Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en tot wijziging van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid in functie van het hertekende inburgeringsbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het volwassenenonderwijs een heel belangrijke rol speelt in de inburgering van nieuwkomers. Vooral als het over onder andere taalcursussen gaat, is het belang niet te overschatten.
Ik vind het wel vreemd dat een inburgeringsdecreet drempels opwerpt in plaats van drempels naar beneden haalt in functie van meer inburgering. Ik verklaar me nader, zonder de hele discussie van in de commissie over te doen. Er zijn twee zaken die ons als fractie bijzonder tegen de borst stoten. Eerst en vooral gaat het over de zogenaamde gestandaardiseerde test. Blijkbaar is deze regering van zins om op tal van plekken meer standaardisatie en meer testen in te brengen.
De vraag is natuurlijk voor wie dat goed is en wie dat ten goede komt. De grondwet bepaalt dat mensen die lesgeven, dus leerkrachten, de autonomie hebben om de evaluatie zelf vorm te geven zonder externe druk. Nu, zoals we weten is de grondwet geen vodje papier. Dat is wel belangrijk want dit ontwerp van decreet zegt dat we daarnaast of daarboven een soort gestandaardiseerde test willen hebben om die taalkennis van de inburgeraars te testen, te controleren met heel belangrijke gevolgen. Dat is voor ons een heel slechte zaak omdat het ook het wantrouwen in de leerkrachten voedt.
Vandaag zijn het de leerkrachten die beoordelen of de inburgeraar, diegene die de NT2-cursus (Nederlands tweede taal) volgt voldoende in staat is om Nederlands te spreken. Eigenlijk is dat iets dat vandaag goed werkt. En toch wil deze regering, om een bepaalde symboolpolitiek, daar iets boven of naast zetten. Dat begrijp ik echt niet, vooral omdat vriend en vijand zeggen dat dat inburgeraars zal belemmeren, dat dat drempels opwerpt in de plaats van drempels naar beneden haalt, en het Inburgeringsdecreet toch moet zorgen voor meer inburgering. Dat is een eerste element.
Een tweede element daarbij gaat over de financiering of het inschrijvingsgeld dat betaald moet worden door de inburgeraars. Nu, dat klinkt stoer, fel en logisch, maar we werken wel met de meest kwetsbaren van onze samenleving, mensen die iedere euro moeten omdraaien en voor wie 180 euro heel veel geld is, voor iets wat wij als samenleving graag willen, voor iets wat wij als overheid graag willen. Daar geld voor vragen en vooral als men niet in staat is om het examen af te leggen daar opnieuw geld voor vragen, vinden wij echt onbegrijpelijk en een brug te ver. Niet alleen wij van de Groenfractie zeggen dat, maar ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) vonden dat onbegrijpelijk. En de antwoorden die de ministers, die hier nu ook zijn, daarop gegeven hebben, zijn wat ons betreft onvoldoende om ons te overtuigen.
Ten laatste, ik heb begrepen dat jullie het toch willen laten ingaan. Maar dan zou ik toch alstublieft willen vragen voor een voldoende lange overgangsperiode of een periode voor wanneer de inwerkingtreding van start kan gaan omdat de centra de voorbije jaren, door corona, keihard gewerkt hebben. Ze hebben met veel flexibiliteit hun werk gedaan en nu vragen om dit snel, snel in te voeren, is eigenlijk onmenselijk. Dat kunnen we echt niet doen. Om al die redenen, maar vooral om de eerste en de tweede reden, omdat dit decreet het inburgeraars moeilijker maakt, stemmen wij vol overtuiging tegen dit ontwerp van decreet.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Wat hier voor ons ligt is voor de cd&v-fractie een realisatie of het waarmaken van de ambities uit het regeerakkoord om een sterk inburgeringstraject mogelijk te maken op maat. Het is ook een vriendelijk inburgeringstraject. Wij zijn zeer tevreden dat de centra voor basiseducatie (CBE’s) een belangrijke rol spelen en dat ze ook erkend worden in hun expertise omtrent taalonderwijs, zeker voor de mensen die kortgeschoold of laaggeletterd zijn.
