Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Wij zijn in het algemeen zeer te spreken over de switch die hier wordt gemaakt, namelijk dat multisport zich nog meer focust op een laagdrempelig en divers sportaanbod en het aantrekken van zoveel mogelijk nieuwe sporters. Hierdoor komt multisport minder in het vaarwater van unisport, dat zich blijft focussen op het volledige gamma aan sportopleidingen binnen specifieke sporttakken. Dat is een goede zaak. Het is ook positief dat sporters en clubs uit kleinere federaties die nu niet erkend zijn, via multisportfederaties alsnog ondersteuning kunnen ontvangen.
We ondersteunen met andere woorden het algemene idee achter dit ontwerp, maar zullen ons onthouden op het geheel, en dat omdat de switch van multisport naar zoveel mogelijk Vlamingen aan het sporten krijgen, niet volledig wordt gemaakt. De focus op het aantal leden valt niet volledig weg voor de multisportfederaties. Het is nog steeds een belangrijke parameter om subsidies te ontvangen. En wat gaan we dan doen met de multisportfederaties die geen zin hebben om meer in te zetten op een betere begeleiding, op het aanspreken van kansengroepen of op het inzetten op een meer divers aanbod? Zij zullen nog steeds subsidies krijgen als ze voldoende leden hebben.
Dit ontwerp van decreet is voor ons dus veeleer een gestage evolutie. Er worden geen grote knopen doorgehakt en geen duidelijke lijnen getrokken. En dat betreuren wij een beetje.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik ga mijn collega gedeeltelijk moeten tegenspreken. Dit ontwerp van decreet is inderdaad gebaseerd op een evaluatie van het decreet van 2016, waar een serieuze stap vooruit is gezet in het meer subsidiëren en ondersteunen van de clubs, van de individuele sporter, van de sporter tout court, dan wel in de structuur. Dit nieuwe ontwerp van decreet is net in grote mate tot stand gekomen – en dank aan de minister voor de manier van aanpakken – door in dialoog te gaan met de sportsector, met de verschillende federaties, om te zien waar de knelpunten zitten en hoe we die kunnen opvangen.
Ik denk dat er over één punt nog een dispuutje was, namelijk het feit dat bepaalde sportfederaties vroegen om het trainersniveau te verlagen van trainer A naar trainer B. Maar het antwoord daarop vanuit de meerderheid was heel duidelijk. Wij blijven inzetten op die kwaliteit. Wanneer het echt absoluut nodig is, kan daarvan afgeweken worden, maar we blijven de lat in ieder geval op hoog niveau leggen.
Wij gaan dit ontwerp van decreet dus met heel veel enthousiasme goedkeuren, omdat het de weg verderzet van een sportbeleid dat de laatste jaren bewezen heeft dat het op de goede weg is en dat het ook met resultaten naar buiten kan komen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
We hebben hierover een interessante bespreking gehad in de commissie, naar aanleiding van de evaluatie van het vorige decreet. Zoals collega Van Dijck zegt, zijn er natuurlijk heel wat positieve elementen terug te vinden in het ontwerp van decreet. Ook het doorgedreven overlegtraject dat eraan vooraf is gegaan, was wat mij betreft een goede zaak.
Dit ontwerp van decreet is een belangrijk kader voor het beleidsdomein Sport. Een integraal sport- en bewegingsbeleid heeft er ontegensprekelijk baat bij om in te spelen op de algemene ontwikkelingen in het Vlaamse beleid en om daarin koppelingen met andere domeinen te maken. Ik heb in de commissie al gezegd dat er op dat vlak toch wel enkele elementen beter kunnen.
Het is zeker belangrijk om te blijven inzetten op de promotie van sportparticipatie in de breedste zin van het woord en bij alle Vlamingen. Sport en beweging kunnen, zeker na de coronajaren, een extra stimulans gebruiken. Die extra aandacht voor groeipotentieel en braakliggende terreinen voor de georganiseerde sport is positief te noemen. De extra inzet op de activatie, al dan niet in een sportclub, van niet-sportende Vlamingen en op multisport voor de jeugd vindt het Vlaams Belang alvast een gezonde beleidskeuze.
Ik heb ook een paar kritische elementen aangehaald. Bijvoorbeeld in verband met de wijziging van ‘Brusselse Hoofdstedelijke Gewest’ naar ‘tweetalig gebied Brussel-hoofdstad’ vraag ik me naar aanleiding van het SARC-advies (Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media) af of het Vlaamse beleid niet duidelijker naar een Nederlandstalig karakter van het sportaanbod moet verwijzen. Voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) blijkt het in de praktijk immers geen probleem om louter Franstalige initiatieven te ondersteunen. Ik heb u daar ook al op gewezen in de commissie, minister. Hopelijk kunt u de nodige garanties bieden in verband met taalvoorwaarden.
