Report plenary meeting
Actuele vraag over de toename van hulpvragen bij Awel
Actuele vraag over de telefonische luisterlijn Awel en de mentale gezondheid van kinderen en jongeren
Actuele vraag over het mentale welbevinden van jongeren naar aanleiding van het jaarverslag van Awel
Report
De eerste van deze vier actuele vragen is aan minister Beke gericht, maar het antwoord zal worden gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, de cijfers van Awel leren mij twee belangrijke dingen. Ten eerste, steeds meer jongeren vinden de weg, steeds meer jongeren worden bereikt. Maar nog altijd is de vraag van jongeren om iemand aan de lijn te krijgen, met iemand te kunnen chatten, groter dan het aanbod. Er zijn dus nog altijd flink wat jongeren die bellen, maar niemand te horen krijgen.
Ik weet dat de capaciteit al is uitgebreid, maar de nood blijkt nog altijd groot te zijn. Ik vind het belangrijk dat jongeren snel iemand aan de lijn krijgen of meteen met iemand kunnen chatten, want sommigen zullen misschien geen tweede keer kunnen of durven te bellen, omdat de problemen waarmee zij bellen vaak zaken zijn waar ik echt bezorgd over ben. Dat gaat over grote somberheid, angstklachten, maar dat gaat ook over heel concrete gedachten aan bijvoorbeeld suïcide.
En dan kun je werkelijk iemand aan de lijn krijgen op het moment dat je daarover durft te spreken. Die drempel is er wel. Dat kan je helpen. De eerste vaststelling die voor mij dus belangrijk is, is dat we er eigenlijk in zou moeten kunnen slagen om dit jaar veel meer jongeren te bereiken, en dat ook zo snel mogelijk.
Een tweede belangrijke vaststelling is dat maar een op de vijf bellers of chatters jongens zijn. Maar jongens hebben ook vaak problemen en vragen. Zij zitten ook wel eens in de knoei. Wij slagen er nog niet voldoende in om ook hen te bereiken. Daarom hoop ik dat u heel gericht een aantal acties kunt ondernemen om ook hen te overtuigen om, wanneer zij met twijfels of zorgen zitten, de telefoon te nemen of de chat in te gaan om van zich te laten horen. Mocht u daarin slagen, dan zal de capaciteit nog veel meer uitgebreid moeten worden. Ik hoor graag dat u daarop al voorbereid bent. Welke actie zult u ondernemen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, we staan hier met veel collega’s vooraan. Dat wil iets zeggen. Wij maken ons allemaal veel zorgen over het mentaal welzijn van onze kinderen en jongeren. Dat is niet nieuw. Als we nu de cijfers van Awel zien over de Jongerenhulplijn in 2021, dan valt het op dat de cijfers stijgen maar ook dat, zoals collega Van den Bossche al zei, slechts een op de vijf van de bellers of van de jongeren die beginnen te chatten, jongens zijn. Dat wil ook zeggen dat het voor vier vijfde meisjes zijn. Ook dat wil misschien wel iets zeggen als het gaat over mentaal welzijn. Dat schetst toch een aantal grote uitdagingen.
Wij maken ons grote zorgen, omdat dat signaal niet nieuw is. We hoorden de kinderrechtencommissaris de voorbije jaren. We horen de Vlaamse Jeugdraad. We hebben hier ook een aantal maanden geleden onze Kinderrechtendag georganiseerd in het parlement. Dan was het zeer duidelijk dat mentaal welzijn helemaal bovenaan de agenda staat.
Wat mij ook opvalt in de cijfers, minister, is dat heel wat zaken en bezorgdheden niet rechtstreeks of zelfs helemaal niet met de coronacrisis te maken hebben. Daar moeten wij oplettend voor zijn. Het zou een illusie zijn als we in dit halfrond denken dat als het virus minder aanwezig zal zijn in de samenleving, onze opdracht inzake het mentaal welzijn van kinderen en jongeren minder groot zal worden. Er ligt veel meer werk op de plank.
Een eerste stap is natuurlijk het doorbreken van het taboe. De verklaring voor de afwezigheid van de jongens kan te maken hebben met een taboe. De verklaring voor het voortdurende stijgen van de cijfers kan te maken hebben met de zeer grote nood, met het feit dat kinderen en jongeren nog altijd niet de weg vinden. De eerste grote opdracht is dus het zoeken naar hoe we verder het taboe doorbreken, hoe we de bespreekbaarheid van problemen rond mentaal welzijn vergroten, hoe we de kwetsbaarheid in onze hele samenleving om daartoe het gesprek te durven voeren vergroten.
