Report plenary meeting
Actuele vraag over het activeren van de inactieven op de arbeidsmarkt
Actuele vraag over de hoge inactiviteitsgraad
Report
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u weet het ook: er is een krapte op de arbeidsmarkt. Er staan heel wat vacatures open. Zowel in de zorgsector als in het onderwijs en in de transportsector vinden we geen werknemers meer om al die functies in te vullen. Wat blijkt nu uit de cijfers die Eurostat deze week heeft gepubliceerd? De werkloosheidsgraad is relatief laag en ligt op 5,6 procent, en dat is op zich laag. De lage tewerkstellingsgraad ligt niet zozeer aan het aantal werklozen, maar wel aan het hoge aantal inactieven. Uit de cijfers blijkt dat 22 procent van de bevolking die op beroepsactieve leeftijd is, niet aan het werk is, en toch niet ingeschreven is bij VDAB.
U zult allicht stellen dat ik het weer te negatief voorstel, maar het zijn niet mijn cijfers, ze zijn van Eurostat. Daaruit blijkt toch dat zes op de tien migrantenvrouwen van niet-Europese origine geen werk hebben. Uit die cijfers blijkt ook dat vier op de tien mannen van niet-Europese origine ook geen werk hebben. In vergelijking met de rest van Europa scoren we hier nog slechter. Het Europees gemiddelde van inactieven onder mensen met een migratieachtergrond ligt op 29 procent. Uit onderzoek bleek dat veel migrantenvrouwen zich om culturele redenen meer op het gezin focussen, maar dat is niet alleen de oorzaak. De oorzaak is ook een laks integratie- en een laks activeringsbeleid.
Minister, ik heb één vraag voor u: hoe verklaart u eigenlijk dat de tewerkstellingsgraad onder de niet-Europese vreemdelingen in Vlaanderen, ondanks de forse investeringen die u, en de overheid, en de vorige regeringen, al gedaan hebt, toch zo laag blijft? Welke initiatieven neemt u om die cijfers te doen dalen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, collega’s, ik ga een bekentenis doen. Ik heb dit weekend stiekem geluisterd naar de 1 meitoespraken. Ik heb ze zelfs meermaals herbekeken. Fantastische 1 meitoespraken, waar sp.a zei: ‘Vlaams Belang, wat denk je wel? 1 mei is van sp.a!’, en waar het Vlaams Belang zei: ‘socialisten, 1 mei is van ons!’
Wij, van de N-VA zeggen: 1 mei is voor al wie werkt, spaart en onderneemt. Ik heb in geen van die 1 meitoespraken, noch in die van het Vlaams Belang, noch in die van sp.a, ook maar iets gehoord over het feit dat er 1,3 miljoen inactieve mensen zijn tussen 25 en 64 jaar, en dat we met 72.000 openstaande vacatures zitten, die niet ingevuld geraken. Ik heb van hen geen enkele oplossing gehoord over hoe we onze vacatures kunnen invullen, hoe we ervoor kunnen zorgen dat we met meer mensen aan de slag gaan, zodat we opnieuw kunnen voorzien in een deftige sociale zekerheid, dat we kunnen herverdelen, en dat we een sociaal beleid kunnen voeren voor alle mensen die aan de slag zijn. Ik heb van u niets gehoord, buiten het feit dat 1 mei van u is, en dat ondernemers het liefst niet te veel winst mogen maken, omdat winst niet goed is en aan een nieuwe soort belasting onderhevig moet zijn.
Onze fractie ligt werkelijk wakker van het feit dat er nog altijd zoveel vacatures openstaan, en we met zo’n lage werkzaamheidsgraad zitten, ook in Vlaanderen, als je de werklozen niet meeneemt.
