Report plenary meeting
Report
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, corona is een woord dat we eigenlijk niet graag horen en de crisis is gelukkig al een tijdje voorbij. Het ligt achter ons, maar we weten allemaal dat de hele maatschappij en in het bijzonder de woonzorgcentra stevig gebukt zijn gegaan onder de maatregelen die deze crisis meebracht. De vraag is nu natuurlijk of we daar lessen uit hebben geleerd. In de coronacommissie waren er voor de woonzorgcentra alvast heel wat aanbevelingen. Het is de bedoeling dat de toekomst toch wel anders ontworpen wordt. In plaats van grote woonblokken en lange gangen zal het misschien huiselijker kunnen, met kleine woongroepen. Of men kan bij de zorg misschien denken aan vast personeel of een bekend gezicht.
Minister, u hebt een studie besteld en de resultaten van die studie zijn intussen gekend. 318 directies hebben aan die studie deelgenomen en feedback gegeven. Wat blijkt? Grote centra gaven resultaten met meer besmettingen en meer overlijdens. Kleine centra hadden daarentegen minder besmettingen en konden ook sneller schakelen, of ze hadden de nuance waardoor bijvoorbeeld bezoekrecht mogelijk was.
Een nieuw model voor de toekomst dringt zich misschien op. Er lopen natuurlijk ook wel innovaties, bijvoorbeeld bij De Wingerd. Maar het is een proces dat in stappen zal moeten verlopen.
Daarom, minister, stel ik u de vraag: zult u een plan opstellen om tot deze omvorming te komen? Zult u maatregelen nemen om dit ook actief verder aan te moedigen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag, collega. U zult niet verbaasd zijn dat ik eigenlijk blij ben dat hierover een actuele vraag gesteld wordt. Het is een onderzoek dat we zelf besteld hebben, met resultaten die superinteressant zijn. Ze zijn ook heel praktisch en helder en ik denk dat elke voorziening er heel goed mee aan de slag zou moeten kunnen.
Eerst en vooral, wat uw vragen betreft: we zijn met de Vlaamse overheid eigenlijk al langer fan van andere organisatievormen. Ik geef een voorbeeldje: in het nieuwe dementieplan wordt er eigenlijk ook duidelijk gesteld dat we willen evolueren naar kleinschalig, genormaliseerd wonen. Dat is superbelangrijk voor mensen met dementie.
Er loopt ook al een project rond innovatieve arbeidsorganisatie, maar uiteraard wil ik nu met dit onderzoek ook nog iets extra doen. Het is belangrijk om op te merken dat de voordelen waarover u het hebt niet alleen gaan over kleinere voorzieningen, maar dat ze evengoed gaan over de organisatie binnen een grote voorziening. Als je je kleinschalig organiseert, ook al heb je een heel groot gebouw, dan krijg je ook supergoede resultaten. Dat is nu net waar ik ook mee aan de slag wil gaan.
Wat doen we concreet? Op 11 januari volgend jaar komt er een heel grote informatiesessie naar alle voorzieningen in Vlaanderen, waarin de resultaten van het onderzoek bekendgemaakt zullen worden en waar de onderzoekers ook zullen deelnemen. Er zullen tips gegeven worden en er zal interactie zijn met de bestuurders van de woonzorgcentra om te bekijken hoe ze dat concreet kunnen aanpakken. Dat is een eerste punt.
Ten tweede wil ik in 2023 budget vrijmaken om voorzieningen de kans te geven om daarmee heel concreet aan de slag te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat, als je kleinschalig organiseert, als je anders organiseert, dit ook een positieve impact kan hebben op de jobtevredenheid van de mensen. Het zal misschien zelfs ook een aantrekkelijke factor zijn om mensen niet alleen in de job te brengen, maar ook in de job te houden.
Dat zijn dus twee heel concrete manieren waarop we begin volgend jaar aan de slag willen gaan en budget willen vrijmaken om die nieuwe organisatievormen vaker dan vandaag te implementeren.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik ben uiteraard blij te horen dat het budget al in 2023 mogelijk kan worden gebruikt om te gaan naar een nieuwe slimme organisatiearchitectuur, zoals het personeel en de steden op elkaar afstemmen. Ik denk dat dat het welzijn van de bewoners zeker ten goede zal komen, en dat we daar allemaal actief op moeten inzetten.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, het is goed dat we het erover eens zijn dat die kleine leefgroepen met vast personeel goed zijn voor de kwaliteit van de zorg, ook voor de kwaliteit van het werk trouwens. Maar toch stelt dat onderzoek – en dat is wel interessant – dat die kleine leefgroepen die zijn ontstaan tijdens de coronaperiode, vandaag opnieuw verdwijnen. En dat is niet onlogisch, want iedereen waar we mee spreken op de werkvloer, zegt ons dat de personeelstekorten zo groot zijn – nog groter dan tijdens de coronacrisis zelf – dat vandaag volledige afdelingen worden gerund door interimmers en jobstudenten, en dat het vandaag gewoon niet mogelijk is om in die kleinere groepen te werken, met vast personeel, en zo verder.