Minister, welke specifieke acties plant u nog om het taboe rond mentaal welzijn bij kinderen en jongeren te doorbreken, specifiek gericht op meisjes en op jongens – want dat blijkt toch wel nodig te zijn?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, mentaal welzijn bij jongeren staat, zeker sinds het begin van de coronacrisis, prominent op onze politieke agenda. Dat is natuurlijk belangrijk en heel terecht, als u het mij vraagt, gezien ook de impact van heel wat coronamaatregelen op kinderen en jongeren. Maar dat het mentaal welzijn van kinderen ook los van corona onder druk staat, blijkt inderdaad uit de jaarcijfers van de luisterlijn van Awel.
Vorig jaar was er opnieuw een record: 30.000 kinderen en jongeren belden naar een anoniem nummer om hun verhaal te doen. Zij konden daar terecht bij meer dan 460 opgeleide vrijwilligers. Dat was nog maar eens een stijging na het recordjaar 2020. Mentaal welzijn in de breedste zin van het woord blijft een hot topic.
Minister, u hebt niet alleen ingezet op meer middelen en meer mensen, maar ook op een sterkere bekendmaking van onder andere deze hulp- of luisterlijn. Terecht, zo blijkt. Want op zich is het geen slechte zaak dat steeds meer kinderen en jongeren de weg vinden naar een luisterlijn als deze.
Om de druk op de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg te verlichten, maar ook en vooral om het mentale welzijn van iedereen te bevorderen, lijkt het mij van groot belang dat we blijven inzetten op algemene preventie, op het bespreekbaar maken van mentaal welzijn, van veerkracht, van weerbaarheid. En dat is wat er gebeurt bij die luisterlijn. Men biedt daar een luisterend oor. Het is straf dat tienduizenden jongeren per jaar bellen om een luisterend oor te vinden, iemand die met hen heel open in gesprek gaat. Dat is ontzettend belangrijk. En als er nood is aan verdere opvolging, gebeurt er warme doorverwijzing naar een professional binnen dezelfde chat, om verder te gaan.
Minister, wij vinden het ontzettend belangrijk dat iedereen die een oproep doet of contact zoekt, geholpen wordt, dat die vastgenomen wordt en dat ernaar geluisterd wordt. Onze vraag is wat u zult doen of ondernemen om ervoor te zorgen dat, ook al stijgen de cijfers, iedereen die belt, een opvolging krijgt en dat iedereen daar terechtkan. Hoe gaat u dat handhaven en, als het aan ons ligt, nog versterken?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, de collega schetste het al. We hadden het er eerder ook over in de commissie. Op 13 januari hadden we het er nog over in de commissie Jeugd. Ik bevroeg u toen over uw toekomstplannen richting het mentale welzijn van jongeren. U schetste toen het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), de ingrepen die u al deed voor de eerste lockdown, de extra maatregelen voor Awel en WAT WAT, wat nu gelukkig ook resulteert in extra oproepen en mensen die de weg vinden naar die hulplijnen.
We hadden het toen ook over de nood aan zelfzorg, die jongeren zelf ook aangeven te voelen. In dat kader zijn de cijfers van Awel eigenlijk niet zo verrassend. We zagen dit ergens aankomen. We weten dat het past in andere cijfers die er ook al zijn. Het mentale welzijn van jongeren stond al onder druk voor de coronacrisis, zoals collega Vaneeckhout terecht aanhaalt. Maar de coronacrisis helpt daar natuurlijk ook niet bij.
U haalde het eerder deze week aan in De Afspraak, waar u in gesprek ging met professor Adriaenssens. Ik was heel erg blij om te horen dat geen van u beiden meeging in het concept dat deze jeugd een verloren generatie zou zijn, want dat is natuurlijk niet zo. We weten allemaal beter. We weten hoe sterk de veerkracht en het engagement van kinderen en jongeren zijn en dat we daar ook verder op moeten inzetten.
