Report plenary meeting
Actuele vraag over de opvolging van gevaarlijke ex-gedetineerden
Actuele vraag over een behoeftegerichte hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, meer bepaald ten aanzien van daders van intrafamilaal (inclusief kindermishandeling) en seksueel geweld
Actuele vraag over de psychiatrische zorg voor gedetineerden
Actuele vraag over de opvolging van daders bij geweld en moord op kinderen
Actuele vraag over het voorkomen van recidive bij plegers van zware delicten
Report
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik wacht nog even tot iedereen zit. Ik denk dat dit thema wel sereniteit verdient.
We laten nog even de wissel toe op de ministerbanken, met ontsmetting en alles wat erbij hoort.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ministers, collega’s, na het heftige debat van zonet denk ik dat we met dit thema terechtkomen bij de essentie van wie we als mens zijn en bij onze ultieme kwetsbaarheid. Een 4-jarig kind. Vlaanderen is gisteren geschokt wakker geworden, vol afschuw, geconfronteerd met de ultieme beestachtigheid die blijkbaar ook in de mens zit. Het zou vandaag in dit huis waarin de Vlaming vertegenwoordigd wordt, dan ook ongepast zijn om grote politieke vragen te stellen en strijd te voeren. Ik denk dat het allerbelangrijkste dat we vandaag kunnen doen, is zelf voelen dat wij allemaal mensen zijn, dat we hier in de eerste plaats zitten als mensen, als politici, en in mijn persoonlijk geval ook als vader van een 4-jarig kind met twee zussen. Die kwetsbaarheid moeten we ook in dit gesprek vandaag aan de dag leggen, een gesprek dat ons doet beseffen dat eender welk beleid dit soort gruweldaden nooit helemaal kan uitsluiten, omdat ze helaas ook behoren tot de essentie van wie we als mensen blijkbaar kunnen zijn.
We zitten hier ook in het huis van de Vlaming, het Vlaams Parlement. Het enige wat wij als politici op dit moment kunnen doen, naast onze steun betuigen en aan de zijde van de slachtoffers gaan staan, is voor onszelf en voor de Vlaming garanderen dat wij zowel in het verleden als in de toekomst iedere dag opnieuw alles hebben gedaan en zullen doen om het zo weinig mogelijk mogelijk te maken dat dit soort wandaden plaatsvindt. Dat geldt voor dit parlement, dat geldt ook voor andere beleidsniveaus.
Maar vandaag, in dit huis, wil ik het vooral hebben over wat wij als Vlaamse overheid hieromtrent nog meer kunnen doen en over wat we al gedaan hebben. Ik kijk dus naar beide ministers. Onze fundamentele vraag vandaag is: welke lessen zijn er nog te trekken om in de toekomst als Vlaamse overheid nog beter te zorgen voor hulpverlening en begeleiding aan psychiatrische patiënten die een bedreiging voor zichzelf en voor de samenleving vormen?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Beste collega’s, ik wilde eigenlijk dat ik hier vandaag geen vraag over moest stellen. Laat me dan ook beginnen met, namens mezelf en mijn fractie, onze oprechte deelneming te betuigen aan het slachtoffer en de familie. Ik sluit me zeer graag aan bij de vraag van collega Vaneeckhout om er een sereen debat rond te voeren.
De afgelopen week werd een 4-jarige jongen vermoord teruggevonden, vermoord door een zogenaamde vriend die in 2008 reeds veroordeeld werd voor zware mishandeling van een klein jongetje met de dood tot gevolg. Voor deze brutale daad werd de man in kwestie veroordeeld tot een gevangenisstraf van slechts tien jaar. Tien jaar, collega’s, in ruil voor het vermoorden van een kind. Begrijpe wie begrijpen kan. Jammer genoeg kan dit blijkbaar in België, kan dit blijkbaar in Vlaanderen. De man werd in de gevangenis omschreven als een psychopaat met een sadistische ingesteldheid. Toch kon hij zonder enige voorwaarde opnieuw de straat op na het uitzitten van die luttele tien jaar, een psychopaat die de afgelopen week opnieuw toesloeg.
Deze Vlaamse Regering beschikt nochtans over de bevoegdheden die dergelijke tragedies in de toekomst kunnen voorkomen. Op 8 maart 2013 heeft de Vlaamse Regering het decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden goedgekeurd. Dat hebt u, beste minister: de middelen om gedetineerden te begeleiden en hen te laten werken aan schuldinzicht en om recidive te voorkomen. Met een gepaste, dwingende begeleiding had inderdaad misschien – en laat me de nadruk leggen op misschien – voorkomen kunnen worden dat deze sadist en recidivist zijn vreselijke daad zou hebben gepleegd.
Via de media vernamen we ook dat Dave De Cock een persoonlijkheidsstoornis heeft en geen enkel schuldbesef. Minister, dan moet er toch, gezien de ernst van zijn eerste moord, bij iemand een belletje zijn gaan rinkelen dat deze moordenaar van nabij moest worden opgevolgd. Mijn vraag is dan ook duidelijk. Beste minister, werd Dave De Cock, de dader, opgevolgd? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom in hemelsnaam niet?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ministers, maandag werden we allemaal opgeschrikt door verschrikkelijk nieuws, de moord op de 4-jarige Dean, en daar kunnen we alleen maar allemaal ongelooflijk stil van worden, en van hieruit laten weten dat we meeleven met zijn familie. De dader bleek eerder al veroordeeld voor zware mishandeling van zijn 2-jarig stiefzoontje en had er ook tien jaar celstraf voor gekregen. Hij kwam vrij, na die volledige celstraf, zonder verdere opvolging. Nochtans was toen al duidelijk dat er sprake was van zware persoonlijkheidsstoornissen.
Zoals heel vaak, kunnen we nu discussies voeren over verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar bij naar elkaar wijzen heeft echt niemand baat. Wat we wel moeten doen, is samen zoeken hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen, want dit had niet mogen gebeuren.