Wat ons betreft is het ook belangrijk dat leerkrachten of lesgevers die autonomie kunnen behouden bij het evalueren of het beoordelen van cursisten. Want zoals in de memorie staat, is het een test die niet zomaar een geüniformiseerde, gestandaardiseerde test is. Wel worden er via een besluit van de Vlaamse Regering (BVR) regels opgelegd over een evenwichtige samenstelling van een set van toetsitems uit een gevalideerde vragendatabank. We kijken alvast uit naar dat BVR want het is de bedoeling dat dat tot stand komt via een participatief proces. Voor onze fractie is dat laatste zeker zeer belangrijk want met de gedragenheid op het terrein staat of valt alles.
Er zijn ook wel wat zorgen omtrent de timing. In de commissie hebben we vernomen dat er wat extra tijd geboden wordt. Dan nog is het belangrijk om te blijven luisteren naar het veld en op tijd en stond te evalueren en te monitoren, maar zeker ook om de vinger aan de pols te blijven houden als dit niet haalbaar is, kwestie van het toch nog de tijd te gunnen. Dat zijn mijn vragen, maar wij zullen alvast, wegens die zaken, dit decreet toch goedkeuren.
De heer Janssens heeft het woord.
Heren ministers, ik denk dat we eind mei een zeer goed en uitgebreid debat hierover hebben gevoerd in de commissie. Het is weinig zinvol om alle elementen die daar aan bod zijn gekomen opnieuw te herhalen. Voor een uitgebreide tussenkomst zou ik graag verwijzen naar het prima verslag van de bespreking in de commissie. Maar met het oog op een stemverklaring wil ik toch heel beknopt een aantal elementen herhalen.
Het is een goede zaak dat er met dit ontwerp van decreet gefocust wordt op een beter taalniveau voor nieuwkomers. Het is ook een goede zaak dat een uitgebreidere onderwijsbevoegdheid van de centra voor basiseducatie (CBE’s) wordt voorzien. En het is ook een goede zaak dat er een geïntegreerde intake bij VDAB wordt gerealiseerd.
Het principe dat nieuwkomers zouden moeten betalen voor cursussen en examens waar zij aan deelnemen, staat al langer in ons verkiezingsprogramma. Achter dat principe zouden we ons kunnen scharen, ware het niet dat we hier maar een zeer klein stapje in de goede richting zetten. Men vraagt aan de inburgeraar maar een zeer minuscuul bedrag, met name 2 keer 90 euro om aan cursussen deel te nemen, en 2 keer 90 euro om aan de examens deel te nemen. Dat is in totaal 360 euro die moet worden opgehoest door de inburgeraar. Dat betekent dat, als je weet dat een volledig inburgeringstraject toch om en bij de 4500 euro kost per persoon, 8 procent door de inburgeraar wordt betaald. De andere 92 procent komt nog altijd op de schouders van de Vlaamse belastingbetaler terecht.
Bovendien zijn er in dit ontwerp van decreet ook nog een hele reeks vrijstellingen voorzien, waardoor toch nog veel inburgeraars gratis aan cursussen en testen zullen kunnen deelnemen. Een aantal elementen die wat ons betreft niet goed zijn in dit ontwerp van decreet, hebben we proberen te remediëren door amendementen in te dienen in de commissie. Maar die zijn allemaal weggestemd. Dat leidt ons tot de slotsom dat een aantal goede zaken, een aantal zaken die lang niet ver genoeg gaan, en een aantal amendementen van ons die het ontwerp van decreet – wat onze fractie betreft – hadden moeten verbeteren, zijn weggestemd. Daarom zullen we ons straks op het geheel onthouden.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
De NV-A-fractie zal dit ontwerp van decreet met volle overtuiging goedkeuren. Dit ontwerp van decreet kan eigenlijk gezien worden als een blauwdruk van het rechten- en plichtenverhaal dat mijn partij al sinds haar ontstaansgeschiedenis bepleit. Het is een verhaal waarin kansen geven centraal staat, maar waar we ook iets voor in de plaats vragen. We willen de inburgeraars meer kansen bieden door hen een kwalitatief inburgeringstraject aan te bieden met een verhoogde en snellere kennisverwerving van het Nederlands als rode draad. Maar in ruil hiervoor vragen we een beperkte financiële bijdrage om die vrijblijvendheid weg te nemen.