U brak daar ook een lans voor aandacht voor vrije tijd en het terugschroeven van de maatregelen voor kinderen en jongeren zodra dat virologisch mogelijk is. Ik ga daarmee akkoord, minister. Ik sta achter u. En ik wil daar nog aan toevoegen dat er ook daar oog moet zijn voor dat mentale welzijn. Er zijn geen harde lockdowns meer op tafel gekomen. En dat was vanuit het oogpunt van het mentale welzijn van de algemene bevolking. Ik heb het hier eerder al gezegd: op dit moment moeten we de jongeren meer gaan beschermen tegen de maatregelen dan tegen het virus zelf.
Minister, op welke manier gaat u de aandacht voor vrije tijd en het terugschroeven van de corona maatregelen verdedigen, zodat dat vrijdag zeker meegenomen wordt in het Overlegcomité?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega’s. Het feit dat jullie hier met vier staan, toont ook aan dat het een zeer belangrijke kwestie is. Jongerentelefoon en -chat Awel heeft het nog eens duidelijk gemaakt: bijna 30.000 oproepen, een stijging met 2 procent, maar dat is ten aanzien van het topjaar – als ik het zo mag zeggen – 2020, in volle lockdown, toen er effectief heel wat meldingen binnenkwamen, zowel via chat, via telefoon als via e-mail. Dat moet ons zeker bezorgd maken. Het is een bevestiging van al heel wat rapporten die eerder zijn gekomen. Problemen zoals gedachten rond suïcide, donkere gedachten, jongeren die zeggen dat ze zichzelf niet kunnen zijn, jongeren die kampen met bepaalde mentale problemen, die bezig zijn met automutilatie en dergelijke meer: het is effectief een stijging in de cijfers.
Tegelijk is het ook positief dat ze hun weg vinden naar Awel. Het feit dat Awel meer bekendheid heeft gekregen en dat men ook bereid is om te spreken, is heel belangrijk. Ik heb dat al vaak gezegd het afgelopen jaar: corona heeft heel wat negatieve gevolgen gehad in onze samenleving, maar het heeft er wel voor gezorgd dat mentale problemen meer bespreekbaar zijn geworden, zeker ook bij kinderen en jongeren. Daar waar het voor maart 2020 in veel kringen toch nog wat taboe was om te zeggen dat je je even niet goed voelt in je vel, hebben we nu gezien dat dat toch veel meer bespreekbaar is geworden.
Maar wat toch confronterend is in de cijfers van Awel, is dat jongens veel minder de weg vinden naar Awel. We hebben Awel daar natuurlijk ook over bevraagd. Hoe zien zij dat? Hoe komt dat? Hun analyse is dat er nog altijd grote verschillen zijn tussen de genders op dat vlak. Onder vriendinnen, onder meisjes, is het nog iets gemakkelijker om over problemen te spreken dan onder jongens. Het verschil tussen de genders is natuurlijk relatief, maar op sommige momenten is dat toch ook nog wel bepalend. We moeten er absoluut voor zorgen dat mentale problemen bespreekbaar zijn bij meisjes en bij jongens.
Wat kun je daar concreet aan doen? Ten eerste moet Awel zelf natuurlijk de middelen hebben om dat te doen. Ze hebben amper twee maanden na de eerste lockdown vanuit het actieplan Generatie Veerkracht 75.000 euro extra gekregen om extra in te zetten op bekendheid en om hun vrijwilligers op te leiden. Want vergeet niet dat Awel niet met professionele telefonisten werkt maar met honderden vrijwilligers, jonge vrijwilligers, de ‘peers’. Dat is ook de sterkte van Awel.
Die 75.000 euro was tijdelijk, maar we hebben in een nieuwe beheersovereenkomst, die loopt van 2022 tot 2025, ook een structurele verhoging voorzien van de middelen. Het totaalbedrag per jaar is ongeveer 586.000 euro. Dat is een structurele stijging met 100.000 euro. Op die manier hebben ze meer mogelijkheden om hun werking bekend te maken en kunnen ze ook ongeveer vierhonderd vrijwilligers opleiden, die ook tijdens deze coronapandemie de vragen kunnen beantwoorden.
Dat is natuurlijk absoluut niet voldoende. Mentaal welzijn ga je niet oplossen met enkel de versterking van een hulplijn. Daarom is een van de vijf prioriteiten in ons JKP, ons jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, prioriteit nummer 1, en dat is mentaal welbevinden bij jongeren. Dat is een prioriteit die we bepaald hebben begin 2020, enkele maanden voor de lockdown. We kunnen vandaag alleen maar vaststellen dat die prioriteit actueler en actueler is geworden en dat daar steeds meer aandacht voor is vanuit de verschillende beleidsdomeinen.
