Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van Scheepvaartdecreet.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
We willen toch tussenkomen bij deze algemene bespreking van dit ontwerp van Scheepvaartdecreet. Met dit ontwerp van decreet is voor vernieuwing van de wetgeving gezorgd voor het beheer van bevaarbare waterlopen in functie van scheepvaart. We denken dat dat decreet nodig is. Voor verschillende facetten heeft het ontwerp een verduidelijking en een verbetering van de wetgeving teweeggebracht. Dat is positief. Een betere afstemming met de Europese wetgeving over de binnenvaart en de waterwegen, daar kunnen wij achter staan.
Maar toch hebben wij een heel belangrijke opmerking, die we ook in de commissie hebben gemaakt. Wij vinden dat dit ontwerp van Scheepvaartdecreet te weinig rekening houdt met andere functies: ecologische functies en multifunctionaliteit. Zowel in Vlaanderen als in het internationaal beleid wordt ingezet op integraal waterbeleid, waarbij die multifunctionaliteit centraal staat. Ik mis dat eigenlijk in dit ontwerp van decreet. Er wordt in de memorie van toelichting wel naar verwezen, maar fundamenteel ontbreekt die integrale aanpak. Nochtans is die zeer belangrijk, want die scheepvaartfunctie is niet de enige functie van bevaarbare waterlopen. Ze hebben ook een ecologische en sociale functie. In het Waterwetboek wordt daar ook heel uitdrukkelijk naar verwezen. Er wordt gekozen voor de mogelijkheid tot multifunctionaliteit, waarbij economische, sociale en ecologische functies integraal worden afgewogen. De finale toetssteen is de draagkracht van het watersysteem. Dat zien we eigenlijk niet in dit ontwerp van Scheepvaartdecreet. Dat is nochtans zeer belangrijk, want we weten allemaal dat de uitdagingen in Vlaanderen groot zijn op het vlak van water. We hebben deze zomer heel wat last gehad van overstromingen. Daar spelen die bevaarbare waterlopen ook een zeer belangrijke rol in. In dit ontwerp van decreet wordt op geen enkele, maar dan ook op geen enkele wijze aangegeven dat de aanpak van het risico op overstromingen een prioritaire taak is. Nergens in het ontwerp van decreet wordt de link gelegd met de Europese overstromingsrichtlijn. Dat vinden wij een gemiste kans.
Hetzelfde verhaal is er op het vlak van waterkwaliteit. We hebben het afgelopen voorjaar een openbaar onderzoek voor de stroomgebiedbeheerplannen gehad.
In dat openbaar onderzoek was geen enkele bevaarbare waterloop opgenomen om in een goede staat te brengen, zoals Europa dat vereist. Ook dat vinden wij een gemiste kans.
De allerbelangrijkste opmerking is misschien dat er aandacht besteed wordt aan watercaptatie, maar we zien dat er een heel eenzijdige aanpak wordt gebruikt. De verschillende adviesraden, namelijk de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Minaraad en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV), pleiten voor een eenduidig prijzenbeleid voor de captatie van water, want natuurlijk zullen prijswijzigingen bij de captatie van water van één waterbron een effect hebben op die van de andere waterbronnen. De logica zou dus zijn dat het prijzenbeleid voor de captatie van grondwater, oppervlaktewater uit onbevaarbare waterlopen en oppervlaktewater uit bevaarbare waterlopen op elkaar wordt afgestemd. Dat is in dit decreet niet het voorstel. Er wordt hier een autonoom beleid voorgesteld op het vlak van prijszetting, en dat vinden wij een gemiste kans.
Bovendien wordt er gewerkt met minimale en maximale tarieven. Uiteraard hebben die maximale tarieven ook een impact op de drinkwaterprijs. De Minaraad en de SERV adviseren om die bepalingen over de captatie van oppervlaktewater van waterwegen, kanalen, havens onder te brengen in titel IV ‘Financiële instrumenten ter regulering en financiering van het integraal waterbeheer’ in het Waterwetboek.
We hebben die verschillende opmerkingen dan ook vertaald in amendementen en we zouden die graag ter stemming voorleggen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, onze fractie is van mening dat er heel veel goede facetten terug te vinden zijn in het ontwerp van Scheepvaartdecreet, zoals codificatie, een aantal bepalingen rond de watercaptatie, aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder en de handhavingsmodaliteiten voor binnenvaart en scheepvaart. Toegegeven, er zijn dus een aantal pluspunten in dit ontwerp van Scheepvaartdecreet terug te vinden. Zo worden er geen onnodige bijkomende administratieve lasten, noch voor de gebruikers, noch voor de overheden, opgelegd. Bovendien heeft men geprobeerd om ook de regeldruk, waar mogelijk, te verminderen. Wie kan daartegen zijn?