In Vlaanderen hebben we het strategisch actieplan Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, dat een aantal doelstellingen formuleert om te komen tot minder recidive en geen nieuwe slachtoffers. Een van de doelgroepen van dat plan zijn de daders van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling. Het is de bedoeling om de leemtes en behoeftes in kaart te brengen en aanbevelingen te formuleren om te komen tot een aanklampend aanbod ten aanzien van deze daders.
Van deskundigen hoorden we ook al de oproep voor een betere opvolging, maar ook om geen cesuren te laten ontstaan tussen een behandelteam in de gevangenis en de behandeling en het behandelteam erna, na vrijlating.
Minister, op welke manier zult u werk maken van een doelgerichte begeleiding van daders van intrafamiliaal geweld, kindermishandeling en seksueel geweld, zoals dat is opgenomen in het Vlaams strategisch plan Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We zijn als samenleving enorm geschrokken en verslagen dat een jongetje van 4 jaar ontvoerd en vermoord is. De verdachte zou blijkbaar een man zijn die in het verleden al in de gevangenis heeft gezeten wegens mishandeling van een kind. Een kind verliezen is dé nachtmerrie van elke ouder. Ik wil dan ook mijn steun betuigen – en mijn fractie natuurlijk ook – aan de mama en de familie. Ik ben zelf ook mama van een 4-jarig zoontje en ik wil en kan mij niet voorstellen wat dit met een mens doet.
Wat iedereen zich afvraagt, is hoe dit in godsnaam opnieuw is kunnen gebeuren. Wat kunnen wij doen om onze kinderen beter te beschermen tegen dergelijke daders? We zien dat de dader in het verleden een drugsproblematiek heeft gehad, en blijkbaar nu opnieuw, en psychiatrische problemen. Hij heeft zich blijkbaar vrijwillig willen laten opnemen in een psychiatrische instelling, maar dat werd meerdere malen geweigerd. Uiteindelijk is hij wel behandeld voor zijn drugsproblematiek, maar is hij daarna niet opgevolgd.
Het is een pijnlijke conclusie dat we blijkbaar toch onvoldoende gedetineerden kunnen begeleiden tijdens en na hun gevangenisstraf. Het is als samenleving onze plicht om ervoor te zorgen dat herval zo laag mogelijk is. Enkel en alleen als we dat doen, kunnen we ervoor zorgen dat we dergelijke zaken zoveel mogelijk voorkomen.
De sector zegt al lang dat er problemen zijn. Er is een tekort aan hulpverlening en aan plaatsen in de psychiatrie. De actoren op het terrein vragen een zorgteam, zowel tijdens als na de gevangenisstraf. Mijn vraag is heel eenvoudig, ministers; wat zullen jullie doen vanuit jullie bevoegdheden om ervoor te zorgen dat we dergelijke drama’s zo veel mogelijk kunnen vermijden?
De heer Rousseau heeft het woord.
Collega’s, ik was gisterenavond ook op de wake. Er zijn geen woorden die je kunt uitspreken om de pijn te verzachten. Er is veel onbegrip en woede. Er zijn ook heel veel vragen. Het gaat om iemand die tien jaar in de cel had gezeten en niet werd opgevolgd. Iemand die een kind van 2 jaar doodsloeg, maar toch nog kan gaan babysitten. Moet zo iemand dan nog met kinderen omgaan? Moet die man geen contactverbod krijgen? Mijn antwoord daarop is volmondig ja. Een leven is ontnomen, het leven van Dean: geen eerste fiets, geen eerste lief, geen studies, geen job. Iemand heeft dat ontnomen, iemand die al een kind van 2 jaar mishandelde met de dood tot gevolg. Iemand die al tien jaar in de gevangenis zat. Iemand die volgens wat we lezen, een zware persoonlijkheidsstoornis heeft en geen schuldbesef. Iemand die wat mij betreft nooit nog in contact mocht komen met kinderen.
Laten we als politici nederig zijn. Ook met een betere justitie en met de beste wetten ter wereld zullen er nog altijd zotten rondlopen. Maar daar mag het niet bij blijven. Dat mag het niet zijn. We kunnen beter. De overheid moet beter: justitie versterken, zorgen voor kordatere opvolging en vooral onze kinderen beter beschermen.
Daarom heb ik een constructieve en eenvoudige vraag, minister Demir. U hebt vorig jaar uw plan gelanceerd om daders beter en kordater op te volgen via risicotaxatie en andere maatregelen. Hoever staat het met die plannen?
Ik wil namens mijn fractie nog een boodschap meegeven. Dit is iets wat we over de partijgrenzen heen en over de regeringen heen samen zullen moeten oplossen om onze kinderen beter te beschermen. Onze fractie zal elk voorstel steunen dat u en uw regering lanceren in dit halfrond om kinderen beter te beschermen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Niets is zo kwetsbaar, zo onschuldig en zo weerloos als een kind. De dood van de kleine Dean is verschrikkelijk. Het raakt ieder van ons in het diepst van ons hart. Het raakt ons als samenleving, want we voelen dat we hebben gefaald. We hebben dat kind niet kunnen beschermen en we hebben die vreselijke feiten niet kunnen voorkomen. De pijn van de moeder en haar familie is onmetelijk en onherstelbaar. Hun pijn is voelbaar voor heel veel mensen, moeders en vaders. De kleine Dean werd vermoord door iemand die werd geacht om voor hem te zorgen. Wat ons bozer maakt, is dat die dader een recidivist is, iemand die in 2008 al een kind mishandeld heeft met de dood tot gevolg. Amper twee jaar nadat hij vrijgekomen is na zijn celstraf, pleegt hij opnieuw dezelfde soortgelijke feiten. Het brutale levenseinde van de kleine Dean kunnen we helaas niet terugdraaien, ook al zouden we dat allemaal willen. We moeten wel stilstaan bij deze moord en er alles aan doen om zulke verschrikkelijke gebeurtenissen te kunnen voorkomen.
