Report plenary meeting
Actuele vraag over een alcoholverbod op jeugdkampen
Actuele vraag over een verbod op alcohol bij jeugdkampen
Report
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, op 5 mei ondervroeg ik u over de situatie in Chiny, waar de burgemeester toen een totaalverbod had opgelegd aan Scouts en Gidsen Vlaanderen om nog op diens grondgebied een kamp op te stellen. De precedentwaarde was toen al gekend onder de commissieleden en intussen gaven vier Waalse gemeenten, waaronder Chiny, aan om een alcoholverbod in te lassen op alle jeugdkampen die op hun domein plaatsvinden.
Of de burgemeester van Chiny dat alcoholverbod invoert omdat hij zijn slag niet heeft thuisgehaald bij de Raad van State, of dat het initiële verbod net te maken had met alcoholgebruik, is niet meteen duidelijk.
Dat zowel het totaalverbod als dit alcoholverbod minstens een impact zullen hebben op onze jeugdkampen, is glashelder. Dat verdienen ze nu eenmaal niet. Ons jeugdwerk heeft enkele jaren in zeer moeilijke omstandigheden achter de rug, waarin ze geen enkele uitdaging uit de weg zijn gegaan, ze alles aangepakt hebben met het optimisme en de verantwoordelijkheid die hen typeert. Ik denk dat iedereen het daarover eens is. Dat er dan nu op basis van casuïstiek een pestmaatregel in het leven wordt geroepen, daar kan ik mij echt niet in vinden. Een pintje aan het einde van de dag kan al eens deugd doen. Natuurlijk verwachten wij wel van de leiding van dergelijke kampen dat zij dat verantwoord en met mate doen. Dat is een evidentie. Maar dat doen ze in het overgrote deel van de gevallen wel. De sector spreekt van een stigmatiserende veralgemening. Ik ben het met hen eens.
Minister, op 5 mei zei u ook dat u met uw Franstalige collega en met de provinciegouverneurs zou gaan spreken over de situatie. Ik weet niet of dat veel zin heeft gehad. Het heeft misschien als een rode lap op een stier gewerkt want ondertussen hebben we vier gemeenten waar men maatregelen treft. Jeugdverenigingen worden gestigmatiseerd, beperkt in hun zomerkampen. Het is een olievlek die zich verspreidt. Minister, na uw gesprekken met de gouverneur en met uw Waalse collega, welke andere initiatieven zult u nog nemen om in de bres te springen voor ons Vlaams jeugdwerk? Alvast bedankt. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, de collega heeft het geschetst. Vier Waalse burgemeesters voeren een verbod in om alcohol op kamp te gebruiken voor de jongeren die komende zomer op hun grondgebied op kamp gaan. Als ik dat debat zag, kon ik de voorbije dagen alleen maar denken: wat een gemiste kans. Het is een gemiste kans op heel wat gebieden.
Het is een gemiste kans als het gaat over het gesprek voeren mét jongeren in plaats van over jongeren en over het jeugdwerk. Waar is het overleg geweest tussen die burgemeester en de betrokken jeugdverenigingen om te kijken of er andere antwoorden waren?
Een tweede gemiste kans is het gesprek over ons jeugdwerk. We hebben zoveel positieve zaken over ons jeugdwerk te vertellen en het debat vandaag en de voorbije dagen gaat over karikaturen van het jeugdwerk, niet over de absolute meerwaarde die zij betekenen, over het grenzeloze engagement dat onze jeugdwerkers aan de dag leggen, maar het gaat over een problematiek of uitdaging die er, laat ons eerlijk zijn, af en toe wel is. Het gaat absoluut niet over de overgrote meerderheid of de kern van wat het jeugdwerk in Vlaanderen voorstelt. Dus ook daar een gemiste kans.