Collega’s, het is een open deur intrappen, maar het Nederlands is een van de belangrijkste hoekstenen van ons land. Een goede kennis van het Nederlands is niet alleen belangrijk om de slaagkansen op de arbeidsmarkt te verhogen, maar is ook essentieel om mee te kunnen draaien in het rijke maatschappelijke weefsel van Vlaanderen. Het is daarom van groot belang dat nieuwkomers deze taal machtig zijn om op eigen benen te leren staan.
Met de invoering van de gestandaardiseerde NT2-test brengen we nieuwkomers naar het niveau A2. Dat is een echte startpositie voor de verdere ontwikkeling van het Nederlands. Het A2-niveau is het minimum minimorum en dan is het aan het individu zelf om daarna zelfstandig verdere stappen te zetten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we inburgeraars na het behalen van hun inburgeringsattest zomaar aan hun lot overlaten, want verplichte inburgeraars die twee jaar na het behalen van het attest niet werken of studeren, zullen het taalniveau B1 mondeling moeten behalen. We doen dat niet om hen te pesten, maar om hen net dat duwtje in de rug te geven. Hiervoor breiden we de onderwijsbevoegdheid van de CBE’s uit zodat inburgeraars er ook het mondeling taalniveau B1 kunnen halen. Het lijkt ons absoluut in het belang van een gedegen NT2-onderwijs dat de CBE’s deze bevoegdheid op zich kunnen nemen, mits respect voor de vergoedingen die hiervoor worden gevraagd. Daarnaast is het ook voordelig voor de cursist zelf, want zo kan hij of zij meer of beter Nederlands leren in een vertrouwde leeromgeving met vertrouwde lesgevers.
Met deze verscherpte inzet op het Nederlands verhogen we de kansen van nieuwkomers op een volwaardig lidmaatschap van onze Vlaamse samenleving. Daar zetten we inderdaad iets tegenover: we vragen een beperkte financiële bijdrage in ruil voor een kwalitatief hoogstaande opleiding en een belangrijke test. Je krijgt dus wel waar voor je geld. Op die manier nemen we de vrijblijvendheid weg en creëren we tegelijkertijd een belangrijk responsabiliseringseffect.
We kunnen er inderdaad niet omheen dat het Vlaams inburgeringsbeleid een aanzienlijke kost is in het jaarlijks budget van de Vlaamse overheid. De N-VA vindt dat Vlaanderen die financiële en menselijke inspanningen moet blijven doen, maar ook dat elke nieuwkomer eveneens inspanningen moet leveren om erbij te horen. We hebben het hier over een kost van 180 euro en we vinden dit echt wel een schappelijk bedrag.
Er zijn twee belangrijke uitzonderingen. Zo blijft het inburgeringstraject in Brussel gratis omdat dat ook aan Franstalige kant het geval is en we willen er natuurlijk voor zorgen dat zoveel mogelijk inburgeraars voor het Nederlandstalige traject kiezen. Daar ben ik als Vlaamse Brusselaar uiteraard zeer blij mee. Verder zijn er ook vrijstellingsmogelijkheden voor vrijwillige inburgeraars, die net zozeer van toepassing zijn op alle Vlamingen. Ook dit vinden wij een goede zaak.
We zijn ervan overtuigd dat we met dit ontwerp van decreet een belangrijke stap zetten om de zelfredzaamheid van nieuwkomers te vergroten. We vragen grotere inspanningen, maar we bieden tegelijkertijd meer kansen. We keurden reeds met veel overtuiging dit ontwerp van decreet goed in de commissie en we zullen dit hier vandaag opnieuw doen.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega's we zullen tegen dit ontwerp van decreet stemmen. Het betalend maken van de cursussen Nederlands zal de motivatie niet verhogen, integendeel. Het zal het aantal mensen dat Nederlands spreekt ook niet doen toenemen. Er worden nieuwe drempels ingebouwd die inburgering en taal leren moeilijker zullen maken. In plaats van een inburgeringsdecreet maken we zo een uitsluitingsdecreet.