Ministers, hoe is het in godsnaam mogelijk dat een dader veroordeeld wordt, zijn straf uitzit, vrijkomt en al snel opnieuw soortgelijke feiten pleegt? Hoe is het in godsnaam mogelijk dat een dader vrijkomt, terwijl het psychiatrische rapport een antisociale persoonlijkheidsstoornis beschrijft van een persoon die onbehandelbaar is en bovendien geen schuldinzicht heeft? Ondertussen kennen we de terbeschikkingstelling, waardoor dit soort daders vrijgelaten kan worden met opvolging en verplichting tot behandeling, voorwaarden waar de daders niet onderuit kunnen.
Ik roep jullie op, ministers, om te zoeken naar manieren waarbij we recidive door dit soort hoogrisicoprofielen kunnen voorkomen. Ook de Vlaamse Regering heeft daarin een belangrijke verantwoordelijkheid.
Welke stappen zult u ondernemen om ervoor te zorgen dat men recidive door plegers van dit soort zware delicten beter kan voorkomen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik heb jullie allemaal heel aandachtig gehoord. Ik sluit mij ook aan bij de verschillende tussenkomsten die er zijn gebeurd. Wij hebben als samenleving een kind van 4 jaar verloren, een kleuter, en wij hebben dat kind niet kunnen redden.
Ik zal ook niemand met de vinger wijzen, dat is ongepast, maar dit moet ons wel in de spiegel doen kijken. Op elke niveau moet dit elke beleidsmaker, eenieder die met justitie en hulpverlening bezig is, politiek aan het denken zetten.
Het verdriet van de moeder die het verlies van een kind moet verwerken, kunnen wij ons zelfs niet voorstellen. Als je dat niet hebt meegemaakt, kunnen we ons zelfs niet het begin van de pijn van die moeder voorstellen. Het moet ons wel aanzetten om het beter te doen. Wij moeten elke dag opnieuw, als beleidsmaker, nadenken over wat we vanuit het beleid en de hulpverlening kunnen doen om een kind, dat altijd kwetsbaar is, te allen tijde in bescherming te nemen en in veiligheid te brengen. Dat is voor ons allemaal een taak.
Wij hebben vanuit Vlaanderen heel veel justitieassistenten die dag in dag uit hun werk doen, en die de opdracht die ze krijgen met heel veel engagement doen. Wij hebben honderd extra justitieassistenten aangeworven, wij hebben ook extra psychologen aangeworven, omdat wij tijdens een terbeschikkingstelling ook een risicotaxatie willen doen om te weten welke dadertherapie wij aan iemand moeten geven die een aanslag pleegt op het leven van iemand anders.
Vanuit Vlaanderen kunnen wij een terbeschikkingstelling doen als die wordt opgelegd. Hier zijn verschillende partijen aanwezig. Wij willen vanuit Vlaanderen, en ik denk dat we dat ook echt moeten doen, een verplichte terbeschikkingstelling opleggen. Vandaag is dat een mogelijkheid. De rechter kan dat doen. Ik ben eens gaan kijken naar de cijfers. Vorig jaar zijn er een twintig- à dertigtal terbeschikkingstellingen uitgesproken voor een looptijd van vier jaar. Sta mij toe, collega’s, om de handen in elkaar te slaan zodat wij zo snel mogelijk – ik heb dit twee jaar geleden ook in de federale Kamercommissie bepleit – de terbeschikkingstelling van een dader die een hoog risico voor onze samenleving vormt kunnen opleggen. Voor mij gaat dat over een kindermoordenaar, een zedendelinquent of een terrorist. Als die mensen veroordeeld zijn, gaan ze de gevangenis in. We laten die toch niet zomaar opnieuw in de samenleving? Laat ons elkaar in dat voorstel vinden om ervoor te zorgen dat er verplicht een terbeschikkingstelling moet gebeuren zodat de justitieassistenten – en we hebben ze nu aangeworven – diegenen die een aanslag plegen op het leven van iemand –dat is een aanslag voor altijd –, en daders met een hoog risico vijftien jaar kunnen opvolgen. Ze moeten vijftien jaar verplicht ter beschikking van justitie blijven. Ze moeten worden opgevolgd. Ze moeten worden onderworpen aan een risicotaxatie. Nadat ze de gevangenis hebben verlaten, moeten ze vijftien jaar worden opgevolgd, dat is wat experten ook zeggen,. Dat moet ook verlengbaar zijn. Na vijftien jaar moet er opnieuw een risicotaxatie gebeuren. Ik heb het over heel specifieke gevallen: kindermoordenaars of verkrachters. Ik heb het over dat soort hoge risico’s. Dat voorstel wil ik doen.
Vandaag is het immers niet verplicht. Ik hoor verschillende tussenkomsten over de terbeschikkingstelling, maar die is vandaag helaas niet verplicht. Als er twintig tot dertig terbeschikkingstellingen zijn die wij vanuit Vlaanderen opvolgen, dan is dat veel te weinig. De justitieassistenten zijn aangeworven, wij hebben ook specifieke profielen aangeworven die die risicotaxatie kunnen doen zodat we dat bij hoogrisicogevallen kunnen opvolgen. Voor mijn part is dat vijftien jaar en eventueel nog eens verlengbaar.
Het Vlaams strategisch plan hulp en dienstverlening aan gedetineerden werd goedgekeurd door de regering en het parlement. Er wordt een verhoogde inzet voorzien voor daders van intrafamiliaal geweld, van kindermishandeling en van seksueel geweld. We zijn zopas in de gevangenissen van Beveren, Brugge en Hasselt een aanklampend beleid gestart op maat van daders van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling. Daar zijn we nu mee gestart, naar aanleiding van dat Vlaams strategisch plan.
