Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot uitvoering van dringende maatregelen om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen.
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Witte heeft het woord.
Collega’s, minister, zoals iedereen weet, is het lerarentekort groot en problematisch. Mijn fractie is daarover heel bezorgd, met zicht op het volgende schooljaar en de schooljaren erna.
In dit ontwerp van decreet worden een aantal noodzakelijke maatregelen genomen, zoals meer vertrouwen voor de schoolbesturen in het aanwervingsbeleid, en een aantal andere punten die nog aan bod zullen komen. Wij gaan voor het ontwerp van decreet stemmen. Op zich vinden we het goed, maar het is en blijft onvoldoende. Eigenlijk is het een resem van losse maatregelen zonder langetermijnvisie. Wij verwachten een ommezwaai om het tekort echt aan te pakken. Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om de werkdruk te verlagen, om startende leerkrachten de eerste jaren van hun loopbaan meer werkzekerheid of minstens financiële zekerheid te geven, om leraren te helpen met de grote digitale uitdagingen die op hen afkomen, om de administratieve rompslomp echt vast te pakken, om de eindeloopbaan van leerkrachten werkbaar te maken.
Dus, kort gezegd, het ontwerp van decreet zet een aantal stappen in de juiste richting, wij stemmen voor, maar wij blijven ijveren voor een globaal loopbaanpact dat het beroep van leerkrachten structureel draaglijker en aantrekkelijker maakt.
De heer Danen heeft het woord.
Kan iemand iets hebben tegen de voorstellen die vandaag voorliggen in dit ontwerp van decreet? Ik denk dat dat moeilijk is en dat de maatregelen op zich goed zijn. Maar als je vraagt of het genoeg is, moet op die vraag ‘neen’ geantwoord worden. Het is niet genoeg. Zoals we allemaal weten zijn kwaliteit van onderwijs en het lerarentekort twee zijdes van eenzelfde medaille, en je kunt het ene niet aanpakken zonder het andere ook heel erg au sérieux te nemen.
Er staan inderdaad een aantal zaken in het ontwerp van decreet. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat maximaal 20 procent van de vacante lestijden omgezet wordt in punten voor het beleids- en ondersteunend personeel of in andere uren die niet onmiddellijk iets met de lesopdracht te maken hebben. Op zich is dat een goede maatregel. De vraag die wel gesteld kan worden, is: waarom 20 procent? Het lijkt me arbitrair. Het kon ook 30 zijn geweest, of 25, of misschien wel 50, maar waar komt die 20 procent vandaan? Dat is me vandaag nog altijd niet helemaal duidelijk.
Wat ook goed is, is het feit dat bepaalde ambten ook aan een ander regime dan halftijds of voltijds kunnen worden ingericht, zoals ICT-coördinatoren. Voordien moest je die halftijds of voltijds invullen, wat maakte dat het in tijden van schaarste moeilijk was om die profielen te vinden.
Dat dat wordt aangepakt, is goed, maar wat we missen, zijn bijkomende, structurele en harde maatregelen, een bredere visie, een soort structuurdecreet, een soort lerarenpact – wat er allicht niet gaat komen, maar noem het dan een lerarenpact light. Dit is het zelfs niet. Het is een opstapje, maar ook niet meer dan dat. Er moet de komende maanden meer en beter volgen, maar vanwege de voorstellen die als dusdanig wel door ons gesteund kunnen worden, gaan we voor stemmen. Maar eigenlijk is het onvoldoende om het probleem dat zich vandaag in het onderwijs voordoet, ten gronde aan te pakken. (Applaus van Stijn Bex)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dat het lerarentekort niet opgelost kan worden met één ‘silver bullet’, hebben we hier al vaak gehoord. Maar toch zijn we tevreden met wat vandaag ook voorligt, namelijk dat er flexibiliteit geboden wordt om om te gaan met uren die niet ingezet worden. Als een school merkt dat uren niet ingevuld worden, dan kan men ervoor kiezen om bijvoorbeeld een extra zorgcoördinator, een psycholoog, een administratief medewerker of andere profielen aan te stellen. Dat lijkt ons een zeer nuttig voorstel. De vraag om flexibel te kunnen omgaan met het urenpakket leeft ook op het terrein. Voor ons is het een volmondige ja, zeker ook omdat we in het verleden al vaak gevraagd hebben naar flexibiliteit en vertrouwen.