Maar het is ook een oproep voor de hele samenleving om in alle contacten die we hebben, in onze persoonlijke relaties, ook oog te hebben voor mensen die het moeilijk hebben. Er zijn tal van goede initiatieven, bottom-up of gesteund door de overheid.
Ik geef een voorbeeld. Er is het initiatief Warme William, waarbij jongeren de kans krijgen om in een ‘Warme William’-kamer met elkaar het gesprek aan te gaan. Dat is een privé-initiatief van de heer Toye, dat bottom-up is gegroeid. Dat is maar een van de vele bestaande voorbeelden en initiatieven.
Als minister van Jeugd hecht ik enorm veel belang aan vrijetijdsbeleving. Je moet natuurlijk investeren in therapeuten en psychiaters. We rekenen ook op een betere federale terugbetaling van psychologen. Maar het is veel beter om preventief te werken. De plaats van de vrije tijd is daarin bepalend. Natuurlijk zijn scholen belangrijk, natuurlijk is het onderwijs uiterst belangrijk voor bijleren en competenties verwerven. Maar voor een kind of voor een jongere is het nog belangrijker, zou ik bijna durven zeggen, of zeker even belangrijk om ook in een ongedwongen context, in het jeugdwerk, in een sportvereniging, in een culturele context elkaar te ontmoeten om ongedwongen met elkaar te kunnen omgaan, om gewoon zichzelf te kunnen zijn. Kijk maar naar wat de Rode Neuzen Dag van DPG Media heeft gedaan, kijk naar de Warmste Week van de VRT: dat gaat over het belangrijkste voor kinderen en jongeren, zichzelf kunnen zijn.
Daar proberen we vanuit het jeugdbeleid aan bij te dragen. Ik denk aan het actieplan Generatie Veerkracht 2020, maar ook aan de voortzetting en relance vorig jaar en dit jaar van projecten voor het versterken van veerkracht van kinderen en kwetsbare jongeren, waarvoor we in totaal 7,5 miljoen euro hebben uitgetrokken.
Ik denk ook aan de inspanningen om extra ruimte te creëren voor kinderen en jongeren. Ook dat is een les die we geleerd hebben in de coronapandemie, zeker voor kinderen en jongeren die kleinbehuisd zijn, in kleine appartementen wonen. De publieke ruimte is zo belangrijk om in contact te kunnen komen met leeftijdsgenoten. Daarom investeren we in jeugdinfrastructuur.
Collega Perdaens, u peilde naar het Overlegcomité. Ik heb vanaf de invoering van de mondmaskerplicht altijd gezegd: ‘Let daarmee op. Als dat virologisch noodzakelijk is, dan moeten we dat zeker doen. Let daarmee op voor alle jongeren, maar zeker ook voor de allerkleinsten.’ Het is pas sinds begin december vorig jaar dat dat ook vanaf 6 jaar, een zeer jonge leeftijd, verplicht is. Voordien was het altijd 12 jaar. We waren daarin niet het enige land. Vandaag ligt de leeftijdsgrens in Nederland op 12 jaar en in de UK ook. Het pleidooi is dus om te kijken naar wat we op dat vlak kunnen doen. Kunnen we de leeftijdsgrens weer verhogen van 6 jaar naar 12 jaar? Kunnen we breder kijken om ook voor jongvolwassenen – en misschien ook voor de bredere samenleving, wanneer het kan – die mondmaskerplicht aan te passen?
Collega's, vandaag, vanavond mogen wij met vijf vrienden naar het café en als we zitten, mag dat zonder mondmasker. Als het mogelijk is om naar code oranje te gaan, dan is er zelfs geen sluitingsuur meer, dan is er geen mondmaskerplicht meer in de horeca en dan mag je naar fuiven en discotheken zonder een mondmasker. Zullen we dan aan onze kinderen nog vragen om op school of op het openbaar vervoer een mondmasker te dragen? Dat lijkt mij een discussie die vrijdag moet worden gevoerd. Dank u wel.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het klopt dat sinds enige jaren, en niet alleen recent, de middelen voor Awel in stijgende lijn gaan. Dat is een heel goede zaak.
