Report plenary meeting
Actuele vraag over de personeelsproblematiek in woonzorgcentra
Actuele vraag over het tekort aan verpleeg- en zorgkundigen
Actuele vraag over de noodkreet uit de woonzorgcentra
Report
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, alle alarmen in de zorg gaan af en zeker ook in de woonzorgcentra. Ik krijg enorm veel alarmkreten van mensen die daar werken. Laura vertelt mij dat er heel dringend iets moet veranderen want het personeel valt uit aan een ongezien tempo. Nu komen er nog heel veel besmettingen en quarantaines bij. Ze weet niet meer wie de bewoners nog moet verzorgen. Kathy vertelt mij dat er nog minder personeel is dan tijdens de vorige golven, dat er heel veel mensen out zijn door langdurige ziekte, door zwangerschap, maar ook doordat er mensen opstappen omdat de werkdruk veel te hoog is. Als iedereen er is, zegt ze, zijn we met 3 om 31 mensen te wassen. Uit Limburg hoor ik signalen dat mensen ontslag nemen en in Nederland gaan werken omdat ze daar betere lonen krijgen en ’s middags wél tijd zouden hebben om een kom soep te drinken. Negen op tien zorgkundigen geven aan dat ze met te weinig zijn en dat er heel dringend nood is aan ondersteuning. Ze voelen zich opnieuw in de steek gelaten. Ze hebben opnieuw het gevoel dat ze niet de zorg kunnen bieden die ze moeten bieden.
Minister, het schip is aan het zinken en ik heb de indruk dat u als kapitein op het strand staat toe te kijken. Er moeten nu noodmaatregelen komen, er moet nu extra ondersteuning komen in de woonzorgcentra. Ik hoop, minister, dat u die noodkreten hoort. Ik hoop dat u een noodplan maakt voor extra ondersteuning, zowel voor extra logistieke medewerkers, extra administratieve medewerkers als voor extra zorgmedewerkers. Het kan ook gaan om een plan om vrijwilligers met ervaring in de zorgsector in te schakelen. Maar ook, minister, zijn er heel veel zorgkundigen die vandaag werken met een halftijds contract die al lang vragen om een voltijds contract of om 80 procent, en die dat niet krijgen. Mochten we die contracten kunnen optrekken, zou het ook al gaan om heel wat extra handen aan het bed.
Minister, het personeel van de woonzorgcentra zit aan zijn laatste adem. Ik wil horen welke maatregelen u zult nemen voor extra ondersteuning in de zorg.
Mevrouw Saeys heeft het word.
Minister, alle zorgmedewerkers van dit land hebben de afgelopen periode bewezen hoe belangrijk hun werk wel is. De coronacrisis legt heel wat pijnpunten bloot in deze sector. De werkdruk was al hoog voor deze pandemie. Hij is alleen maar toegenomen. De zorgmedewerkers zijn moe. Ze zijn mentaal uitgeput. Ze raken ook meer en meer besmet en moeten in quarantaine. Het personeelstekort wordt steeds nijpender. Dat is natuurlijk nefast voor de zorg voor de bewoners.
De Vlaamse Regering heeft al heel wat extra middelen vrijgemaakt voor personeel en voor een betere verloning. Maar daarmee is het probleem niet opgelost, om de zeer eenvoudige reden dat wij dat extra zorgpersoneel vaak gewoon niet vinden. Verpleegkundige en zorgkundige zijn knelpuntberoepen. Doordat de werkdruk zo hoog blijft, komt de kwalitatieve zorg in het gedrang. Sommige woonzorgcentra schakelen zelfs over op een opnamestop.
