Report plenary meeting
Report
Benoeming van de leden van de raad van bestuur en selectie van vier opvolgers
Dames en heren, aan de orde is de benoeming van de leden van de raad van bestuur van het Vlaams Mensenrechteninstituut en de selectie van vier opvolgers.
De heer Kris Van Dijck, voorzitter van de Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering, heeft het woord voor een toelichting bij de gevolgde procedure.
Collega’s, het is net veertien weken geleden dat dit parlement het nieuwe decreet voor een Vlaams Mensenrechteninstituut goedkeurde. In dat decreet werd de belangrijke opdracht weggelegd voor het Vlaams Parlement om tot deze raad van bestuur over te gaan.
Ik citeer letterlijk uit het decreet: “Het Vlaams Parlement organiseert een open kandidatuurstellingsprocedure.” En verder: “De selectieprocedure verloopt op een transparante, onpartijdige en participatieve wijze. De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van hun expertise, ervaring en belangstelling op het gebied van de bescherming en bevordering van mensenrechten, in het bijzonder in de aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest vallen.”
Op 23 november 2022 legde deze plenaire vergadering de opdracht daartoe in de schoot van de Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering. Op 30 november 2022 werd er een open oproep gelanceerd vanuit de diensten van het Vlaams Parlement, breed verspreid in Vlaanderen. Op 6 december 2022, nadat deze plenaire vergadering de opdracht daartoe aan de commissie gaf, is de commissie samengekomen en heeft ze haar werkzaamheden besproken om tot de procedure te komen. Er is afgesproken om een werkgroep samen te stellen, voorgezeten door de voorzitter van de commissie, ikzelf dus, en een lid van elke erkende fractie, met name een werkgroep van zeven mensen. Op 21 december 2022 is deze werkgroep samengekomen en heeft werkafspraken gemaakt, onder meer over de rol van de voorzitter en hoe we hoorzittingen zouden aanvatten. Wij hadden op dat moment geen kijk op kandidatuurstellingen, laat staan op hoeveel. We hebben toen wel de afspraak gemaakt om, wat er ook zou gebeuren, sowieso een 22-tal mensen te selecteren op hoorzittingen, te organiseren in de loop van de maand januari 2023.
De kandidatuurstellingen moesten binnen zijn op 9 januari 2023. We stelden vast dat er op 9 januari 2023 60 kandidaten waren. De werkgroep is de dag nadien samengekomen, heeft niet alleen kennisgenomen van de kandidatuurstellingen, maar heeft ook inzage gekregen in motivatiebrieven en cv’s van de betrokken kandidaten. Op 13 januari 2023 werd dit alles ook ter inzage gelegd van de leden van de commissie Binnenlands Bestuur. Op 17 januari 2023, een week later, is de werkgroep opnieuw samengekomen om te overlopen welke kandidaten we zouden horen. Op dat moment werden er 25 namen voorgesteld, vanuit de werkgroep. Het was een unaniem voorstel om die 25 mensen te horen. Dat voorstel is naar de commissie gegaan, die dat goedkeurde. Twee dagen later zijn de brieven vertrokken naar de geselecteerde kandidaten, alsook naar de niet-geselecteerde kandidaten.
Eén dag later heeft één kandidaat zich teruggetrokken, en bleven er dus nog 24 kandidaten over. Dit alles werd dan ook nog eens geagendeerd op de commissievergadering van 24 januari, waarbij we dus op een correcte wijze ’s anderdaags de hoorzitting konden aanvatten. Wij hebben dus op woensdag vorige week, ook in de namiddag – waarvoor dank dat we tijdens de plenaire vergadering ook onze werkzaamheden konden voortzetten – en op vrijdag, op twee volle dagen, 23 kandidaten de revue zien passeren.
Ik wil hier benadrukken, collega’s, dat dit een openbare zitting was, waarin alle parlementsleden, maar ook anderen, konden participeren. Met participeren bedoel ik dan vooral dat parlementsleden de kans hadden om vragen te stellen. Anderen natuurlijk niet, maar zij konden de zitting wel bijwonen. Het is dan ook zo dat tijdens de hoorzitting 1 kandidaat zich teruggetrokken heeft. Er bleven nog 22 kandidaten over.
De werkgroep is vier dagen later, op maandag 30 januari, dus eerstdaags, samengekomen, om een evaluatie te maken op basis van én de cv’s, én de brieven die we gekregen hebben, én de hoorzittingen. Op dat moment was er ook één kandidaat die zich terugtrok.
