Report plenary meeting
Report
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister, Boom, Lommel, Lombardsijde, Geel, Steenokkerzeel, Koksijde: in al deze gemeenten komt er binnenkort een nieuw asielcentrum. Dat is het gevolg van het feit dat de capaciteit van 27.000 plaatsen in Vlaanderen en Wallonië in 60 centra helemaal vol zit. Er is een buffer van 5400 plaatsen nodig. Dus komen er overal nieuwe centra. Het klassieke scenario is dat het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil) of het Rode Kruis een locatie zoekt en huurt, wat verbouwingswerken en dergelijke meer doet om uiteindelijk vlak voor de asielzoekers voor de deur staan, de burgemeesters en de lokale besturen in te lichten. We kennen dat scenario ondertussen.
De burgemeesters zijn dat kotsbeu. Burgemeester Jeroen Baert uit Boom zegt dat hij op geen enkel moment feedback krijgt. “Is het verwonderlijk dat het vertrouwen ontbreekt? Het is onbegrijpelijk dat men een dergelijk asielcentrum gedwongen gaat opleggen. We gaan dat met alle mogelijke middelen bestrijden.” Burgemeester Vera Celis uit Geel stelt: “We waren graag op tijd betrokken geweest, niet pas aan het einde van de rit. Onbegrijpelijk.” Burgemeester Kurt Ryon uit Steenokkerzeel zegt: “Wat me tegen de borst stuit, is dat we dit als bestuur via de pers moeten vernemen. Je vraagt je af of er geen enkele elementaire beleefdheid meer is bij de ministers. Is het zo moeilijk om met de betrokken gemeenten eerst aan tafel te gaan zitten? Er zijn grenzen.” Einde van de vele citaten.
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, u dus, moet aan de kant van de burgemeesters staan. U bent hun tolk. U bent hun pleitbezorger. Maar dat doet u niet. Integendeel, u treedt op als de Vlaamse vazal van de federale leenheer. Het enige wat er is, zijn verbindingsofficieren – ik noem hen graag volkscommissarissen – die op vraag van de gemeenten uiteindelijk de bevolking het mes op de keel moeten zetten om het centrum alsnog op te dringen.
Dwang, voldongen feiten en een gebrek aan communicatie zijn kenmerken van een slecht beleid, minister. De Vlaamse overheid mag zich niet neerleggen bij dat slechte beleid en mag niet collaboreren met de federale overheid maar moet uiteindelijk zelf initiatieven nemen.
Ik heb dus de volgende vraag. Zult u, naar aanleiding van deze zoveelste asielcrisis, aan de kant staan van die lokale besturen, van de moegetergde, boze, gefrustreerde burgemeesters? Of blijft u het federale beleid steunen? Voor ons is het duidelijk, voorzitter. We hebben geen nood aan meer asielcentra, we hebben nood aan minder asielzoekers. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, u hebt mij hier al eens over ondervraagd, en ik heb toen een antwoord gegeven waarvan ik de hoofdlijnen kan herhalen. Eerst en vooral is asielbeleid een exclusief federale aangelegenheid. Het is de federale overheid die verantwoordelijk is voor het asielbeleid, die beslist wie er asiel krijgt en wie niet, waar er eventueel asielcentra komen om die mensen op te vangen en hoe dat moet gebeuren.
Ik heb mij toen naar aanleiding van een aantal incidenten geëngageerd om twee zaken te doen. Eerst en vooral heb ik me ertoe geëngageerd om aan federaal staatssecretaris Mahdi te vragen om snel, in een vroeg stadium, de burgemeesters op de hoogte te brengen. Staatssecretaris Mahdi heeft mij verzekerd dat hij de burgemeesters contacteert als er plannen zijn voor een asielcentrum. Verder zal Fedasil, op het moment dat het een contract heeft afgesloten met de eigenaar van een gebouw, in de toekomst het lokale bestuur benaderen.
Een tweede zaak waartoe ik me geëngageerd heb, is dat lokale besturen zullen worden ondersteund wanneer er beslist wordt om een asielcentrum op te richten in hun gemeente, dat zij van Vlaanderen alle steun en alle informatie krijgen die ze nodig hebben om dat op een goede manier te begeleiden. We hebben daarvoor in totaal acht verbindingsambtenaren of -officieren, of volkscommissarissen, aangesteld, die ter zake de burgemeester kunnen bijstaan bij alle vragen die hij heeft en die op alle problemen die hij heeft zullen proberen te anticiperen. Ten tweede hebben we heel wat informatie klaargestoomd voor die burgemeesters, voor die lokale besturen, omdat ze natuurlijk geconfronteerd worden met een heel moeilijke situatie. We willen hen op die manier een goede ondersteuning bieden op het vlak van informatie en expertise. Dat is wat wij gedaan hebben.