Dus we moeten kijken naar andere oplossingen. Zo zijn er bijvoorbeeld voorstellen waarbij men mensen die de juiste kwalificaties hebben maar die op dit moment niet actief zijn in de zorgsector, toch probeert terug naar de zorg te leiden. Je hebt de thuisverpleegkundigen, die toch meer ingeschakeld zouden kunnen worden. Dat hebben we tijdens deze pandemie gedaan. Daar moet zeker naar gekeken worden. Daarnaast is er vooral ook het inzetten op andere profielen: mensen een opleiding geven op het terrein zelf om de verpleegkundigen en de zorgkundigen te ondersteunen bij het eten geven aan mensen, door een babbeltje te slaan met mensen. Want dat welzijnsaspect is toch ook superbelangrijk. Maar we zien dat die personeelsnorm, die net als doel had om kwalitatieve zorg mogelijk te maken, nu eigenlijk een hindernis blijkt om meer handen aan het bed te krijgen. Vandaar ook mijn vraag: bent u bereid om op termijn die personeelsnorm aan te passen, om er zo voor te zorgen dat we vooral meer niet-medisch ondersteunend personeel op de werkvloer kunnen krijgen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, collega’s, we hadden het vorige week over de huisartsen en de eerste lijn. Vandaag gaat het eigenlijk over de hele zorgsector, die op kraken staat. Ik denk dat we daar niemand van moeten overtuigen. De situatie is geschetst door de collega’s en is gewoonweg superernstig en heel acuut. Ze is natuurlijk acuut door de covidcrisis en alles wat daarmee samenhangt, wat al twintig maanden zorgt voor een overbelasting van die sector. Het probleem is niet alleen acuut, minister, maar ook structureel. Ik heb vanmiddag voor deze plenaire vergadering de moeite gedaan om op te zoeken hoeveel vragen uw voorganger, minister Vandeurzen, in zijn periode gehad heeft over het tekort aan personeel in de zorgsector. Dat duidt er alleen maar op, collega’s, dat dit ook voor de covidcrisis een grote problematiek was, een problematiek die nooit fundamenteel is aangepakt. Het gaat over de erkenning en de structurele ondersteuning van het zorgpersoneel in de brede zin. Daardoor waren we niet klaar voor deze crisis.
Maar de situatie is wat ze is vandaag, minister. Ik verwacht van u, net als de collega’s, dat u daarop antwoorden probeert te formuleren. Ook daarvoor zijn er geen toverformules. Ook daarop moeten er structurele antwoorden komen, want er is nu ook een crisisaanpak nodig. Ik heb daarom een zeer eenvoudige vraag, een vraag die heel de sector vandaag uit aan u. Iedereen kijkt naar u en naar de federale collega’s om daar antwoorden op te formuleren. Welke mogelijkheden, welke oplossingen ziet u nog om nu op de acute crisis te antwoorden? Op welke manier kunt u vandaag zorgen voor de ontzorging van het zorgpersoneel op logistiek, emotioneel en administratief vlak? (Applaus van Elisabeth Meuleman, Hannelore Goeman en Jos D'Haese)
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik denk dat de collega’s de situatie al goed geschetst hebben. Ook vanochtend heeft de Belgische Federatie van Zorgkundigen, BEFEZO, heel hard aan de alarmbel getrokken. Ik denk dat zij het signaal vertolken dat in de hele brede zorgsector leeft: de mensen zijn op. Het personeel is op. Ik zeg niet dat dat uw schuld is, minister. Dat zult u me niet horen zeggen. Maar de mensen zijn kapot. We hebben geapplaudisseerd voor de helden van de zorg tijdens de eerste coronagolf. We hebben hier toen ook in de coronacommissie hun getuigenissen gehoord, we hebben gehoord hoe moeilijk ze het toen al hadden en dat ze er amper door raakten. Nu voelen ze zich uitgeperst. Je kan een citroen maar uitpersen tot het gedaan is. Ik vrees dat we tot die situatie gekomen zijn momenteel.
Een aantal zaken zullen we niet kunnen oplossen. Er zijn een aantal structurele problemen. We zitten met personeelstekorten in de zorg. We zitten met mensen die de zorgsector verlaten omdat ze de werkdruk niet meer aankunnen en ergens anders willen gaan werken. Als ik dan vandaag in De Tijd lees dat men zelfs vanuit Nederland ons zorgpersoneel komt aantrekken om daar te komen werken, dan denk ik dat we het debat over hoe we structureel een aantal zaken gaan oplossen, hier nog heel vaak met elkaar zullen voeren en dat we samen naar oplossingen moeten zoeken.
Zoals collega Vaneeckhout terecht zegt, is het probleem nu heel acuut. We zitten in het midden van die vierde coronagolf. De mensen zijn echt uitgeperst. De vraag rijst dus wat het noodplan is. Wat gaan we doen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de zorg toch gegarandeerd kan blijven in de woonzorgcentra en dat het voor onze helden van de zorg op een of andere manier toch nog draaglijk blijft? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze de zorg kunnen blijven bieden die ze zouden willen bieden, zonder dat er veel wielen worden afgereden, al vrees ik dat het daarvoor zelfs al te laat is? (Applaus bij Vooruit)
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het is absoluut juist dat we op dit ogenblik grote problemen hebben in onze ziekenhuizen, in onze woonzorgcentra en op vele andere plaatsen ten gevolge van de stijgende besmettingen. Dat is niet het enige, op het structurele kom ik zo dadelijk terug. Dat maakt het op dit ogenblik bijzonder acuut. Ik heb u daarnet verteld over het bezoek dat ik gisterenmorgen gebracht heb, bij u in de regio, aan een ziekenhuis in Geel. Ik kan u ook vertellen over mijn bezoeken aan woonzorgcentra en andere plaatsen. En ja, het is absoluut zo, dat de situatie acuut is. Het eerste wat daarvoor moet gebeuren is zorgen dat de besmettingen terug naar beneden gaan. Het overlegcomité heeft daarover beslissingen genomen die wij uitvoeren. Er zullen misschien nog bijkomende beslissingen genomen worden. Dat is één.