Maar minister, we hebben ook al vaak opgeroepen om net werk te maken van een lerarenloopbaanpact, zoals ook ingeschreven staat in het regeerakkoord. Daar kijken we uit naar de hoorzitting van volgende donderdag in de commissie in het parlement, waar zowel de onderwijsverstrekkers als de onderwijsvakbonden zullen aangeven wat voor hen de zaken zijn die op korte termijn aangepakt moeten worden, maar zeker ook op lange termijn.
Minister, de voorbije weken en maanden was ik in verschillende scholen en zag ik verschillende schoolbesturen. Ik heb al gecommuniceerd over die 20 procent, dat dat iets was dat op tafel lag en wellicht tegen de grote vakantie goedgekeurd zou worden. Ik merk dat daar nog heel weinig over geweten is. Hoe kunnen we de scholen daar nog maximaal over in kennis stellen? Want het is echt nodig dat dit op 1 oktober kan ingaan en dat men dat dan ook heel goed weet.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Voor ons ligt een ontwerp van decreet met een aantal dringende maatregelen om het lerarenambt te herwaarderen. In de commissie wezen leden van de oppositie erop dat het groter kader ontbreekt. Dat is een andere keuze. Je kunt belangrijke maatregelen waarover er een akkoord is, opsparen tot er een groter kader is en wachten op een groot pact, en wachten. Of je kunt ervoor kiezen om het werkveld niet te laten wachten en om meteen maatregelen te nemen en die zo snel mogelijk uit te voeren. De meerderheid kiest voor deze laatste piste.
Wat doen we precies? We verhinderen dat scholen middelen verliezen omdat ze tot 20 procent van hun omkaderingsmiddelen voor onderwijzend personeel kunnen inzetten in punten. Dat zijn middelen die normaal gezien zouden terugvloeien naar de begroting, maar die we op deze manier bij de scholen houden. Het is ook niet langer verplicht om de ICT-ambten voltijds of halftijds te benoemen, maar ze kunnen ook aan een ander percentage ingevuld worden. Dit flexibeler werken, maakt het de scholen gemakkelijker. Dit geeft hen tegelijkertijd ook meer vertrouwen en meer autonomie.
Is dit het ontwerp van decreet dat het lerarentekort oplost? Nee, als we zo’n decreet hadden, zouden we de wereldpers halen. Er is geen wonderoplossing. Het is dus beter om stap voor stap, decreet per decreet, die tanker te keren, die tanker in de juiste richting te sturen, dan te wachten en te wachten op die ene grote hervorming, waar we met z’n allen toch onze tanden op zullen stukbijten. Dit ontwerp van decreet is opnieuw een stap in de goede richting. Andere maatregelen zullen blijven volgen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega’s, minister, wij zullen dit ontwerp van decreet principieel goedkeuren, want meer flexibiliteit in het personeelsbeleid voor de scholen is zeker positief. We hadden in de commissie wel enkele opmerkingen en vragen, waaronder de bekommernis hoever die flexibiliteit zal gaan. Minister, u hebt daar de verantwoordelijkheid bij de scholen zelf gelegd. Maar we blijven er wel beducht voor dat men de mensen zonder pedagogisch diploma gemakshalve, omdat er niemand is, toch maar voor de klas zal zetten. U zei wel uitdrukkelijk dat dit niet de bedoeling is, maar we hopen dat dit gemonitord zal worden, kwestie van ongewenste neveneffecten te vermijden.
