Report plenary meeting
Actuele vraag over de lange busritten in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over de lange reistijden naar school van leerlingen in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over de problemen met het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over de urenlange ritten van en naar school voor kinderen in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over het busvervoer voor leerlingen uit het buitengewoon onderwijs
Report
Collega’s, iedere fractie heeft een actuele vraag gesteld over het onderwerp van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs. Die zijn zowel gesteld aan ministers Peeters als aan minister Weyts, die beiden aanwezig zijn.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat inderdaad over het leerlingenvervoer van het buitengewoon onderwijs. Het is helaas een probleem dat we al een tijdje meesleuren. Het is al van 2014 geleden dat we in Vlaanderen een onderzoek hebben gedaan om dat hele leerlingenvervoer in kaart te brengen. Er werd toen ook een vergelijking gemaakt met landen als Nederland en Schotland. Uit dat onderzoek is dan een conceptnota gekomen, die is voorgelegd door de toenmalige minister van Mobiliteit, Ben Weyts, en de toenmalige minister van Onderwijs, Hilde Crevits. Uit die conceptnota zijn dan de pilootprojecten gegroeid die nu nog lopen in Leuven en Roeselare en sinds twee jaar ook in Antwerpen. Die projecten bekijken een aantal alternatieve pistes. Dat gaat over het centraliseren van op- en afstapplaatsen en ook over het bekijken van voor- en naschoolse opvang voor die kinderen. Want aangezien er busvervoer is, bestaat die opvang er momenteel nog niet. Men probeert die nu ook in te richten. Maar het gaat evengoed over het zelfstandiger maken van de kinderen die nu op het busvervoer zitten en die misschien ook op alternatieve wijze in de school zouden kunnen geraken. Men zet mobiliteitscoaches in om die kinderen daartoe op te leiden.
U hoort het, minister, ik stel mijn vraag aan u, maar eigenlijk is dit een samenwerking van verschillende departementen. Het gaat over Onderwijs, over Mobiliteit, maar eigenlijk ook over Welzijn. Onze fractie denkt dat de kern van de oplossing deels ligt in een betere samenwerking tussen die drie departementen.
Minister, wat is uw visie? Hoe denkt u dat we op kortere, maar ook op langere termijn een einde kunnen maken aan deze problematiek, dat we ze kunnen oplossen, maar ook dat we kunnen vermijden dat ze telkens weer terugkeert?
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, collega's, beste ministers, ik vind dat de collega nogal snel naar oplossingen is gegaan, maar dat we toch echt eens moeten stilstaan bij het probleem. Dat probleem is dat we onze meest kwetsbare kinderen en jongeren, die in het buitengewoon onderwijs, tot 6,5 uur per dag op een schoolbus laten zitten en dat de gemiddelde ritten 3,5 uur per dag duren.
De minister had helaas alleen maar cijfers over de ritduur. Maar het katholiek onderwijs heeft nu een onderzoek gedaan waaruit blijkt dat meer dan duizend kinderen tussen de vier en de zes uur per dag op de bus van en naar school zitten. Dat is nog eens een veelvoud daarvan voor het volledige buitengewoon onderwijs. Ministers, dit neigt naar kindermishandeling. Want de impact op het leven van die kinderen en hun ouders is enorm. Ze zijn uitgeput wanneer ze op school toekomen, ze zijn over hun toeren wanneer ze op school toekomen, en sommigen moeten zelfs extra medicatie nemen.
Dit probleem komt regelmatig naar voren in de pers, ook onder uw voorgangers minister Smet en minister Crevits, maar er komt nooit een oplossing, integendeel. Het probleem wordt altijd maar erger, en dat komt omdat het aantal kinderen dat een beroep doet op dat busvervoer steeds stijgt, terwijl de middelen constant blijven.
U hebt dan in het begin van het schooljaar 1,8 miljoen euro vrijgemaakt. Maar eigenlijk blijkt uit de bevraging die we hebben gehad in de commissie dat dat amper een oplossing brengt. Er is eigenlijk veel meer nodig. En het Kinderrechtencommissariaat zegt dat kinderen eigenlijk maximaal twee uur per dag op een bus naar school mogen zitten.
