Report plenary meeting
Report
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, een jaar geleden hebben we hier in dit parlement een nieuw erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen goedgekeurd. Sinds 2013 waren er geen erkenningen meer van moskeeën en sinds 2017 zelfs geen erkenning meer van andere geloofsgemeenschappen. In het toenmalige decreet waren er onvoldoende controlemechanismes, en nochtans zijn erkenningen broodnodig. De voorwaarden voor de erkenning zijn heel duidelijk: een verbod op buitenlandse inmenging en financiering, een transparante boekhouding en een erkenning van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verder moet er ook een integratie zijn in de lokale gemeenschap.
Minister, we zijn een groot voorstander van handhaving want het is een goede zaak dat er controle en ondersteuning is vanuit de informatie- en screeningdiensten. Normaal gezien is er een wachttijd van vier jaar, maar er is een verkorte erkenningsprocedure mogelijk voor wie voor 1 juli 2019 een aanvraag heeft ingediend. Volgens de berichten in de media was dat een succes want de procedure is nu afgesloten en ik heb gehoord dat er 89 aanvragen zijn.
Mijn vraag aan u, minister, is hoe u deze verkorte erkenningsprocedure evalueert, nu de termijn voor de indiening van de eerste erkenningsaanvragen is verstreken.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, u weet dat we inderdaad ongeveer een jaar geleden, bijna dag op dag, een nieuw decreet hebben goedgekeurd. We hebben dat nieuw erkenningsdecreet moeten maken omdat mijn voorganger terecht de procedure had stopgezet omdat het kader om lokale geloofsgemeenschappen te erkennen niet voldoende duidelijk was. De erkenning van de laatste geloofsgemeenschap dateert van 2016.
We hebben op basis van een studie die mijn voorganger, mevrouw Homans, besteld had bij de heer Torfs, een nieuw decreet gemaakt, dat een strenger en een duidelijker kader creëert waaraan lokale geloofsgemeenschappen moeten voldoen om erkend te worden: transparantie in de boekhouding, giftenregister, geen buitenlandse invloed, respect voor het EVRM en dergelijke meer.
Geloofsgemeenschappen moeten nu een wachtperiode van 4 jaar doormaken, behalve zij wier dossiers al enkele jaren ingediend waren en lagen te wachten: zij kunnen een verkorte erkenningsprocedure doorlopen. Er waren in totaal 99 lokale geloofsgemeenschappen die daarvoor in aanmerking kwamen. 89 hebben uiteindelijk zo’n dossier ingediend: 9 protestantse, 9 orthodoxe en 71 islamitische. Ik noem dat bemoedigend, omdat de geloofsgemeenschappen die dat doen, er niet toe verplicht zijn. Maar het is voor mij toch een signaal dat ze minstens principieel bereid zijn om zich in te schrijven in een nieuwe regelgeving die hun toch tal van voorwaarden oplegt om goed te kunnen functioneren binnen ons politieke bestel.
Ze gaan nu een procedure moeten doorlopen: ontvankelijkheidsonderzoek, adviezen die opgevraagd worden, de informatie- en screeningsdienst die zelf ter plaatse zal gaan om die goed te onderzoeken. En op basis van een eenduidig en uniform advies zal ik dan in de loop van de komende maanden, geval per geval, een beslissing kunnen nemen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik ben uiteraard benieuwd naar het aantal erkenningen, want het zou een utopie zijn te denken dat alle aanvragen ontvankelijk verklaard en goedgekeurd zullen worden.
Zoals ik al zei, zijn die erkenningen nochtans broodnodig. Er zijn inderdaad drie stappen. De vraag is: wat als het dossier niet ontvankelijk is, als de aanvrager niet in orde is met alle formaliteiten? Is er dan een herkansing? Twee: als het dossier ontvankelijk is en er zijn negatieve adviezen, heeft dat dan geen erkenning tot gevolg? En als die geloofsgemeenschappen dan wel degelijk inspanningen leveren, kunnen we die dan toch integreren in onze maatschappij? Gaan we daarmee aan de slag of laten we dat gewoon op zijn beloop en laten we dat vallen? Dat is toch ook wel belangrijk om te weten.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Het laatste wat collega Tommelein zegt, is misschien interessant. Diegenen die niet erkend zullen worden, gaan we die uitsluiten of niet? Want het niet-erkend zijn betekent daarom niet dat ze niet meer bestaan. Het lijkt me dus een interessante vraag: wat met de niet-erkende?