Ten tweede is er de teststrategie. Daarover hebben we al gesproken en daar ga ik niet op terugkomen.
Het derde punt is de krapte op de arbeidsmarkt. Daar zitten natuurlijk een aantal structurele elementen in. Ik ben een beetje verbaasd dat u nu naar Nederland verwijst, mevrouw Vandecasteele. Dat zou een voorbeeld zijn? Een paar vergaderingen geleden werd nog gevreesd dat we onze zorg zouden gaan organiseren zoals in Nederland. Nu zegt u dat we eens moeten kijken hoe het in Nederland is. Ik weet niet of dat nu het juiste en beste voorbeeld is.
Wat alleszins wel waar is, is dat er een algemene krapte op de arbeidsmarkt is. Dat is absoluut zo. Het voorbije jaar stonden er 338.000 vacatures open, waarvan 17.259 in de zorg. 338.000 vacatures! De minister van Onderwijs kreunt onder de vacatures en zegt: hoe pakken we dat aan? Bedrijven kreunen onder de vacatures, en wij ook. Als u weet dat 16 procent van de mensen die werken op onze arbeidsmarkt in de zorg werken, en u zet daar 17.259 vacatures tegenover, dan gaat dat over 5 procent. Maakt dat het probleem daarom bij ons minder groot? Nee, absoluut niet. Het probleem is zeker aanwezig.
Dat heeft te maken met een aantal elementen. Buiten de acute fase, met de besmettingen nu, heeft het te maken met twee structurele elementen aan de instroom en de uitstroom. Aan de uitstroom gaat het over de mensen die met pensioen gaan. Aan de instroom gaat het over bijkomende plaatsen die wij maken, omdat we investeren in zorg. Dat betekent bijkomende capaciteit en bijkomende mensen. En het gaat niet alleen over ‘handen aan het bed’, want dat klinkt soms een beetje denigrerend. Die mensen hebben ook een hoofd en een hart waarmee ze aan het bed staan. (Opmerkingen van Lise Vandecasteele)
U hoeft zich niet aangesproken te voelen, ik had het niet over u. Wij investeren dus 165 miljoen euro bijkomend in personeel, vanuit VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord). We investeren vanuit ons uitbreidingsbeleid in de ouderenzorg, in de gehandicaptenzorg, in de jeugdzorg, in de kinderopvang en op vele andere plaatsen. Die instroom, die bijkomende capaciteit, zet ons inderdaad wel voor een grote uitdaging.
Wat moeten we daar dan aan doen?
Ten eerste is er VIA 6. Iedereen, over meerderheid en oppositie en over vakbonden en werkgevers heen, heeft gezegd dat dit een zeer goede zaak is, dat het historisch is: 577 miljoen, waarvan 165 miljoen dient voor bijkomende plaatsen om de kwaliteit van het werk te kunnen verbeteren. Al de rest gaat naar een stijging van de loonmassa door de invoering van de functieclassificatie door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC), om op die manier de instroom aantrekkelijker te maken. Dat is vooral voor nieuwe, jonge mensen die kiezen voor de zorg toch wel een bijzondere loonstimulus. Dat is één.
Twee: we hebben binnen VIA 6 ook een actieplan dat moet uitgevoerd worden in samenwerking met minister Crevits. Ik heb aan Inge Vervotte gevraagd om daarvoor het voorzitterschap waar te nemen en het te leiden. Dat actieplan gaat over vier domeinen. Eén, op korte termijn maatregelen nemen om de instroom te vergroten, vertrekkende vanuit de bestaande zorgorganisatie. Twee, op middellange en lange termijn kijken naar de zorg- en arbeidsorganisatie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat daar betere mogelijkheden zijn door een nieuwe arbeidsorganisatie?
Drie: we moeten kijken naar de zijinstroom. Hoe kunnen we het aantal zijinstromers doen toenemen? Vier: we moeten kijken naar het onderwijs. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we in onderwijs en vorming, breed gedefinieerd, nog meer mensen kunnen aanspreken? Vijf: hoe kunnen we ervoor zorgen dat onvrijwillige deeltijdse arbeid wordt aangesproken?
