Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de motie van Immanuel De Reuse, Stefaan Sintobin, Suzy Wouters, Kristof Slagmulder en Chris Janssens tot instelling van een belangenconflict over het federale wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen voor wat betreft de aanbodsbeheersing.
De bespreking is geopend.
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega’s, ik zal toch beginnen met een korte schets want misschien kent niet iedereen de aanslepende problematiek rond de artsenquota. 25 jaar geleden, in 1997, werd federaal afgesproken dat om de medische overconsumptie in dit land tegen te gaan, nog slechts een beperkt aantal artsen een RIZIV-nummer (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) zou krijgen. Vlaanderen voerde, zoals toen werd gevraagd door de Federale Regering, hiervoor een toelatingsexamen geneeskunde in om het aantal artsen te beperken. Dat wil natuurlijk ook zeggen dat sommige studenten die voor arts wilden studeren, dat niet konden doen vanwege die beperking. De Franse Gemeenschap, daarentegen, lapt de quota al jaren aan haar laars waardoor er jaar na jaar te veel Franstalige artsen afstuderen. Dat is op zich geen Vlaams probleem. Maar als reactie op dat overtal aan afgestudeerde Franstalige studenten geneeskunde, werden er telkens federaal bijkomende RIZIV-nummers gecreëerd om die Franstalige overschotten, het teveel aan afgestudeerde Franstalige artsen, op te vangen.
Van enige responsabilisering van het Franstalig landsgedeelte was er dus die hele tijd geen sprake. In de lente kondigde de federale minister van Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, eindelijk aan dat er een deal was met de Franstaligen om het aanslepend dossier, of beter gezegd conflict, rond de artsenquota op te lossen. Volgens dat akkoord zou, ten eerste, het historisch opgebouwd overschot aan artsen aan de Franse Gemeenschap kwijt gescholden worden en ten tweede, de tot nu toe door het Rekenhof vastgestelde verdeelsleutel van de federale quota volgens het bevolkingsaantal aangepast worden. Collega Daniëls’ reactie op twitter hierop sprak boekdelen. Ik citeer even: “Vandenbroucke zijn deal over artsenquota is de lotto voor de Franse Gemeenschap. Alle afspraken genegeerd en toch beloond. Voor de Vlaamse gemeenschap en onze artsen is dit een ripdeal.” Duidelijke boodschap en duidelijke taal, collega.
Ondertussen werd gisteren, na een tweede lezing in de commissie, het wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 mei van 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen voor wat betreft de aanbodbeheersing, dat dus uitvoering geeft aan dit akkoord, goedgekeurd. Volgens dit ontwerp zou het niet meer het Rekenhof zijn maar wel de Planningscommissie Medisch Aanbod die per gemeenschap adviezen verstrekt voor het aantal toe te laten artsen en tandartsen. Collega’s, we stellen dus vast dat het niet meer gebaseerd zal zijn op de objectieve verdeelsleutel van het Rekenhof, een verdeelsleutel die dus rekening hield met de bevolkingsaantallen, maar wel op een planning die rekening houdt met de behoeften inzake medische zorgen, de kwaliteit van de zorgverstrekking en de demografische en sociologische evolutie van de betrokken doelgroepen en de bevolking.
Daarmee kun je natuurlijk alle kanten uit. Het advies van de planningscommissie baseert zich daarbij ook op de verschillende werklast voor artsen in Vlaanderen en Franstalig België. Het klinkt heel paradoxaal maar de lagere activiteit van de artsen in de Franse Gemeenschap zal dus automatisch leiden tot hogere quota daar en omgekeerd zullen er, door de hogere activiteit van de Vlaamse artsen, minder Vlaamse artsen nodig zijn waardoor minder Vlamingen in artsenopleidingen mogen starten. De Vlaamse artsen werken zich te pletter. Collega Warnez, u had gisteren zeker gelijk in de commissie toen u erop wees dat ze die werkdruk niet langer zullen kunnen volhouden. Ze werken harder maar ze worden wel gestraft omdat ze te veel werken.