Tot slot is het een gemiste kans, collega’s, om over de impact van alcohol en problematisch alcoholgebruik te spreken. Het is een uitdaging die er ligt, die er ligt in het jeugdwerk, maar die er in heel Vlaanderen ligt. Als we de cijfers over alcoholverslaving bekijken, als we kijken naar wat alcohol doet met gezinnen, op de werkvloer en op heel wat plaatsen, dan is dat een gesprek dat we als samenleving en als Vlaanderen moeten durven te voeren. Dan moeten we daar ook de taboes over durven te doorbreken. Maar dat doe je niet door op een groep te focussen. Dat doe je niet door een soort schijn- en symboolmaatregel te nemen maar net door de taboes te doorbreken en elkaar in de ogen durven te kijken en daarover het gesprek aan te gaan.
Minister, eigenlijk is er maar een heel eenvoudige vraag. Ik heb in uw voorbije communicatie gezien dat u het ook als een gemiste kans ziet. Hoe zult u de komende dagen en weken wel werk maken van een proactief gesprek met de jongeren en met het jeugdwerk over de impact van problematisch alcoholgebruik en vermijden dat we dit soort symboolmaatregelen en symbooldebatten nodig hebben? We moeten echter misschien wel het gesprek durven te voeren over de uitdagingen die er zijn en ook zorgen dat de waarde die het jeugdwerk de komende tijd heeft onder de volle aandacht komt. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de collega’s hebben ernaar verwezen. De zomer is begonnen. De laatste examens staan voor de deur en heel wat jongeren kijken reikhalzend uit naar het zomerkamp waar ze met hun kameraden kunnen gaan ravotten, kunnen gaan feesten en plezier maken, effectief kunnen genieten, en deze keer zonder bubbels en zonder extra regels. Althans dat dachten zij. De aankondiging van vier Waalse burgemeesters om onze jongeren te verbieden om zelfs op een voorkamp of op een zwoele avond eens een pint te drinken als de leden in hun bed liggen, dat hakt er natuurlijk wel sterk in.
Collega’s, dat is niet de samenleving waar wij voor staan. Een samenleving is enerzijds verantwoordelijkheid geven en anderzijds verantwoordelijkheid nemen. Als we iets geleerd hebben uit de coronatijd, dan is het dat ons jeugdwerk zijn verantwoordelijkheid neemt. Zij hebben de afgelopen jaren ongelofelijk bewezen dat ze dat kunnen en dat ze dat ook doen. Ik vind het dan bijzonder spijtig dat we moeten zien dat zij met zo’n verbodsregel een stuk gestigmatiseerd worden, net op kamp, de plek waarvan iedereen het erover eens is dat jongeren daar hun verantwoordelijkheid leren te nemen en die verantwoordelijkheidszin het meest groeit, net doordat we hen een grote vrijheid geven.
Minister, u hebt dadelijk ook zelf aangegeven dat u niet achter die regel kunt staan. Er werd ook aangekondigd dat er op 1 juli een overleg zal zijn.
Bij deze wil ik u de vraag stellen: hoe zult u dat overleg, samen met ons jeugdwerk, voorbereiden, om de lokale besturen toch wel duidelijk te maken dat dit verbod niet de beste wijze is om jongeren hun verantwoordelijkheid te laten nemen, maar dat dialoog de beste oplossing is? (Applaus van Peter Van Rompuy en Joke Schauvliege)
Minister Dalle heeft het woord.
Laat mij eerst en vooral duidelijk stellen dat ik de allerlaatste ben om de problemen rond verslaving, en specifiek rond alcohol, te minimaliseren. Ik denk dat we in Vlaanderen een cultuur hebben die heel mooi is op het vlak van bepaalde alcoholische dranken, maar we mogen ook niet ontkennen dat er heel wat problemen zijn, ook op jonge leeftijd. Het start vaak dan, maar het is ook dan het meest problematisch voor de gezondheid van onze jonge mensen. Dat vraagt echter een breder maatschappelijk debat. Er kunnen zeker nog extra maatregelen worden genomen, daarvoor ben ik absoluut vragende partij.
Collega’s, het moet me echter ook van het hart: ik heb me enorm gestoord aan de manier waarop de laatste dagen een negatief beeld is geschetst van onze jeugdorganisaties. Het is de eerste zomer dat we onze jeugdkampen kunnen organiseren zonder coronamaatregelen. Twee jaar lang hebben onze jeugdorganisaties het uiterste van zichzelf gegeven in nauw overleg met de administratie en de virologen, om de jeugdkampen en -vakanties op een goede manier te laten plaatsvinden. Ik had gehoopt dat deze zomer er niet alleen een zonder regels zou zijn, maar ook zonder dit soort onnodige debatten.