Daarnaast is het ook zo dat wanneer een school van die omzetting in oktober gebruikmaakt omdat ze geen leerkracht vindt, die omzetting meteen voor een heel schooljaar geldt. Het gevolg is dat wanneer zich bijvoorbeeld in januari wel een gediplomeerd leraar aandient, het niet meer mogelijk is die aan te stellen omdat er al een ondersteunend iemand is aangenomen. Die mensen hebben natuurlijk ook graag werkzekerheid voor een jaar, we begrijpen dat wel, maar als in de praktijk vaker zou blijken dat leerkrachten zich later toch aandienen maar de job niet kunnen krijgen, dan kan men de regels misschien toch nog een beetje verfijnen door te denken aan een omzetting per trimester. Dan kan eventueel een leerkracht toch worden aangenomen wat toch iets belangrijker is voor de leerlingen en de school.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega’s, we zullen uiteraard niet het hele debat uit de commissie overdoen. Daar is gewoon een verschil tussen meerderheid en oppositie.
Het gaat hier inderdaad over een ontwerp van decreet over het lerarentekort. Ik volg enkele andere collega’s dat we daar nog altijd een duidelijk samenhangend plan missen om het problematisch tekort aan leerkrachten echt aan te pakken. Het is een noodmaatregel die we zullen goedkeuren. Ik heb ook in de commissie gezegd dat het een kleine maatregel is die weliswaar positief kan en zal zijn voor scholen die kampen met een lerarentekort, maar het is een noodmaatregel. We missen nog altijd een visie, een plan op lange termijn. Om het in wielertermen te zeggen probeert men het lek van een band te dichten terwijl de lucht er langs alle kanten uitkomt.
Minister, dit ontwerp van decreet toont nog altijd een schrijnend gebrek aan ambitie en visie om het lerarentekort echt op structurele en lange termijn aan te pakken. Ik verwacht van u dat u nog uitgebreidere maatregelen neemt en zo snel mogelijk met een duidelijk ambitieus plan naar het parlement komt, maar ook naar de leerkrachten bij wie het water tot aan de lippen staat. Het water staat niet enkel de leerkrachten tot aan de lippen maar ook de directeur en de leerlingen die de voorbije jaren vaak in studie hebben gezeten. Zij zullen u dankbaar zijn.
Mijn fractie zal voor stemmen, maar met een duidelijke kritische noot zoals we die ook in de commissie hebben geformuleerd. Dit is geen herwaardering maar een noodmaatregel die voor alle duidelijkheid ook het lerarentekort niet structureel en op lange termijn zal oplossen. Onze fractie vindt dit een gemiste kans.
Minister Weyts heeft het woord.
Is er een wonderoplossing? Men is geneigd om altijd neen te zeggen maar de meest structurele en doortastende oplossing voor het tekort in zowat alle beleidsdomeinen en sectoren die we in Vlaanderen kennen, is een kordater activeringsbeleid. We moeten ervoor zorgen dat er meer werkwilligen zijn, dat inactieven worden aangespoord met een wortel en een stok om zich op de arbeidsmarkt te begeven. Dat zou veel verhelpen, niet alleen in het onderwijs maar evengoed in de zorg, voor de tewerkstelling in de supermarkt en voor al die sectoren en Vlaanderen. Zolang dat niet gebeurt, zullen wij een concurrentieslag moeten voeren. En vreemd genoeg moeten wij een concurrentieslag voeren tegen de andere sectoren zoals de zorg. We moeten elkaar vliegen afvangen, dat is de realiteit van vandaag. Zolang de groep van actieven, van werkwilligen niet groter wordt, moeten wij elkaar beconcurreren. Op dat vlak moeten we node maatregelen nemen en die nemen we. In de aanpak van het lerarentekort zou de kritiek terecht zijn wanneer u zich zou afvragen of dit het dan is. Nee, dit is het niet. We hebben al heel wat maatregelen genomen en zullen er nog heel wat nemen maar het is de bedoeling om altijd, stap voor stap, vooruit te geraken.
U zegt dat we een groot pact moeten sluiten, een staten-generaal organiseren. Ik wil dat wel maar dat heeft men voor mij ook al geprobeerd. Zowat alle ministers voor mij hebben dat geprobeerd en zijn van een kale reis teruggekomen. U zegt dat het nu of nooit is, dat we nu onze eisen op tafel moeten leggen en niet toegeven, maar uiteindelijk raakt men na jaren van discussie niet vooruit. Ik wil die fout niet maken en stap voor stap vooruitgang boeken zonder dat we heilige huisjes sparen. Er zijn al heilige huisjes gesneuveld. Gesneuveld is dan misschien een beetje gechargeerd of overdreven maar er zijn alleszins bressen in dammen geslagen.