Het voorstel zoals de werkgroep uitwerkte, is dan gisteren in de commissie Binnenlands Bestuur naar voor gebracht, met elf effectieve leden, en vier opvolgers.
Ik wil benadrukken dat de motivering van wat we voorstellen als volgt kan omschreven worden. In haar selectie van kandidaten heeft de commissie rekening gehouden met verschillende elementen die naar voor kwamen uit ingediende dossiers, uit de hoorzittingen met de kandidaten, de motivatie van de kandidaten, hun aangetoonde expertise, ervaring en belangstelling op het gebied van de bescherming en de bevordering van mensenrechten, in het bijzonder in de aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest vallen, de verschillende evenwichten die bij de samenstelling van de raad van bestuur van het VMRI gerespecteerd moeten worden, overeenkomstig artikel 30 van het oprichtingsdecreet van 28 oktober 2022, en de wens van de commissie om in de raad van bestuur van dat nieuwe instituut ook voldoende bestuurservaring binnen te brengen.
Gisteren is in de commissie dan ook de lijst goedgekeurd – met de uitslag van de stemmingen: 9 voor, 3 tegen en 2 onthoudingen – van volgende kandidaten: de heer Jonathan Bernaerts, mevrouw Tine Destrooper, de heer Raf Geenens, de heer Gerhard Van Der Schyff, de heer Frank Fleerackers, de heer Stefan Sottiaux, de heer Matthias Storme, mevrouw Katrien Meuwissen, mevrouw Nathalie Van Leuven, de heer Hassan Boujedain en mevrouw Liesbet Stevens.
Vervolgens zijn er ook vier leden aangeduid als opvolger: de heer Tomas Baum, de heer Luc Demarez, mevrouw Aleydis Nissen en mevrouw Aube Wirtgen.
Voorzitter, collega’s, ik wil benadrukken dat én de werkgroep én de commissie deze taak naar ernst opgenomen heeft. Ik wil alle leden van de commissie en de werkgroep, maar ook de diensten van het parlement, zeer oprecht danken, omdat ik hier kan getuigen, wil getuigen en moet getuigen dat er op een correcte manier gewerkt is, zoals de geest van het decreet én de letter van het decreet dat ook bepalen. (Applaus)
De heer D’Haese heeft het woord.
Over het VMRI zelf hebben we het debat al gehad. Daar zal ik ons standpunt niet rond herhalen. Ik wil de commissie bedanken voor het werk. Ik ben vanmiddag alle kandidaturen en verslagen gaan inkijken. Daar is inderdaad zeer grondig gewerkt. Er zitten een aantal interessante mensen tussen, en een aantal mensen waar ik meer twijfels bij heb, maar dat is op zich niet van belang.
Er is één kandidaat die ik wel bizar vind, omdat in het decreet staat dat het de bedoeling is dat de raad van bestuur onpartijdig en onafhankelijk is, dat de leden onpartijdig en onafhankelijk zijn, en ik weet niet goed hoe dat te rijmen valt met mensen die in een partijbestuur van een meerderheidspartij van het Vlaams Parlement zetelen.
Het is moeilijk om dan onpartijdig te zijn, laat staan onafhankelijk. Zeker wanneer blijkt dat die niet altijd in het partijbestuur van de N-VA heeft gezeten, maar er ook uitgezet geweest is wegens het feit dat hij vond dat de Vlaming bijna de morele plicht had om voor het Vlaams Belang te stemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Applaus op de banken van de fascisten, zegt altijd veel. (Opmerkingen)
En waarom vond hij dat de Vlaming bijna de morele plicht had om voor het Vlaams Belang te stemmen? Omdat die man zich verzet tegen de antidiscriminatiewetgeving in ons land. Dat is natuurlijk een standpunt dat je kunt vertolken, ik heb daar wel een probleem mee, maar dat mag die doen. Maar het is natuurlijk wel moeilijk om in de raad van bestuur van een mensenrechteninstituut te zetelen, als je je verzet tegen de wetgeving waar dat mensenrechteninstituut over moet waken. Ik begrijp niet goed hoe dat te rijmen is.
Men heeft eerst al het nieuwe mensenrechteninstituut tandeloos gemaakt door het niet in rechten te laten optreden, maar nu wil men er blijkbaar zelfs mensen in droppen die eigenlijk gewoon niet akkoord zijn met de wetgeving tegen discriminatie in dit land.