Het beeld dat werd gecreëerd, is er immers een van jeugdbewegingen waarbij de leiders totaal onverantwoordelijk omgaan met hun leden. Ze worden bijna voorgesteld als een bende dronkaards, terwijl we weten dat dat niet de realiteit is. Uiteraard zijn er ook in jeugdorganisaties en -bewegingen misbruiken door bepaalde individuen in bepaalde groepen. In de meeste groepen gaat men daar op een bijzonder bewuste manier mee om: als zoiets gebeurt op kamp, worden die leiders daar ook op aangesproken.
We hebben ongeveer 100.000 leiders, animatoren en vrijwilligers die elke zomer het beste van zichzelf geven voor ongeveer 1 miljoen Vlaamse kinderen en jongeren. 100.000. Dat zijn allemaal jongeren die zeggen: ‘In mijn vrije tijd, tijdens mijn vakantie, ga ik mijn tijd ter beschikking stellen om die kinderen en jongeren de beste tijd van hun leven te geven.’
De koepels van de jeugdbewegingen en al de verschillende kampen hebben daar een beleid rond. Zij hebben richtlijnen rond het gebruik van alcohol, zij weten hoe ze daarmee moeten omgaan. Soms gebeurt er wel eens iets, maar laat ons eerlijk zijn: als we in de bredere samenleving kijken naar bepaalde gezinnen, bedrijven of organisaties zien we dat ook daar soms zaken fout lopen.
Bij de jeugdbewegingen wordt daarin toch heel wat verantwoordelijkheid opgenomen. We geven onze jeugdleiders bijzonder veel vrijheid en verantwoordelijkheid. Ik denk ook dat dat terecht is. We vertrouwen hen ons kostbaarste goed toe, als het ware: onze kinderen en jongeren. We kunnen hen ook vertrouwen om ’s avonds bij het kampvuur misschien al eens een pint te drinken, ik denk dat dat geen probleem is.
Wat gaan we concreet nog doen naar de collega’s van de Franse Gemeenschap toe? Ik heb onmiddellijk contact opgenomen met Valérie Glatigny, die binnen de Franse Gemeenschap bevoegd is voor Jeugd. Er zijn ook contacten geweest met de gouverneur. Op 1 juli is er effectief een overleg met de gouverneur van de provincie Luxemburg, drie van de vier gemeenten liggen immers in zijn provincie. Eentje ligt ook in de provincie Namen. Ik wil jullie er ook op attent maken dat wij toevallig volgende week, op 28 juni, de eerste interministeriële conferentie Jeugd hebben en ik heb gevraagd om dit ook op de agenda te zetten.
Ondertussen heb ik ook gezien, collega’s, dat de minister-president van de Franse Gemeenschap, de heer Jeholet, heeft gezegd dat dit wat hem betreft absoluut de verkeerde lijn is. Ik verwacht dus ook van de collega’s van de Franse Gemeenschap dat zij verder druk zullen zetten op die vier burgemeesters.
Deze algemene verbodsbepaling is immers niet de oplossing, het is totaal disproportioneel. Wat wel geldt, wat wel goed kan werken, is dialoog tussen de jeugdorganisaties en de burgemeesters. In elk geval pas ik als minister van Jeugd voor zo’n disproportionele maatregel en zo’n algemeen verbod. (Applaus van Peter Van Rompuy, Joke Schauvliege en Philippe Muyters)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Op 5 mei was het een totaalverbod voor één koepelorganisatie in één gemeente, vandaag is het een alcoholverbod, maar dan in vier gemeenten voor het hele jeugdwerk. Dat is een olievlek die uitdijt.
Ik ben het met u eens: een maatschappelijk debat over de effecten van alcohol moet gebeuren, maar sta me toe in twijfel te trekken dat het deze burgemeesters daar om te doen is. Ik betwijfel dat.