Ik heb een vrij simpele vraag. Als Zuid-West-Vlaming woon ik vlak bij Rijsel, in Noord-Frankrijk. Ik ga daar met mijn collega Maaike De Vreese heel veel ‘op schok’. Wat horen wij van heel veel bedrijven? Als ze een vacature hebben is het zeer makkelijk om een Franse werknemer binnen te halen, maar bijna onmogelijk om iemand uit Wallonië aan te werven. Impossible! ‘Ze kennen de taal niet’ – terwijl die Fransen dezelfde taal spreken – en ‘ze kunnen er moeilijk geraken’. Mijn vraag, minister: waarom is het volgens u zo makkelijk om Fransen hier aan de slag te krijgen, en zo moeilijk om mensen uit Wallonië hier aan de slag te krijgen?
Collega Ronse, ik denk dat ondertussen heel veel collega’s zich de vraag stellen wat u eigenlijk elke keer met collega Maaike doet, als u op stap gaat. (Opmerkingen. Gelach)
De heer Ongena heeft het woord.
Daar zullen we het niet over hebben, denk ik.
Minister, er zijn 1,3 miljoen mensen tussen 25 en 64 jaar in ons land, die niet aan het werk zijn en ook geen werk zoeken, en dat op een moment dat er zoveel vacatures openstaan en dat je elke dag leest dat er een nieuwe sector is die aan de alarmbel trekt.
Deze week was het nog de luchthaven die zei dat degenen die deze zomer op vakantie vertrekken lang zullen moeten wachten, want er zijn te weinig bagage-afhandelaars en andere medewerkers. Vandaag las ik in de krant dat de NMBS eraan denkt om misschien minder treinen in te schakelen, omdat ze te weinig personeel hebben. Er komt bij wijze van spreken elke dag wel een sector bij waar men aan de alarmbel trekt.
Ik denk dat het dus echt cruciaal zal zijn dat we van die grote groep van 1,3 miljoen mensen, een grote groep naar de arbeidsmarkt kunnen begeleiden. Daar moeten we echt extra inspanningen voor doen. Ten eerste is dat natuurlijk om onze samenleving en arbeidsmarkt draaiende te houden, maar ten tweede is dat ook belangrijk omdat we op die manier de werkdruk beheersbaar maken voor mensen die vandaag aan het werk zijn.
Ik hoor heel veel praten over werkbaarheid. Die werkbaarheid is cruciaal, maar de enige structurele manier om de werkbaarheid bij mensen onder controle te houden is ervoor zorgen dat we de vacatures ingevuld krijgen, dat het personeel uitgebreid wordt en dat de collega’s die er vandaag niet zijn, omdat die vacatures niet ingevuld raken, wel komen, zodat zij het werk mee kunnen verrichten. Ik denk daarom dat het cruciaal is dat we ook vanuit de Vlaamse Regering inspanningen leveren.
We doen dat trouwens ook al, maar toch was mijn vraag: denkt u, op basis van de nieuwe cijfers die u gehoord en ongetwijfeld ook gelezen hebt, aan extra maatregelen om toch een belangrijk deel van die grote groep inactieven terug naar de arbeidsmarkt te krijgen? (Applaus bij Open Vld)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik hoop straks ook op zo’n daverend applaus. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
Na mijn antwoord, als het enigszins kan. Ik zou graag nog iets mogen zeggen ook, collega Schiltz. Ja, het was voor uw partij.
Collega’s, ik heb het nieuws uiteraard ook gelezen. Collega Ronse, ik heb ook de opinie van Isolde uit Het Laatste Nieuws gelezen en ik vind daar in uw vraag enkele referenties naar terug. Vorige vrijdag heb ik ook een lang onderhoud gehad met Voka West-Vlaanderen, en ik denk dat u hetzelfde zult hebben gehad. We horen en lezen inderdaad telkens hetzelfde, de cijfers spreken trouwens ook voor zich, collega’s. We doen het in ons land niet goed als het gaat over het naar de arbeidsmarkt krijgen van mensen die geen uitkering krijgen en zelfs ook geen job ambiëren. De vraag is dus: hoe krijgen we die groep aan de slag?