In de planningscommissie is er ook geen taalquorum of een gewogen meerderheid nodig. Neen, de vertegenwoordigers van de gemeenschappen hebben er overigens geen stemrecht, enkel een adviserende stem. De federale minister heeft er wel drie vertegenwoordigers met stemrecht. De planningscommissie leent zich dus duidelijk om politieke adviezen te verstrekken. Ik wijs er jullie ook op, collega’s, dat die planningscommissie in het verleden overigens al meerdere keren de methode gewijzigd heeft en telkens andere aantallen had als resultaat. De criteria van de commissie zijn dus allerminst objectief maar lijken aangepast te worden aan het politieke landschap. Daarom is, als er geen betrouwbare methode voorhanden is, de verdeling die door het Rekenhof werd voorgesteld eigenlijk de meest correcte: op basis van de bevolkingsaantallen waarbij elke burger dus gelijk meetelt in de berekening van de quota.
Minister Vandenbroucke verwijst als tegenprestatie van de Franstaligen naar de numerus fixus die ze zullen invoeren. En juist is juist. Gisteren werd die in de commissie Onderwijs van het Parlement van de Franse Gemeenschap goedgekeurd en staat er ook klaar voor parlementaire plenaire behandeling. Een numerus fixus als een toegangsproef die zo toeleidt naar een maximaal aantal beschikbare plaatsen.
En laat ons eerlijk zijn: niet enkel onder de Vlaamse artsenverenigingen is daar maar weinig vertrouwen in, ook wij weten wel beter. Op het moment dat het voorliggende wetsontwerp wordt goedgekeurd, kan de Franse Gemeenschap immers nog doen wat ze wil en dreigt het federale niveau met een lege doos achter te blijven. De Franstalige minister van Onderwijs, Valérie Glatigny, stelde al vast dat de toekomstige toelatingsproef geen selectievere filter zal zijn dan het toelatingsexamen.
Als we kijken naar het federale regeerakkoord, dan stellen we vast dat het wetsontwerp niet beantwoordt aan de in dat akkoord afgesproken principes. Dat bepaalt immers dat voor de artsenquota wordt voorzien in een responsabiliseringsprincipe, voor het geval dat de federale quota niet worden gerespecteerd. Dat principe haalde het wetsontwerp niet. Er is helemaal geen verantwoordingsmechanisme, er is geen stok achter de deur om de Franse Gemeenschap te sanctioneren indien ze nu haar zo lang volgehouden weigering zich te schikken naar de afgesproken quota, voortzet.
Het Vlaams regeerakkoord, het alfa en omega van deze meerderheid, vermeldt dat de Vlaamse Gemeenschap wat de artsenquota betreft, inzake de RIZIV-nummers afhankelijk blijft van de Federale Regering. Maar er wordt aan toegevoegd: “We blijven als Vlaanderen eisen dat er een correcte verdeling van de RIZIV-nummers is tussen de gemeenschappen en er een aflossing komt van het in het verleden door de Franse gemeenschap opgebouwde overtal." Dit regeerakkoord bindt tot op heden hier nog altijd drie partijen.
We kunnen dus in alle objectiviteit vaststellen dat de deal van minister Vandenbroucke met de Franse Gemeenschap en het huidige wetsontwerp haaks staan op de eis van de Vlaamse meerderheidspartijen. Vanuit de Vlaamse Regering werd dan ook terecht scherp gereageerd op het akkoord tussen minister Vandenbroucke en de Franse Gemeenschap.
Ik citeer minister van Onderwijs Ben Weyts: “De federale regering veegt de spons over de Franstalige wetsovertredingen van het verleden en voor de toekomst hanteert men een zo mogelijk nog meer onrechtvaardige verdeling.” Ook toenmalig minister van Welzijn Beke was zeer sceptisch over dit akkoord. En collega Warnez was nog het duidelijkst van allen: “De geschiedenis heeft ons geleerd: eerst zien en daarna geloven. De daden van de Franse Gemeenschap zijn niet van dien aard om te zeggen dat we blij kunnen zijn met een akkoord zonder een stok achter de deur.” Maar de kers op de taart kwam toch de voorbije zaterdagmiddag van minister-president Jan Jambon, gastspreker bij het lustrum van het Vlaams artsenverbond, waar hij zich openlijk uitsprak tegen de plannen van minister Vandenbroucke waarbij komaf wordt gemaakt met de 60/40-verdeling van de contingentering.