U geeft aan dat u kortelings zult samenzitten met een aantal instanties, maar de collega haalde het eerder ook al aan, en ik denk dat dat ongelooflijk belangrijk is: op lange termijn kan dit nog verder uitdeinen. Het is een olievlek, zoals ik eerder zei. Ik vroeg u dit op 5 mei, en ik vraag u dat vandaag opnieuw: wat gaat u op lange termijn doen om te voorkomen dat deze olievlek verder uitdeint? Gaat u bijvoorbeeld die burgemeesters met het jeugdwerk aan tafel zetten? Alvast bedankt. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben blij dat u ook voor een stuk de juiste nuances legt wat mij betreft. U beklemtoont dat er uitdagingen zijn rond alcohol en alcoholmisbruik en dat we die ook niet onder de mat mogen vegen, maar u stelt ook heel helder dat de meest mensen deugen, en onze jeugdwerkers bij uitstek ook. Dat is voor ons immers van fundamenteel belang. We gaan de uitdagingen die er zijn, niet oplossen met dit soort symboolmaatregelen. We gaan dat niet doen door ten overstaan van de jeugd een wantrouwen uit te spreken dat ze niet verdienen. We zien welke meerwaarde het jeugdwerk de voorbije jaren, eigenlijk de voorbije decennia, betekent voor de Vlaamse gemeenschap. Dat belang wordt nog altijd onderschat. In het debat deze week leek het alleen maar alsof dat een bende dronkaards zijn, die niet weten wat ze aan het doen zijn. Dat is dan een totale onderschatting van het talent en het engagement van de Vlaamse jeugd en die Vlaamse jeugdwerkers. Voor ons is het dus van fundamenteel belang om met hen ook in gesprek te gaan.
Vandaar mijn aanvullende vraag: hebt u een gesprek gepland, met de koepels, met de sector van het jeugdwerk zelf, met De Ambrassade, met de Vlaamse Jeugdraad, om te bekijken hoe er de komende dagen ook wat correctie van dat beeld kan komen? Ik heb mij immers enorm geërgerd aan het idee dat heel veel mensen nu krijgen dat er op ieder jeugdkamp dat plaatsvindt, een gigantisch probleem ontstaat. (Applaus bij Groen en de PVDA)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik ben het ook eens met de collega’s die stellen dat er nuance moet zijn. U hebt zelf ook aangegeven dat het maatschappelijk debat moet kunnen plaatsvinden, maar dat is voor jongeren niet anders dan voor volwassenen. Ik denk dat we daar heel duidelijk in kunnen zijn.
Het jeugdwerk is de plek waar men mag leren vallen, maar waar men ook leert opnieuw op te staan. Dat is niet iets wat je op de schoolbanken leert, maar net wel op kamp, net wel in het jeugdwerk, en dat moeten we koesteren. Ik wil bij dezen ook nog een citaat meegeven van enkele jongeren met kampervaring. Zij zeggen: “En geloof me, er zijn maar weinig lessen die meer impact hebben dan een uitbrander te krijgen van je vrienden.” Dat is ook net de kracht van jongeren samen op kamp te laten gaan.
Minister, ik wil verder even stilstaan bij de good practices die we in Vlaanderen toch ook echt wel kennen. We hebben al heel veel aandacht gegeven, als er eventueel kampen plaatsvinden in de gemeente, aan wat positief kan werken. Denk aan een onthaalbrochure, denk aan een contact met de politie op het moment dat het kamp komt. Zult u de good practices ook meenemen in uw overleg met de lokale besturen in Wallonië en Luxemburg?
De heer D’Haese heeft het woord.