Wat de hulpverlening betreft, verwijs ik naar de collega's van Volksgezondheid. Ik ben het volmondig met u eens, collega's: we hebben in dezen gefaald, maar we moeten alles op alles zetten om dit maximaal te vermijden. Dat betekent ook dat we als samenleving, als politiek, ook moeten zeggen dat we hoogrisicoprofielen verplicht moeten blijven opvolgen. Nu is dat een mogelijkheid. Ik merk dat daar veel te weinig een beroep op wordt gedaan. Daarom moeten we die wet zo snel mogelijk goedkeuren, zodat we dat ook vanuit Vlaanderen kunnen opvolgen. Want de collega vroeg of de dader werd opgevolgd. Neen, er was geen terbeschikkingstelling of wat dan ook uitgesproken. Daarom is die verplichte terbeschikkingstelling er: vijftien jaar en eventueel verlengbaar na een risicotaxatie.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mij in eerste instantie aansluiten bij de woorden uitgesproken door verschillende parlementsleden om bijzonder nederig te zijn in datgene wat we hier vandaag bespreken. Velen onder ons zijn vader of moeder, grootvader of grootmoeder. Zoals collega Demir heeft gezegd, kunnen zij zich dat niet inbeelden, maar weten zij dat het verschrikkelijk moet zijn om iemand te moeten verliezen, zeker als dat in deze omstandigheden gebeurt. Ik wil mijn medeleven en respect uitdrukken. Het parlement heeft dat gedaan met een minuut stilte, en ik sluit mij daarbij aan.
Ik wil twee dingen zeggen. Het eerste is dat het beschermen van kinderen en jongeren iets is waaraan we de voorbije periode als parlement en als regering een bijzonder groot belang zijn gaan hechten. Dat is op zich goed. Het is goed dat er een verhoogde waakzaamheid is over de manier waarop we met kinderen omgaan. Situaties van kindermishandeling en verontrusting komen daardoor ook sneller op de radar. Op zich is dat een goede zaak, want daardoor kunnen we ook sneller anticiperen. Zijn er daardoor meer? Dat weten we niet. Maar ze komen wel sneller op de radar, waardoor we daar sneller in kunnen handelen. We zetten daarvoor heel wat elementen en instrumenten in. Ik denk aan de Kindreflex, aan het versterken van 1712, aan campagnes zoals Nupraatikerover enzovoort. Op die manier willen we dat bespreekbaar maken.
Ten tweede hebben we eind vorig jaar met de Vlaamse Regering nog beslist om het zogenaamde model 2 van het strafregister uit te breiden voor al wie met kinderen en jongeren werkt, professioneel, in de sport of in de vrije tijd. Dat ligt gevoelig, maar net omdat we vertrekken vanuit hoe we dat kind maximaal kunnen beschermen. We hebben vorig jaar het Platform Kindermishandeling opgericht en er zijn voorstellen. Zo heeft collega Schryvers hier een voorstel van decreet op tafel gelegd voor het beschermen van het ongeboren kind bij risicovolle zwangerschappen en er zijn nog andere voorstellen die daaromtrent in dit parlement aanhangig zijn.
Het tweede element gaat over de hulpverlening. Ik denk dat het collega Rousseau was die zei dat er altijd gekken zullen rondlopen. Maar we moeten inderdaad proberen de kans op recidive toch zoveel mogelijk terug te dringen. Daarop moeten we inzetten. Nul risico bestaat daar niet in, daar moeten we allemaal eerlijk in zijn. Maar we moeten wel proberen die recidive zoveel mogelijk terug te dringen.
Collega Demir heeft al verwezen naar het strategisch plan voor hulp en dienstverlening, het zogenaamde STRAP, waarin we net dat als focus hebben: een responsabiliserende begeleiding, nagaan of er schuldinzicht is en of er vanuit dat schuldinzicht naar re-integratie kan worden gegaan, hoe we die re-integratie kunnen bevorderen, hoe we die recidive kunnen beperken, hoe we ervoor kunnen zorgen dat er aan gedetineerden een aanbod wordt gedaan gedurende hun detentie om herstel en re-integratie mogelijk te maken.
Deze hulpverlening is vrijwillig. Collega Demir heeft gezegd dat er stappen moeten worden gezet om dat verplicht te maken. Dat vertrekt natuurlijk vanuit vrijwilligheid. Maar dat aanbod is er. Er zijn bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) bijvoorbeeld de forensische teams, die inzetten op de psychologische hulpverlening aan gedetineerden. Eind vorig jaar heb ik in het kader van het sociaal akkoord VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord) nog bijkomende middelen uitgetrokken om die forensische teams, die CGG-teams, te versterken. Daar is 450.000 euro aan toegevoegd om dat mee mogelijk te maken.
We hebben ook een project rond het optimaliseren van de praktijken met betrekking tot herstel, en het inzetten van de sociale netwerken, net om ervoor te zorgen dat die kans op recidive wordt teruggedrongen en zo klein mogelijk is, en dat er een naadloze overgang kan gebeuren tussen het traject binnen de gevangenissen en daarbuiten.
Maar fundamenteel is het hier natuurlijk zaak, en dat is al door verschillende mensen hier ook aan bod gebracht, of de betrokkene wel behandelbaar is. Als hij behandelbaar is, dan kun je die trajecten opzetten. En dan moet dat goed gedetecteerd worden. Dan moeten daar uitspraken over gedaan worden. En dan moet de hand gereikt worden om, eenmaal terug in de samenleving, dat op een begeleide manier te kunnen doen en dat goed te kunnen doen. Maar als de betrokkene niet behandelbaar is, dan zijn er natuurlijk andere instrumenten die daarvoor ingezet moeten worden. Dan zijn er andere beslissingen die daaromtrent genomen moeten worden.