De kritieken die we in de krant lezen, zijn geen kritieken richting Vlaanderen en richting de ondersteuning die wij aanbieden. Als er al kritiek is, is die tweeërlei: ten eerste burgemeesters die manifest niet akkoord zijn met het feit dat er in hun gemeente een asielcentrum komt en ten tweede burgemeesters die soms klagen over een gebrekkige of laattijdige informatie van de federale overheid. Ik denk dat wij met Vlaanderen onze engagementen nakomen en onze verantwoordelijkheid nemen voor ons deel van dit verhaal.
De heer Dewinter heeft het woord.
U mag zich niet wegsteken achter federale bevoegdheden en dergelijke, minister. U bent de minister die verantwoordelijk is voor de lokale besturen. U moet hun verdediger zijn. U moet uiteindelijk hun belangen verdedigen bij de federale overheid wanneer noodzakelijk.
Neem een voorbeeld aan uw collega Zuhal Demir. Zij doet dat wel. Zij is in staat om die federale overheid uiteindelijk een hak te zetten en te zeggen: tot hier en niet verder. Dat moet u doen. Want die lokale besturen worden zwaar belast. Politie-inzet, OCMW, sociale diensten, onderwijs, kinderopvang enzoverder komen allemaal ten laste van de lokale besturen en gemeenten. En daar steekt u uiteindelijk uw kop in het zand. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. U moet hun pleitbezorger zijn. Zij moeten daarop kunnen rekenen. En dat doet u niet. U herkauwt altijd maar hetzelfde verhaaltje en u legt zich neer bij de beslissingen van de Federale Regering. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Onze lokale besturen en hun inwoners zijn weinig gebaat met hulp in verzet tegen de federale overheid. Wat de minister zegt, is helemaal waar. Wanneer er een asielcentrum komt, is dat een heel ingrijpende gebeurtenis, om verschillende redenen. Lokale besturen zijn gebaat met hulp bij de organisatie, logistiek, informatie en communicatie. Als het nodig zou zijn, als het lokaal bestuur daar om zou vragen, is het misschien een piste om dat te versterken, om dat langduriger te maken, om die hulp aan dat lokale bestuur te intensifiëren en langdurig te maken.
Ten tweede wil ik toch nog eens bevestigen dat de staatssecretaris voor Asiel en Migratie steeds onmiddellijk contact opneemt met het lokale bestuur. Dat is in elk geval tot nu toe zo gebeurd.
Minister, als een lokaal bestuur dat zou willen vanuit Vlaanderen, kan er dan een intensifiëring zijn van de hulp bij de komst van een asielcentrum?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het lijkt onze fractie zeer evident dat, op het moment dat er mensen op de vlucht zijn, wij als land en regio bekijken hoe we dat op een ordentelijke manier en met respect voor de mensenrechten, maar ook voor de mensen hier, kunnen organiseren. En als zoiets wordt beslist, dan moet dat uiteraard op een ordentelijke manier en tijdig worden gecommuniceerd. Ik begrijp uit de tussenkomst van collega Partyka dat dat in dezen ook gebeurt.
Het is belangrijk dat de ondersteuning er is om om te gaan met de vragen die dat oproept. Maar die solidariteit kunnen we volgens ons niet in de weegschaal leggen. Het is dus zeer belangrijk dat die ondersteuning inderdaad voldoende en lang genoeg is om op een goede manier lokale besturen daarin mee te nemen. Na verschillende trajecten in het verleden zou er intussen toch genoeg ervaring moeten zijn om een goed draaiboek te ontwikkelen. Minister, ik heb een zeer eenvoudige vraag: op welke manier werden eerdere trajecten geëvalueerd? Worden die lessen meegenomen in wat er nog in de toekomst zal gebeuren? Want die solidariteit staat voor ons buiten discussie, collega's, en zal ook in de toekomst nog nodig zijn.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega's, het is natuurlijk een federaal thema. Maar ik zal elke gelegenheid aangrijpen om het catastrofale migratiebeleid dat wij vandaag kennen ook hier aan te klagen.
Minister, we weten allemaal dat er vandaag weinig tot geen draagvlak is bij de mensen als het aankomt op die opvangcentra. Als de burgemeester van Steenokkerzeel vandaag verontwaardigd is als er zonder enig overleg wordt beslist om zo'n centrum te openen op zijn grondgebied, dan kunnen wij die verontwaardiging alleen maar mee onderschrijven. Ik vraag me af wat een staatssecretaris op zo’n moment denkt, wanneer er zo'n beslissing wordt genomen boven de hoofden van de mensen. Ik vraag me dat werkelijk af.