Er wordt ook aandacht besteed aan de jaagpaden, handhaving op en rond waterwegen en het ruimen van gestrande, gezonken of verlaten schepen of obstakels. Ten slotte is er de gedeeltelijke omzetting van de EU-wetgeving.
Volgens de minister is het ontwerp van decreet essentieel in het kader van de modal shift, waarbij men het goederentransport meer over het water wil laten verlopen, maar ook voor de verdere ontwikkelingen van de watergebonden bedrijven. De minister noemt het Scheepvaartdecreet allesomvattend, transparant, gemakkelijk hanteerbaar. We zullen zien wat dit in de praktijk betekent.
Maar toch hebben we ook opmerkingen bij het ontwerp van Scheepvaartdecreet. Ik wil van wal steken met een opmerking bij de autonomie van onze havens, toch wel een zeer belangrijk gegeven. De memorie van toelichting van het ontwerp van decreet stelt dat havens hun autonomie behouden in de havengebieden en dat de bevoegdheden geëerbiedigd worden, maar in de eigenlijke tekst wordt dat onvoldoende geëxpliciteerd en kan dat aanleiding geven tot een zekere verwarring. De Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) heeft dat ook opgemerkt en doet in zijn advies een voorstel om daaraan tegemoet te komen, maar helaas gaat de minister daar niet op in omdat dat volgens haar wetgevingstechnisch af te raden zou zijn. We hebben in de commissie evenwel geen duidelijk antwoord gekregen wat die term wetgevingstechnisch dan wel inhoudt. Onze fractie vindt dat toch wel een erg vage reden, zeker gelet op het belang van de autonomie voor onze havens.
Voor ongevallen met zeeschepen op de binnenwateren opteert de Vlaamse Regering voor een maximale samenwerking met de federale instantie voor onderzoek van scheepvaartongevallen. Tot dusver geen probleem. Maar de concrete modaliteiten van die samenwerking met de onderzoeksinstantie moeten nog worden uitgewerkt. We dringen er alvast op aan om daar snel werk van te maken.
Dan komen we bij de watercaptatie. Ook daar is er een verschuiving van de bevoegdheden. Zo hebben de waterwegbeheerder of het havenbedrijf onder meer de bevoegdheid om een tijdelijk verbod of een tijdelijke beperking van watercaptatie op te leggen, locaties voor watercaptatie aan te duiden en vergunningen voor een captatie af te leveren.
Een opvallende vaststelling is echter dat het ontwerp van decreet die bevoegdheid voor het uitwerken en bepalen van de modaliteiten en van de nadere regels voor de uitoefening van die taken en opdrachten uitsluitend toekent aan de Vlaamse Regering. Het lijkt ons logisch dat wanneer aan de havenbedrijven bijvoorbeeld de bevoegdheid wordt gegeven om een tijdelijk verbod of beperking inzake de watercaptatie op te leggen, zij ook minstens medezeggenschap moeten hebben bij het bepalen van de concrete modaliteiten van die bevoegdheid.
De Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA), toch een belangrijke raadgevende instantie, vraagt zich af wat de motivatie is voor de versnippering van die bevoegdheden en ook hier heeft hij een aantal suggesties gedaan die niet worden gevolgd. Opnieuw kwam er daarover in de commissie geen duidelijk antwoord.
Ten slotte heeft mijn fractie een aantal bedenkingen bij de nieuwe regeling voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder en het havenbedrijf. Die nieuwe regeling legt het risico van schade nu voor een groot deel bij de vaarweggebruiker. Dat is een wijziging tegenover de huidige situatie, waarin de waterwegbeheerder en het havenbedrijf worden beschouwd als bewaarder van de waterweg en als gevolg daarvan verantwoordelijk zijn voor gebreken van de waterweg. Zo voorziet het ontwerp van decreet onder meer in de beperking van de aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder voor schade wegens in de waterweg aanwezige voorwerpen en afwijkingen van de vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheid die niet vanop het watervlak met het blote oog waarneembaar zijn. Dat is een hele mond vol, maar er is toch enige bezorgdheid over de impact op de vaarweggebruikers en we herhalen onze opmerking dat dat ook gevolgen zal hebben voor de verzekeringspremies van die vaarweggebruikers. Nogmaals, we zijn er ons van bewust dat een van de redenen van een dergelijke regeling het feit is dat schepen in het buitenland schade kunnen oplopen en die dan in Vlaanderen zouden kunnen aangeven. We hebben daar alle begrip voor, maar die nieuwe regeling biedt naar onze mening momenteel meer nadelen dan voordelen.