Als het gaat over iemand die een asociale persoonlijkheidsstoornis heeft, dan is dat zo. In dit betrokken geval heeft hij een beroep gedaan op de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en op de CGG’s. Er is daar vanuit de ambulante hulp een beroep op gedaan, met het oog op de re-integratie, maar niet met betrekking tot zijn psychologische achterliggende kenmerken. En dat is waar veel meer, en ook veel dwangmatiger op moet worden gewerkt om, wanneer we met dit soort van casussen zitten, daaromtrent te kunnen werken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden. Ik denk dat we inderdaad ook allemaal gezegd hebben dat dit nooit iedere gruweldaad die in de samenleving gebeurt, zal uitsluiten. We moeten de eerlijkheid hebben om dat te zeggen.
Maar tegelijk mogen we inderdaad kritisch naar onszelf kijken als brede samenleving en als beleid op alle niveaus. En dan moeten we eigenlijk vaststellen dat we drie keer gefaald hebben. We hebben gefaald als samenleving bij het eerste slachtoffer, door op dat moment al niet een vroegopsporing en hulpverlening te kunnen aanbieden. We hebben gefaald tijdens het gevangenistraject om de re-integratie voor te bereiden. En we hebben vier jaar nadien gefaald – dat is geen individuele verantwoordelijkheid, en ook geen politieke verantwoordelijkheid – om de re-integratie dan op een goede manier tot stand te kunnen laten komen.
Ik vind dus dat we de opdracht hebben om dat in een heel brede zin te gaan bekijken. En voor mij gaat dat dus van vroegopsporing tot de fase op het einde. Ik ben zeer blij om te horen – ik ben het daarmee eens – dat men bereid is om het gesprek rond de terbeschikkingstelling met het federale niveau op te starten, ook over de verplichting daarvan in bepaalde gevallen. Ik denk dat we dat moeten doen. Maar ik denk dat we ook de bredere zoektocht moeten starten rond hoe we alle hulpverleningsvormen kunnen integreren – CGG’s, CAW’s, heel het brede traject van hulpverlening van voor tot na. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er meer integratie is? Dat is ook iets wat uit de sector komt. Hoe kunnen we dat waarmaken? En zijn jullie bereid om daarover op korte termijn het gesprek met de federale collega’s te starten?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, ministers.
Minister Demir, ik had het uiteraard ook over de opvolging binnen de gevangenis. De man in kwestie kreeg inderdaad hulp bij zijn drugsproblematiek, maar de man werd ook bestempeld als psychopaat met een sadistische ingesteldheid. Als zelfs zo iemand na het uitzitten van zijn slechts tienjarige gevangenisstraf, als zelfs zo iemand al niet opgevolgd wordt anno 2018 … Zelfs in 2018 werd de man na zijn gevangenisstraf niet opgevolgd. Wie in hemelsnaam wordt dan wel nog opgevolgd?
Minister, ik volg u volledig, maar dan ook volledig bij het voorstel van die verplichte terbeschikkingstelling, en al zeker bij dergelijke zware daderprofielen. Ik vraag mij dan ook af op welke termijn u precies die gesprekken zult aangaan met uw federale collega.
In uw ‘strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en geïnterneerden 2020-2025’ stelt u dat er maximaal ingezet zou worden op de hulp- en dienstverlening om recidive te beperken en slachtoffers te voorkomen.
De laffe kindermoord op het arme slachtoffertje en de afwezigheid van enige begeleiding van de dader maken toch wel duidelijk dat wat nu gebeurt, allesbehalve volstaat. Het maakt duidelijk dat de risicotaxatie – het is hier al een aantal keer gezegd – die toch wel een stokpaardje is binnen de commissie Justitie, heeft tekortgeschoten. Ik wil van u dan ook graag horen welke lessen u hebt getrokken uit deze tragedie van het zwaarst denkbare misdrijf, namelijk moord, en dan nog op een kind? Hoe zult u dat maximaal voorkomen?
Ik ben me ervan bewust dat het uiteraard nooit mogelijk is om een garantie te geven, maar als samenleving zijn wij, en zeker u als bevoegd minister, het toch verplicht om alle maar dan ook alle inspanningen te leveren om te voorkomen dat monsters zonder enig schuldinzicht na hun vrijlating opnieuw moorden kunnen plegen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, het is echt nodig dat opvolging wordt gegeven aan daders tijdens de detentie, maar ook nadien. En ik ben heel tevreden van jullie beiden te horen dat jullie bereid zijn om ter zake actie te ondernemen. Immers, daders van bepaalde misdrijven mogen niet van de radar verdwijnen, zeker niet wanneer het om kinderen gaat, nooit.
De terbeschikkingstelling is een mogelijkheid die momenteel bestaat en waar er dus bijkomende initiatieven zullen worden genomen, maar we kunnen ook zelf al kijken wat we intussen ook zélf kunnen doen. We kunnen immers niet met één maatregel iedereen vatten en zorgen dat het nooit meer gebeurt, maar we moeten alle mazen van het net zoveel mogelijk dichten op alle mogelijke manieren. We zagen immers ook al meermaals dat daders die geweld hebben gepleegd tegen kinderen, nadien nieuwe relaties aangaan, een nieuw gezin stichten, een nieuwe partner hebben die ook al kinderen heeft. En er is momenteel geen informatiedoorstroming over veroordelingen, over geweld op kinderen naar bijvoorbeeld Kind en Gezin, die nochtans in elk gezin komen waar pas een baby’tje is geboren. Als we die informatiedoorstroming wel zouden kunnen organiseren, dan zouden daar toch al knipperlichten gaan branden en zou er veel sneller een risico-inschatting kunnen gebeuren.