Er zijn een aantal elementen die we ook met de federale overheid moeten durven bespreken. Een paar weken geleden was ik te gast in Krombeke, waar Loes Vandromme mij had uitgenodigd. Er kwam een mevrouw naar mij en die zei: ‘Ik ben 63 jaar, ik heb een volledige loopbaan, ik heb altijd gewerkt in de zorg in een woonzorgcentrum. Ik zou daar graag opnieuw aan het werk gaan want ze komen handen te kort, maar als ik dat doe, word ik financieel gesanctioneerd.’ Dat is niet logisch, daarvoor moeten we onze pensioenregels durven aanpassen. Dat moeten we met de federale overheid durven bespreken.
We hebben in VIA 6 (Vlaams Intersectoraal akkoord) afgesproken dat er een werkbaarheidsmonitor komt om de temperatuur op het terrein goed te kunnen meten. We hebben met de Vlaamse Regering een actieplan ‘Alle hens aan dek’. Daarmee willen we een werkgelegenheidsgraad van 80 procent bereiken. Dit zijn een aantal instrumenten die we zelf in handen hebben. Over een aantal andere instrumenten – u weet dat het gaat over het asymmetrische beleid dat we vanuit Vlaanderen willen voeren – is minister Crevits in overleg.
We moeten tijdelijke werklozen sneller kunnen inschrijven. VDAB heeft vandaag een aantal opleidingstrajecten die we willen vergroten, 7200 opleidingstrajecten heel specifiek voor de zorg. Eigenlijk zijn die wel succesvol, want drie vierde van de mensen die daaraan beginnen, eindigen ook in dat traject. Dat is op zich positief. 70 procent daarvan heeft binnen de drie maanden een job. En dat is ook positief. Alleen willen we het aantal opleidingstrajecten met 10.000 verhogen, en daaraan werkt minister Crevits. We moeten dan niet alleen kijken naar werkzoekenden. We moeten ook durven kijken naar niet-actieven en naar mensen die pas ontslagen zijn.
Ik woon in Limburg, en ik zie daar veel jonge vrouwen die niet in de werkloosheid zitten. Vrouwen met migratieroots zitten niet in de werkloosheid en die gaan we niet op die manier kunnen aanspreken. Ze zijn op dit ogenblik niet actief. Voor onze zorg, maar ook voor henzelf en voor hun maatschappelijke emancipatie, zou het goed zijn dat we hen kunnen aanspreken.
Ten slotte zijn er ook medewerkers zonder een zorgdiploma. Vorige week had ik een ontmoeting met de mensen die ingestapt zijn in het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) Tea for Two. Dat is een project van woonzorgvoorzieningen en sociale-economiebedrijven vanuit de vraag hoe die mensen voor ondersteunende functies kunnen worden ingezet, niet alleen om in de plantsoenen te werken, maar ook in de voorzieningen zelf. Hoe kunnen we die mensen laten doorstromen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze een aantal zaken kunnen opnemen die verpleegkundigen, zorgkundigen en anderen kunnen ontzorgen? Meer nog, een aantal van die mensen zijn in de sociale economie terechtgekomen omdat ze in het verleden de kans niet hebben gekregen om een opleiding te volgen. Daar hebben we dus heel wat sociaal kapitaal om aan te boren.
Met het ESF hebben we een aantal mooie voorbeelden gehad die wat mij betreft kunnen worden verduurzaamd en verder worden uitgerold.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik heb u gevraagd wat uw noodplan is vandaag, omdat de situatie vandaag in de sector problematisch is, zeer problematisch. De werkdruk, zo zeggen de mensen mij, is nog nooit zo hoog geweest. Dat zeggen ze na twee jaar coronacrisis. Vandaag is de situatie nog nooit zo problematisch geweest.
U geeft nu een heel omstandige uitleg van alle maatregelen die u de laatste maanden hebt genomen en wilt nemen, en welke mogelijkheden er allemaal zijn om nog te doen. Maar dat is de vraag niet, minister. Ik heb de indruk dat u de noodkreet vanuit de sector helemaal niet hoort. De sector zegt: ‘We gaan binnenkort moeten kiezen wie we zorg en wie we geen zorg gaan geven.’ Dat is de situatie vandaag. We moeten niet wachten. Het VIA-akkoord is een goed akkoord, maar wat moet het personeel denken?