Uit respect voor de andere kandidaten zal mijn fractie zich dan ook onthouden, maar ik vind dat toch een bijzonder vreemde keuze die hier gemaakt is. (Applaus bij de PVDA)
De heer Janssens heeft het woord.
De antifascisten gebruiken steeds vaker fascistische methodes om zich van hun tegenstanders te ontdoen. Maar ik kom even ter zake wat hier ter stemming voorligt.
Met het politiek compromis dat het Vlaams Mensenrechteninstituut was, zouden we, na Unia, van de regen in de drup belanden, waarschuwde het Vlaams Belang van in den beginne. Mijn partij vreesde niet alleen dat het Vlaams Mensenrechteninstituut gewoon een tweede, en zelfs nog duurdere, Unia zou worden, we stelden ons ook van meet af aan vragen bij de manier van samenstellen van de raad van bestuur.
Bij Unia zetelden bijvoorbeeld nog vertegenwoordigers van alle partijen in de raad van bestuur, op basis van de samenstelling van het parlement. Althans totdat er een Vlaams Belanger bij zou komen, toen was het alle hens aan dek en werd er naar oplossingen gezocht om dat toch maar te voorkomen.
Bij het Vlaams Mensenrechteninstituut heeft men meteen het risico willen uitsluiten om ooit met de democratische vertegenwoordiging in dit parlement geconfronteerd te worden. Om toch maar niemand van Vlaams Belangstrekking – de tweede grootste partij van het parlement, virtueel de grootste volgens de peilingen – in haar rangen te moeten opnemen, heeft men ervoor gekozen om te werken met open kandidaatstelling. Dat betekent in de praktijk dan natuurlijk zowat alle strekkingen in de raad van bestuur, behalve het Vlaams Belang.
Een van de mensenrechten zegt dat in een democratie de vertegenwoordiging van alle democratische krachten moet worden gerespecteerd. Dat gebeurt, of moet blijkbaar overal gebeuren, maar niet in het mensenrechteninstituut zelf. Eén conservatieve zwaluw, waar intussen al naar verwezen werd door de communisten, waarover in de media gisteren en vandaag blijkbaar heel wat stennis getrapt wordt, wel één conservatieve zwaluw maakt helaas de lente niet.
Het was bij deze samenstelling van de raad van bestuur duidelijk dat kritische of te weinig progressieve stemmen niet geselecteerd werden. Ik ga geen namen noemen, ik denk ook niet dat het de bedoeling is om hier namen te noemen van mensen die zich niet kunnen verdedigen. De geselecteerde kandidaten beschikken trouwens, ongetwijfeld, over academische, juridische of andere capaciteiten, maar ik stel toch vast dat een belangrijke stroming in de samenleving niet vertegenwoordigd zal zijn: de stroming die wijst op het probleem van de politisering van de mensenrechten, de stroming die vindt dat de slinger wel erg ver doorgeslagen is, de stroming die vindt dat het uithollen van de zeer fundamentele vrijheid van meningsuiting nu wel eens mag stoppen.
Het bevestigt dus allemaal onze vrees dat met dit Vlaams Mensenrechteninstituut, met een jaarlijkse kostprijs voor de belastingbetaler van zo’n 5 miljoen euro, de goedbedoelde, maar vaak vaag geformuleerde mensenrechten misbruikt zullen worden om een politieke agenda door te drukken, dat ze inderdaad misbruikt zullen worden door activistische rechters.
Deze evolutie van democratie naar juristocratie is voor ons niet alleen gevaarlijk, maar vooral ook ongewenst. Ik weet dat de stemming die we straks zullen houden geheim is, maar ik heb er geen probleem mee om het geheime karakter ervan te doorbreken en te zeggen dat ikzelf en naar ik vermoed daarmee ook de leden van mijn fractie met overtuiging tegen deze raad van bestuur zullen stemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Groen zal zich straks onthouden over dit voorstel van kandidaat-bestuurders. Ik zou graag even willen schetsen hoe we tot dat stemgedrag zijn gekomen.
Zoals commissievoorzitter Van Dijck daarnet zei, hebben we hier veertien weken geleden gedebatteerd en gestemd over het decreet voor het nieuwe Vlaams Mensenrechteninstituut. In dat debat namen wij als Groen een heel kritische positie in, temeer gezien het gebrek aan juridische slagkracht en dergelijke, maar ondanks deze kritiek hebben we de voorbije weken alsnog geprobeerd om er het beste van te maken en mee te werken in de zoektocht naar de best mogelijke kandidaat-bestuurders voor het instituut. Ik heb dat met heel veel overtuiging gedaan, en voor het grootste deel heb ik eigenlijk ook een heel positief gevoel overgehouden aan de procedure, aan de werking van de werkgroep en dergelijke, maar ‘in the end’ is er eergisteren, gisteren, vandaag helaas geen vergelijk gevonden, vandaar ook onze onthouding, wat ik heel jammer vind.