Minister, hoe kan er een betere doorstroming komen van informatie over daders van geweld tegen kinderen naar onder meer de diensten van Kind en Gezin zodat er extra alertheid ontstaat?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Vaak zien we bij dergelijke daders dat er eigenlijk al een heel traject aan vooraf is gegaan, vaak al vanuit de kindertijd. We zeggen altijd dat het beter voorkomen dan genezen is, en dat is ook zo. Vaak gaan er al heel vroeg alarmsignalen af. Maar we weten allemaal, en dat ontkennen we hier ook niet, dat er wachtlijsten zijn, dat er te weinig personeel is in de zorg in het algemeen en in de integrale jeugdzorg. Ik denk dat we daar alle zeilen moeten bijzetten om een situatie, wanneer alarmsignalen worden opgevangen, heel vroegtijdig halt toe te roepen.
En wanneer mensen toch in de gevangenis belanden, is het wel de bedoeling dat zij daar niet gewoon hun straf uitzitten maar dat wordt gewerkt aan hun onderliggende problemen. Vandaag is het een groot probleem dat er onvoldoende begeleiding is binnen en buiten de gevangenis. De actoren op het terrein vragen echt specifiek naar één zorgteam. Ik denk dat het een heel goed voorstel is dat één zorgteam specifiek die mensen opvolgt binnen en buiten de gevangenis.
De heer Rousseau heeft het woord.
Ik dank de ministers voor hun antwoord.
Minister Demir, wanneer u pleit voor een verplichte terbeschikkingstelling, kan ik u alleen maar zeggen dat u daar persoonlijk op mijn steun kunt rekenen, maar dat ligt natuurlijk niet in handen van dit parlement. Wat wel in onze handen ligt, is iets wat een collega van ons en van u gisterenavond in Terzake heeft gezegd, namelijk dat er een probleem is met informatie-uitwisseling om sneller en beter te kunnen ingrijpen, vooral met het oog op het beschermen van kinderen en jongeren. Mijn concrete vraag aan jullie beiden is of er initiatieven zullen volgen om de barricades die er nog zijn tussen de verschillende diensten over informatie-uitwisseling, op te heffen. Kunt u het parlement daar ook bij betrekken?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Beste ministers, als iemand vrijkomt die een zwaar delict gepleegd heeft, moet er toch een grote mate van garantie zijn dat die pleger niet bij vrijlating opnieuw dezelfde recidive gaat plegen. Ik ben akkoord dat een terbeschikkingstelling bij dergelijke zware feiten heel erg belangrijk is. Dat ligt inderdaad op het federale niveau. Bij een uitbreiding van de terbeschikkingstelling moet Vlaanderen wel voorzien in een uitbreiding van het personeelskader zodat de mensen die ter beschikking worden gesteld, begeleid kunnen worden. Staat u dan klaar? Staat u klaar met een groter team voor de begeleiding van die zware delinquenten?
Jullie spreken allebei over een extra investering in het personeelskader. Ik veronderstel dat u spreekt over een investering in de forensische dienst van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). Dat gaat vandaag over een extra investering van elf netto voltijds equivalenten (vte’s) van psychologen in die forensische dienst voor heel Vlaanderen. Is dat voldoende? Is er geen uitbreiding nodig van het kader? We horen van het werkveld dat er nog steeds een groot tekort is aan personeel om begeleiding te voorzien voor mensen die uit de gevangenis komen.
Daarnaast bereikt mij een vraag vanuit het werkveld rond een zorgteam, rond een betere samenwerking. De forensisch psychiaters vragen dat er een team komt van psychiaters, psychologen, criminologen en maatschappelijk werkers die samenwerken rond één dossier, zowel in de gevangenis als nadien bij vrijlating en terbeschikkingstelling. Steunen jullie die vraag? Hoe gaan jullie daaraan werken?
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, als er ook maar één goed iets kan voortkomen uit de dood van de kleine Dean, laat het dan zijn dat er vijf dingen veranderen. Eerst en vooral ben ik heel blij met de steun voor het voorstel om een verplicht contactverbod op te leggen aan iemand die een kind vermoord heeft. Ik denk dat we daar het best federaal werk van kunnen maken.
Twee, ik heb heel veel collega’s horen pleiten voor het voorstel dat collega Sophie De Wit federaal heeft gedaan om de terbeschikkingstelling verplicht te maken en veel langer dan vandaag het geval is.
Drie, minister Beke, we hebben een voorstel ingediend om een meldcode te maken rond alle vormen van geweld op kinderen, zodat alle hulpverleners daar met respect voor het beroepsgeheim wel essentiële informatie kunnen delen. Mijn vraag aan u en aan minister Demir is de volgende. We horen dat er verschillende meldcodes zouden komen, eentje voor seksueel geweld, eentje voor intrafamiliaal geweld en eentje voor kindermishandeling. Dat lijkt mij niet de weg om te gaan. Zult u werk maken van één meldcode?
Vier, ik vind het heel belangrijk dat er federaal wordt geïnvesteerd in middelen die geïnterneerden bijstaan. Dat betekent dat daar vandaag een inhaalbeweging bezig is om psychologische, psychiatrische bijstand te voorzien omdat we daarvoor een paar keren zijn veroordeeld door Europa. Maar gedetineerden krijgen die psychologische, psychiatrische bijstand niet. Dat is een lacune die we allemaal samen moeten aanpakken.
Als laatste punt vind ik het inderdaad een goed idee om ervoor te zorgen dat er geïntegreerde zorgteams komen die mensen die in de gevangenis zitten vanuit een perspectief van verschillende hulpverleners samen binnen en daarna buiten de gevangenis blijven opvolgen. Als we daar samen werk van kunnen maken, komt er misschien één goede kleine verandering uit dit verschrikkelijke falen.
Minister Demir heeft het woord.
Dat zijn verschillende terechte vragen. Ik begin bij de informatiedeling. We hebben onze justitieassistenten aan het begin van de legislatuur een opleiding gegeven rond de kindreflex. Ze kunnen en moeten verontrustende situaties melden aan de Vertrouwenscentra Kindermishandeling zodat de informatie komt bij degene die ze nodig heeft zodat men actie kan ondernemen.