Er is in maart een VIA-akkoord gesloten. Vandaag voelen zij dat de werkdruk hoger is dan ooit. U moet echt een versnelling hoger schakelen, want het komt niet goed.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, zoals ik heb gezegd, is het beroep van medisch personeel, verpleegkundigen, zorgkundigen een knelpuntberoep. We moeten alle tools gebruiken om zoveel mogelijk mensen te overtuigen om naar die zorg te komen. We hebben tijdens de pandemie een beroep gedaan op zelfstandige verpleegkundigen, maar we zouden veel meer kunnen doen. We moeten mensen die uit de zorg zijn gestapt maar die wel de kwalificaties hebben, overtuigen om terug te keren naar die zorg- en welzijnssector. Hetzelfde geldt voor andere profielen, want kwaliteitsvolle zorg betreft niet enkel het medische aspect. Een woonzorgcentrum bijvoorbeeld is een thuisvervangende situatie. Het welzijnsaspect is dus even belangrijk, en daarvoor kan men perfect andere profielen inschakelen.
Ik ken heel veel vrijwilligers, mantelzorgers, mensen die thuis voor hun demente moeder hebben gezorgd en die graag hun steentje willen bijdragen en de zorgkundigen en verpleegkundigen willen ontlasten. Zij kunnen met mensen een babbeltje doen, hen eten geven. Dat is het laaghangend fruit dat we echt wel moeten plukken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord
Minister, ik dank u voor het antwoord. De uitdaging is gigantisch en inderdaad structureel. Als we kijken naar de cijfers, dan zien we een instroom van 15.000 mensen per jaar, zijinstroom inclusief. Voor de volgende jaren zien we een nood van jaarlijks 30.000 tot 40.000 mensen. Dat schetst gedeeltelijk de uitdaging waar we voor staan.
Maar de uitdaging is ook acuut. Ik apprecieer de opsomming die u maakt en die we ook in de commissie regelmatig horen van de initiatieven die gebeuren, maar dat lost natuurlijk niets op voor mensen die nu thuis zitten te kijken naar deze bespreking of die met collega’s praten over de onhoudbare situatie. En de golven die op ons afkomen, zullen ook voor een deel structureel worden. Dat was al gedeeltelijk zo voor de covidcrisis, met de jaarlijkse griepdruk in zorginstellingen, maar door covid wordt het alleen maar erger, en dat zal ook de volgende jaren zo blijven. Ik vind dan ook dat we veel meer een gevoel van urgentie moeten uitstralen en concrete maatregelen moeten onderzoeken.
Ik heb een concrete vraag, waarmee ik inspeel op wat collega Saeys heeft gezegd. Er is de uitstroom op het einde van de carrière, maar er is ook de uitstroom doorheen de carrière, namelijk mensen die stoppen met zorg. Minister, waarom zoeken we niet naar manieren om die mensen te verleiden om terug te komen, hetzij permanent, wat het voorstel is van mevrouw Saeys, hetzij op piekmomenten en dus tijdelijk, met de goedkeuring van hun nieuwe werkgever in een andere sector? Waarom zouden mensen nu niet tijdelijk die overstap kunnen maken om de zorg in een piekperiode, nu en tijdens de volgende jaren, te ontlasten?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik vraag me toch echt af of u doorhebt hoe ernstig de situatie op het terrein momenteel is. We zitten in het midden van een grote coronagolf, mensen slaan alarmkreten à volonté.
Ik vroeg u daarnet naar uw noodplan, namelijk wat u acuut zult doen om die problemen op het terrein op te lossen. En wat u doet, is gewoon exact hetzelfde antwoord geven als tijdens de tien voorbije debatten over het zorgpersoneel. Als de mensen op het terrein dat hadden willen weten, dan hadden ze gewoon naar het vorige debat kunnen kijken op de website van het Vlaams Parlement. U hebt gewoon niet geantwoord op mijn vragen, echt niet. Ik heb gezegd dat we nog heel veel moeten debatteren over structurele problemen en dat we mee naar oplossingen zullen zoeken, maar ik vraag u echt wat uw noodplan nu is. Hoe zit het met ‘Help de helpers’? Hoe zit het met Artsen Zonder Grenzen? Zijn die al ingeseind? Hoe zit het met het leger? Is daar al contact mee opgenomen? Ik weet niet of u het doorhebt maar in sommige woonzorgcentra kan men gewoon niet langer voldoende zorg bieden omdat er te veel mensen zijn uitgevallen. Dat is de situatie. Vandaar nogmaals de vraag of u daar alstublieft kunt op antwoorden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, wij delen de grote bezorgdheden over de personeelssituatie in de zorgsector vandaag. Dat is natuurlijk een combinatie van de druk op de arbeidsmarkt die we al een aantal jaren kennen en de covidsituatie vandaag.