Ik wil wel een nuance maken. We doen het in Vlaanderen veel beter dan in Wallonië en Brussel. Voor hen die hier misschien straks aanvullend allerhande commentaren zouden geven op de Vlaamse arbeidsmarkt: die doet het op zich goed. In Vlaanderen is het zo dat 75 op 100 mensen effectief aan de slag zijn, in West-Vlaanderen gaan we zelfs richting 80 en in Oost-Vlaanderen ook, dus we doen dat goed. Er zijn echter maar 3 werkzoekenden op die 100 mensen en er zijn 22 mensen die niet aan de slag zijn. Sommigen zijn niet aan de slag met een uitkering, vanwege ziekte bijvoorbeeld, sommigen zijn niet aan de slag zonder uitkering.
Collega’s, ik wil jullie ook wel duidelijk maken dat deze Vlaamse Regering de eerste is die zelf met zeven nieuwe recepten komt. Recepten die die nu in de markt worden gezet, en waar ook een klein beetje tijd voor nodig is om ze uitgerold te krijgen. Ik overloop ze even met jullie.
Ten eerste, het is nu nog geen maand geleden sinds we een akkoord hebben met de federaal bevoegde minister voor langdurig zieken, waarbij we mensen die langdurig ziek zijn als VDAB eindelijk sneller kunnen begeleiden naar een job. Collega Muyters zou het toejuichen. Vandaag is het zo dat de knop aan of uit staat: als men ziek is, moet men thuisblijven. Er zijn echter ook mensen die langdurig ziek zijn maar die graag hun steentje zouden bijdragen op de arbeidsmarkt. Er zijn stappen voorwaarts gezet, die nu in de praktijk moeten worden uitgerold.
Ten tweede, wij willen via lokale partnerschappen meer dan 12.000 neet-jongeren (not in education, employment or training) aan de slag krijgen. U kent ze, de neet-jongeren: jonge mensen die geen diploma secundair onderwijs hebben, niet aan de slag zijn en tussen de mazen van het net dreigen te glippen. We hebben nu partnerschappen en we willen hen opvissen, om het zo te zeggen, en via een job ook aan een diploma secundair onderwijs helpen.
Ten derde, de leefloners. Waarom dring ik zo hard aan bij VDAB om uiteindelijk met elk lokaal bestuur in Vlaanderen een samenwerkingsovereenkomst te hebben? Omdat zij de mensen kennen die een leefloon krijgen. Zij weten wat die mensen kunnen, zij zijn de eerste partners om die mensen mee aan de slag te krijgen. Dat is een heel belangrijk instrument.
Ten vierde, de herintreders. Iemand van jullie heeft het gezegd, heel veel allochtone mama’s werken niet en zitten ook in een cultuur waarin er eigenlijk van uit wordt gegaan dat ze geen job zullen aanvaarden. We kunnen hen stigmatiseren, maar we kunnen ze ook overtuigen om wel mee in de arbeidsmarkt te stappen. En we doen dat, door bijvoorbeeld een tachtigtal projecten, waarvan eentje mij bijzonder nauw aan het hart ligt: dat is het project waarbij jonge mama’s naar de kinderopvang gaan met hun kindje en ondertussen opgeleid worden tot kinderverzorger, en dus zo ook hun steentje bijdragen om alles leefbaar te houden.
Ten vijfde, en dat is niet gemeld door jullie, is er een substantiële maatregel die het verschil kan maken: sinds kort, sinds 1 maart moeten inburgeraars zich verplicht inschrijven bij VDAB – iedereen. Daar wordt hen ook duidelijk gemaakt wat er bij ons in Vlaanderen normaal is, wat er verwacht wordt. We kunnen hen rapper screenen. Dat zijn zaken die nu nog maar in werking zijn en waarvan ik de effecten hopelijk in positieve zin met jullie zal kunnen delen.
Zes, werken moet lonen. Eind dit jaar keren we, als alles goed gaat – dat is vorige week goedgekeurd in de commissie – voor de eerste keer een jobbonus uit. Werken zal dus een beetje meer lonen, zeker voor de laagste inkomens. Dat is een heel substantiële maatregel die ook het verschil kan maken voor mensen om de sprong naar de arbeidsmarkt te maken.