Wat men ook in deze regeling nogal eens vergeet, maar wat ook heel belangrijk is, is dat het ook negatieve gevolgen dreigt te hebben voor Brussel en de Brusselse Rand, waar het aandeel Franstalige artsen zal toenemen, wat de verfransing van de gezondheidszorg er ongetwijfeld verder in de hand zal werken.
Collega’s, door de historische overschotten aan Franstalige kant kwijt te schelden en nu voor Vlaanderen nadelige verdelingsregels in te voeren, schaadt het federale wetsontwerp de Vlaamse belangen. Niet alleen wij zijn die mening toegedaan, maar ook de verschillende Vlaamse artsenverenigingen die de Vlaamse Regering reeds deze zomer opriepen om een belangenconflict in te roepen. “Willen de Vlaamse partijen echt handelen naar het belang van hun kiezers, dan is het nu aan hen om een belangenconflict te steunen en te eisen dat de federale regering de dialoog met Vlaanderen opstart”, aldus deze vereniging.
De tegenstanders van dit belangenconflict zullen ongetwijfeld wijzen op het tekort aan het aantal huisartsen. Daar is iedereen van overtuigd. Iedereen erkent trouwens de noodzaak van meer huisartsen, ook wij. En toch, ondanks de overtallen aan artsen in Franstalig België, is er ook daar een tekort aan huisartsen. Ik denk dus dat het veel belangrijker zal zijn om het beroep van huisarts aantrekkelijker te maken of te werken met goede subquota om dat probleem op te lossen. Het voorliggende wetsontwerp zal dat alvast niet oplossen.
Wij rekenen erop dat wij hier allemaal, verkozen door de Vlamingen, de belangen van al die Vlamingen voorop zullen stellen en deze motie tot het inroepen van een belangenconflict door de Vlaamse Regering zullen steunen. Het is een motie waarin we vragen om de schorsing van de behandeling van het vermelde wetsontwerp met het oog op overleg. Want enkel op die manier zal de Vlaamse Regering betrokken worden in het dossier en kan ze de rechtvaardige eisen van de Vlamingen hardmaken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de federale regeling met betrekking tot de artsenquota is het resultaat van een eenzijdig akkoord dat de federale minister maakte met de Franse Gemeenschap. Dat weten we. Het akkoord zorgt er inderdaad voor dat de Franse Gemeenschap wordt ‘gepardonneerd’ voor het negeren van de federale quota wat de artsenopleidingen betreft, en dat gedurende de jongste 25 jaar, terwijl Vlaanderen zich al die tijd wél keurig aan de regels heeft gehouden. Collega’s, vandaag heeft Wallonië 21,3 artsen per 10.000 inwoners, terwijl dat er in Vlaanderen slechts 14,9 zijn, met onder meer overconsumptie tot gevolg, mede op kosten van de Vlaamse belastingbetaler. Meer nog, bij het toekennen van de toekomstige RIZIV-nummers stapt de Federale Regering, de federale overheid inderdaad nu ook af van de verdeling tussen noord en zuid op basis van het bevolkingsaantal. Collega’s, ergens in de teksten lezen we dat de Waalse artsen minder werken, en dat ze daar dus meer artsen nodig hebben. Zo luidt de nogal hallucinante uitleg.
Terloops, we kennen natuurlijk het tekort dat er momenteel is, vooral aan huisartsen, maar de quota loslaten is daar volgens ons niet de oplossing voor, misschien zelfs integendeel. De Vlaamse Regering deed absoluut wat ze moest doen toen ze op 5 juli naar het Overlegcomité stapte, met de artsenquota toen als enige agendapunt. Daar maakte onze regering duidelijk dat ze niet akkoord ging met het federale voorstel. We kennen echter het vervolg. Het federale niveau stoorde zich daar niet aan en deed gewoon voort.