We staan niet alleen met onze kritieken. Ook de Vlor en de SERV – de collega van Groen verwees er al naar – schreven een negatief advies over dit ontwerp van decreet. Het is ons inziens pure symboolpolitiek wegens de hete adem van het Vlaams Belang in de nek van deze Vlaamse Regering. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Wij doen daar niet aan mee. Wij zijn voor inburgering, dus voor minder drempels, en daarom stemmen wij tegen. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, de technische discussie hebben we al uitgebreid in de commissie gevoerd, maar ik wil toch nog eens herhalen – en ik zal dat blijven doen – dat Vooruit het bijzonder belangrijk vindt dat nieuwkomers Nederlands leren. Dat is cruciaal om een job te vinden, om te studeren, maar ook om gewoon ‘een klapke’ te doen met je buurman. Daarom zijn we voorstander, en zijn we al heel lang voorstander, van verplichte inburgering. We vinden het een goede zaak dat nieuwkomers verplicht worden om de cursus maatschappelijke oriëntatie te volgen en de cursus Nederlands. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Dat is niet waar. We zijn daar al altijd voorstander van geweest. (Opmerkingen)
Bon, ik ben er voorstander van. (Opmerkingen)
Ik ben aan het woord. Dit ontwerp van decreet gaat nog een stap verder … (Opmerkingen)
Excuseer, collega’s.
… gaat nog wel een stap verder dan verplichten. Jullie zullen het nu ook betalend maken om een cursus Nederlands te volgen. Het stoort mij dat de meerderheid dit probeert te verkopen – toch een aantal sprekers hier – als een verhaal van kansen geven. De Vlaamse Regering geeft voortaan helemaal niets. Nieuwkomers zullen zelf moeten betalen voor zulke lessen Nederlands en dat vinden wij compleet contraproductief, want het betekent de facto dat je het moeilijker zult maken om Nederlands te leren en dat je inderdaad drempels opwerpt. Dat zeggen wij niet alleen, maar dat zeggen de Vlor, de SERV, de centra voor basiseducatie zelf, waarvan ik trouwens heb gehoord dat ze naar het Grondwettelijk Hof zullen trekken tegen dit ontwerp van decreet.
Eigenlijk, collega’s van de meerderheid, erkennen jullie dit zelf. Jullie hebben het NT2-aanbod voor Oekraïners gratis gemaakt met als argument dat het anders te hoogdrempelig zou worden.
Dan zwijg ik nog over het feit dat jullie ook organisatorisch jullie zaakjes niet in orde hebben want dit ontwerp van decreet voert ook een gestandaardiseerde test NT2 in. Daar zijn wij in principe zelfs niet tegen op voorwaarde dat de autonomie van de scholen wordt gerespecteerd en dat die methodologisch goed in elkaar zit zodat wordt gemeten wat moet worden gemeten. Maar als ik het goed heb begrepen, is die test er zelfs nog helemaal niet. Ik vraag me dan ook af welke timing jullie voor ogen hebben. Ik hoop dat we het er toch over eens zijn dat die test goed in elkaar moet zitten voor hij wordt ingevoerd. Dat zijn allemaal argumenten om te zeggen dat wij straks ook tegen dit ontwerp van decreet zullen stemmen.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, wanneer wij straks hopelijk het ontwerp van decreet goedkeuren, zetten wij een heel belangrijke stap, een tweede belangrijke stap naar een nieuw inburgeringsbeleid. En dat nieuw inburgeringsbeleid is absoluut nodig, voor zij die er nog aan zouden twijfelen. Onlangs verschenen de cijfers waaruit blijkt dat 44 procent van de nieuwkomers in ons land niet aan het werk is. Daarmee bengelen we onderaan de Europese lijst. Er is dus nog wel werk te doen, een weg af te leggen.
Met dit ontwerp van decreet en met een nieuw inburgeringsbeleid zijn wij ervan overtuigd dat we alvast de goede richting uitgaan door vooral te werken op de vier pijlers van het inburgeringsbeleid, niet enkel op wat hier nu voorligt. Zo moet in de eerste plaats werk worden gemaakt van een betere lessenreeks maatschappelijke oriëntatie. We moeten ervoor zorgen dat we die nieuwkomers meer, betere, meer gestructureerde en professionelere informatie geven over hoe onze samenleving werkt.