Als het gaat over de discussie rond de vaste benoeming, een discussie die helemaal geblokkeerd zat, die vastzat, dan hebben we daar een doorbraak kunnen realiseren door ervoor te zorgen dat we jong talent sneller aan ons kunnen binden en dat we die sneller perspectief kunnen geven op zekerheid van tewerkstelling. Maar daartegenover staat dat we de ontslagprocedure, die vier jaar bedroeg, hebben gereduceerd tot één jaar, namelijk op grond van twee negatieve evaluaties in twee schooljaren. Dan kun je mensen verwijderen die nefast zijn en een slecht voorbeeld zijn voor de rest van het bonafide lerarenkorps en voor de waardering in de maatschappij ten opzichte van de leerkracht. Dat is één bres in een dam.
Een tweede punt gaat over de anciënniteitsregeling, waarbij we erin geslaagd zijn om nu een akkoord te bereiken over het meenemen van tien jaar anciënniteit. En dan kun je zeggen dat het twintig jaar anciënniteit moet zijn. We gaan nu van nul naar tien jaar anciënniteit, en dan zijn er mensen die zeggen dat het twintig jaar moet zijn. En ook dat heeft men voor mij al geprobeerd. Minister Smet heeft gezegd dat hij onmiddellijk twintig jaar anciënniteit zou toekennen, ‘dat komt allemaal in orde’. De Raad van State heeft daarop gezegd dat dat disproportioneel is. De Raad van State heeft geoordeeld dat je zulke maatregelen enkel kunt invoeren als je ook gaat zorgen dat ook voor de bestaande leerkrachten die vroeger de overstap hebben gemaakt van de privésector naar het onderwijs, de anciënniteit wordt gevalideerd, wordt meegenomen, retroactief. Dat kost honderden miljoenen euro. Dat kost honderden miljoenen, en dan heb je er geen enkele extra leerkracht bij. Neen, dat zijn gewoon de bestaande leerkrachten. Dan denk ik dat het van goed huisvaderschap getuigt om te zeggen dat we voor tien jaar anciënniteit gaan. Dan kunnen we later nog altijd evalueren. Maar van nul naar tien jaar, dat lijkt mij een goede stap vooruit, een stap in de goede richting. Dat is een bres in de dam.
Een derde bres in de dam is ook een vastgeroeste discussie, waarbij vooral van de kant van de werkgevers, van de onderwijsverstrekkers al jaar en dag wordt gevraagd of ze niet een beetje meer flexibiliteit kunnen krijgen. Zo kunnen de scholen, de directies zelf aan de slag gaan, zeker in het geval van een lerarentekort. Zo mogen ze de lerarenuren die ze niet ingevuld krijgen, ook spenderen voor het aanwerven van andere profielen. Dat ligt nu op tafel. Dat is een bres in een dam. Je kunt zeggen dat dat maar voor 20 procent van de middelen van de lerarenuren is, en dat is juist. Het is misschien wat te weinig en wat te laat, maar het is een bres in een dam. En bressen in een dam hebben niet de neiging om na verloop van tijd kleiner te worden. Meestal worden die groter.
Dit komt boven op allerhande maatregelen die we genomen hebben. Ik neem er een greep uit, uit het hoofd. We hebben ervoor gezorgd dat de job van leerkracht wat aantrekkelijker wordt, en kleine maatregeltjes zijn bijvoorbeeld het verhogen van de fietsvergoeding tot op het niveau van de Vlaamse ambtenaren. We hebben ervoor gezorgd dat er een internetvergoeding is, we hebben ervoor gezorgd dat leerkrachten digitaal geëquipeerd worden. Het gaat om 580 miljoen euro, enkel daarvoor.