U kunt hier zeggen dat u die kleine leefgroepen volledig steunt. Ik ben daar blij om. U kondigt informatiesessies aan, budget voor reorganisaties, enzovoort. Dat is allemaal zeer positief. Maar de vraag is zeer eenvoudig. Zonder bijkomend personeel zal het niet lukken. Dus is mijn vraag: wanneer zult u – zoals de onderzoekers trouwens ook in het rapport vragen – eindelijk middelen investeren voor meer personeel in onze ouderenzorg, om dat ook effectief mogelijk te maken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Tijdens de coronacrisis, en meer specifiek ook tijdens de coronacommissie, hebben we duidelijk gezien dat kleine leefgroepen, maar ook beperkte woonvormen, veel beter scoorden wat betreft besmettingen op covid.
Het regeerakkoord voorziet dat we gaan naar een invoering van persoonsvolgende financiering in de ouderenzorg. Die voorbereidingen moeten nu gebeuren. Er zijn ook pilootprojecten, die eigenlijk gaan over het cash budget. Dat zou mogelijkheden bieden om net te gaan naar die kleinschalige woonvormen. We zien dat al in de sector voor personen met een beperking. Dat werkt heel goed. Dat geeft echt kwalitatieve zorg. Mijn vraag is vooral: bent u van plan om dat te ondersteunen, die kleinschalige initiatieven, ook in de ouderenzorg?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik denk dat het heel duidelijk is dat die lange gangen waar ouderen vaak heelder dagen op hun kamertje zitten weg te kwijnen, niet meer van de tijd zijn, en dat zowel de levenskwaliteit verbetert, als dat het in tijden van pandemie gemakkelijker aan te pakken is, met een kleinere leefgroep. Het is bijzonder duidelijk dat we daar naartoe moeten.
Er is natuurlijk de vraag hoe we dat doen. Er worden hier terecht punten aangegeven. Hoe gaan we de personeelsinzet organiseren, en ook de financiering daarvan? Ik hoor u net zeggen dat u daar extra middelen voor wilt uittrekken. Ik hoor u dan ook graag zeggen hoe u dat concreet zult aanpakken, want dat zullen toch substantiële middelen moeten zijn.
Dan heb ik nog een bijkomende vraag. Momenteel is het zo dat een dertigtal personen per leefgroep zowat het maximum is in een woonzorgcentrum. Bent u dan ook bereid om dat maximum naar beneden te brengen? Want ik denk dat dertig ook niet meer van de tijd is. Dan kun je de levenskwaliteit niet op een deftige manier garanderen. Ik denk dat we hier bijna allemaal voorstanders zijn om naar kleinere leefgroepen te gaan, maar het is aan u om daar een belangrijke eerste stap in te zetten. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, deze studie is al klaar van het begin van dit jaar, en het is goed dat deze uiteindelijk is vrijgegeven. De resultaten zijn niet verrassend, maar de duidelijkheid van de cijfers wel. Ouderen die in kleinere leefgroepen wonen, en een vast zorgteam hebben, werden veel minder getroffen door corona.
Ik heb het gevoel dat corona al een stuk achter de rug ligt, ook in de woonzorgcentra, en dat alles weer in zijn oude plooien valt. Minister, zult u bij toekomstige erkenningen – ik heb het over toekomstige herkenningen – prioriteit geven aan initiatieven die kleinschalig zullen werken, dus geen grootschalige initiatieven die ouderen gaan opdelen, maar kleinschalige initiatieven die kleinschalig zullen werken met vaste zorgteams?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel, minister, om dit initiatief te nemen. Het is toch wel heel duidelijk dat de resultaten hier gekend zijn, en toch ook wel verrassend zijn, in die zin dat we het er allemaal over eens zijn dat kleine leefgroepen toch heel wat voordelen met zich meebrengen. Ik denk dan vooral aan de betere woon- en leefbeleving van onze bewoners, wat toch vooropstaat.