Collega’s, nog eens naar het Overlegcomité stappen zal opnieuw geen enkel resultaat opleveren. Collega’s van het Vlaams Belang, dan gaan we gewoon nog eens een rondje draaien, en daar hebben wij als N-VA absoluut geen zin meer in. Een belangenconflict brengt hoogstens een beetje uitstel. Collega De Reuse, dat hebt u zelf gezegd. Wij willen echter verder gaan. Wij gaan als N-VA voor de vernietiging. Daarom stappen wij als partij naar het Grondwettelijk Hof om die onrechtvaardige regeling, want die is onrechtvaardig, ten gronde aan te vechten. In dezen is sprake van een fundamentele ongelijkheid tussen Vlamingen en Franstaligen, van twee maten en twee gewichten, een ongelijkheid die op federaal niveau nu ook nog eens wordt gebetonneerd. Collega’s, mijn partij zal dat dus blijven bestrijden, niet door hier toneelstukjes voor de galerij op te voeren, maar door echt actie te ondernemen, door naar de rechter te stappen en daar de vernietiging van de federale regeling te vragen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, over één ding ben ik het met de heer De Reuse eens: we kunnen het debat over de artsenquota niet loskoppelen van het debat over het tekort aan huisartsen, een debat dat we hier in het parlement al meermaals hebben gevoerd en ook een kwestie waarmee heel veel Vlamingen vandaag worden geconfronteerd. We zien dat veel huisartsen de pensioenleeftijd bereiken, dat de jongere generatie ook de duidelijke keuze maakt om een betere balans te zoeken tussen werk en privéleven. Ik denk dat we daar alleen maar begrip voor kunnen opbrengen. Het gevolg is dat we vandaag naar een toekomstsituatie kijken waarin er anderhalve huisarts nodig zal zijn om een ‘oude’ huisarts te vervangen. We moeten daar dus niet flauw over doen: we gaan een aantal moeilijke jaren tegemoet in Vlaanderen, in die zin dat er natuurlijk ook te weinig studenten zijn ingeschreven en dat het ook negen jaar duurt voor die opleiding is afgerond. Na zes jaar ben je natuurlijk al huisarts in opleiding, maar dat neemt niet weg dat er een probleem is.
Het is ook daarom dat minister van Volksgezondheid Vandenbroucke in zijn voorstel rond die artsenquota heel veel nadruk heeft gelegd op een toename van het aantal op te leiden huisartsen. Het is niet zijn bevoegdheid om te bepalen hoeveel huisartsen binnen dat globale quotum moeten worden opgeleverd, maar, het moet toch worden gezegd, dit voorstel houdt ook een duidelijk engagement van de deelstaten in. Die engagementen, samen met een nieuw rekenmodel van de federale planningscommissie, dat rekening zal houden met de activiteitsgraad van artsen, met de stijgende zorgnood van de vergrijzende bevolking, maar ook met de impact van de pandemie, moeten en zullen ervoor zorgen dat we de komende decennia naar een sterke toename van het aantal opgeleide huisartsen gaan. Meer huisartsen in de toekomst, dankzij dit akkoord.
Ten tweede, dat werk van de planningscommissie is trouwens, in tegenstelling tot wat u beweert, mijnheer De Reuse, net verfijnd. Hierdoor kan er veel meer op maat worden gewerkt. Wanneer bijvoorbeeld wordt vastgesteld dat er een tekort zal zijn aan tandartsen in België, dan kan er meer ruimte worden gecreëerd voor tandartsen in Vlaanderen, dankzij dit akkoord.
Mijnheer De Reuse, ik hoor u zeggen dat u tegen een programmatie bent op basis van noden. Wat is het efficiëntiedenken daarachter? Dat moet u mij straks toch eens uitleggen.