Ten tweede moeten we nieuwkomers sneller naar VDAB sturen zodat ze daar ofwel een opleiding ofwel een job aangeboden krijgen. We zijn het er immers allemaal over eens dat we een nieuwkomer die aan de slag gaat en bijdraagt aan onze economie en aan onze welvaart, moeten stimuleren.
Ten derde moeten we een nieuwe vierde pijler uitwerken waarbij we die mensen niet alleen aan een job helpen maar er ook voor zorgen dat ze geïntegreerd geraken in onze samenleving, een netwerk kunnen uitbouwen, een praatje kunnen maken met hun buren en niet alleen met hun buren, maar met de hele wijk, de hele samenleving en de verenigingen waar ze in zitten.
Ten vierde moeten we de lat inzake de kennis van het Nederlands hoger leggen omdat we weten dat wie onze taal niet spreekt, hier heel moeilijk geïntegreerd zal geraken. En ik ben het eigenlijk absoluut oneens met al die mensen die nu zeggen dat we de drempels verhogen. Collega’s, vandaag botsen die mensen op drempels, drempels op de arbeidsmarkt, drempels om te integreren, bijvoorbeeld in de voetbalvereniging. Ze geraken er niet door, ze leven naast elkaar en dat moeten we doorbreken. Met dit inburgeringsbeleid doen we dat.
Wat Open Vld betreft, moeten we die stap nu verderzetten en die drempels wegwerken. We zijn daar in 2004 mee begonnen onder Open Vld-minister Marino Keulen. En ja, we leggen de lat hoger maar daardoor bouwen we de drempels af en geven we die mensen wel degelijk meer kansen om aan het werk te geraken, om in onze samenleving geïntegreerd te geraken, om zelfredzaam te worden en om bij te dragen aan onze maatschappij en onze welvaart. En dat is het uiteindelijke doel van heel ons inburgeringsbeleid. Ik ben daar fier op. De Commissie Binnenlands Bestuur is naar Denemarken geweest dat altijd een voorloper is geweest inzake integratie, maar wanneer wij straks dit ontwerp van decreet goedkeuren, dan zal niet langer Denemarken maar Vlaanderen voorloper zijn en dan zullen ze bij ons komen kijken hoe wij van inburgering een succesverhaal kunnen maken. (Applaus bij Open Vld en van Katrien Partyka)
Minister Weyts heeft het woord.
De Vlaamse Regering is inderdaad fier op wat momenteel voorligt. We nemen het voortouw op het vlak van een kordaat inburgeringsbeleid waarbij we nieuwkomers kansen willen geven op voorwaarde dat zij die kansen ook nemen en dat zij een inspanning doen om tot onze gemeenschap te willen toetreden. En daarvoor is taal natuurlijk de sleutel.
Met dit ontwerp van decreet vragen we meer aan verplichte inburgeraars, maar we bieden hun ook meer. We vragen een kostprijs. Over de hoogte daarvan kan men heel lang discussiëren maar dat zorgt er wel voor dat men ook de cursus en het attest meer zal waarderen. Wij koppelen er ook meer waarde aan, net door te zorgen voor een standaardisering. Dat is trouwens iets anders dan volledige uniformiteit omdat we ook ruimte laten voor een eigen invulling via eigen evaluatie.
De standaardisering betreft natuurlijk een gevalideerde wetenschappelijke set van items via een databank die men kan consulteren en waar men zelf keuzes in kan maken.
Dus het is niet alsof het allemaal gebetonneerd wordt. Er is nog altijd een zeer grote mate van keuzevrijheid. Maar het maakt wel dat we de lat inderdaad een beetje gelijker leggen, waardoor de waarde van dat attest op de arbeidsmarkt en daarbuiten ook verhoogt. Ik denk dat we inderdaad vragen om een zekere prijs te betalen, maar de verplichte inburgeraar krijgt er ook meer voor terug. Dat is de belangrijkste boodschap.