Ik heb ook gehoord dat men bij Awel zelf zegt dat men nog meer nodig heeft indien ze iedereen meteen van antwoord willen dienen. Ik weet ook wel dat u niet op alles zomaar ja kunt zeggen en dat u geen grote zak met geld hebt staan, maar hier gaat het wel over jongeren die heel erg in de knoop liggen met zichzelf en voor wie wij toch wel een antwoord moeten bieden. Ik merk uit uw antwoord op de vraag dat u daar zelf ook bezorgd over bent. Ik wil zeggen dat we heel blij zijn met de extra inspanningen die u al hebt gedaan, maar u tegelijkertijd toch ook oproepen om daar misschien nog verder op te blijven inzetten, en dit gelijktijdig met de inspanningen om meer jongens te bereiken. U bent het met ons eens dat maar een op de vijf bellers een jongen is en dat dat toch wil zeggen dat we hen moeilijk kunnen bereiken. Hoe gaan we dat doen? Zit u daarover samen met mensen die weten hoe je die jongeren, kinderen bereikt? Zijn dat misschien personen aan wie zij graag een voorbeeld nemen en die daarover misschien luidop iets kunnen zeggen? Hoe doen we dat? Het is niet voldoende om ergens een affiche van Awel te plakken. Ik hoop dat u daarover met onderzoekers aan tafel zult zitten, mensen die echt weten hoe we hen kunnen bereiken, omdat ik er zeer bezorgd over ben dat we vandaag een hele groep jongeren missen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Het mag heel duidelijk zijn: de kinderen en jongeren in Vlaanderen zijn hypergetalenteerd en enorm veerkrachtig. Ik ben het eens met mijn collega’s: we hoeven hier geen somber beeld van onze jeugd te schetsen. Het ligt wel in onze handen, in de handen van de hele samenleving, welke kansen we de volgende jaren aan die kinderen en jongeren zullen aanbieden om die herstart te maken. Dat is voor een stuk vanuit corona, maar ook vanuit de vaststelling dat problemen rond het mentaal welzijn al veel langer meegaan dan vandaag. Die stijgende lijn is al heel lang merkbaar. We zien ook een aantal nieuwe fenomenen: de impact van het perfecte plaatje op de sociale media blijkt gigantisch op het mentaal welzijn van kinderen en jongeren te wegen en ook de druk in het onderwijs is enorm groot. Dat is ook wat die kinderen en jongeren hier, toen ze een paar maanden geleden in deze plenaire vergadering zaten, kwamen zeggen. Ze horen van allerlei kanten hoe ze moeten leven en wie ze moeten zijn, maar ze hebben geen ruimte om gewoon zichzelf te zijn. Ze vroegen: geef ons die ruimte terug.
Minister, u geeft aan dat vrije tijd enorm belangrijk is, maar hoe zult u garanderen dat kinderen en jongeren in hun leven meer ruimte en tijd krijgen, ook in overleg met het onderwijs, om die vrije tijd ook echt te beleven zonder dat die helemaal wordt ingevuld door de druk en het werk die van buitenaf op hen afkomen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik vind het eigenlijk bijzonder aangenaam om met u over kinderen en jongeren met mentale problemen van gedachten te wisselen. Het is niet dat ik het daar niet graag over heb met minister Beke, maar ik vind het belangrijk om breder te kijken als het over dit thema gaat. We moeten niet alleen naar de hulpverlening kijken door meer in te zetten op meer bedden en psychologen. Mentaal welzijn is een zaak van iedereen, het is een zaak van u, het is een zaak van de minister van Onderwijs, een zaak van de minister van Werk. Ik denk dat elk initiatief naar verschillende doelgroepen toe moet worden toegejuicht. ‘Health is in all policies’. Dat moeten we hoe langer hoe meer beseffen en uitvoeren.
Het is mijn overtuiging dat veel van de jongeren die contact opnemen met onder andere Awel vaak geholpen zijn met de dienstverlening die daar wordt aangeboden.