Ten derde, minister Vandenbroucke heeft de planningscommissie bovendien nog een drievoudige opdracht meegegeven. Eén, de impact van covid en eventuele andere epidemieën in kaart brengen voor de toekomst; twee, zeer belangrijk, een internationale benchmark uitvoeren van het artsenaanbod en de activiteitsgraad – dat onderstreep ik nog eens – met een speciale focus op jonge artsen, huisartsen en de regionale spreiding; drie, een grootschalige bevraging bij artsen, met de bedoeling om te peilen naar hun verwachtingen over de uitoefening van hun beroep en ook naar de gewenste en haalbare activiteitsgraad. Eigenlijk is dat nagaan of de huidige werklast is ingegeven door het aanbod van artsen. Met andere woorden: werken artsen meer dan ze willen bij gebrek aan andere artsen die het kunnen overnemen of werken ze minder dan ze willen omdat er te veel collega-artsen zijn? Dat zit er allemaal in, dankzij dit akkoord.
Collega's, we moeten inderdaad niet flauw doen. Dit dossier zat decennialang geblokkeerd, onder andere door een verschil in visie tussen de verschillende deelstaten. (Opmerkingen)
Ik kijk naar vandaag. Maar ingevolge dit akkoord heeft de Waalse Regering beslist dat er vanaf 2023 ook in de Franse Gemeenschap een vergelijkend ingangsexamen met numerus fixus komt en zal worden georganiseerd. Dat is een jarenlange vraag van Vlaanderen, die eindelijk wordt gerealiseerd, dankzij dit akkoord.
Want collega's, u mag ervan denken wat u wilt, maar in dit land geraak je alleen maar vooruit door akkoorden te sluiten. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Collega’s, mevrouw Goeman heeft het woord.
Lach er maar mee. Maar onze ambitie als Vooruit is te deblokkeren wat vastzat. En dankzij minister Vandenbroucke is er eindelijk zicht op een structurele oplossing. Dit akkoord toont ook gewoon wie in dit land aan de zijde van de stilstand staat en wie aan de kant van de oplossing. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het probleem is een huisartsentekort. In Vlaanderen is er inderdaad een groot huisartsentekort: drie op de vier gemeentes is huisartsenarm. Maar dat probleem stopt niet aan de taalgrens, zoals jullie blijken te denken. Dat probleem is er evengoed in Wallonië. Ik werk bij Geneeskunde voor het Volk. We hebben praktijken in Hoboken, Schaarbeek en Herstal. Overal horen we het probleem van patiënten die geen huisarts vinden, overal zijn er artsen die keihard werken.
En het probleem zijn de quota en de te ver doorgedreven regionalisering. Want het is inderdaad absurd dat ze in Wallonië de quota even aan hun laars kunnen lappen. Dat is inderdaad absurd. Het is absurd dat de Federale Regering zaken kan vastleggen, maar dat het de gemeenschappen zijn die de opleidingen organiseren. De Federale Regering legt de quota vast en de gemeenschappen organiseren de opleidingen.
Maar ook in Vlaanderen hebben we de laatste jaren de quota overschreden, omdat we vóór 1997 te weinig artsen lieten doorstromen. Het probleem is net dat die quota werden vastgelegd. We hebben een tekort aan huisartsen, maar vreemd genoeg zijn er heel veel mensen die de opleiding geneeskunde willen starten, maar laten we er maar een fractie van toe. In Vlaanderen wilden vierduizend mensen de studie geneeskunde aanvangen, maar slechts duizend zijn mogen starten, terwijl we een groot tekort aan huisartsen hebben.
En mijn probleem met die planningscommissie is dat die zich baseert op oude cijfers, met een totaal verkeerd beeld en dat er veel meer artsen nodig zijn.
En de overconsumptie wordt niet veroorzaakt door te veel artsen, zoals men hier lijkt te denken. De overconsumptie wordt veroorzaakt door een prestatiegeneeskunde, een prestatiefinanciering. Dat ligt aan de basis. We hebben wel veel meer artsen nodig, want overal is er een tekort.