De reden waarom we geen ja-stem kunnen geven aan de hele lijst, is omdat er onzes inziens onvoldoende rekening is gehouden met de voorwaarden van het decreet dat een aantal maanden geleden werd goedgekeurd, namelijk dat de bestuurders neutraal, onafhankelijk en onpartijdig moeten zijn. Ook de Principes van Parijs, die het decreet moet nastreven, vragen dat alle bestuurders onpartijdig zijn. Ik vind dit bovendien extra jammer omdat diezelfde onpartijdigheid een belangrijke voorwaarde is om de A-status te behalen, wat eigenlijk heel erg werd begeerd door deze Vlaamse meerderheid.
Daarnaast maken wij ons ook zorgen over het feit dat de missie van het instituut mogelijk niet wordt gedeeld door alle kandidaat-bestuurders. Collega D’Haese heeft dat al aangehaald. De bedoeling van het instituut is net slachtoffers van discriminatie te beschermen en te begeleiden en dusdanig uiting te geven aan de antidiscriminatiewetgeving. Wij maken ons er zorgen over dat net die wetgeving in vraag wordt gesteld door een van de kandidaat-bestuurders.
Dat gezegd zijnde, wil ik er ook uitdrukkelijk bij vermelden dat we het overgrote deel van de kandidaat-bestuurders wél met volle overtuiging steunen, dat ik er persoonlijk van overtuigd ben dat het collectief van bestuurders zoals dat vandaag voorligt, een heel sterke groep is, die diverse profielen heeft, en dat dat mensen zijn die kennis en expertise delen met de drive en het enthousiasme om van het nieuwe instituut, of toch van het bestuur ervan, een succes te maken. Het grootste deel van de bestuurders heeft dus onze steun, en hen willen we dan ook alle succes toewensen. (Applaus bij Groen)
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eigenlijk heel kort mensen bedanken, namelijk de commissievoorzitter, collega Van Dijck, om dit in goede banen te leiden en voor de manier waarop we hier tot dit voorstel zijn gekomen, maar ook de collega’s in de werkgroep. Ik denk dat we daar een zeer open en transparante procedure hebben gevolgd, dat we daar zeer leerrijke hoorzittingen hebben gehad, en dat we de selectie hebben gemaakt ten eerste op basis van cv’s, en ten tweede toch ook op basis van de toelichtingen die de mensen zijn komen geven.
Collega Moerenhout, sta me toe dat ik u even citeer, want wat dat betreft, volg ik u helemaal: deze nu voorgestelde raad van bestuur is inderdaad een “sterke groep”, een diverse, maar ook sterke groep. Ik ben er echt van overtuigd dat we met dit voorstel, zoals dat nu voorligt, echt wel een groep hebben van mensen die van het mensenrechteninstituut een succes kunnen maken, die ervoor kunnen zorgen dat het op 15 maart, wat natuurlijk zeer kort dag is, up and running is en dat vooral mensen die het slachtoffer zijn van onder andere discriminatie, ergens terecht zullen kunnen. Ik ben er echt van overtuigd dat we een goede samenstelling hebben, dat het een goede ploeg is, die daar een succes van kan maken.
Ik stel ook vast dat men vanuit extreemlinkse hoek zegt dat dit mensenrechteninstituut niet onafhankelijk genoeg is, terwijl men aan extreemrechtse kant zegt dat de raad van bestuur van het instituut eigenlijk te onafhankelijk is. Als ik de twee samenneem, dan denk ik dat we inderdaad een goede keuze hebben gemaakt. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
We hebben hier in dit parlement een decreet goedgekeurd dat een ambitieus Vlaams Mensenrechteninstituut wilde oprichten. Ambitieus in de breedte van het mandaat voor de bescherming van de mensenrechten in Vlaanderen, ambitieus in de manier van werken via geschillencommissie en bemiddeling, en ambitieus op het vlak van timing. De voorzitter heeft al geschetst dat we onverwijld aan de slag zijn gegaan met de commissie. We hebben daar vele uren met elkaar gesleten. Dank ook aan de voorzitter om dat in goede banen te leiden. Ik denk dat we er echt in geslaagd zijn om een heel goede groep van mensen te selecteren. Het waren ook allemaal bijzonder sterke kandidaten, An Moerenhout heeft het al gezegd. Wij zijn ervan overtuigd, met deze samenstelling van de raad van bestuur, dat zij dat Mensenrechteninstituut kunnen uitbouwen tot een instituut met gezag, en vooral dat zij dat zullen uitbouwen tot een instituut dat in Vlaanderen een stem zal geven aan mensen die gediscrimineerd worden.