Als zevende punt – dit moet me nog van het hart – zou ons taalgebruik een beetje moeten veranderen. Wij hebben het altijd over ‘de arbeidsmarkt heeft de mensen nodig’, ‘de economie heeft de mensen nodig’. Maar werken is ook goed voor jezelf, beste collega’s. Werken is emanciperend. Het zorgt ervoor dat je sociale contacten hebt. Het kan een boost geven voor je zelfvertrouwen als het uiteraard ook allemaal werkbaar is. Net daarover hoop ik heel binnenkort een akkoord te kunnen sluiten tussen de regering en de sociale partners om als het ware naar een beeld te gaan waarbij we van krapte naar kansen gaan. De arbeidsmarktkrapte zou er eigenlijk toe moeten leiden dat veel meer mensen veel meer kansen op zelfontplooiing krijgen. Collega’s, laat ons dus samen dat taalgebruik een beetje veranderen en werken als iets emanciperend beschouwen. Het kan anderen alleen maar goesting geven om aan de slag te gaan. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, dank u wel. U bent nogal kort ingegaan op mijn deel van de vraag.
Soms ben ik kort.
We weten allemaal dat er bij de migranten toch een groot probleem is. U zei net ook dat u ze aan het werk wilt krijgen. U investeert er miljoenen euro’s in. U wilt ze nu ook beter activeren en beter laten inburgeren door hen verplicht te laten inschrijven bij VDAB. Maar die resultaten blijven uit want het is natuurlijk de bedoeling dat ze mee gaan zorgen voor ons pensioen, dat ze mee gaan betalen aan de sociale zekerheid. Op dit ogenblik blijven de resultaten uit. Twee weken geleden werd tijdens de commissie dan ook gezegd dat het probleem opgelost zou worden door niet-Europese migranten nog naar Vlaanderen te halen omdat zij de krapte op de arbeidsmarkt moeten oplossen. Dus door nog meer armoede te gaan importeren, zou men nu het probleem gaan oplossen. Nu, voor het Vlaams Belang is het heel duidelijk: er zijn hier voldoende mensen. Werk eraan en zorg ervoor dat de mensen die hier nu zijn aan de slag gaan. Welke extra initiatieven neemt u om de mensen die hier nu zijn en nog niet werken toch aan het werk te krijgen? (Applaus van Chris Janssens)
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het is de eerste keer sinds ik parlementslid ben dat u niet op mijn vraag geantwoord hebt. U hebt wel de zeven punten mooi meegegeven. Maar het is een vraag die zeer hard op de lippen van veel West-Vlaamse ondernemers en werknemers brandt, zeker in Zuid-West-Vlaanderen. Er zijn gigantisch veel openstaande vacatures en we zien zoveel potentieel in de Waalse werknemers en we stellen vast dat het zoveel gemakkelijker is om een Fransman aan te trekken dan iemand uit pakweg Henegouwen. Nochtans is de afstand dezelfde, op het vlak van openbaar vervoer is het even complex of even simpel en ze spreken dezelfde taal: het Frans.
Minister, waarom is het volgens u zoveel simpeler om Fransen te overtuigen om bij Zuid-West-Vlaamse bedrijven aan de slag te gaan dan Waalse werknemers?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. De Vlaamse Regering doet inderdaad al heel veel. De jobbonus is een heel belangrijke maatregel, maar de collega’s stellen veel vragen aan u. Sta me toe dat ik u drie extra suggesties meegeef want ik denk dat we nog iets meer kunnen doen.
Ten eerste, geef duidelijkere streefcijfers aan VDAB in het activeren van langdurig werkzoekenden. Daar is nog veel werk aan de winkel. Men moet daar veel beter kunnen. Dat aantal blijft nu al jaren schommelen op 70.000. Dat moet beter. Met duidelijke streefcijfers, al dan niet gekoppeld aan financiering, geloof ik dat we daar een stap vooruit kunnen zetten.