Twee, wat betreft de verplichte terbeschikkingstelling, een vraag van mevrouw Blancquaert, hebben we anderhalf jaar geleden al een voorstel ingediend. We zijn naar de Kamercommissie geweest om dat nog eens te bepleiten. We horen ook van heel wat experten dat men hoogrisicodaders – als het gaat over een aanslag op het lichaam van eenieder – te allen tijde moet opvolgen.
Daarom stellen wij dus de vraag om dat te doen. We hebben nu een honderdtal extra justitieassistenten aangeworven. We zijn nog niet rond. Die aanwervingen blijven gaan. Ik denk dat we nog een tiental profielen zoeken. Risicotaxatie is nieuw in Vlaanderen. Wij hebben dat ingevoerd, vandaar dat we ook heel specifieke profielen hebben aangeworven, zoals psychologen. Maar we kunnen natuurlijk risicotaxatie doen zodra iemand ter beschikking is gesteld. Zodra die in handen wordt gegeven van de Vlaamse justitie, wordt er een risicotaxatie gemaakt, zodat we weten wat we kunnen en moeten doen met bepaalde profielen.
Als we nu kijken naar dit geval, wat de voorwaarden betreft: het laatste jaar van zijn straf heeft hij met een enkelband uitgevoerd. Hij werd ook opgevolgd door onze justitieassistenten. Er waren een aantal voorwaarden aan gekoppeld. Dat ging over een behandeling van een verslavingsproblematiek, over voorwaarden rond werk en voorwaarden rond budget. Maar er was geen voorwaarde tot psychologische of psychiatrische begeleiding opgelegd. En dat is natuurlijk wel zeer bitter. Ondanks het feit dat we nu kennen, namelijk dat er in het begin van zijn gevangenisstraf eigenlijk werd geoordeeld dat er een psychiatrische opvolging nodig was, werd dat jaren later niet opgenomen in die voorwaarden. Dat is natuurlijk wel bijzonder bitter, als we vandaag kijken naar wat er gebeurd is.
Daarom houd ik nogmaals mijn pleidooi. Ik heb ook verschillende sprekers gehoord. Ik zou daar niet over twijfelen. Als het gaat over kindermoordenaars, als het gaat over verkrachters, vind ik dat we als samenleving de taak en de plicht hebben om die daders, als ze ooit vrijkomen, alsnog op te volgen. Ik hoop dat we die verplichte terbeschikkingstelling erdoor krijgen, zodat we die vanuit Vlaanderen ook wel kunnen opvolgen, omdat we zien en merken dat dat ook nodig is.
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal aanvullen op wat collega Demir gezegd heeft. En dan kom ik direct op het punt van collega Saeys over wachtlijsten bij de CAW’s en de CGG’s. De betrokkene is opgevolgd door een CAW en door een CGG, met de voorwaarden zoals ze zijn gestipuleerd en zoals collega Demir ze heeft gezegd. Het probleem is dat de psychiatrische achtergrond van die man niet meegenomen is en dat dat dus ook niet als een voorwaarde meegenomen is. Dat is het probleem geweest. Hier gaat het over een uitzonderlijk individu.
Mevrouw Vandecasteele, hij is bij de ziekenhuizen geweest. En die hebben gezegd dat het zo'n zwaar geval was dat zij daar niets mee konden aanvangen. Dat is iets waar we naar moeten kijken, denk ik. En dan zitten we in de hervorming van de penitentiaire gezondheidszorg. Dat zijn eigenlijk gevallen voor de forensische psychiatrie.
En ja, collega Vaneeckhout en collega Saeys, wij zijn in overleg met de federale overheid om de penitentiaire gezondheidszorg te hervormen. Daar hebben zij natuurlijk een belangrijke verantwoordelijkheid in, en wij een ondersteunende. We steken ons daar niet in weg, voor alle duidelijkheid. Die hervorming is gebaseerd op een aantal grote lijnen. Ten eerste: hoe kunnen we zorgen voor gelijkwaardigheid van zorg voor iedereen binnen en buiten een penitentiaire instelling? Ten tweede: rekening houden met de specificiteit van de penitentiaire context. De zorg moet gelijkwaardig kunnen zijn, maar de context is natuurlijk wel bijzonder specifiek. En dat moet ook zo veel mogelijk ingebed zijn in het brede beleid van gezondheid en welzijn, waar bijvoorbeeld ook de CAW’s en de CGG’s hun rol in te spelen hebben.
Misschien toch even zeggen dat wij in elke penitentiaire instelling een coördinator hebben, die in elke specifieke situatie bekijkt wat het ambulante aanbod is dat moet worden gedaan. Zo is de betrokkene bij het CAW van Waas en Dender terechtgekomen, zo is de betrokkene bij CGG Mandel en Leie terechtgekomen, maar niet voor de problematiek waarop men bij het begin, zoals collega Demir heeft gezegd, had gewezen als datgene waarover het eigenlijk moest gaan. Dat is natuurlijk bijzonder pijnlijk en bitter. Dat is een belangrijk element. Collega Saeys, ik ben het echter eens met wat u hebt gezegd. Alleen, die coördinatie bestaat. De goede afstemming met de federale overheid moeten we wat dat betreft ook nog doen.
Collega Schryvers, wat die informatie-uitwisseling betreft, vind ik dat u een zeer goed idee naar voren hebt gebracht. Ik ben inderdaad absoluut mee bereid om te bekijken hoe we gegevens uit het strafregister via eBirth kunnen koppelen aan Kind en Gezin, om op die manier ook Kind en Gezin te waarschuwen over een veroordeling wanneer men langsgaat bij een gezin, zodat dat op de radar komt en men daaromtrent ook de nodige stappen kan zetten.