Daarom zullen wij dit dan ook helemaal steunen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, als een kandidaat volgens jullie niet neutraal genoeg zou zijn, leg mij dan eens uit waarom jullie tijdens de hoorzittingen geen enkele vraag hebben gesteld aan die kandidaat. Ik was de enige van heel de werkgroep die gepeild heeft naar de expertise van de kandidaat waar jullie naar verwijzen. Jullie hadden de kans om die persoon op de rooster te leggen, en jullie hebben dat niet gedaan. Achteraf dan kritiek geven vind ik toch enigszins hypocriet.
Bovendien, collega’s ter linkerzijde, is er ook een kandidaat meegenomen die veel meer aansluit bij jullie partijkleur, om niet te zeggen dat die persoon in de gemeenteraad heeft gezeteld voor Vooruit. Ik heb kritisch gekeken naar die kandidaat en ik heb haar stevig op de rooster gelegd, en ik moet zeggen dat het een kandidaat was die haar expertise ook getoond heeft tijdens die hoorzittingen. Ik ben niet te beroerd om dan te zeggen: oké, dat is iemand die geschikt is voor de functie. Ik vind dat een veel eerlijker manier van werken dan die van uw fractie.
Ten derde vind ik de kritiek ook getuigen van een zekere vorm van hypocrisie, als je weet dat in de raad van bestuur van het federale Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM) een gemeenteraadslid voor Groen zit, en dat er een voormalige jongerenvoorzitter van Groen in zit. Wij hebben kandidaten gekozen met inhoud, op basis van hun expertise. We hebben al die leden gehoord, we hebben daar ruim de tijd voor genomen. Ik zou dus zeggen, vooraleer u kritiek komt geven op onze manier van werken, dat u op federaal niveau ook eens eenzelfde open kandidaatstelling invoert. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Ik denk dat collega Van Dijck al heeft gezegd dat het hier over personen gaat. Het is dus een geheime stemming.
Voor we met de eigenlijke stemming beginnen, voeren we eerst een teststemming uit.
– De Vlaamse volksvertegenwoordigers voeren een teststemming uit.
De test van de geheime stemming lijkt me wel geslaagd te zijn.
Wij stemmen nu bij geheime stemming over de door de commissie voorgedragen lijst van leden en opvolgers.
Stemming nr. 1
Ziehier het resultaat:
114 leden hebben aan de stemming deelgenomen;
75 leden hebben ja geantwoord;
22 leden hebben neen geantwoord;
17 leden hebben zich onthouden.
Dientengevolge neemt het Vlaams Parlement de door de commissie voorgedragen lijst aan en verklaar ik benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Vlaams Mensenrechteninstituut
uit de academische wereld
de heer Jonathan Bernaerts
mevrouw Tine Destrooper
de heer Raf Geenens
de heer Gerhard Van Der Schyff
uit de gerechtelijke wereld
de heer Frank Fleerackers
de heer Stefan Sottiaux
de heer Matthias Storme
uit verenigingen die de bescherming van de mensenrechten beogen
mevrouw Katrien Meuwissen
mevrouw Nathalie Van Leuven
de heer Hassan Boujedain
niet toegewezen aan een categorie
mevrouw Liesbet Stevens
en geselecteerd als opvolger
de heer Tomas Baum uit verenigingen die de bescherming van de mensenrechten beogen
de heer Luc Demarez uit verenigingen die de bescherming van de mensenrechten beogen
mevrouw Aleydis Nissen uit de academische wereld
mevrouw Aube Wirtgen uit de gerechtelijke wereld.
Ik stel voor dat ik de leden van de raad van bestuur voor een eerste vergadering bijeenroep, zodat zij hun voorzitter kunnen verkiezen. Dat is ondertussen ook al bezig.
Is het parlement het ermee eens dat we die brieven versturen en de mensen op de hoogte brengen? (Instemming)