Los daarvan, minister, lijkt een betere afstemming tussen het migratiebeleid en ons integratiebeleid mij een echte must. U hebt in het verleden uitspraken gedaan over een eventuele interministeriële conferentie (IMC). Kunt u mij daarover een stand van zaken geven? (Applaus van Axel Ronse)
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega's, dit is het Vlaams Parlement. Het federaal parlement bevindt zich aan de overkant. En in een rechtsstaat met verdeling van bevoegdheden lijkt het mij het best dat we die ook respecteren. En in een rechtsstaat is het zo dat, wanneer mensen hun land ontvluchten en hier hun heil zoeken, zij moeten worden gescreend, geëvalueerd en dat er moet worden nagekeken of zij het recht hebben om hier te blijven. Asielcentra zijn dus niet alleen een probleem, maar kunnen ook een oplossing zijn, in afwachting van een beslissing over het lot van de mensen die hier zijn. Zeven op de tien burgemeesters geven trouwens aan dat ze geen probleem hebben met asielcentra, opvangcentra in hun gemeente, of dat er geen problemen zijn. Maar uiteraard, wanneer zo'n asielcentrum er komt, roept dat vragen en angst op bij de bevolking. En dan is het van kapitaal belang om te luisteren naar de bezorgdheden, om te kijken waar er kan en moet worden bijgestuurd, maar ook om duidelijk te informeren waarover het gaat. De verbindingsofficier van de Vlaamse Regering lijkt mij de ideale persoon om als tussenpersoon tussen de Vlaamse bezorgdheden en het federale beleid op te treden. Dat is een constructie die onze goedkeuring kan wegdragen.
Mevrouw Sminate, het is toch flagrant dat u hier het asielbeleid komt peroreren, terwijl u nog niet zo lang geleden de staatssecretaris voor Asiel en Migratie leverde. (Opmerkingen van Nadia Sminate)
Ík ben aan het woord. Ik stel voor dat we ons in Vlaanderen focussen op wat Vlaanderen kan doen om Vlaanderen beter te maken. (Applaus van Marino Keulen)
Minister Somers heeft het woord.
Zoals u waarschijnlijk weet, ben ik al twintig jaar burgemeester in een centrumstad, en heb ik heel regelmatig beslissingen moeten nemen over inplantingen van allerlei functies die door de directe omgeving niet gesmaakt werden – omdat er nu eenmaal in ons land plaats moet zijn voor gevangenissen, voor asielcentra, voor brandweerkazernes, voor sociale woonwijken, voor gewestwegen. Ik noem die vijf op omdat dat vijf typische voorbeelden zijn waarvan elke burgemeester weet dat, als het op je afkomt, het niet gemakkelijk is om een plek te vinden, om een omgeving te vinden die daar tevreden mee is of blij mee is. En toch moet je dat doen.
Ik sta aan de kant van de burgemeesters, als minister van Binnenlands Bestuur, in die mate dat zij goed moeten worden ondersteund wanneer er moeilijke beslissingen op hen afkomen. Dan moeten ze alle informatie hebben om die beslissing op een goede manier te nemen. Maar ik ga niet zover dat ik als minister zeg dat elke keer als een burgemeester ontevreden is met een bepaalde taak die op hem afkomt, ik aan zijn kant ga staan om die taak af te weren. Want dan zou onze samenleving niet meer kunnen functioneren.
Trouwens, de Vlaamse Regering doet dat zelf ook niet. Ze heeft bijvoorbeeld een sociaal objectief gesteld, waarbij elke gemeente de taak krijgt om een welbepaald aantal sociale woningen te bouwen. Ook dat wordt gecontesteerd door sommige burgemeesters. Met de oprichting van de brandweerzones moeten bepaalde brandweerkazernes ingepland worden, en dat wordt ook gecontesteerd door bepaalde burgemeesters. En toch doen wij dat in Vlaanderen ook, omdat het nu eenmaal niet anders kan. Dat is een stuk solidariseren van de moeilijke opdracht die een samenleving nu eenmaal heeft.
En ja, asielcentra zijn daarbij een moeilijke opdracht, dat is niet eenvoudig. We kunnen discussiëren of we veel of weinig asielcentra nodig hebben, en hoe we dat beter of minder goed kunnen doen, maar dat is voor een ander parlement. Alleszins, als de federale overheid zegt dat zij een aantal asielcentra gaan inplannen, dan is het debat daarover federaal te voeren, en dan is hier de vraag wat een Vlaamse Regering kan doen om zo'n lokaal bestuur bij te staan in de taken die het dan al dan niet op zijn schouders heeft. En dan zie ik verschillende reacties bij burgemeesters, mijnheer Dewinter.