Ten tweede, maak strikere afspraken met Actiris en de Service Public Wallon de l’Emploi et de la Formation Professionelle (Forem) – de Brusselse en de Waalse arbeidsbemiddelaar. Vandaag worden vacatures doorgestuurd van bijvoorbeeld Brusselse werkzoekenden naar Vlaanderen, maar voor de rest wordt dat te weinig opgevolgd, laat staan dat er gesanctioneerd wordt. Het is belangrijk dat daar ook striktere afspraken komen.
Drie: betrek die lokale besturen veel meer bij het activeren van bijvoorbeeld die allochtone moeders. Zij kunnen daarnaartoe gaan, zij hebben daar de contacten, zij kunnen nagaan wat het probleem is waardoor ze niet aan de slag gaan. Betrek die veel meer bij het activeringsbeleid. Ik denk dat dat drie maatregelen zijn die we nog zouden kunnen nemen om stappen vooruit te kunnen zetten. Mijn bijkomende vraag: wat vindt u van deze maatregelen? (Applaus van Steven Coenegrachts)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, minister. Toen u bezig was met die opsomming, viel me toch op hoe indrukwekkend het rijtje beleidsmaatregelen is die ondertussen werden genomen om meer mensen op onze arbeidsmarkt te krijgen, van inburgeraars over langdurig zieken tot OCMW-cliënten. We gaan daarnaast ook nog de discriminatie bestrijden en werken lonender maken met de jobbonus. U zet dus in op heel veel doelgroepen, op heel veel verschillende manieren, met heel veel verschillende partners. De collega’s hebben er nog suggesties bijgedaan om nog een aantal extra doelgroepen aan te spreken, inclusief de Walen, wat ik helemaal ondersteun. Er is potentieel bij Waalse werkzoekenden op onze Vlaamse arbeidsmarkt.
Maar misschien is de belangrijkste partner om meer mensen aan de slag te krijgen hier niet vernoemd, dat zijn onze werkgevers. Onze werkgevers zijn diegenen die jobs creëren en mensen kansen kunnen geven. Maar ook zij moeten zich aanpassen aan die veranderende realiteit op de arbeidsmarkt, een realiteit die gekenmerkt wordt door vergrijzing en door krapte. Ik denk dat het ondersteunen van die werkgevers vanuit VDAB en vanuit de partners van VDAB een bijzonder belangrijk onderdeel is van de oplossing om niet-actieven te activeren op onze arbeidsmarkt. Op welke manier wilt u dus onze werkgevers steunen in deze moeilijke, krappe tijden op de arbeidsmarkt?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, de arbeidsmarkt en alles daarrond staat hier regelmatig in de actualiteit, en terecht, denk ik. Maar sta mij toe om toch ook enige nuance te brengen in de cijfers van Eurostat, die daarna geïnterpreteerd werden, onder andere door professor Stijn Baert, die ook zelf aangaf dat Vlaanderen een beetje een ‘Belgium light’ is als het gaat over die inactieven. U hebt het gehad over die inactieven, maar dan denk ik dat het toch wel belangrijk is, collega’s, dat we ook de drempels wegnemen en dat we goed weten waarom inactieve groepen niet deelnemen of op dit moment moeilijk te verleiden zijn om hun verantwoordelijkheid op te nemen op die arbeidsmarkt. We kunnen het dan hebben over kinderopvang en dergelijke, maar dat behoort niet tot uw bevoegdheid. Wat echter wel tot uw bevoegdheid behoort, minister, is natuurlijk werkbaar werk. Ook dat is door de sociale partners aangegeven in het akkoord: als we er willen raken – en ik denk dat iedereen aan die 80 procent wil raken – dan gaan we er ook voor moeten zorgen dat werk werkbaar is en dat het ook gezond is om te werken. Mijn vraag aan u is dus heel concreet. Gaat u ook op dat terrein een tandje bijsteken?