Gezien het feit dat er heel wat positieve facetten zijn aan dit ontwerp van Scheepvaartdecreet, maar dat niet alleen mijn fractie, maar ook de MORA een aantal blijvende opmerkingen heeft, zullen we ons onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet.
De heer De Veuster heeft het woord.
De historiek van dit ontwerp van decreet is heel lang en is uitvoerig besproken in de commissie. Kort samengevat draagt dit ontwerp van decreet bij tot de veiligheid op onze waterwegen en biedt het een algemeen regelgevend kader met ruimte voor de lokale autonomie van de havenbedrijven en de Vlaamse Waterweg. Het levert een bijdrage tot een vlotter transport op het water en komt dus ook tegemoet aan de broodnodige modal shift.
Er zijn nog een aantal aandachtspunten. Een aantal zaken vallen buiten dit ontwerp van decreet en moeten door andere instanties worden uitgewerkt. Er zijn ook zaken die nog moeten worden geregeld, zoals de regelgeving over watercaptatie en de retributie daarvoor. We volgen dat in ieder geval verder op, net zoals een ander punt, het medegebruik van de jaagpaden. Momenteel is er geen algemene regelgeving met betrekking tot het statuut en het gebruik van de jaagpaden. Er werd ons verteld dat er een studiebureau aangesteld is. Dat onderzoekt momenteel het functioneel en recreatief medegebruik van de jaagpaden in Vlaanderen. Het opzet van die studie is om een beleidskader aan te reiken over hoe die jaagpaden toekomstgericht mee kunnen worden ingezet in het operationele beheer van de waterwegen. Daarnaast wil men nagaan hoe de jaagpaden de maatschappelijke doelstelling van bijvoorbeeld het Vlaams fietsbeleid mee kunnen realiseren. Dat is belangrijk. Wij kijken samen met de vele Vlaamse gemeenten met een waterweg en een jaagpad op hun grondgebied uit naar de resultaten. Dat zal een grote impact hebben.
Voor de rest zullen we dit ontwerp van decreet ondersteunen, minister. (Applaus bij de N-VA)
Minister Peeters heeft het woord.
Ik zal nog kort even ingaan op een aantal vragen of bedenkingen waarvan men aangeeft dat die niet voldoende in de commissie zijn toegelicht. Een aantal collega’s hebben al gesproken over het belang van dit ontwerp van decreet. Na twintig jaar zijn we er eindelijk in geslaagd om tot dit ontwerp van Scheepvaartdecreet te komen. Dat is op zich al geen goede zaak. We gaan voor een codificatie, voor een vereenvoudiging en voor de implementatie van de Europese richtlijnen. In die zin trachten we een ruim kader aan te bieden dat ook toekomstgericht voldoende flexibel is, zodat het ook lang kan meegaan.
We hebben ook een aantal actualisaties mee opgenomen in dat ontwerp van Scheepvaartdecreet, maar zoals de heer Verheyden ook al heeft gezegd, werden de handhavingsmodaliteiten daarbij verfijnd om daar toekomstgericht meer duidelijkheid over te creëren.
Ik heb alleszins genoteerd dat er toch nog wel een aantal vragen voorliggen. Wat de jaagpaden betreft, mijnheer De Veuster, is het inderdaad zo dat wij een studie hebben besteld omtrent het functioneel en recreatief netwerk of medegebruik van onze jaagpaden in Vlaanderen. We verwachten midden 2022 de resultaten van die studie en we willen daar dan ook onmiddellijk mee aan de slag gaan.
Mijnheer Verheyden, u zegt dat de autonomie van de havens en het verhaal van het wetgevend technisch aspect te weinig is toegelicht. De autonomie van de havens is sowieso verankerd in het Havendecreet. Daarom is dat hier niet opgenomen in het ontwerp van Scheepvaartdecreet. Wat bedoelen we dan met dat wetgevend technisch aspect? Als er al iets is opgenomen in een andere wetgeving zullen we dat niet in de wetgeving, in dit Scheepvaartdecreet, nog eens specifiek opnemen. U weet dat wij een havenvisie hebben uitgewerkt en dat er daarnaast een Havendecreet is, dus wij denken dat het geen goede zaak is om dat in beide op te nemen.