Wat betreft de vraag naar vrijstellingen als het gaat over vrijwillige inburgeraars: voor vrijwillige inburgeraars zeggen we duidelijk dat, vermits we ze uitnodigen om samen met ons Vlamingen te worden, we voor hen dezelfde vrijstellingen toepassen als voor die Vlaming. Een Vlaming met een uitkering krijgt een aangepast tarief. Hetzelfde geldt natuurlijk voor die vrijwillige inburgeraar die een inspanning doet. Als die een uitkering geniet, dan krijgt hij ook het corresponderende tarief in dezen. Dat lijkt me de logica zelf.
Minister Somers heeft het woord.
Op mijn beurt wil ik ook heel even kort tussenkomen omdat er natuurlijk een link is met het andere deel van het inburgeringsbeleid, namelijk de maatschappelijke oriëntatie. Ik moet zeggen dat ik heel blij ben met het ontwerp van decreet dat voorligt en met ons inburgeringsbeleid. Ik herinner mij nog 2003-2004, toen Marino Keulen minister van Inburgering was. Toen werd voor de eerste keer een verplicht traject opgelegd. Er was een heel felle discussie over de vraag of dat wel kon, of dat wel mogelijk was. Op dat moment wilden wij invoeren dat er ook getest werd of men de kennis die men gaf, voldoende had geabsorbeerd. Dat was toen nog een ‘no pasaran’. Dat kon niet. Dat was onverdedigbaar. Men vond dat de inspanning om in de les aanwezig te zijn, voldoende was.
Ik ben blij dat we vandaag een belangrijke stap verder kunnen zetten en dat we opnieuw kunnen werken aan een traject, dat voor mij op de eerste plaats een kansentraject en een emancipatorisch traject is. Want mensen in onze samenleving toelaten, daar beslissen wij niet over, daar beslist het federaal parlement over. Maar zodra mensen in onze samenleving zijn en we geven hun niet de knowhow, de kennis, de vaardigheden en de instrumenten om hier volwaardig te kunnen participeren aan de samenleving om zo snel mogelijk op eigen benen te staan en een inkomen te verwerven uit arbeid, dan laten wij die mensen in de steek. Dat mogen we niet doen. Daarom is dit traject dat we nu hebben uitgewerkt, een heel belangrijke stap vooruit.
Daarjuist zag ik collega Janssens lachen wanneer de heer Ongena het erover had dat wij samen in Denemarken en Zweden zijn gaan kijken hoe het inburgeringsbeleid loopt. Ik spreek niet over het migratiebeleid maar over het inburgeringsbeleid. Ik moet zeggen dat ze daar in Denemarken en in Zweden het gevoel hebben dat ze meer van ons konden leren dan wij van hen. Dat was niet zo gestructureerd. Dat zat niet zo sterk in elkaar. Dat was gratis, om maar een voorbeeld te geven. Men was daar op zoek naar een vierde pijler. Een van hun problemen was dat mensen de taal wordt bijgebracht maar ze kunnen het niet oefenen, ze hebben geen contact met mensen in de samenleving en ze waren zeer geïnteresseerd in onze vierde pijler.
Voor mij was het een belangrijke vaststelling om te zien dat in landen die toch een zekere reputatie hebben op het gebied van omgaan met diversiteit, wij een product in de markt kunnen zetten voor het luik waar wij voor verantwoordelijk zijn, het inburgeringsbeleid – een product waar anderen met belangstelling naar kijken. In het nieuwe Nederlandse regeerakkoord dat de regering-Rutte heeft gesloten, heeft men de idee van het buddyproject overgenomen. Men wil ook zo een pijler als in Vlaanderen. Dat is letterlijk van ons gekopieerd. Men zegt dat het misschien een manier is, een methode om een integratie te versnellen.
Vervolgens is er de gestandaardiseerde test maatschappelijke oriëntatie. Voor alle duidelijkheid: die test bestaat vandaag al. Die is volledig uitgewerkt. Die is uitgewerkt samen met de docenten maatschappelijke oriëntatie. Die mensen hebben die test mee gevalideerd.
Wat gaan we nog doen? We gaan differentiëren. Tot nu toe zat de analfabeet en de professor in dezelfde les maatschappelijke oriëntatie. Wij gaan ervoor zorgen dat naast een basiskennis die voor iedereen bestaat, er gedifferentieerd kennisoverdracht kan gebeuren op het vlak van maatschappelijke oriëntatie.
