsleden de aard van hun dienstverband, hun graad, hun anciënniteit, hun prestatieregeling, hun salarisschaal, hun rechten en verplichtingen zoals die zijn vastgesteld in het arbeidscontract of bestaande arbeidsbetrekkingen, behouden blijven en ook dat die overdracht geen reden van ontslag kan zijn.
We hebben daarbij vastgeklikt dat personeelsleden voor minstens een jaar hun rechtspositieregeling behouden. Ook daarbij had ik mijn vragen. Tijdens de hoorzittingen waren er ook vragen, omdat er verschillen waren met cao 32 bis, de cao die van toepassing is op personeelsleden van de private sector. Ik vind het heel belangrijk dat de minister op mijn vraag heeft bevestigd dat we met dit ontwerp van decreet en met die bepaling eigenlijk een hogere bescherming geven aan overgedragen personeelsleden dan dat dat in de private sector, in cao 32 bis, het geval is. We gaan hier dus meer bescherming geven dan de private sector. Dat is bevestigd door de minister. Dat is ook deel van de parlementaire stukken. Ik denk dat dat geen onbelangrijk gegeven is.
Tot slot wil ik nog even stilstaan bij de mogelijkheid om samen te werken met een private partner. Ik ga me niet uitputten om weer heel de discussie te voeren over het feit dat privatisering niet hetzelfde is als commercialisering. Ik weet dat bepaalde partijen dat gewoon op één voet plaatsen. Maar dat is het in geen geval. Privatisering is in dezen eigenlijk ook wel volledig meewerken met het middenveld en het middenveld versterken, en daar sta ik honderd procent achter. Het zijn de gemeenten die de keuze maken. Ofwel doen ze het publiek, ofwel gaan ze verder samenwerken met het middenveld. Ik zie persoonlijk ook in mijn gemeente dat dat gebeurt en dat door die samenwerking de zorg in ons woonzorgcentrum eigenlijk gewoon beter is geworden dan toen we het zelf deden. Maar het is een keuze van de lokale besturen. De lokale besturen krijgen een mogelijkheid. Ze moeten dat niet doen. We hebben er ook volledig vertrouwen in dat zij ten volle en op een weloverwogen manier die keuze zullen maken.
Tot slot was het voor mij ook heel belangrijk dat tijdens die hoorzittingen de welzijnsverenigingen in een presentatie op een slide in grote letters gezegd hebben dat dit ontwerp van decreet een stap vooruit is voor de publieke sector, voor de welzijnssector. Er stond: “Is dit een stap vooruit? Yes. Ja.” Was dat voldoende? Mag het nog meer zijn? Natuurlijk mag dat nog meer zijn, maar ik denk dat dat beleid voeren is: een stap zetten, wetende dat als je die stap zet, het beleid nog niet af is en dat er nog stappen te zetten zijn. Dus ook daar vind ik dat die hoorzittingen wel een belangrijk gegeven waren.
We hebben intense besprekingen hierover gehad in de commissie, we zijn niet over één nacht ijs gegaan. De inzichten die we gekregen hebben uit die hoorzittingen zijn ook niet op een koude steen gevallen. We hebben heel wat bekommernissen gehoord, we hebben een antwoord gehoord van de minister. Die zijn allemaal meegenomen in de parlementaire stukken. We zetten een stap vooruit in de optimalisering van de werking van onze lokale besturen, en vandaar gaan we ook dit ontwerp van decreet heel graag goedkeuren.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik gewoon heel kort repliceren, collega Warnez, op hetgeen u daarnet zei, met name dat er één slide is die zegt dat het een stap in de goede richting is. Maar wat zij heel duidelijk gezegd hebben, is dat deze privatisering niet op hun vraag is, en hen niet vooruithelpt. Dat hebben ze heel duidelijk gezegd. Zij worden daardoor niet versterkt. Zij zeggen: net integendeel, we zijn nu net een publieke woonzorgvereniging geworden sinds een kleine tien jaar, we zijn hierin vooruitgegaan, we hebben de zorg kunnen organiseren, en we denken dat het slecht is om op dit moment die privaatrechtelijke woonzorgverlening te gaan stimuleren. Het is het publieke dat je moet versterken, en niet stimuleren om te privatiseren. Dat hebben zij heel duidelijk gezegd tijdens die hoorzitting. Het signaal dat men in de hoorzitting gaf, was dat dit geen goed idee was.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nrs. 1445/6 en 1445/6-Erratum)
– Artikel 1 tot en met 69 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen tot schrapping van artikel 70 en 71. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1445/7)
De stemmingen over de artikelen worden aangehouden.
– Artikel 72 tot en met 95 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 96. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1445/8)
De stemming over het artikel wordt aangehouden.
– Artikel 97 tot en met 110 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.