Voor de ongevallen verwijst u naar de Federale instantie voor Onderzoek van Scheepvaartongevallen (FOSO). Ik kan op dit ogenblik nog geen exacte timing geven over wanneer FOSO volledig operationeel zal zijn, maar we zijn alleszins met de federale entiteiten in overleg om een aantal concrete afspraken te maken, in uitvoering van het Scheepvaartdecreet, straks, en van de samenwerkingsovereenkomsten.
Sommigen beweren dat wij te weinig rekening hebben gehouden met de adviezen van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA). We hebben dat ontwerp van decreet een eerste keer principieel goedgekeurd in de Vlaamse Regering in december 2020. Dat is ruim een jaar geleden. We hebben daarna tal van adviezen ingewonnen, van de MORA, de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van de persoonsgegevens (VTC). We hebben een aantal opmerkingen van hen meegenomen, maar een aantal bedenkingen, waaronder die over de watercaptatie, nemen we straks mee in de uitvoeringsbesluiten. Ik zal zo meteen zeggen waarom.
Nadien hebben we nog een tweede goedkeuring op 2 april gehad. Er zijn daarna nog aanpassingen gebeurd en het is voorgelegd aan de Raad van State om op 22 oktober de finale goedkeuring te hebben. We hebben dus met heel wat adviezen rekening gehouden. Als het specifiek over de watercaptatie gaat, dan hebben we daarover een aantal elementen in het ontwerp van Scheepvaartdecreet opgenomen. We hebben een prijsvork verankerd, maar we doen ook nog bijkomende studies. Het bestek van die studie is op dit ogenblik volop in voorbereiding. Nadien zullen we ook samen met de klankbordgroep samenzitten om te kijken hoe we toekomstgericht en op een flexibele wijze het verhaal van die watercaptatie mogelijk kunnen maken.
Ik weet wel dat het ontwerp van Scheepvaartdecreet vooral op de scheepvaart en de bevaarbare waterlopen focust. Mevrouw Schauvliege, u maakt terecht de bedenking over wat er met onze onbevaarbare waterlopen moet gebeuren. We moeten alleszins voorkomen dat er, wanneer er sprake is van watercaptatie, in de toekomst te veel druk ontstaat, zeker bij hevige neerslagen, maar ook bij droogte. We moeten er altijd rekening mee houden dat er een goed evenwicht is tussen zowel die bevaarbare als die onbevaarbare waterlopen. Daar zullen we ook te allen tijde aandacht voor hebben.
Het hele verhaal van het integraal waterbeheer zit onder andere in de kaderrichtlijn Waterbeheer en heeft een andere finaliteit dan het Scheepvaartdecreet. Hier focussen we echt op de scheepvaart als dusdanig, maar uiteraard moet er altijd een goede match zijn. Ik kan u verzekeren dat De Vlaamse Waterweg daar samen met de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) mee bezig is. Zij zitten altijd zeer nauwgezet samen in het kader van het integraal waterbeheer. U weet dat wij recent ook onze expertencommissie hebben opgericht inzake de waterbeheersingsinfrastructuurwerken die bijkomend moeten worden geplaatst.
Ook dat doen we samen met de VMM en De Vlaamse Waterweg. Er is dus wel degelijk een heel nauwe verankering. We zullen er te allen tijde over blijven waken dat ook die onbevaarbare waterlopen zeker niet onder druk komen te staan.
Wat specifiek de watercaptatie betreft, hebben we een studie in voorbereiding. We zullen de uitvoeringsbesluiten daaraan koppelen, zodat er in de loop 2023 meer duidelijkheid zal komen. Dan pas zouden die expliciete bepalingen finaal in werking kunnen treden.
Ik denk dat ik de vragen daarmee heb beantwoord. Ik beaam nogmaals dat we zeker zullen blijven waken over een goede afstemming tussen alle entiteiten. Waterbeheersing is een heel belangrijk aspect, dat hebben we in de zomer gezien. Maar dat komt om de zoveel tijd terug, dus we blijven dat zeker ten volle benadrukken. We doen daaromtrent al heel wat inspanningen via onder meer de Blue Deal, waarbij we eigenlijk vooral focussen op de droogte, maar daarnaast ook op ons expertenpanel en de waterbeheersing. We blijven er mee over waken dat zowel de bevaarbare als de onbevaarbare waterlopen continu goed worden gemonitord en dat er een optimale samenwerking is tussen de verschillende entiteiten onderling.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee de vragen heb beantwoord. En anders hoor ik het wel.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1007/4)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 1 tot en met 4.
Er zijn amendementen op artikel 5 en 6. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1007/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 7 tot en met 12.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 13. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1007/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 14 tot en met 37.
Er zijn amendementen tot schrapping van artikel 38 tot en met 44. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1007/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 45 tot en met 198.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.