Wat hebben we nog gedaan? We hebben gedigitaliseerd. Alle cursussen kunnen digitaal gevolgd worden, waardoor mensen overdag kunnen werken en 's avonds en in het weekend een cursus kunnen volgen en voorbereiden. Dat is niet voor iedereen geschikt maar voor heel veel mensen biedt dat een mogelijkheid om zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt actief te worden.
Wat hebben wij nog gedaan? Wij hebben ervoor gezorgd dat de sequentie waarin men vroeger door het inburgeringstraject moest wandelen, namelijk eerst maatschappelijke oriëntatie, dan Nederlands en dan naar VDAB – en velen gingen niet naar VDAB, slechts een minderheid deed dat –, nu helemaal samenloopt, met geïntegreerde projecten. Anders creëerden we immers een situatie in onze samenleving waarbij iemand eerst een jaar, dertien maanden of vijftien maanden in een asielcentrum zat te wachten op een beslissing en op een mogelijkheid om deel te zijn van de samenleving. En dan kwam men in de samenleving en moest men wachten op de cursus maatschappelijke oriëntatie. Die cursus moest immers worden gegeven in een taal die men verstond en bij talen die weinig worden gesproken, betekende dat dat de mensen lang moesten wachten. Dankzij de digitalisering kunnen mensen uit Voeren en Oostende dezelfde les volgen in die taal.
De wachtlijsten zijn grotendeels weggewerkt, dat hebben we ondertussen gedaan. Er zijn zo goed als geen wachtlijsten meer. Nederlands kan tegelijkertijd worden gevolgd, men kan samen met VDAB Nederlands leren op de werkvloer. Daardoor zitten mensen geen twee of tweeëneenhalf jaar in wachtmodus, waardoor ze nog heel moeilijk in gang te krijgen waren. Beeld het u zelf in, wees eerlijk met uzelf, kijk in de spiegel en stel u de vraag: ‘Als ze me tweeëneenhalf jaar verplichten om niks te doen, waar is dan de energie om nog in gang te schieten?’ Dat hebben we allemaal versneld en verbeterd, om daarin succesvoller te zijn, naast nog een aantal andere dingen.
Wat hebben we nog gedaan? We hebben ervoor gezorgd dat de testen voor maatschappelijke oriëntatie zijn geïmplementeerd. Die bestaan vandaag en worden afgenomen. Iemand die vandaag niet slaagt voor maatschappelijke oriëntatie moet opnieuw les volgen. De betaling zal gezamenlijk ingaan, dat hebben we samen afgesproken. Op het moment dat ook het luik ‘onderwijs’ klaar is, zullen we ervoor zorgen dat die betaling gebeurt.
Dat is het laatste waar ik ook iets over wil zeggen, over de betaling. Sommige mensen zeggen: ‘Dat is eigenlijk kansen afnemen.’ Sommige argumenten van de oppositie hebben grond geraakt en we hebben er ook rekening mee gehouden. Sommige argumenten van de oppositie hebben echter geen grond geraakt.
Eerst en vooral, het bedrag van 360 euro. Ik heb sommigen ooit horen pleiten voor meer. Ze verwezen naar Nederland, waar het 10.000 euro was. Nederland is daar volledig op teruggekomen en heeft vandaag een tarief dat exact vergelijkbaar is met wat wij in Vlaanderen doen. Ze hebben gevoeld dat het inderdaad onhaalbaar is om de lat zo hoog te leggen. Mensen die van nul moeten beginnen in de samenleving werden met een dusdanige financiële hypotheek belast, waardoor ze niet in een start- en groeimodus zaten, laat ik zeggen, om bij te dragen aan de samenleving.
Ten tweede was er de angst voor de Brusselaars, dat hebben we opgelost.
Het derde probleem was de angst voor hen die zeggen dat ze het vrijwillig doen, voor wie het wettelijk niet verplicht is. Dat is de EU-burger, die ook een cursus wil volgen, die maatschappelijke oriëntatie wil volgen of Nederlands wil leren, maar niet wordt verplicht. We hebben gezegd dat als die mensen geen inkomen hebben uit arbeid – een inkomen uit arbeid is iets anders –, als ze leven van een leefloon, we dat zullen faciliteren. Ik vind het een heel belangrijke zaak dat zij die het verplicht moeten volgen, vanaf het begin beseffen dat het een waarde heeft, dat wanneer de overheid in iemand investeert, die daar ook toe mag bijdragen.