Er zijn burgemeesters – en ik respecteer dat – die zeggen: ‘In mijn gemeente niet.’ Omdat men het politiek oneens is, of omdat hun gemeente daar niet voor geschikt is. Omdat ze veel overlast hebben of omdat de inplanting op een slechte plaats is. Zij willen dat niet, en dus verzetten ze zich ertegen. Hun verzet is soms zodanig principieel dat zij tegen Vlaanderen zeggen dat zolang dat centrum er niet is – ze hebben tot nu toe alleen een telefoon gekregen of informatie van de federale overheid dat ze de intentie hebben om een asielcentrum te bouwen – zij ook niet in dialoog willen gaan met Vlaanderen. Zij hebben dat nu niet nodig, want ze willen daar een principiële lijn in trekken. Ik kan dat alleen maar respecteren. Op dat moment kunnen wij alleen maar een aanbod doen, en dat is een vrijblijvend aanbod. Als dat afgewezen wordt, heb ik daar alle respect voor. Dat is de lokale keuze van de burgemeester in zijn opstelling.
Er zijn burgemeesters die zeggen dat zij niet tevreden zijn, maar aangezien het er toch komt, gaan ze met Vlaanderen samenwerken om dat zo goed mogelijk te doen. Neem bijvoorbeeld de burgemeester van Geel. Daar hebben we op 9 november een informatieavond georganiseerd. Wij vanuit Vlaanderen, met het Agentschap Integratie en Inburgering, en de burgemeester en het stadsbestuur van de stad Geel hebben dat samen georganiseerd.
Er zijn andere burgemeesters die zeggen dat dat voor hen wel kan. Zij nemen een deel van die verantwoordelijkheid op, maar ze weten eigenlijk niet hoe ze daaraan moeten beginnen. Die komen dan actief steun zoeken van de Vlaamse overheid. Wel, wij hebben die steun nu klaar. De draaiboeken zijn er, die bestaan. Mevrouw Partyka, als er gemeentebesturen zijn die extra ondersteuning nodig hebben in dit traject om problemen op te lossen, dan staan wij klaar om dat te doen. We gaan daar geen extra financiering aan verbinden, maar we gaan ze wel de weg wijzen, we gaan tonen hoe ze dat kunnen doen om de praktische problemen, de organisatorische problemen, de communicatieve problemen, de veiligheidsproblemen, welke problemen dan ook, aan te pakken, in de mate dat Vlaanderen daarin de verantwoordelijkheid draagt. Wij zullen altijd bereid zijn om te helpen waar nodig.
Maar de fundamentele discussie – willen we ja dan neen een asielcentrum, en waar komt er een asielcentrum – is een debat dat hier niet thuishoort. Dat is een debat voor aan de overkant, in het federaal parlement. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister, u staat niet aan de kant van de lokale burgemeesters, u staat aan de kant van de asiel-, de pro-immigratie- en de opengrenzenlobby. Punt, andere lijn.
En wij staan aan de kant van die kleine burgemeesters die niet de middelen en de mogelijkheden hebben die u hebt. De burgemeesters van Boom, van Steenokkerzeel, van Geel en aanverwanten gaan in het verzet. En die doen feitelijk wat de Polen op dit moment doen. Burgemeesters beschermen de grenzen van hun gemeente, de Polen beschermen de grenzen van Europa, dat is hetzelfde verhaal.
En ik stel vast dat ook de heer Mahdi van CD&V en Open Vld achter het feit staan dat in Polen die asielzoekers die aan de grens proberen binnen te dringen om uiteindelijk Europa te koloniseren en de islamiseren, asiel moeten kunnen aanvragen. Wel, wat dat betreft, staan wij aan de kant van de Polen, net zoals wij aan de kant van de lokale burgemeesters staan, omdat zij de soevereiniteit van hun land en van hun eigen gemeenten en de eigen burgers in hun gemeente en in hun land willen beschermen. En daarvoor zijn er grenzen, grenzen aan onze zogenaamde gastvrijheid, aan onze zogenaamde tolerantie en onze multiculturaliteit. Die grenzen, minister, zijn meer dan bereikt. En ik hoop dat we net zoals Polen de grenzen van onze gemeenten dichthouden voor uw asielzoekerscentra en asielzoekers, dat de migratie-invasie stopt en dat men straks, zeker de N-VA, met de moed en de kracht van de overtuiging hier onze motie pro Polen zal willen steunen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.