Wij zullen deze motie niet steunen, maar zouden willen dat er werk wordt gemaakt van het weggaan van die quota en dat ervoor wordt gezorgd dat voldoende artsen kunnen studeren en dat er voldoende artsen zijn om de mensen in België de zorgen te bieden die ze nodig hebben.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil beginnen met heel duidelijk te zeggen dat wij als fractie in dit parlement willen en eisen dat er in Vlaanderen meer artsen en tandartsen komen. Dat is de essentie van het probleem. De essentie van het probleem is dat onze artsen het niet meer kunnen bolwerken. De essentie van het probleem is dat we niet meer zoals vroeger kunnen verwachten dat artsen tot zeven en vaak tot negen uur ’s avonds aan het werk zijn. Als fractie eisen wij ook – en ik vind dat wij dat ook vanuit een kamerbreed perspectief zouden moeten doen – dat de Planningscommissie dat erkent en ook op die vraag ingaat. We aanvaarden niet dat artsen harder moeten werken. We vinden dat ze met meer moeten zijn. Dankzij een aantal wetgevende initiatieven kan de Planningscommissie dat doen. Zij zal bepalen wat de behoefte is in Vlaanderen. Dat betekent dat er meer artsen moeten zijn.
We moeten ook eerlijk zijn en erkennen dat er de afgelopen maanden een aantal positieve stappen zijn genomen. Kleine stappen? Ja, maar wel in de goede richting. Het is al 25 jaar dat we er om ‘zagen’. In Wallonië heeft de Onderwijscommissie van de Franse Gemeenschap gisteren eindelijk, eindelijk, eindelijk het vergelijkend toelatingsexamen voor studenten geneeskunde, de numerus fixus, ingevoerd. Collega De Reuse, toen ik enkele maanden geleden in de commissie zei ‘Eerst zien en dan geloven’, ging dat daarover. Ik was daar zeer sceptisch over. Maar het is er vandaag. Ik ben daar tevreden mee maar het is, voor alle duidelijkheid, maar een eerste stap.
Daarnaast moet de Planningscommissie nu bepalen hoeveel artsen en tandartsen wij in Vlaanderen nodig hebben. Vandaag zijn er meer artsen in Wallonië omdat ze daar – zo heb ik mij laten vertellen – 20 procent minder werken. Dat is totaal onaanvaardbaar. Niemand kan dat, ook in dit parlement, aanvaarden. Wij verwachten van de Planningscommissie dat dat wordt rechtgetrokken. Wij verwachten ook van Frank Vandenbroucke, de bevoegde minister, dat hij daarover waakt.
En ja, wij blijven bezorgd. Wij blijven waakzaam tot aan de eis dat wij ook hier in Vlaanderen voldoende artsen en tandartsen hebben, is voldaan. We moeten eenvoudigweg naar evenveel artsen en tandartsen per Vlaming als per Waal. Dat is een eenvoudig principe. Vandaag is er daar een wanverhouding.
Bovendien zijn we nog altijd bezorgd over de afspraken die onze zuiderburen moeten naleven. Een kersvers toelatingsexamen moet ervoor zorgen dat er niet meer artsen afstuderen dan er plaatsen en RIZIV-nummers zijn. Frank Vandenbroucke moet het akkoord dat hij sloot, afdwingen. Hij moet die afspraken doen naleven. Zo niet, dan moet er opnieuw een responsabiliseringsmechanisme in de wet worden ingeschreven.
Voor mijn fractie is het belangrijk dat er toch stappen zijn gezet. We vinden dat het op dit ogenblik tijd is voor oplossingen, niet voor institutionele spelletjes. Diep in mijn hart, heel oprecht, geloof ik dat de eindoplossing – ik heb dat ook al gezegd – in een defederalisering van gezondheidszorg zal liggen. Dan zijn we er nog niet. Moeten we dan tussentijds wachten tot er niets gebeurt? Neen. Vandaag hebben we een stapje gezet. Het mag een stap verder zijn. Het is nu, of straks, aan de Planningscommissie om de vraag van de Vlamingen in te willigen. Daar rekenen wij op. Daarom zullen wij vandaag dat belangenconflict niet steunen. Wij vragen iedereen in dit parlement om de oproep aan de Planningscommissie te ondersteunen. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, ik wil reageren op enkele opmerkingen die ik hier heb gehoord.