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega Ronse, u bent welkom volgend jaar op de 1 meifeesten van Vooruit – sp.a ligt al even achter ons. Als u dat gedaan had, zou u weten dat voor ons 1 mei gaat over solidariteit en de versterking van onze sociale bescherming en onze sociale zekerheid. Het is dan nogal wiedes dat Vooruit een warm pleidooi wil houden om meer mensen aan de slag te krijgen, opdat iedereen die kan werken ook effectief werkt. Dan is werkbaar werk uiteraard evident, maar dan hebben we ook een regering nodig die investeert en drempels wegwerkt. Daarom, minister, een warm pleidooi voor de hele Vlaamse Regering en al uw collega’s: investeer in betaalbare kinderopvang, investeer in interregionale mobiliteit en beter openbaar vervoer en verleid zo inderdaad iedereen, ook niet-EU-burgers, om aan de slag te gaan. (Applaus van Kurt De Loor en Bruno Tobback)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, de activiteitsgraad verhogen en mensen een job geven, dat is goed. Wij zijn daar helemaal voor. Maar waar wij tegen zijn, is een fetisj maken van die activiteitsgraad zonder te kijken naar de situatie op de arbeidsmarkt. Die situatie is toch wel ernstig. Er zijn steeds meer mensen die moeten werken aan tempo 10, die hyperflexibel en eeuwig beschikbaar moeten zijn. Ook de kwaliteit van de contracten gaat achteruit. Er zijn steeds meer dagcontracten, minijobs, werk in onderaanneming, freelance jobs… Een pijnlijk voorbeeld is wat er gebeurd is in de luchthaven: heel veel mensen die ontslagen zijn tijdens de coronacrisis worden nu opnieuw in dienst genomen met veel slechtere contracten.
Dus, minister, u weet het waarschijnlijk, de jaarlijkse benchmarking Working Europe van het Europees Vakverbond schrijft in zijn rapport: ‘Het opleidingsniveau en de kwaliteit van de werknemers blijft stijgen, maar de kwaliteit van de aangeboden jobs daalt sterk.’ Zult u die problematiek aanpakken? De grootste groep van die tactiek zijn de langdurig zieken. Wat gaat u daar concreet rond doen? Gaat u ook de werkgevers responsabiliseren? Dat is de olifant in de kamer en u fietst er telkens omheen.
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst de niet-beantwoorde vragen. Collega Malfroot, u had het over de mensen die hier al lang zijn. Het gaat veelal over mensen met een migratieachtergrond die geen werkloosheidsvergoeding of uitkering krijgen van de overheid maar ook niet werken. Om hen te overtuigen, ik verwijs even naar collega Rzoska, volstaat het niet om hen gewoon te vragen om toch te komen werken. Soms is er een opleidingsachterstand, soms is er een taalbarrière die nog niet opgelost is.
We zijn een grote inhaaloperatie aan het doen. Ik zei al dat we niet gewoon vragen dat iedereen die inburgert zich inschrijft. We vragen het niet; we eisen dat men zich inschrijft bij VDAB. Dat is net om te vermijden dat men nog eens in zo’n situatie zou komen. Sinds 1 maart bestaat die verplichting. We zijn nauwelijks 1 mei gepasseerd, dus het is nog heel vroeg om nu al te evalueren. Minister Somers is hier aangekomen, het is iets waar we beiden heel hard aan werken. De inschrijvingsplicht moet meteen een kansenreservoir zijn waarmee we mensen sneller aan de slag krijgen. Het moet van twee kanten komen: men moet willen werken en ze moeten kansen krijgen van bedrijven die de deuren openzetten.
Collega Ronse, ik zou u niet durven te vergeten, het zou mij een kans op een doos pralines doen mislopen. Ik heb inderdaad ook op uw deel van de vraag niet geantwoord. Het was bijzonder ambitieus, we willen zowel met Brussel als met Wallonië een nieuw samenwerkingsakkoord. Eentje hebben we al binnen. De doelstelling is om jaarlijks twee keer tweeduizend mensen extra bij ons tewerk te stellen. Er zijn drempels, u kent ze. De sociale regelgeving in Frankrijk is anders dan bij ons. De werkcultuur is anders in Wallonië dan bij ons. Ik zie zelfs dat mensen die starten soms niet aan de slag blijven. Het zou nuttig zijn om met de werkgeversorganisaties eens een trip te doen naar Wallonië, ze hebben dat zelf gevraagd. Dan kan men ‘on the road’ mensen werven. Ik wil daar zeker vanuit mijn administratie mijn medewerking aan verlenen.