Mijnheer Parys, wat de meldingscodes betreft: wij hebben een Platform Kindermishandeling. Dat is een van de elementen die daarin worden behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we ons inderdaad in de verste verte niet kunnen inbeelden wat dit betekent voor de moeder en de nabestaanden. Je merkt tegelijk dat heel Vlaanderen woedend, diepbedroefd, muisstil is, en dat dat gevoel ook vandaag hier in dit parlement wordt gedeeld. Het is goed en logisch dat we dit vandaag ook hier voelen. Wij hebben echter meer dan dat op onze werklijst staan. Vanaf morgen moeten wij ons uit de naad werken om in de mate van wat mogelijk is te vermijden dat zulke zaken zich nog voordoen in de toekomst, hoe onrealistisch dat misschien ook is. Het is duidelijk geworden dat roepen om hardere straffen niet voldoende is en dat er werk aan de winkel is wat begeleiding en hulpverlening betreft, en ook qua vroegdetectie. Die wachtlijsten, dat gaat immers daarover. Mensen die zulke problemen, stoornissen ontwikkelen of tonen, mogen nooit op een wachtlijst terechtkomen, ook niet voor ze een misdaad plegen. Onze fractie zal daarvoor de komende tijd iedere dag iedere nodige stap zetten en ondersteunen. U kunt op ons rekenen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord
Collega Vaneeckhout, Vlaanderen is inderdaad woedend, en terecht. Het beleid heeft gefaald, en jammer genoeg niet voor de eerste keer. Voor het Vlaams Belang is het beschermen van onze maatschappij tegen dergelijke gevaarlijke figuren, en het waarborgen van het recht op veiligheid, een van de belangrijkste opdrachten van de overheid. Dat is jammer genoeg iets waar deze overheid momenteel niet in slaagt.
Collega’s, er moet mij toch ook iets van het hart, en dat bedoel ik op de meest serene manier mogelijk: als ik zie dat een kindermoordenaar ervan afkomt met een luttele gevangenisstraf van tien jaar, dan vind ik het absurd dat er enorm veel energie kan worden besteed aan het vervolgen van mensen zoals Bart De Pauw of Jeff Hoeyberghs. Voor een ordentelijke bestraffing en opvolging van kindermoordenaars is er blijkbaar heel wat minder aandacht geweest. Het systeem blijft steeds maar dezelfde fouten maken en er blijven maar slachtoffers vallen, slachtoffers die hadden kunnen worden vermeden indien men een degelijk beleid zou hebben gevoerd. Dan schrikt de politiek ervan dat de mensen het vertrouwen in een dergelijk falend beleid en gerecht verliezen. Het wordt dan ook hoog tijd dat de normale prioriteiten eindelijk kunnen worden hersteld en dat recht opnieuw rechtvaardig wordt, dat kinderen uiteraard zorgeloos en veilig kunnen opgroeien. In onze samenleving is dan ook allesbehalve plaats voor kindermoordenaars. Minister Demir, ik hoop in u dan ook een bondgenoot te vinden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het gevoel van onrecht bij de dood van kleine Dean is enorm. We voelen dat allemaal. Dit had niet mogen gebeuren. Het is aan ons allemaal om lessen te trekken uit dit drama. We moeten zorgen voor een betere opvolging van daders, zowel tijdens de detentie als nadien. Het ene zorgteam tijdens de gevangenschap en nadien kan alvast een element zijn dat daar zeker toe kan bijdragen.
We hoorden van heel wat experts dat ondanks veel inspanningen van hulpverleners, sommige mensen toch moeilijk te behandelen en te veranderen zijn. Desondanks moeten we hoe dan ook allemaal de handen in elkaar slaan om te zorgen voor een heel aanklampende, volgehouden aanpak op maat vanaf dag één van de veroordeling, maar ook na de straf. Daar moeten we allemaal werk van maken, ieder op zijn niveau, ieder op zijn beleidsdomein, ieder in zijn rol. Dat is het enige wat de mensen nu van ons verwachten, en dat is ook het enige juiste eerbetoon dat we aan kleine Dean kunnen geven.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We moeten hier vooral lessen uit trekken. Als maatschappij zijn we het gewoon verplicht om onze kinderen zoveel mogelijk te beschermen. Een nulrisico bestaat natuurlijk niet. We moeten dat risico zo klein mogelijk houden, en daar hebben we nog wat mogelijkheden, zowel inzake preventie, vroegdetectie, begeleiding in en buiten de gevangenissen, als opvolging en noem maar op. Alle ministers die al die bevoegdheden hebben, moeten de handen in elkaar slaan om daar een goed plan rond uit te werken.
De heer Rousseau heeft het woord.
Dank u wel, allemaal, voor de constructieve toon. Dank u wel ook aan de ministers voor hun antwoorden. Vanuit de Vooruitfractie zullen we elk voorstel om kinderen te beschermen, steunen.
Ik wil er ook nog eens op wijzen, ook hier in het parlement, dat er vandaag in Vlaanderen nog heel wat kinderen op bescherming wachten. Ik hoop dan ook dat alle voorstellen om kinderen en jongeren beter te beschermen, ook ter harte zullen worden genomen in dit halfrond. Op onze steun kunnen jullie alleszins rekenen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Als mensen de gevangenis verlaten na een celstraf voor zware feiten, dan moet er een garantie zijn dat die mensen geen gevaar meer zijn voor de samenleving. Jammer genoeg doet dit voorval met de kleine Dean me denken aan de moord op Julie Van Espen. Ook daar weten we dat de dader eerder al bekend was bij het gerecht en eerder al veroordeeld was voor verkrachtingen. Dus is er werk aan de winkel.
Ik hoor hier verschillende voorstellen, zowel voor een grotere informatie-uitwisseling, een grotere personeelsinzet, als voor zorgteams die de daders begeleiden, zowel in als buiten de gevangenis. Ik hoop van harte dat daarvan verder werk zal worden gemaakt, zodat er niet binnen enkele jaren opnieuw eenzelfde delict wordt gepleegd door mensen die eigenlijk al veroordeeld zijn voor dergelijke zware feiten.
De actuele vragen zijn afgehandeld.