De Vlaamse Sportraad vindt het niet erg duidelijk hoe de beoogde planlastvermindering zal worden gerealiseerd. Dat is ook een punt dat ik in de bespreking in de commissie heb aangehaald. Ik hoop alvast op duidelijke engagementen van u ter zake.
De Vlaamse Sportraad brengt ten slotte een gunstig advies uit bij de erkenningsvoorwaarden voor sportfederaties, maar ik heb al vaak aangekaart dat de Vlaamse overheid niet consequent optreedt met betrekking tot niet-nageleefde autonomievoorwaarden. Ik verwijs naar de recente doorlichting van Cycling Vlaanderen. Die federatie blijkt niet autonoom te werken, maar zich te gedragen als een vleugel van de nationale federatie, die haar beleid mee bepaalt. U weet dat ik daar in het verleden al vaak opmerkingen over gemaakt heb, in het algemeen en meer specifiek op de Belgische Voetbalbond gericht.
Maar als het over Cycling Vlaanderen gaat, was ik alvast tevreden dat ook collega De Rudder daar terecht opmerkingen over gemaakt heeft. Zoals ik al zei: ook bij andere federaties is een dergelijke controle nodig. Minister, zal die er echt komen? Dat is een belangrijke zaak. De Koninklijke Belgische Voetbalbond is een schoolvoorbeeld van een oneigenlijke splitsing. Als Vlaamse federaties enkel bestaan als doorgeefluik aan Belgische federaties, dan zouden ze geen Vlaamse subsidies mogen krijgen. Ik herhaal mijn vraag uit de commissie: minister, deelt u die visie? En met welk gevolg? Komt er een onderzoek naar alle erkende federaties? U hebt daar al voor een stuk de voorzet gegeven. Maar dat onderzoek naar de realisatie van een verplichte autonome werking is een belangrijk gegeven. Ik vind het nog altijd heel moeilijk om me voor te stellen dat die dat niet kunnen naleven en toch is het blijkbaar zo. Dat is een van de diverse redenen waarom wij als Vlaams Belang ons zullen onthouden van dit ontwerp van decreet.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Als cd&v-fractie zullen wij dit ontwerp van decreet uiteraard goedkeuren want het belangrijkste doel van ons Vlaams sportbeleid is en blijft om zoveel mogelijk Vlamingen levenslang gezond te laten sporten en bewegen. Als belangrijkste beleidsinstrument hebben we dan ook hier het Sportfederatiedecreet dat daar zeer veel aan bijdraagt. De belangrijkste wijziging die er vandaag dan ook voorligt, heeft tot doel om de decretale basisopdrachten van de multisportfederaties aan te passen om op die manier hun opdracht minder concurrentieel en overlappend te maken met die van de unisportfederaties. De ‘multi’s’ moeten dan ook voortaan hun aanbod uitbouwen voor die Vlamingen die nog niet in een sportclub aan het sporten zijn en die kunnen dus ook voor de jeugd een heel aanbod uitwerken. Daarnaast krijgen de ‘multi’s’ ook steun voor sporten die niet via de unisportfederaties aangeboden worden. Onze fractie steunt dan ook deze keuze omdat we hopen dat op die manier een duidelijker profiel van de ‘uni’s’ en de ‘multi’s’ meer sporters zal aantrekken. De aandachtspunten hebben we dan ook uitvoerig besproken in de commissie.
We zullen voor stemmen. Maar, minister, we vragen ook echt dat u de impact van dit decreet op de sportsector en de sportparticipatie goed zult monitoren in de toekomst omdat dit toch een belangrijke evolutie zal kennen. Die gaan we ook zeer goed opvolgen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben tevreden dat ik geen nieuwe elementen in de discussie gehoord heb in vergelijking met de discussie die we gevoerd hebben in de schoot van de commissie. Bij deze herhaal ik nog het gegeven dat dit ontwerp van decreet een resultante is van een heel breed overleg met de sector in al zijn aspecten. Het heeft vooral de bedoeling om een en ander duidelijker te organiseren en om via die weg te zorgen voor de professionalisering van federaties en clubs en een verhoging van de sportparticipatie van iedereen. Wat de specifieke vraagstellingen betreft – en mijnheer Deckmyn, u kent mijn gevoeligheden ter zake – denk ik niet dat ik blijken van enige terughoudendheid gegeven heb als het gaat over de relatie tussen de Vlaamse sportfederaties en eventueel nog bestaande Belgische evenknieën, alleszins bijvoorbeeld op het vlak van het wielrennen. Ik ben daar niet bepaald de kool en de geit aan het sparen, maar ik probeer doortastend op te treden, klaarheid te scheppen en desgevallend ook op te treden via samenwerkingsovereenkomsten. Dat zijn natuurlijk op dat vlak de instrumenten bij uitstek. Die instrumenten zal ik ook gebruiken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nrs. 1186/1 en 1186/1-Errata)
– Artikel 1 tot en met 59 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.