Collega Warnez, u zegt dat het doel moet zijn dat we evenveel artsen per bewoner hebben in Vlaanderen als in Wallonië. Daarvoor is de beste manier de vorige redenering die het Grondwettelijk Hof aanreikte, zijnde: volgens het bevolkingsaantal is er een aantal artsen. Volgens de nieuwe manier waarop men eigenlijk alle kanten uit zou kunnen. Gisteren zei u zelf nog dat we op onze qui-vive moeten blijven. Dat was gisteren, niet toen. Inderdaad, die stok achter de deur is er niet meer. Het probleem is er al 25 jaar. De stok achter de deur is daarom mijns inziens wel nodig. Dat moet er toch zeker en vast in. Alle mogelijkheden zijn er nog voor hen om wat ze vandaag aan Franstalige kant doen binnen de kortste keren naast zich neer te leggen.
U hinkt eigenlijk op twee benen. U blijft die bezorgdheid delen. U zit heel wat te zeggen, maar dan zegt u dat u gelooft dat Frank Vandenbroucke dat nu wel zal doen. Ik hoop het, laat dat duidelijk zijn. Maar de geschiedenis geeft me alvast niet veel ankerpunten om dat geloof te bevestigen.
Mevrouw Vandecasteele, u zegt dat niemand iets zegt over de huisartsen. Ik heb gezegd dat dat ook in Wallonië een probleem is. U hebt waarschijnlijk niet goed geluisterd toen ik erover bezig was. We stellen vast dat er meer artsen uitstroomden in Wallonië en dat daar ook het tekort aan huisartsen bleef. Die quota hebben daar niets mee te maken. Daar studeren meer specialisten af en er verhuizen ook heel wat specialisten naar het buitenland. Die worden dus ook geen huisarts. Om het beroep van huisarts aantrekkelijker te maken zullen er andere zaken nodig zijn dan wat hier vandaag voorligt. Het een heeft niets met het ander te maken. Er zouden natuurlijk genoeg artsen moeten zijn, maar laat dat opgenomen worden in een globaal pakket.
Collega Goeman, u zegt dat er drie studies zullen worden uitgevoerd. Dat is altijd interessant. Uit studies komen altijd nieuwe gegevens, maar die studies moesten snel gebeuren en eigenlijk al klaar zijn. Men heeft vijfentwintig jaar tijd gehad om die werklast te bekijken. Als je het mij vraagt, is dat nu de zaak uitstellen naar sint-juttemis, want wat krijgen de Franstaligen in het zuiden nu? Ze krijgen een beloning voor vijfentwintig jaar inciviek gedrag. Dat kan de bedoeling niet zijn.
De N-VA zal de motie niet steunen. Jullie gaan naar het Grondwettelijk Hof. Ik besluit daaruit dat er geen geloof meer is in overleg. Dat is een vorm van defaitisme. Ik hoop dat er nu en dan zaken zijn die we aanhalen en waarin we vragen dat jullie misschien ook eens het been stijf moeten houden bij de coalitiepartners. Maar we kunnen nu alleen maar toejuichen dat u nu doortastende stappen zet, al hebt u natuurlijk geen enkele garantie dat u daar gelijk zult krijgen. Ik denk ook dat we alle wettelijke en democratische middelen moeten inzetten als de Vlaamse belangen worden geschaad. Ook het belangenconflict dat we vandaag voorleggen, is een mogelijkheid waarin we oproepen om opnieuw in overleg te gaan met het federale niveau om nog eens duidelijk te maken dat je met het voorliggende voorstel niet akkoord kunt gaan, dat de grootste partij van deze meerderheid daar niet mee akkoord kan gaan en dat dat toch tot grote problemen leidt. We zijn uiteraard blij. U zegt dat u op 5 juli naar het Overlegcomité bent geweest en daar geen genoegdoening hebt gekregen. Dat wil alvast zeggen dat het voorleggen van onze motie jullie heeft bewogen om naar het Grondwettelijk Hof te gaan. We wensen jullie gemeend veel succes. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over de motie houden.