In een aantal gevallen is er behoefte of nood aan een verder gesprek met medewerkers van bijvoorbeeld het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), https://www.nupraatikerover.be/, of het jongerenaanbod van het centrum algemeen welzijnswerk (JAC). Ik haat het als ik ergens word doorverwezen: dan krijg je een ander nummer, moet je opnieuw bellen en opnieuw het hele verhaal doen. Op welke manier werkt die doorverwijzing? Gaat dat vloeiend? Is dat in dezelfde context? Is daar voldoende aandacht voor?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, het is duidelijk: een eerste stap is het terugschroeven van de maatregelen en meer ruimte voor vrije tijd creëren. Dat betekent niet dat de druk op het mentaal welzijn smelt als sneeuw voor de zon. Dat zegt ook niemand. Ik denk ook niet dat iemand ter discussie stelt dat er een impact is op het mentaal welzijn van onze jongeren nu. De vraag is wel hoe groot die impact is. Ik verwijs even naar uw passage in De Afspraak waar professor Adriaenssens aanhaalde ‘hoe groot dat effect is en hoe dat zal evolueren, moet eigenlijk nog bestudeerd worden’. Minister, ik vond dat een heel waardevol advies, want als we de effecten willen ondervangen en onze jeugd willen ondersteunen, dan doen we dat het best heel gericht. Minister, op welke manier gaat u opdracht geven om die effecten van de maatregelen verder te onderzoeken? Welke partners zult u daarvoor aanspreken?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik ben het helemaal eens met wat u gezegd hebt en wat hier al verschillende keren gezegd is: mentaal welzijn is niet alleen een kwestie van hulplijnen, psychologen en inloopcentra. Dat is allemaal heel belangrijk, maar zeker vandaag is mentaal welzijn bij kinderen en jongeren in de eerste plaats een kwestie van aandacht voor het perspectief in maatregelen die er vandaag genomen worden in hoe wij onze samenleving organiseren. Daarbij ga ik akkoord met wat u zegt omtrent bijvoorbeeld de mondmaskers. Als ik onze minister van Volksgezondheid hoor zeggen ‘ik zie geen wetenschappelijke argumenten om kinderen geen mondmasker te laten dragen’, dan stel ik me de vraag welke argumenten er zijn om dat wel te laten doen. Het is een inbreuk op de manier waarop zij de zaken beleven. Ik doe een oproep om dat in de gaten te houden. Ik ben heel blij met de extra middelen die er zijn voor allerhande hulplijnen, maar we moeten er vooral voor zorgen dat we dat perspectief voor jongeren en kinderen meenemen in beleidsvoering.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de extra capaciteit die voorzien geweest is. Het is duidelijk dat de jongeren nood hebben aan een luisterend oor. Dat is echt wel belangrijk, zeker in deze tijden. Het is goed dat ze extra de weg vinden. We zien dat de capaciteit momenteel nog moet verhogen. We kijken een beetje wat daar toekomstgericht aan gaat gebeuren.
Op welke manier gaat er nog toekomstgericht geïnvesteerd worden om de wachtlijsten die er op het vlak van gezondheidszorg zijn te verkleinen?
U hebt zelf de nood aan preventieve maatregelen aangehaald. U verwees naar het actieplan. Het Kinderrechtencommissariaat heeft daar ook heel duidelijk aanbevelingen gedaan. Wanneer gaat u met uw collega-ministers – het is inderdaad iets dat door iedereen gedragen dient te worden – samenzitten om beleidoverschrijdend extra acties te nemen, om de preventie toekomstgericht alsnog te verbeteren?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de extra vragen en opmerkingen. Ik start met de situatie van Awel en hun eventuele financiële noden. Op dit moment ben ik niet op de hoogte van een vraag van Awel om extra middelen te geven. 100.000 euro op een bedrag van ruim 580.000 euro is een zeer forse stijging. Maar als het ooit nodig zou zijn om extra capaciteit te ondersteunen, dan wil ik zeker bekijken of er mogelijkheden zijn. Vandaag is die vraag me niet gesteld. Ik ben er ook van overtuigd dat geld alleen zeker niet de oplossing is. Collega Van den Bossche, ik heb ook gehoord dat dat ook is wat u zegt. Enkel door een affiche uit te hangen of een mediacampagne gaan we dit niet veranderen. We moeten natuurlijk zorgen dat onze hulplijnen voldoende uitgerust zijn, maar we moeten daar ook maatschappijbreed werk van maken.
Een van de zaken die daar bijzonder belangrijk in zijn, naast uiteraard de ouders en de leraars, zijn de peers – dat zijn de kinderen en de jongeren zelf, de vrienden en de vriendinnen – en ook de digitale peers van onze jongeren. Heel veel van onze kinderen en jongeren zijn actief op sociale media. Ze kijken naar filmpjes op YouTube, TikTok of Instragram en ze kijken op naar die mensen, in eigen land of soms daarbuiten. We hebben het er hier, en zeker ook in de commissie Jeugd en Media al een aantal keren over gehad dat we werk moeten maken van een influencer code, waar we aan de influencers die een voorbeeldrol spelen en ook een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van onze jongeren, handvatten aanreiken om dat op een goede manier te doen, om effectief te spreken. Collega Jans heeft daar ook al eens naar verwezen rond bijvoorbeeld zelfdoding, hoe je daarmee omgaat. In de journalistiek bestaat daar een uitgebreide handleiding voor. Ook als influencer kan het zinvol zijn om te weten hoe je daarmee omgaat als een volger je daarover aanspreekt. Bijvoorbeeld, kan ik doorverwijzen naar de zelfmoordlijn?