Ik heb ook een kleine aanvullende vraag: die tien die geen aanvraag hebben gedaan, weten we waarom die geen aanvraag hebben gedaan?
De heer Van Rooy heeft het woord.
De voorbije decennia gingen er in dit land miljoenen en miljoenen euro’s aan belastinggeld naar de islam, en wat kregen we daarvoor in ruil? Dodelijke islamitische aanslagen, geïslamiseerde wijken, waar men zich inderdaad niet meer in België voelt, Conner Rousseau – ik zie dat hij hier niet is, maar zijn garderobe wel –, ... (Gelach)
… oeverloos hoofddoekengedram en 80.000 moslims in Vlaanderen die aangeven dat ze begrip hebben voor Islamitische Staat. U zegt nu, minister Somers, dat u het heel hoopvol vindt, zo lees ik, dat 71 nieuwe moskeeën belastinggeld zullen krijgen. Nog meer geld dus voor de islam. En u redeneert daarbij eigenlijk zoals minister-president Jambon, die enkele weken geleden tegen mij zei: ‘Als we geen geld naar Marokko sturen, dan komen ze naar hier.’ U zegt nu, minister Somers: ‘Als we de moskeeën geen geld geven, dan integreren ze niet en dan radicaliseren ze.’ Wat een zwaktebod en wat een schande dat in deze crisistijd nu wordt aangekondigd dat er nog meer geld zal gaan naar de islam. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, we zien hier vandaag dat toch wel heel veel geloofsgemeenschappen zich willen inschrijven in die nieuwe strengere regels die wij opgesteld hebben. En op zich vind ik het uiteraard een goede zaak dat we die nieuwe strengere regels hebben, maar er is toch één schakel in die ketting waar ik het moeilijk mee blijf hebben – u weet dat –: de Moslimexecutieve die niet meer erkend is. U zegt daarvan dat dat allemaal geen bezwaar is, want ze zijn maar een doorgeefluik. Maar we moeten toch kiezen of delen? Ofwel spelen zij geen belangrijke rol in het gegeven, en dan vraag ik mij ook af: waarom hebben wij nog een representatief orgaan nodig? Ofwel hebben zij wel een belangrijke rol te spelen, maar dan rijst ook nog de vraag: er zijn helemaal geen criteria voor erkenning van een representatief orgaan. Oké, dat speelt zich af aan de overkant, maar wij dragen wel de gevolgen daarvan. En al die zaken, ik vind dat die moeten worden uitgeklaard vooraleer we overgaan tot erkenning. (Applaus bij de N-VA)
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank alle collega’s.
Laat mij beginnen met te zeggen: het is niet omdat er 89 dossiers zijn ingediend, dat dat zal leiden tot 89 nieuwe erkenningen. Uiteraard wil ik de procedures die we hebben gemaakt zeer ernstig nemen. We gaan die adviezen dus op een ernstige manier inwinnen. We gaan ook de ontvankelijkheid goed nakijken. De informatie- en screeningsdienst zal ook ter plaatse gaan. En dat zal dan één geïntegreerd advies worden dat mij wordt bezorgd, en op basis daarvan zal ik altijd een gemotiveerd en onderbouwd besluit moeten nemen.
Sommige van die geloofsgemeenschappen die een erkenning zoeken, die niet in aanmerking komen – dat was ook een vraag, denk ik, van mevrouw Partyka en van u, mijnheer Tommelein –, daar zijn twee mogelijkheden. Ofwel hebben die geen erkenning, ofwel stappen die in het vierjarig traject en kunnen die proberen via het vierjarig traject opnieuw in aanmerking te komen voor een erkenning, en moeten ze opnieuw voldoen aan alle voorwaarden. Dat zijn dus de twee mogelijkheden die men op dat moment heeft.