Er zijn inderdaad maatregelen nodig op korte en op langere termijn, minister. Op korte termijn denk ik aan de vraag hoe we iedereen kunnen mobiliseren die een steentje kan bijdragen, in welke functie of vanuit welke achtergrond ook, hoe klein dat steentje ook is, want we hebben die echt allemaal nodig.
Ik wil ook al een beetje vooruitkijken, minister. Binnenkort komt de vaccinatieverplichting van het zorgpersoneel eraan. We weten gelukkig dat de vaccinatiegraad bij onze zorgmedewerkers heel hoog is, maar niettemin zijn er toch nog altijd een aantal die niet gevaccineerd zijn. Het zijn er meer in de woonzorgcentra dan bijvoorbeeld in de ziekenhuizen. Minister, hoe zult u bijkomend inzetten om degenen die nog niet gevaccineerd zijn, bijkomend over de streep te zetten en te motiveren om zich te laten vaccineren, om ervoor te zorgen dat iedereen werkzaam blijft en er geen uitstroom is vanwege de vaccinatieverplichting?
De heer De Reuse heeft het woord.
Het is een bezorgdheid die over alle fracties heen gaat. Binnen de commissie Welzijn waren er inderdaad – als ik me niet vergis – zes vragen om uitleg hangende omtrent dit thema, om het daar dan toch eens wat meer in de diepte en in de breedte te bespreken. Nu goed, het is wat het is. Het komt hier vandaag aan bod. Ik hoop dat de commissievoorzitter overtuigd kan worden dat het toch nog eens in de commissie in de volle breedte ter sprake kan komen. Ik zal mijn best doen om hem te overtuigen. Ik weet ongeveer wat ik daarvoor moet doen. (Gelach)
Collega’s, er zijn al heel wat terechte vragen gesteld, die ik allemaal niet zal herhalen, maar die ik wel onderschrijf. Ik heb een bijkomend voorstel, minister. Heel wat jonge mensen die in de zorg werken, die aan het begin van hun professionele carrière staan, zeggen mij dat ze gerust meer willen werken dan een gewoon uurrooster. Maar om dat dan nadien te moeten overnemen in overuren, daar hebben ze niet veel zin in. Ze willen werken voor hun huis, voor een nieuwe auto, voor wat weet ik allemaal. Is er een mogelijkheid om daar iets aan te doen, om ervoor te zorgen dat de mensen die bereid zijn om vrijwillig overuren te doen – in de zorg, uiteraard – daar financieel beter van worden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, we hebben inderdaad zowel een langetermijnoplossing als een acute oplossing nodig. De plannen voor de lange termijn gaan niet noodzakelijk direct impact hebben. Ik verwijs naar het actieplan ‘Werk maken van werk in de zorgsector’. Mijn eerste vraag daarbij, minister, is of dat al geëvalueerd is. Waar staan we met de zijinstroom 2021-2024 in dat plan?
Collega’s, we hebben met de N-VA-fractie ook een conceptnota ingediend, met vijf stappen daarin – en ik hoor van allerlei collega's gelijkaardige voorstellen: flexibiliteit in de personeelsvormen, flexibiliteit in de inzet van personeel, zelfstandige gepensioneerden kunnen inzetten, en ook studenten kunnen inzetten. De opleiding ‘project 600’ kennen we allemaal. Maar zijn er daar nog andersoortige opleidingen richting zorgkundige, bijvoorbeeld vanuit het ondersteunend personeel, en uiteraard de evaluatie ervan? Minister, wij denken dat we daar nu versneld op moeten inzetten, voor die acute situatie.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, u spreekt over de mensen die vandaag thuis kijken en zegt dat de nood acuut is. Dat is absoluut zo. Die nood is absoluut acuut. Het eerste snelle dat we moeten doen, is zorgen dat het aantal besmettingen weer naar beneden gaat, want het is daardoor dat mensen die in de zorg werken, vandaag besmet thuis zitten en in quarantaine thuis zitten, en daardoor de druk nog veel meer op de overige collega’s weten te halen. Ik hoop dat degenen die thuis kijken, ook goed dat beeld voor ogen houden dat dat absoluut noodzakelijk is en dat iedereen daar met zijn individuele gedrag een rol in kan spelen.
Collega Anaf, ik besef zeer goed wat de situatie is. Maar laat ons daar alstublieft geen politiek rond voeren en er ook geen polemiek rond voeren. De situatie in de ziekenhuizen is even groot als die in de woonzorgcentra. Ik ga ook niet zeggen: ‘Mijnheer Vandenbroucke, wat gaat u doen? Want er is daar geen volk.’ Dat doen we toch niet? We zoeken samen naar oplossingen. Dat is wat de mensen van ons verwachten.