Hetzelfde geldt voor mentale problemen, problemen rond zelfverminking, meisjes of soms jongens met eetproblemen. Hoe ga je daarmee om? Ik denk dat dat ook een manier is om dat te doen. Want het ideaalbeeld dat soms gecreëerd wordt op Instagram en op andere sociale media, kan soms ook een grote last leggen op die kinderen en jongeren. En ze worden dan geconfronteerd met voorbeeldrollen, met mensen die echt in een voorbeeldsituatie zitten, met mensen naar wie ze opkijken. Het is heel belangrijk dat die hun daar ook een positieve boodschap rond geven.
Ik zal misschien een voorbeeld geven. De collega’s weten dat ik soms naar hem verwijs. Wanneer een van de bekendste youtubers, Acid, zegt dat hij misschien wel succesvol is en misschien veel geld verdient op YouTube, maar dat hij ook zijn slechte momenten heeft en zich soms ook slecht voelt, dan is dat soms veel krachtiger dan tien overheidscampagnes.
Het is effectief een veerkrachtige generatie. Professor Adriaenssens heeft dat in De Afspraak zeer mooi verwoord. We moeten niet spreken over een verloren generatie. Deze generatie heeft het moeilijk door de maatregelen, misschien en waarschijnlijk nog meer dan de volwassenen. Maar ze hebben ook enorm veel engagement genomen. Er zijn jonge ondernemers opgestaan, er zijn 100.000 vrijwilligers, leiders in het jeugdwerk die hebben gezegd dat zij activiteiten blijven organiseren voor de jongeren, ook in de coronazomer van 2020 en in mindere mate van 2021 – met heel weinig besmettingen tot gevolg. Dat gebeurde op een bijzonder efficiënte en gedreven manier. Dus dat is bijzonder hoopgevend. En effectief, we moeten dat perspectief van de jongeren altijd centraal stellen in alle maatregelen die genomen worden, zeker ook vrijdag op het Overlegcomité.
Als het gaat over de vraag van doorverwijzing, dan is Awel inderdaad de eerste lijn voor kinderen en jongeren. Daarnaar kunnen ze bellen rond gelijk welk onderwerp. Maar soms hebben ze nood aan gespecialiseerde hulp. Met het jongerenaanbod van het CAW (JAC), en met Nupraatikerover.be zijn er goede afspraken om echt voor een warme doorverwijzing te zorgen. Meer dan een jaar geleden heb ik ook al met collega Wouter Beke en met die verschillende hulplijnen samengezeten, om te zorgen dat die samenwerking beter is, dat die backoffice goed functioneert, en dat effectief de doorverbinding heel vlot gaat.
En we moeten inzetten op preventie op alle beleidsdomeinen. Dat gaat inderdaad over Onderwijs, over Welzijn, over Sport, over Cultuur, en natuurlijk over het jeugdwerk. En ik hoop dat we ook vrijdag opnieuw stappen vooruit kunnen zetten om meer ruimte en perspectief te geven aan onze jongeren. Bedankt.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Natuurlijk vinden ook wij het vergroten van het welbevinden belangrijk. Dat gaat over zoveel: dat gaat over publieke ruimte, over investeringen in jeugdwerk. Maar deze vraag gaat heel specifiek over Awel, en dan gaat het over jongeren die eens moeten spreken over iets dat moeilijk ligt. En ze vinden daar misschien niet eenvoudig iemand uit de eigen omgeving voor, of ze willen daar niet iemand voor in vertrouwen nemen. Ze willen eens naar iemand anders bellen, iemand die ze niet kennen, aan de telefoon. Ze willen eens chatten met iemand die ze niet kennen.