Mijn vraag aan jullie is dezelfde als die van de ouders: los dit eindelijk op. Gaan jullie ervoor zorgen dat er maximaal 120 minuten ritduur zal zijn? En wat gaat u doen om dit zo snel mogelijk in orde te brengen? (Applaus bij Groen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister Peeters, minister Weyts, gisteren sprak ik met Marnic, de vader van Finn. Finn is 3 jaar. Toen hij voor het eerst met de bus naar het buitengewoon onderwijs moest, moest hij om 6 uur opstaan om de bus te halen. Hij was ’s avonds thuis om halfacht, voor een kind van drie. Ondergeplast na een rit van vier uur, overprikkeld en uitgehongerd, voor een kind van drie.
En Finn is niet alleen. Er is Kobe, Layla, Arthur. De lijst is lang, van leerlingen die drie, vier of vijf uur per dag op een bus doorbrengen, die oververmoeid op school aankomen, die overstrest terug thuiskomen, die moe aan een schooldag beginnen, wier dag eruitziet als: slapen, bus, school, bus, slapen. Zij hebben buiten de bus en de school geen leven meer. Dat is de situatie waarover we vandaag spreken.
En weet u wat die ouders mij zeggen, beste ministers? Mochten hun kinderen dieren zijn, mochten het kippen, katten, honden, koeien of varkens zijn, dan zou GAIA al snel een actie doen, en wie weet zou zelfs minister Weyts in actie schieten. Maar nu gebeurt er blijkbaar niets. Al twintig jaar sleept dit probleem aan.
Het eerste rapport van het Kinderrechtencommissariaat signaleert in 2011 dat er dan al een decennium problemen zijn. Al twintig jaar sleept dit probleem aan, al twintig jaar worden er oplossingen beloofd, en al twintig jaar verandert er op het terrein niks. De kinderen zitten integendeel langer op de bus dan een paar jaar geleden, in plaats van minder lang.
En wat zei u, minister, toen u gisteren overleg had en ouders aan de alarmbel trokken? Dan zegt u dat u openstaat voor alle oplossingen, maar niet voor meer budget. Dat zal niet van u komen. En u bevestigt het hier vandaag: alle oplossingen zijn mogelijk, maar er zal niet meer budget naartoe gaan.
U zegt dat men maar de grootouders moet inschakelen, of de buren, of de man in de straat. Wel, minister, dat is onaanvaardbaar. Is dat het warme Vlaanderen waar jullie voor staan? Geen extra budget voor kinderen die uren en uren en uren op de bus zitten?
Ik heb één heel duidelijke vraag. Zullen u en minister Weyts ervoor zorgen dat die kinderen niet langer dan één uur voor de heenrit en één uur voor de terugrit op de bus zitten, ja of neen? (Applaus bij de PVDA)
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, onlangs nog werd u bevraagd over de veel te lange busritten voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs. U liet toen weten dat 80 procent binnen de aanvaardbare regeling valt maar dat De Lijn ook geen cijfers heeft over hoelang die kinderen nu exact dagelijks op die bussen zitten. Eerder had de Vlaamse Regering al 1,8 miljoen euro aan middelen extra vrijgemaakt om de meest precaire situaties aan te pakken, en kondigde men aan dat er nog maar eens een werkgroep werd opgericht die de best practices van de pilootprojecten breed moest uitrollen.
Nu blijkt intussen uit een bevraging van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) dat zelfs 64 procent van de leerlingen dagelijks meer dan twee uur onderweg is. De logische vaststelling is dan dat die extra middelen voor de meeste leerlingen eigenlijk niet veel hebben opgebracht. Ook vanuit het Gemeenschapsonderwijs horen we dezelfde signalen dat er geen substantiële verbetering te merken is. De reactie van Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen liegt er dan ook niet om. Hij zegt: “Onze meest kwetsbare leerlingen kunnen niet rekenen op een menswaardig vervoer naar en van de school. De lange reistijden en de onaangepaste omstandigheden zijn al jaren een grote verzuchting. We vragen eindelijk een doortastend beleid van de bevoegde ministers.”