Ik zal u een aantal van die dingen aangeven. Ik heb met collega Vandenbroucke over een aantal zaken gesproken. Als we het hebben over wie welke handelingen moet doen, dan moeten we durven te spreken over KB 78. Mevrouw Saeys, u stelde de heel correcte vraag of we niet moeten zorgen dat bepaalde handelingen ook door anderen kunnen gebeuren, of het niet logisch is dat bijvoorbeeld een leerkracht een leerling die diabetes heeft, ook kan helpen, of we de bekwame helper niet kunnen legaliseren.
Dat zijn de zaken waarvan ik vind dat we daar een antwoord op kunnen bieden. Dat zijn zaken die ik met minister Vandenbroucke moet overleggen. Zo zijn er nog aan een aantal zaken waarover ik zeg dat we die moeten durven aanpakken en dat we daar moeten durven naar kijken. Ik heb niet altijd zelf de instrumenten in handen om dat te doen, maar dat belet mij niet om mijn verantwoordelijkheid te nemen en daar dan met de verantwoordelijke minister naar te kijken. Mijnheer Anaf, probeer daar toch niet in te polemiseren, want het is heel gemakkelijk om de bal dan terug te kaatsen. Ik denk dat de mensen daar niks aan hebben.
U hebt gesproken over ‘Help de helpers’. Ja, inderdaad, ik heb al in de commissie gezegd dat wij dat hebben ingekanteld in vrijwilligerswerk.be. We hebben daar ook een appel op gedaan. We hebben aan de organisaties gevraagd om opnieuw dat spoor te bewandelen. Dat doen we volop, alleen zitten we nu in een andere situatie dan in maart-april 2020, want toen waren vele sectoren gewoon gesloten. Vandaag is dat niet het geval. Toen waren er velen die een zorgdiploma hadden, maar in tijdelijke werkloosheid zaten en via dat kanaal zijn bijgesprongen. Dat is nu anders, maar dat wil niet zeggen dat we dat kanaal hebben afgesloten. U zegt: hebt u geen urgentieplan? Ja, dat is het cascadedocument, dat is hetgeen we met de sector zelf hebben overlegd.
Ik zie u zo vreemd kijken. Wat is nu een cascadedocument? Ja, u bent al een tijdje afwezig in de commissie, vandaar dat u misschien niet meer helemaal mee bent, maar dat is wat mij betreft ook geen ramp. (Gelach. Opmerkingen)
Maar het cascadedocument, mevrouw Vandecasteele, is het document dat is overlegd met de sector om te kijken waar men kan ingrijpen als er tekorten zijn. Dat is het nood- en urgentieplan waar de heer Anaf naar verwijst.
Dan is er uw vraag over de structurele elementen. Ja, wij hebben sinds 1 juli 146 miljoen euro extra in de woonzorgcentra gepompt. Dat betekent bijkomende mensen. Die mensen moeten ze gaan zoeken. Dat betekent dus bijkomende vacatures. De aantrekkelijkheid van de job is belangrijk, dat zien we ook bij de instroom in het onderwijs. Meer mensen hebben dit jaar gekozen voor een opleiding in zorg en welzijn, maar dat levert ons vandaag natuurlijk nog geen bijkomende mensen op. Dat zijn structurele investeringen die we doen, en we moeten daarbij de andere elementen mee oppakken.
Collega Daniëls, ik heb verwezen naar het actieplan rond vier belangrijke domeinen, ook wat de zijinstromers betreft. Daar zijn wij nu inderdaad mee bezig onder leiding van Inge Vervotte. Ik hoop dat ik daar snel mee naar de regering kan gaan. Ik vermoed dat u en uw partij dat ook wel steun zullen geven.