Er zijn ook al heel wat verschillende pilootprojecten aan de gang. Er zijn ook heel wat woonzorgcentra die al werken met kleinere woongroepen. U verwees daarnet ook naar de bijeenkomst die op 11 januari zal doorgaan. Ik denk dat we allemaal heel goed weten dat de goede voorbeelden die er vandaag al zijn, gedeeld kunnen worden, dat we het warm water niet hoeven uit te vinden. Maar mijn concrete vraag is: op welke manier kunnen die goede praktijkvoorbeelden gedeeld worden? Is dat bijvoorbeeld ook iets wat op 11 januari meegenomen kan worden, om daar alvast het startschot te geven van heel veel goede praktijken, die er vandaag ook al zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Een aantal collega’s hebben terecht de opmerking gemaakt: hoe doe je dat nu? Je moet kleinere groepen hebben, je hebt dus meer mensen nodig. Er is daarover een onderzoek gebeurd, van de commissie Werken in de Zorg in Nederland. Dat is een onderzoek van 2021, waarin gezegd wordt dat het volume personeel niet het enige issue is. Het gaat ook over de juiste medewerker op de juiste plaats voor de juiste taak. Vandaar dat we niet mogen zeggen: we willen er nu niet volop op inzetten, want er is op dit ogenblik te weinig personeel. Nee, het kan net een antwoord zijn om anders te organiseren en dus ook betere resultaten te verkrijgen.
Bovendien denk ik ook dat dat kleinschalig organiseren met vaste teams de arbeidsvreugde van het personeel ten goede kan komen. Voor mij kan het net een uitlokkende factor zijn om extra mensen aan te trekken. Want, collega’s, we hebben de budgetten. Er is 140 miljoen euro vrijgemaakt om mensen in de zorg te laten werken. Er zijn betere statuten, we hebben een VIA-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord). Maar de vraag is: hoe gaan we nu ook met onze woonzorgcentra voldoende mensen aantrekken? Dan kan een innovatieve werkomgeving, een innovatieve arbeidsorganisatie net een uitlokkende factor zijn om dat wel te doen.
Dus ik zou zeker de moed niet laten zakken, integendeel. Ik weet niet precies wanneer dat onderzoek opgeleverd is. Ik weet alleen dat er afspraken gemaakt zijn met de onderzoekers dat zij daarover zouden communiceren, wat ik volledig gerespecteerd heb. Maar nu wil ik echt aan de slag met die communicatie en met die resultaten, om te kijken hoe we hier nu aan de juiste touwtjes kunnen trekken om een stuk resultaat te boeken, op basis van de schouders van de onderzoekers.
Dus, dat betekent voor mij een informatiesessie in januari waar, collega’s, inderdaad ook goede praktijkvoorbeelden gedeeld zullen worden, waar ook woonzorgcentra aan het woord zullen komen, in vraag en antwoord, en waar ook het debat aangegaan zal worden over of dat met een huidige bezetting wel kan. Ik wil dat echt wel warmhouden. Ik deel de bezorgdheid van sommigen dat alles postcovid wat meer in zijn oude plooi valt, terwijl dit onderzoek nu net aantoont dat het beter niet zo zou zijn.
Dus vandaar die informatiesessie en het extra budget boven op de budgetten voor extra personeel, collega’s, om voorzieningen te steunen in die switch. Want als je zo’n grote switch maakt in je organisatie, dan vraagt dat ook wel inspanningen en middelen, ook naar personeel toe. Dus ik wil daar ook een aantal miljoenen inzetten om hen te stimuleren om van die nieuwe organisatie werk te maken.
Tot slot, wat de bouwnormen betreft, ik ben er eigenlijk nog niet uit – ik zal er eerlijk in zijn – of we daar nu onmiddellijk grote veranderingen moeten in doorvoeren. Ik heb ook de cijfers gezien per leefgroep. Maar ik ben zeker bereid om daarnaar te kijken. Het grootste probleem voor mij is dat er al zo veel gebouwen staan en dat je dus moet kijken hoe je binnen de bestaande structuren die er zijn, via een goede arbeidsorganisatie, resultaten kunt boeken.
Dan was er nog een vraag rond de persoonsvolgende financiering. Ik ben zeker bereid – het staat trouwens in het regeerakkoord – om die experimenten te doen. Ik denk trouwens dat als we een experiment of een proefproject doen – ik noem het niet graag een experiment, want met ouderen experimenteer je niet –, dat zo’n budget rond een kleinschalige woonvorm eigenlijk het meest ideale zou zijn, omdat dat ook mogelijk is in een kleine setting.
Weet dat u, wat die organisatie betreft, in mij zeker een partner hebt. Ik woon elke dag in een kangoeroewoning waar we de kleinschalige ouderenzorg in volle actie zien.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Dank u wel, minister.
Ik denk dat we inderdaad moeten inzetten op een slimme organisatiearchitectuur en dat we het geloof in de sector en de veerkracht ervan zeker opnieuw moeten opnemen. Het heeft zich getoond in de coronaperiode, laten we dat meenemen om een goede innovatieve personeelsinzet te realiseren, gekoppeld aan innovatieve stenen – zou ik het noemen. Ik ben zelf architect en ik geloof er echt in dat het kan, ook binnen bestaande bebouwingen, om dat op te lossen. In 2023 kan dat al een kans krijgen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.