Collega Ongena, streefcijfers bij VDAB, dat is goed en wel. Die komen er ook in de ondernemingsplannen. Maar met cijfers alleen op papier ben je er niet. Je moet ze ook effectief halen. Ik ga er niet te romantisch over doen. De groep langdurig werkzoekenden geraakt vandaag zeer moeilijk aan de bak. Daar zit ook een groep in die op vandaag niet in staat is om te werken, dat weet iedereen. Die groep hoort misschien eigenlijk niet thuis in deze cijfers. Maar er is ook een groep die wel in staat is om te werken en die we moeten kunnen bereiken. Dat is de reden waarom VDAB nu naar de werkgevers toestapt met portfolio’s van mensen die ze hebben en aan de werkgevers vraagt – zo kom ik bij de opmerkingen van de heer Bothuyne – om die mensen een kans te geven. VDAB doet zelf de entourage, de opleiding, maar vraagt om hun een kans te geven om aan de slag te gaan. Die aanpak loopt ook nog maar een paar maanden. Die hele intensieve werkgeversaanpak, ik verwacht daar iets van.
De lokale besturen heb ik zelf vermeld naar aanleiding van mijn recept van zeven stukjes. Ik wil met elk lokaal bestuur een overeenkomst. Ik geef u volledig gelijk, de lokale besturen zijn dé partners om mensen met een leefloon, maar ook NEET-jongeren (not in education, employment or training) – kijk maar naar de grote steden – aan de slag te krijgen. Ze kennen veelal de jongeren en weten wat ze kunnen. Ze kunnen ze beter bij het nekvel grijpen om hun het belang van een job aan te tonen.
Collega Bothuyne, u hebt een gevoelig punt aangeraakt. Net die veranderende arbeidsmarkt biedt ook kansen. Voor veel werkgevers kan het een opportuniteit zijn: ze kunnen bijvoorbeeld mama’s, die voor hun kindjes zorgen, een informaticaopleiding laten volgen. Ze kunnen worden ingeschakeld in administratieve processen die men van thuis uit kan doen en waarvoor men niet specifiek naar een bedrijf moet stappen.
Ook die projecten zitten in de tachtig projecten die ik zonet heb vermeld en die we aan het uitrollen zijn om dat reservoir een stuk groter te maken. Ik ga er absoluut mee akkoord dat we daarin ook de werkgevers moeten ondersteunen.
De vier pijlers van alle opmerkingen die jullie maken, zitten trouwens in het nieuwe sociaal akkoord dat we willen sluiten tussen werkgevers, werknemers en de Vlaamse overheid.
Collega Rzoska, absoluut, werkbaar werk is voor iedereen belangrijk, zeker als je iets een tijdje wilt volhouden. Naast werkbaar werk zijn voor mij ook loopbaanbegeleiding en competentiechecks nu en dan eens nodig. We hebben in Vlaanderen geen cultuur dat mensen in de loop van hun loopbaan eens veranderen van job en in veel gevallen is dit goed voor de werkbaarheid. Ook dat element maakt deel uit van het akkoord waarover we aan het onderhandelen zijn. Dus antwoord ik absoluut ja op uw vraag.
Collega Gennez, u had het over een groot aantal flankerende maatregelen. U weet wellicht ook dat voor mensen die een werkloosheidsuitkering hebben en een opleiding willen volgen, de kinderopvang wordt betaald. Er is vandaag een heel flankerend instrumentarium om het voor mensen eenvoudiger te maken om te werken, en daar gaan we absoluut verder op inzetten.