Hoe we omgaan met alcohol is absoluut een belangrijk debat in de hele samenleving, en ook in ons jeugdwerk, maar een alcoholverbod bij jeugdkampen, hoe gaan we daarmee vooruit geraken? Ik wil ertoe oproepen vertrouwen te hebben in jongeren, in al die jongeren die zich iedere zomer inzetten om al die kampen te organiseren. We hebben een fantastisch jeugdwerk, en ik vind dat men moet stoppen met dat te wantrouwen. In alle jeugdbewegingen zijn er strikte richtlijnen over hoe men moet omgaan met alcohol op kamp, en heel terecht, maar een pintje gaan drinken aan het kampvuur als de gasten in hun bed of in hun tent liggen, ik denk niet dat we dat nog moeten afpakken. Minister, u hebt dus al mijn steun om in overleg te gaan en ervoor te zorgen dat we dit soort regels kunnen tegenhouden en terugdraaien, opdat we er zeker voor zorgen dat er in de toekomst geen bij komen.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister, collega’s, uiteraard ben ik het volledig eens met al het vorige dat hier al is gezegd. Het is inderdaad niet zo dat er een structureel, algemeen probleem is met drankmisbruik bij de jeugdleiding van onze kampen. Laten we ook vooral die indruk niet wekken. Zoals werd gezegd, een pint drinken als de deelnemers aan het kamp al aan het slapen zijn, daar ziet niemand hopelijk iets verkeerds in. Een algemeen verbod in dezen is niet alleen disproportioneel. Het getuigt ook van wantrouwen, zoals werd gezegd. Er is echter nog een derde element, dat ik hier nog niet heb gehoord. Voor mij is dit eigenlijk een symptoom van de enorme bemoeizucht van de overheid. Voor ons moet de overheid geen schoonmoeder spelen. Die algemene tendens, eigenlijk zelfs een fetisj, om dingen direct te verbieden als er ergens eens een probleem is, daar gaan wij niet in mee. Uiteraard zijn wij dus ook tegen een dergelijk verbod. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Rousseau heeft het woord.
Minister, collega’s, ik ga deze zomer zelf nog eens mee op kamp als hoofdleider. Ik kan u verzekeren dat als die monitoren en gasten een hele dag hun best hebben gedaan, ze van mij ’s avonds zeker een of meerdere pintjes mogen drinken, met goede afspraken en verantwoordelijk. Als ze de dag erna niet uit hun bed kunnen, dan mogen ze een emmer water over hun kop verwachten. Dat weten ze.
Ik heb veel reacties gezien, ook van een oudere generatie die zegt dat er een probleem is met alcohol bij de jeugd. Dat heeft me eigenlijk wel gestoord. Ze maken zich zorgen om alcoholgebruik bij de jeugd, maar als ik kijk naar bijvoorbeeld alcohol in het verkeer, dan merk ik toch dat mijn generatie daar veel beter mee omgaat dan de generatie van mijn ouders, bijvoorbeeld.
Waar ik me wel zorgen over maak, als jonge gast, is de toenemende verzuring in de samenleving. Een jonge gast kan bijna niets meer doen of er is een of andere zure buur die belt en klaagt dat er te veel lawaai of amusement is. Die verzuring bedreigt de vrijheid en amusement van onze jeugd.
Ik wilde u vragen of u ook erkent, in gesprekken met jongeren, dat er steeds meer klachten zijn over lawaai, over evenementen en activiteiten van jongeren. Wat wilt u en onze Vlaamse Regering daaraan doen, zodat onze jongeren nog vrij en jong kunnen zijn? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Minister, de jongeren zijn heel vaak kop van jut geweest, ook tijdens de lockdown. Altijd hadden zij het gedaan. Ze gingen hun grootouders vermoorden als ze zouden thuiskomen van de unief. Dat soort rare beelden zijn er geschapen. Nu krijgen ze opnieuw de schuld dat er te veel alcoholgebruik is.
Ik zou eigenlijk alle overheden willen oproepen om geen collectieve maatregelen te nemen om individuele problemen op te lossen. Kijk, er zijn altijd mensen die een misdaad begaan. Er zijn altijd mensen die overdrijven. Maar waarom moet iedereen daar altijd voor gestraft worden?
Laat ons allemaal een oproep doen dat die jongeren ook mogen genieten, en zeker in dit jaar, het jaar na de lockdown. (Applaus van Marino Keulen)
Minister Dalle heeft het woord.