Waarom die tien dat niet gedaan hebben, kan ik op dit moment niet beantwoorden. Dat zal misschien verschillende redenen hebben. Maar we mogen nooit vergeten dat ook onze veiligheidsdiensten zeggen dat we er absoluut voordeel bij hebben om erkenningen van lokale geloofsgemeenschappen te hebben. Want door die erkenning ontstaat er ook een interactie, een dialoog en hebben we ook mogelijkheden om te interveniëren. We hebben dat trouwens het voorbije jaar in een aantal lokale geloofsgemeenschappen kunnen doen, net omdat ze erkend waren. Als ze niet erkend zijn, hebben we daar geen greep op en is er geen enkele mogelijkheid om verandering te realiseren.
Wat de specifieke problematiek van de Moslimexecutive betreft: de minister van Justitie heeft die erkenning ingetrokken, maar grondwettelijk en wettelijk is hij verplicht om een orgaan in stelling te brengen. In opvolging heeft hij een administratief orgaan ter plaatse gezet. Maar de Moslimexecutive speelt geen enkele rol in het verdere erkenningsdossier. Het enige wat die doen, is een dossier doorgeven, en met dat doorgeven zeggen ze eigenlijk: dit is een moskee of dit is een lokale moslimgemeenschap. Punt, gedaan. Alle onderzoek, of deze mensen de spelregels naleven of niet, wordt volledig gedaan door onze eigen diensten, onze lokale besturen, provinciale besturen en veiligheidsdiensten. Daar hebben we een heel solide systeem dat op een goede manier kan toezien.
Als je vandaag kijkt naar het aantal erkende lokale geloofsgemeenschappen, zijn dat er meer dan 1700: 1608 katholieke, 47 protestantse, 7 anglicaanse, 6 joodse en 17 orthodoxe, en 24 islamitische – 24, goed voor 823.000 euro subsidies op een totaalbedrag van 72 miljoen euro. Dat is 1,14 procent. Gelukkig registreren we de mensen niet meer op basis van hun geloofsovertuiging, maar alle onderzoek zegt dat ongeveer 8 procent van de Vlamingen behoort tot de groep mensen die hier misschien met een moslimachtergrond leeft en werkt. Zeggen dat er een overmatig deel van de middelen naar moslims en naar moskeeën gaat, is dus factueel onjuist. De factchecker van daarstraks kan hier al beginnen te werken. Het is logisch dat daar een aantal extra moskeeën erkend worden. In het totaal raamt men het aantal moskeeën in Vlaanderen op 200. De komende maanden zullen er misschien enkele tientallen bij komen, bij de 24 die we nu hebben. We zullen dat geval per geval bekijken. We gaan dat op een heel rigoureuze en correcte manier doen.
Zelf ben ik daar inderdaad positief over gestemd, omdat dat bewijst dat mensen zich willen inschrijven, dat ze bereid zijn om te zeggen dat ze geen buitenlandse invloed willen, dat ze bij het giftenregister gaan bekendmaken, dat ze een solide relatie willen met het lokale bestuur, dat ze het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) willen respecteren en erkennen. Dat zijn toch net de dingen die we nodig hebben om een samenleving in diversiteit uit te bouwen. Als je aan mij vraagt of ik het anders zou organiseren als ik van een wit blad zou kunnen herbeginnen: ik zou dat anders organiseren, maar ik werk binnen een constitutionele traditie van 150 jaar oud, binnen een wettelijk kader. Binnen dat wettelijk kader vind ik dat we inderdaad erediensten en geloofsgemeenschappen op een gelijke basis moeten behandelen. Dat is hetgeen we gaan doen met dit decreet.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, vrijheid is belangrijk, vrijheid van religie is ook een belangrijk aandachtspunt. Het is een goede zaak dat we dat in een bepaald kader willen gieten, dat we dat niet zomaar op z’n beloop willen laten, dat we dat niet laten verrotten, zoals andere partijen hier in het halfrond dat wel willen. Wij houden de vinger aan de pols. We hebben hier inderdaad te maken met geloofsgemeenschappen die zeggen dat ze mee willen instappen in het project. We kunnen het handhaven, we kunnen het controleren. Ook belangrijk is dat we ze mee kunnen opnemen in het gewone traject indien ze inderdaad niet erkend worden, net zoals bij andere erkende geloofsgemeenschappen. Ik zie geen enkele reden om een onderscheid te maken tussen verschillende religies in ons land.
De actuele vraag is afgehandeld.