Collega’s, minister, dit was helaas te verwachten. We vinden dit allemaal een schandelijke situatie maar het was van meet af aan duidelijk dat die 1,8 miljoen euro aan middelen eigenlijk maar een schaamlapje was tegen het bloeden. U erkende zelf dat u minstens 40 miljoen euro nodig hebt om te voorkomen dat leerlingen de volgende jaren nog maximum drie uur per dag op een bus zouden zitten. Dat er nu bovendien ook nog eens een werkgroep wordt opgericht die nog maar eens oplossingen moet onderzoeken van problemen die men al jaren kent, is toch niet echt een bewijs van een krachtdadig beleid. En dus is mijn vraag welke bijkomende initiatieven deze Vlaamse Regering zal nemen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, collega’s, maandag konden we in de media schrijnende verhalen lezen van kinderen uit het buitengewoon onderwijs die urenlang op een bus moeten zitten voor ze op school geraken. Busritten van ongeveer vier uur per dag, tweemaal twee uur, zijn daarbij geen uitzondering. Kinderen moeten soms een papfles krijgen op de bus omdat er geen tijd is om voordien te eten. Kinderen hebben soms een luier aan omdat er gewoon geen mogelijkheid is om naar het toilet te gaan. Kinderen zijn oververmoeid omdat ze veel te vroeg moeten opstaan en veel te laat gaan slapen.
Minister, dat zijn verhalen die we allemaal kennen en die we allemaal al eerder hebben gehoord. Het zijn problemen die we in de commissie, in het parlement al jarenlang aankaarten. Niet alleen de parlementsleden doen dat, maar zeker ook de ministers. In 2016 was er nog conceptnota van toenmalig minister van Onderwijs, Hilde Crevits en toenmalig minister van Mobiliteit, Ben Weyts waarbij ze de reistijd voor leerlingen uit het buitengewoon onderwijs wilden inkorten en waarvoor verschillende proefprojecten werden opgestart die nu al jarenlang lopen waarvan er nog altijd geen evaluatie is gemaakt, laat staan een eindconclusie.
In september, twee maanden geleden, hebt u 1,8 miljoen euro uitgetrokken om extra busritten in te leggen maar blijkbaar is dat allemaal niet genoeg en blijft het probleem fundamenteel. Minister, ik weet dat het niet alleen uw verantwoordelijkheid is. Daarom zijn er ook collega's die vragen stellen aan minister Weyts. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van de minister van Mobiliteit en van de minister van Onderwijs en ik denk niet dat we iemand hier in het halfrond ervan moeten overtuigen dat het probleem nu voor eens en altijd fundamenteel moet worden aangepakt. Minister, welke initiatieven zult u op korte termijn maar zeker ook op lange termijn nemen opdat kinderen uit het buitengewoon onderwijs niet langer urenlang op een bus moeten zitten om naar school te gaan?
Mevrouw Robeyns heeft het woord
Minister, de reistijden van de bussen naar de scholen die ontzettend lang duren, zeker voor kinderen uit het buitengewoon onderwijs, zijn natuurlijk niet nieuw. Het is iets waar al heel veel ouders, kinderen, scholen, internaten en parlementsleden al jaren voor aan de alarmbel trekken. En jammer genoeg is er tot op de dag van vandaag nog altijd geen structurele oplossing voor de schrijnende situatie van die kwetsbare kinderen. Op zich hoeft dat niet te verbazen want u hebt zelf gezegd dat het budget voor dat collectief vervoer sinds 2013 nagenoeg hetzelfde is gebleven terwijl het aantal leerlingen en het aantal onderwijsinstellingen uiteraard is toegenomen.
U hebt in september inderdaad 1,8 miljoen euro vrijgemaakt en u zei toen onmiddellijk dat dit enkel voor de meest precaire noden was. Voor een structurele oplossing van het probleem is minstens 40 miljoen euro nodig.