Een andere kleine maatregel, maar van waarde, is dat we ervoor hebben gezorgd dat we op het vlak van anciënniteit een extra trap hebben ingevoegd. Vroeger was het zo dat een leerkracht de laatste trap van de anciënniteit maakte na 27 jaar anciënniteit. Dan was het gedaan, dan kon je nooit nog iets bijkrijgen op je loon. We hebben daar nu een bijkomende trap aan toegevoegd, namelijk 31 jaar. Dat is ook een signaal van waardering, van appreciatie voor leerkrachten vandaag. Als ze bij ons blijven, waarderen we dat, ook financieel. Na 31 jaar kunnen ze dus nog een bijkomende trap in die anciënniteit maken.
Zo hebben we voor beginnende leerkrachten ook gezorgd voor 10 miljoen euro extra voor meer aanvangsbegeleiding. Dat is heel belangrijk om startende leerkrachten bij ons te houden. Maar evengoed hebben we ook daarom in die anciënniteit ingegrepen. Vroeger konden startende leerkrachten pas anciënniteit beginnen op te bouwen vanaf de leeftijd van 23 jaar, wat een beetje vreemd is. Het was dus leeftijdsgebonden: pas vanaf de leeftijd van 23 jaar kon je anciënniteit beginnen op te bouwen. We hebben dat geschrapt. Dus vanaf het eerste jaar dat je lesgeeft, kun je anciënniteit beginnen op te bouwen.
En zo hebben we er ook voor gezorgd dat de job van directeur opgewaardeerd wordt, in zowel basisonderwijs, secundair onderwijs, deeltijds kunstonderwijs, als volwassenonderwijs. We zorgen namelijk voor een loonspanning van minstens 31 procent, zodat elke directeur de facto 31 procent meer verdient dan in zijn positie als leerkracht.
We doen dat in twee fasen. We hebben een eerste fase nu al gerealiseerd. De volgende fase is voor volgend jaar. Zo zullen we stap voor stap vooruitgang boeken in de aanpak. U vraagt wat mijn visie is. Mijn visie is de aanpak van het lerarenkorps!
We werken op drie assen. De eerste is ervoor te zorgen dat we meer instroom kunnen realiseren. Dat kan zowel via zijinstroom als via de lerarenopleiding, de klassieke instroom. De tweede is ervoor te zorgen dat we de retentie kunnen versterken. We moeten de leerkrachten die bij ons aan de slag zijn kunnen behouden. De derde staat in functie van de twee vorige assen: flexibiliteit, verantwoordelijkheid en autonomie bieden aan de directies. Een concrete maatregel op dat vlak ligt momenteel hier voor in dit ontwerp van decreet.
Dit zijn allemaal stappen vooruit. Mevrouw Vandromme, u zegt dat u op het terrein vaststelt dat men de flexibiliteitsmaatregel die nu voorligt nog niet kent. Wel, ik heb hem nochtans al geduid aan ongeveer drieduizend directeurs. Ik heb de ronde van Vlaanderen gedaan. Op zes haltes in Vlaanderen hebben we in de voormiddag de directeurs van het basisonderwijs en in de namiddag de directeurs van het secundair onderwijs gesproken. Daar zijn ongeveer drieduizend mensen op afgekomen, op zes locaties in Vlaanderen. En in mijn discours heb ik die maatregel altijd toegelicht.
Er was trouwens ruimte, niet alleen voor mijn woord, maar ook voor hun wederwoord. Ik hoop dat men daar toch het een en ander van heeft onthouden. Maar ongetwijfeld zullen sommigen nog niet aanwezig zijn geweest. We steken op het vlak van communicatie nog een tandje bij, want dit is inderdaad iets wat men al heel lang vraagt, namelijk dat men wat ruimte en flexibiliteit geeft, wat autonomie en mogelijkheden om een doortastend personeelsbeleid te kunnen voeren. Wel, dit instrument kunnen we hen heel concreet aanbieden en we kunnen heel resoluut zeggen dat het opnieuw een stap vooruit is in de aanpak van het lerarentekort.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1299/3)
– Artikel 1 tot en met 10 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.