Dat zijn de elementen waarrond we op dit ogenblik bezig zijn.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
We proberen u hier duidelijk te maken dat de situatie in de zorg vandaag problematisch is en u begint met te zeggen dat we er vooral voor moeten zorgen dat het aantal besmettingen moet zakken. Dat klopt, maar ik hoop dat u goed beseft dat we sneller moeten zijn dan het aantal besmettingen dat zakt. We kunnen niet wachten tot eerst het aantal besmettingen zakt en pas daarna zeggen dat we naar de zorg zullen kijken. Dat is het probleem. Er is vandaag een acuut probleem in de zorg. Ik heb u uitgelegd dat vandaag de mensen moeten kiezen: wie geven we zorg, wie geven we geen zorg? Dat is het risico van vandaag. En dan komt u weer af met een aantal maatregelen zoals vrijwilligerswerk.be, dat vandaag blijkbaar moeilijk werkt. Dan komt u af met maatregelen uit het VIA 6, waarvan we vandaag nog geen resultaten kunnen zien. We hebben vandaag wel resultaten nodig, minister. Dat is het probleem. U spreekt over een uitstroom van de mensen die gepensioneerd zijn. Het probleem is net dat mensen vandaag uit de zorgsector weggaan omdat de werkdruk torenhoog is. Op dat vlak moet u vandaag ingrijpen om te voorkomen dat de sector nog meer leegloopt. En dat kan inderdaad door samen te werken met de sector, dat kan door te kijken naar het Rode Kruis, dat kan door mensen die halftijds aan het werk zijn en dat willen, meer uren te geven. (Applaus van Jos D’Haese)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, wij gaan op verschillende fronten moeten werken. En u hebt het zelf gezegd: er is een acuut maar ook een chronisch probleem. En we zitten met een probleem van zowel instroom als uitstroom. We gaan in die instroom dus echt wel out of the box moeten beginnen te denken, omdat we anders nog meer in de problemen gaan komen. U hebt gelijk: de besmettingen moeten zakken, zodat de werklast al deels afneemt. Maar dat neemt niet weg dat er problemen zijn in de zorg- en welzijnssector. En het is vooral ook belangrijk – en dat merk ik genoeg bij collega's – dat we de mensen die nu in de zorg zitten, moeten proberen te houden. Ik merk ook dat er heel veel mensen zijn die zeggen dat ze dit niet meer aankunnen, dat ze er gewoon mee stoppen. We moeten die mensen voldoende erkenning geven, en die werkdruk naar beneden krijgen, zodat we die mensen toch ook niet verliezen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, we zijn hier twee en een half jaar geleden samen gestart. Had toen iemand gezegd dat er een moment zou komen dat de zorgsector aan ons, aan de politiek zou zeggen dat men misschien binnenkort zou moeten kiezen wie men gaat verzorgen, dan had niemand dat geloofd. En niemand van ons had ook verwacht dat we zo'n politieke verantwoordelijkheid zouden dragen. En u draagt die ook, minister. En uiteraard is de uitdaging structureel. Maar laat uzelf vooral niet wijsmaken dat VIA 6 dé oplossing voor dat alles zal zijn, en dat het daarmee tot een einde is gekomen. De sector heeft ook meteen gezegd dat dit pas stap één is.
Maar er is wel een acuut probleem. En eigenlijk: in alle minuten die u nu aan het woord geweest bent, hebt u mij niet overtuigd dat u een plan hebt voor de komende maand. Want het gaat niet over de besmetting en de gevolgen daarvan binnen twee maand of binnen drie maand, het gaat over komende maand. Hoe gaan we ons daarop voorbereiden? En wat doet u ten tweede om ervoor te zorgen dat u bij een vijfde of zesde golf niet dezelfde problematiek hebt?
En uiteraard zijn dat alle beleidsniveaus samen, we zullen daar mee aan die kar trekken. Maar ik vraag u bijvoorbeeld heel uitdrukkelijk om de tijdelijke transfer te bekijken, waar mensen die uit de zorg gestapt zijn zouden kunnen terugkeren voor een heel korte piekperiode, om daar hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen, en dat te doen aan goede arbeidsvoorwaarden, en met een overeenkomst met hun huidige werkgever. Bedankt.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik kwam naar hier om een aantal alarmkreten uit de sector te komen vertolken, die heel talrijk zijn. Het gaat over mensen die echt ten einde raad zijn. En ik kwam naar hier om u dan te vragen naar concrete dingen op korte termijn die hun zouden kunnen helpen. En u kiest er dan voor om in uw eerste antwoord die vraag compleet te negeren en alleen over de langetermijnzaken bezig te zijn. En als ik me daar dan over opwind, zegt u in uw repliek dat ik een polemiek voer.
U zegt dan verderop dat we moeten samenwerken, dat we samen naar oplossingen moeten zoeken. Dat is wat exact wat ik hier probeerde te komen doen. Maar ik denk niet dat we, als we op die manier met elkaar in discussie gaan, tot veel samenwerking zullen komen. En ik betreur dat erg. Dat is een keuze die u maakt, en ik betreur dat zeer erg. Maar dat zal er niet voor zorgen dat ik niet de komende weken en de komende maanden vragen blijf stellen naar wat er op dit moment voor die mensen kan gebeuren. En ik hoop dat we de volgende keer al niet te laat zijn met die discussie.
De actuele vragen zijn afgehandeld.