En dan ben ik blij dat u ook denkt dat wij mogelijk meer jongeren – en zeker jongens, die zo ondervertegenwoordigd zijn – kunnen bereiken door ook eens te kijken naar wie hun helden zijn. Naar wie kijken zij op? Naar wie kunnen zij misschien ook eens luisteren? Ik denk dat het heel normaal is om je af en toe slecht te voelen. Maar als dat niet af en toe is, maar net heel vaak gebeurt, dan moet je misschien wel gewoon die stap zetten.
Ik ben blij dat u daarrond nadenkt, dat u daar iets aan wilt doen, omdat ik denk dat het goed is dat er zo’n plek bestaat. Soms hebben onze kinderen het niet gemakkelijk. Dat heeft niets te maken met een verloren generatie enzovoort. Dat heeft ermee te maken dat het soms gewoon echt lastig is. En dan kun je eens iemand anders gebruiken. Ik ben u heel dankbaar dat u erop wilt inzetten om ook die jongens meer te bereiken in de toekomst. Ik denk dat we zo de kleine problemen nog kleiner kunnen maken, en de grote problemen op tijd gaan kunnen tackelen. Bedankt daarvoor. (Applaus van Hannelore Goeman)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het aanvullende antwoord. Onze Vlaamse jeugd is echt fantastisch. Ik denk dat we dat op verschillende momenten de voorbije jaren ook al in dit parlement hebben gezien. Maar de realiteit is natuurlijk wel wat ze is, collega’s, en dat is dat er ook een hele groep aan de alarmbel trekt, en af en toe aangeeft dat het voor hen te veel wordt. Zij zitten met een aantal uitdagingen, problemen, en zij hopen ook op Vlaanderen en op ons als politiek te kunnen rekenen om hen daarin te helpen. Dat zit natuurlijk in die hulplijn Awel, maar dat zit ook in alles wat daarna komt.
Ik wil hier, afsluitend, toch een soort van gevoel van urgentie meegeven. We horen centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), die aangeven dat ze eigenlijk niet de middelen hebben om met hun aanwezigheid op de schoolvloer op een goede manier hun psychologische expertise in te brengen. Als we cijfers opvragen over welzijn bij jongeren, bij het centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), en het blijkt dat degenen die de drempel naar hulp oversteken, meer dan vier maanden moeten wachten op hulp. Dan moeten we beseffen, collega’s, dat het niet zal opgelost zijn als we vrijdag de mondmaskers zouden afvoeren. Misschien is dat een belangrijke keuze die we moeten maken, maar daarmee zal het niet opgelost zijn, want het probleem bestond ook al voor corona.
Collega’s, laat ons samen beseffen dat dit echt een van dé uitdagingen van de jaren ’20 zal zijn. Het zal aan ons zijn, als politieke generatie, om daarop een antwoord te formuleren. We zijn het aan onze jongeren verplicht.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, niet elke vraag, en niet elk probleem van deze kinderen en jongeren vereist in eerste instantie een psycholoog. Dat is een denkfout die we nog al te vaak maken. Het vereist in eerste instantie een luisterend oor. Spreken over uw problemen, over mentaal welzijn, over weerbaarheid, en dan beseffen – door erover te spreken – dat je niet alleen bent, en dat het mogelijk of waarschijnlijk op te lossen valt: op die manier kunnen we de echte problemen opzoeken en benoemen. En dan kunnen we samen de maatschappelijke oorzaken aanpakken die eigenlijk de echte oorzaak zijn van deze enorme druk op onze geestelijke gezondheidszorg. Ik vermoed dat we op die manier heel wat problemen kunnen voorkomen. Ik wil u danken dat u daar, via deze hulplijnen en andere initiatieven, mee uw schouders onder zet.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, het doel is het mentale welzijn van onze jongeren te waarborgen en te verbeteren. Voor ons zijn er drie elementen die de kern van de oplossing zijn, van deze problematiek. Ik bied ze u graag aan, ter aanbeveling.
Ten eerste: het onderzoek naar de langetermijneffecten en de evolutie verder opvolgen. Ten tweede: de effecten ondervangen, onder andere door Awel. Maar die twee zijn eigenlijk reactief. Een derde element, en minstens zo belangrijk, is de zelfzorg. Dat is het aanleren om aan zelfzorg te doen, het aanleren om erover te praten. Die zelfzorg moet meer zijn dan alleen vrijetijdsbesteding. Dat moeten we hen kunnen garanderen.
U vindt in mij een compagnon om dat in deze legislatuur waar te maken. Alvast bedankt.
De actuele vragen zijn afgehandeld.