Collega De Witte, u doet een aantal suggesties. Ik ben natuurlijk bevoegd voor datgene waarvoor ik bevoegd ben. U hebt een aantal elementen aangehaald die zeker een federale bevoegdheid zijn. Ik ben de eerste om te zeggen dat ik echt wel wens dat er een federaal werkgelegenheidsakkoord zou komen, dat er stappen zouden worden gezet om onze arbeidsmarkt wat meer zuurstof te geven. Ik focus me hier op de zaken waar ik zelf impact op heb.
Collega's, tot besluit ben ik wel trots op de inspanningen en de vernieuwende stappen die we met deze Vlaamse Regering zetten. Zijn we er al? Absoluut niet, we zijn er nog niet. Zitten er in deze instrumenten een aantal potentialiteiten om onze arbeidsmarkt open te trekken? Absoluut wel. Ik denk dat we daarmee nu voluit aan de slag moeten gaan. (Applaus van Brecht Warnez, Robrecht Bothuyne en Loes Vandromme)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Het probleem is natuurlijk dat werken niet loont. De belastingdruk is torenhoog en het is vooral de Vlaming die zich blauw betaalt aan – u noemt het geen uitkeringen – een tegemoetkoming die hetzij de Brusselaars, hetzij de Walen, hetzij de niet-Europese allochtonen van ons socialezekerheidssysteem krijgen, want we laten ze niet met niets achter.
Het wordt hoog tijd om in te zien dat de integratie van talloze allochtonen heeft gefaald. Het wordt ook hoog tijd om dat pamperbeleid te stoppen en om eindelijk werk te maken van een strenger integratiebeleid en een strenger activeringsbeleid zodat iedereen mee helpt bijdragen aan de sociale zekerheid in plaats van ze alleen maar af te romen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, de reden waarom het zoveel gemakkelijker is om Franse werknemers naar hier te halen en zoveel moeilijker is om Waalse werkzoekenden hier aan te trekken, is omdat de werkloosheidsuitkering in Frankrijk in de tijd beperkt is. Zo simpel is het. Dat is het grote probleem in dit land. We zitten met 1,3 miljoen inactieven en 72.000 vacatures die chronisch openstaan.
Ik denk dat nu het momentum is om twee grote problemen aan te pakken. Een, laten we ervoor zorgen dat de uitkeringen die mensen krijgen, mensen niet beletten om te gaan werken. Laten we dus niet meer het enige land ter wereld zijn waar die uitkering onbeperkt is in de tijd, en laat het brugpensioen en het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) uitdoven. Twee, laten we ervoor zorgen dat werken loont. Deze overheid vreet 54 procent weg van wat mensen verdienen. 54 procent, dat is gigantisch.
Collega's, laat ons daar partijoverschrijdend aan werken. Als dat lukt, collega Gennez, dan kom ik volgend jaar met plezier 1 mei vieren met u. (Applaus bij de N-VA)
Dat staat in de notulen, collega Ronse. (Opmerkingen van Kris Van Dijck)
De heer Ongena heeft het woord.
Collega De Witte, ik ben het voor een keer helemaal met u eens. De situatie is inderdaad ernstig. De krapte op onze arbeidsmarkt is het meest bedreigende van ons hele welvaartsmodel. Er is niets zo bedreigend. U noemt dat een fetisj. Als we daar niets aan doen, komt heel onze welvaart onder druk te staan. Dan vind ik het echt heel vreemd dat u daarover op 1 mei met geen woord hebt gerept.
Ik heb hier in één minuut drie voorstellen gedaan. Jullie hebben in drie uur speechen geen enkel voorstel gedaan om de activiteitsgraad in ons land op te trekken. Nochtans kan ik me inbeelden dat er geen linkser pleidooi mogelijk is dan daarvoor te pleiten. Als je echt begaan bent met ons welvaartsmodel en de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid, dan zorg je ervoor dat er meer mensen aan de slag gaan, en dan durf je daar ook je nek voor uit te steken en dan durf je daar ook concrete voorstellen over te formuleren.
Dat is veel moediger dan opnieuw wat extra belastingen uit te vinden. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.