Men kan zeggen dat die 360 euro voor sommigen veel geld is en dat is ongetwijfeld zo. We beseffen ook heel goed dat wanneer iemand 360 euro moet betalen, maar dat niet kan, die naar het OCMW gaat en het OCMW dat moet betalen. Dan zijn we geen stap verder, want dan is het toch weer de overheid die betaalt. Daarom hebben we samen met tal van lokale besturen geëxperimenteerd met een systeem waarbij nieuwkomers, wanneer ze die 360 euro niet kunnen betalen, in vrijwilligerstrajecten kunnen stappen. Op die manier kunnen ze iets geven aan de samenleving en kunnen ze op een andere manier een netwerk opbouwen en daarvoor vergoed worden. Door enkele dagen vrijwilligerswerk te doen, kunnen ze hun netwerk versterken, mensen ontmoeten met wie ze Nederlands kunnen praten, iets teruggeven aan onze samenleving, iets leren van onze samenleving en op die manier dat geld bij elkaar verdienen. Dat lijkt me een zeer billijk en positief traject.
Ik geef een voorbeeld: in onze woonzorgcentra hebben we vaak mensen nodig om eens te gaan wandelen met onze senioren. Ik zie nieuwkomers dat perfect doen, het zijn trajecten die vandaag bestaan. Klaar-over aan een school? Het is ook een traject dat vandaag bestaat. Het is een positieve beeldvorming voor de nieuwkomer, vanaf de eerste dag dragen ze op een positieve manier bij aan de samenleving. Ze krijgen daar erkentelijkheid voor, worden gerespecteerd, leren onze samenleving kennen, worden gewaardeerd en leren mensen kennen. Dat is de essentie van inburgeren.
Voor mij is dit dus een traject waarop we in Vlaanderen eigenlijk fier kunnen zijn.
Ten slotte zou ik nog graag ... Nu ben ik natuurlijk mijn draad kwijt. Dat is altijd vervelend als je dan ‘ten slotte’ zegt. (Opmerkingen. Gelach)
Ten slotte kan ik afronden met te zeggen dat ik het belangrijkste heb gezegd. Dank u. (Gelach. Applaus)
De heer Janssens heeft het woord.
Ik heb gewoon een heel concrete vraag. Het laatste artikel, artikel 12, bepaalt dat dit ontwerp van decreet in werking treedt op een datum die de Vlaamse Regering vaststelt. Onder andere het betalend maken van de inburgeringscursussen en -examens zal pas zijn gerealiseerd wanneer de regering dat concreet aangeeft. Wanneer bent u van plan om dit ontwerp van decreet in werking te laten treden?
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb daarjuist gezegd dat het luik maatschappelijke oriëntatie in stelling staat, dat de testen klaar zijn. Ik denk dat wij dat in de loop van de volgende maanden gaan doen, op het moment dat ook het onderwijstraject helemaal klaar is. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
En VDAB.
Ik zou nog graag een opmerking maken, over mijn punt over de Oekraïners. Ik vind dat geen correcte vergelijking. De Oekraïners zijn niet onderworpen aan de inburgeringsverplichting. Die mensen moeten niet betalen voor een cursus van zes uur, een spoedcursus Welkom in Vlaanderen. Dat vergelijken met het gewone inburgeringsbeleid klopt niet. Als de oorlog lang blijft duren, kan het zijn dat sommige van die mensen hier een aanvraag zullen doen om het gewone statuut van politiek vluchteling te krijgen. Op dat moment vallen zij onder dezelfde inburgeringsregels als iedereen die niet tot de Europese Unie behoort, en zullen zij dus ook een verplicht inburgeringstraject moeten volgen, zowel wat Nederlands als wat maatschappelijke oriëntatie betreft. We hebben hier een uitzondering gemaakt voor oorlogsvluchtelingen, van wie we hopen dat ze zo snel mogelijk kunnen teruggaan naar hun bevrijde land.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissies aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1269/3)
– Artikel 1 tot en met 12 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.