Dank uw wel, voorzitter en collega’s, voor uw steun voor die positie. Ik denk dat dit een belangrijk signaal is vanuit het parlement. Misschien moet ik eerst even antwoorden wat we op de iets langere termijn gaan doen. We zijn bezig met de uitwerking, de finalisatie van een masterplan jeugdkampen. Dat staat trouwens toevallig ook deze week op de agenda van de Vlaamse Regering.
We willen eigenlijk verder werken op het kampcharter dat in het verleden samen met de jeugdbewegingen werd uitgewerkt. We willen ook expliciet de hand reiken naar die Waalse lokale besturen, provinciegouverneurs maar zeker ook gemeentebesturen en burgemeesters, om te kijken wat de regels zijn, naar wat er allemaal van afspraken geldt bij jeugdbewegingen. We gaan ook verder een dialoog aan.
Want je hoort effectief soms heel wat negatieve reacties ten aanzien van jeugdbewegingen, jeugdorganisaties en spelende kinderen. Dat is in een aantal Waalse gemeenten zeker het geval. Ik heb ergens begrip voor de situatie van een aantal van die kleinere Waalse gemeenten, waar ze heel weinig inwoners hebben, en heel veel jeugdbewegingen. Dat zet natuurlijk ook een enorme druk op die lokale gemeenschappen. Soms is dat ook wel ten voordele van de lokale handel en horeca, maar je zit ook vaak met buurtbewoners die dat niet zo evident vinden.
Wat is daar de oplossing voor? Dat is dialoog. Dat is een goede dialoog waarin geïnvesteerd wordt vanuit het gemeentebestuur, en uiteraard ook vanuit de jeugdbewegingen die daar op bezoek komen in de zomer.
Ik stel ook vast dat heel wat Waalse gemeenten dat op een voortreffelijke manier doen. Velen van hen stellen ook een ‘monsieur of madame camp’ aan, die vaak zelfs een goed woordje Nederlands spreekt, zodat ook die communicatie vlot gaat. Ik heb ook in de verschillende kampbezoeken die ik de afgelopen twee jaar gedaan heb, gezien dat dat heel vaak goed werkt. Maar er zijn inderdaad ook gemeentebesturen die kiezen voor radicale oplossingen, oplossingen die wat mij betreft totaal onaanvaardbaar zijn, en contraproductief werken.
Hoe gaan we daarmee verder met onze jeugdorganisaties en jeugdbewegingen? Ik heb nog maar vorige week samengezeten met het zogenaamde JOS-overleg (Jeugdbewegingen Overleg en Samenwerking). Dat is het overleg met de grote koepels van de jeugdbewegingen.
Een van de agendapunten die ik daar op de agenda had gezet, was de aanpak van verslaving. Ik heb aangeboden om daar verder in te gaan, om daarin ook samen verder te investeren, hopelijk met het VAD-instituut (Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs), dat binnen onze Vlaamse Overheid verantwoordelijk is voor de aanpak van verslavingen. Ik bekijk ook met collega Crevits of we daar nog extra ondersteuning kunnen bieden.
Zij hebben ook heel duidelijk aangegeven dat er binnen de verschillende koepels al heel wat richtlijnen gelden, dat ze ook de verantwoordelijkheid hebben om die richtlijnen zelf uit te werken en ze zelf ook te promoten bij hun leden. Er zijn diverse regels ter zake, maar er zijn drie, die ook door de jeugdbewegingen sterk onderschreven worden, die ik toch onder de aandacht wil brengen.
Eerste punt: uiteraard moet op de jeugdkampen de federale wetgeving ter zake gerespecteerd worden, onder andere, de leeftijdsvoorwaarden voor alcoholische dranken. Dat is 16 jaar, en 18 jaar wat de sterke dranken betreft. Die regel moet ook op kampterreinen gerespecteerd worden.
Tweede punt: tijdens de gewone reguliere activiteiten is er geen plaats om alcohol te consumeren. Ook dat is een principe dat in al die richtlijnen, in al die regels die ze opstellen, vooropstaat.
Derde punt: er is natuurlijk niets mis met een pintje ’s avonds aan het kampvuur onder de leiding, of misschien de laatste avond met de leden die ouder zijn dan 16 jaar. Maar je moet er natuurlijk altijd voor zorgen dat er ook nog voldoende leiding aanwezig is die niets gedronken heeft. Stel dat er een urgentie is, dat er iemand ’s nachts naar de spoeddiensten gevoerd moet worden, dan moeten er ook voldoende mensen zijn die niets drinken. Ook dat is een principe dat naar voren komt.
Want als je die reacties leest, is het precies alsof die jeugdleiders totaal onverantwoordelijk zijn, dat ze allemaal samen straalbezopen zijn, en niet meer in staat zijn om voor hun leden te zorgen. Dat is uiteraard niet het geval. De richtlijnen die er vandaag zijn, zorgen daar ook voor. Kortom, collega’s, ik denk dat we terecht vertrouwen geven aan onze jeugdleiding. Domme regeltjes zijn niet aan de orde, maar wel vertrouwen op wat ze kunnen, vertrouwen ook op hoe zij deze zomer aan een miljoen Vlaamse kinderen de beste tijd van hun leven gaan geven.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is duidelijk geen evidentie om onze jongeren de zorgeloze kampzomer te geven waarnaar ze snakken. Is het geen corona, dan is het de varkenspest, is het wateroverlast of zijn het Waalse burgemeesters die maatregelen gaan opleggen. Het is allemaal niet evident. Ik weet dat u ervoor strijdt om te maken dat onze jongeren die kampzomer wel kunnen beleven, zorgeloos zoals die hoort te zijn. Ik hoop dat u alles op alles blijft zetten om te maken dat dat ook gebeurt. Dank u wel.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het aanvullende antwoord. Ik heb intussen bijna dertig jaar jeugdwerkvereniging en jeugdwerkervaring op de teller. En het is iedere dag mijn rotsvaste overtuiging dat dat jeugdwerk echt een fundamentele schakel is in onze samenleving. Het is een plek waar jongeren engagement opnemen voor anderen, waar ze leren om zich maatschappelijk in te zetten voor elkaar, en ja, waar ze af en toe ook tegen een muur kunnen en mogen lopen. Het is een plaats waar jongeren ook echt kunnen opgroeien tot volwassenen en ze die plek en die ruimte ook krijgen. Die cruciale boodschap van vertrouwen in onze jongeren is de belangrijkste boodschap die we vandaag moeten geven.
Maar we moeten ook durven zeggen, collega’s, dat we een uitdaging hebben rond alcohol. En die uitdaging zit niet alleen bij jongeren. Uit de cijfers van het Vlaams Expertisecentrum blijkt dat jongeren vandaag minder alcohol consumeren dan twintig jaar geleden. De uitdaging van alcohol is er een voor de hele samenleving. Laat ons, zonder rigide regeltjes, zonder in absurditeiten of symbolen te vervallen, wel het gesprek durven voeren over de impact die alcohol inderdaad heeft in het verkeer, op gezinnen, op de ontwikkeling van mensen, op bedrijven. Dat is onze uitdaging. Maar straal alsjeblieft mee dat vertrouwen in onze jeugd uit, want ze verdienen dat. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het bijkomende antwoord.
Collega’s, ik ben blij dat iedereen hier gezegd heeft dat we werken naar een samenleving waarin inderdaad verantwoordelijkheid moet worden gegeven maar anderzijds ook verantwoordelijkheid genomen kan worden, en dat we daar ook effectief werk van willen maken, of met andere woorden, dat niet alles moet worden ingeblikt in een verbod of in regels. Ten tweede, ik denk dat iedereen die hier enige kampervaring heeft, er ook van overtuigd is dat dat de levenservaringen zijn die je later, en eigenlijk heel je leven ook, meeneemt. Ik hoop dan ook, en dat is mijn derde oproep, dat we deze zomer alle positieve, waardevolle, rijke kampervaringen in de kijker zetten, en dit ter ondersteuning en als dank aan al die jongeren die zich inderdaad vrijwillig maar met hart en ziel inzetten om een geweldige zomer te geven aan onze jongeren. (Applaus van Peter Van Rompuy en Joke Schauvliege)
De actuele vragen zijn afgehandeld.