Het hoeft dan natuurlijk niet te verwonderen dat er nu vanuit het onderwijs wordt gezegd dat er sinds september geen substantiële verbetering qua busvervoer merkbaar is. Het hoeft spijtig genoeg ook niet te verwonderen dat die resultaten uit die bevraging naar boven komen, namelijk dat in de helft van de scholen de eerste kinderen inderdaad al voor half zeven ’s ochtends worden opgehaald, dat heel veel kinderen twee, drie, vier, vijf uren op een bus zitten. Men moet toegeven dat dat onmenselijk lang is, en die reistijden wegen ontzettend op het welzijn van die kinderen, op hun levenskwaliteit en uiteraard ook op de levenskwaliteit van hun ouders en hun familie. Het gaat hier over kwetsbare kinderen. Minister, laten we eerlijk zijn: eigenlijk is het een schande dat men er anno 2021 in een welvarende regio als Vlaanderen niet in slaagt om kinderen op een menswaardige manier naar school te brengen. Iedereen heeft recht op het beste onderwijs, in de beste omstandigheden, en wat de Vooruitfractie betreft, hoort daar alleszins ook bij dat men binnen een redelijke termijn op school moet geraken. Mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig: wat gaat de Vlaamse Regering op korte termijn doen om dit probleem nu eens eindelijk structureel op te lossen? (Applaus bij Vooruit)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Beste minister Weyts, ik heb een groot déjà-vugevoel na het horen van de verhalen van afgelopen week, verhalen die hier al zijn genoemd, zoals het verhaal van Kobe, 2,5 jaar, die meer dan vier uur per dag op de bus zit. Tuur zit meer dan vijf uur per dag op de bus, en Fien zit zelfs meer dan zes uur per dag op de bus. Dat zijn verhalen die beschamend zijn. Ze zijn niet enkel beschamend voor u als minister of voor de regering. Ze zijn ook beschamend voor mezelf, beschamend voor heel het parlement, beschamend voor het onderwijsveld. Ik vraag me af, net als vele mensen, hoe het kan dat we in een regio leven die een van de hoogste belastingen ter wereld heeft, maar die toch een basistaak zoals het vervoer van en naar school van kinderen die het meest kwetsbaar zijn, niet op een goede manier kan vervullen. Dat is toch echt iets wat we bij de wortel moeten aanpakken. Ik wil hier niet de schuld op de ene of de andere minister steken, want daar gaat het niet over. Dit is een probleem dat wij allemaal moeten oplossen, ook met het onderwijsveld. Of dat nu te weinig of te veel is, er zijn hier de afgelopen jaren extra middelen uitgetrokken, maar de planning van die ritten blijft achter. Mijn concrete vraag is: hoe gaat u ervoor zorgen dat men samen met het onderwijsveld op een gedegen manier en ruim op voorhand extra ritten kan inplannen en dat die structureel worden verankerd, zodat die kinderen niet die beschamend lange reisduur op de bus moeten doorbrengen?
Leden van de regering, ik weet niet hoe jullie dit concreet gaan aanpakken. Antwoordt minister Peeters eerst?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vragen. We hebben allemaal inderdaad niet alleen afgelopen maandag, maar ook begin september die schrijnende verhalen gehoord en die schrijnende beelden gezien. Dat is iets wat een mens raakt. Niemand zou willen dat zijn of haar kind op een dergelijke manier urenlang in een bus moet zitten om van en naar school te gaan. Toen wij in september 2021 met die problemen werden geconfronteerd en zo veel van dergelijke verhalen ter ore kregen, en het is wel zo dat in 2020 de situatie door covid iets anders was, hebben wij onmiddellijk geschakeld. Ik heb binnen mijn eigen bevoegdheid onmiddellijk bekeken of ik extra middelen kon vrijmaken om de grootste noden onmiddellijk te lenigen. Dat hebben we gedaan, met 1,8 miljoen euro extra en ook ruim veertig ritten extra. Ik wil bij dezen even benadrukken, maar jullie hebben het zelf eigenlijk al voor een stuk geduid, dat deze problematiek al langer meegaat dan vandaag. Er is inderdaad in 2013 het verslag van het Kinderrechtencommissariaat gekomen. Er is in 2015 gewerkt aan een conceptnota voor nieuwe regelgeving. Herinner u immers: de huidige onderwijsdecreetgeving bepaalt dat elke leerling in het buitengewoon onderwijs recht heeft op collectief vervoer naar een school die het dichtstbij is gelegen en van een net naar eigen keuze. We weten ook dat er in dat buitengewoon onderwijs negen verschillende types zijn. We weten ook dat er voor bijvoorbeeld type 6 en type 7, mensen met een gezichtsprobleem of met een auditieve beperking, in een provincie vaak maar een of twee scholen zijn. Dat betekent al gauw dat kinderen gemakkelijk 40 à 50 kilometer moeten afleggen om daarnaartoe te gaan.
Dat is een probleem en dat moeten we oplossen.
Tegelijkertijd zijn er de budgetten. Sinds 2013 wordt jaarlijks een budget van om en bij 70 miljoen euro ter beschikking gesteld aan vervoersmaatschappij De Lijn om die ritten uit te tekenen. Er zijn meer kinderen gekomen, er zijn meer onderwijsinstellingen gekomen en er zijn meer afdelingen in diverse onderwijsinstellingen gekomen. Het budget voor de ritten is navenant niet gestegen. Dat geeft ook een probleem.
Wat ook een probleem is, is het capteren van alle data. Sommige ouders geven heel laat door waar een kind moet worden opgehaald. Ook dat is soms een probleem. Dat horen we ook. Kortom, er zijn veel problemen. Dat ontken ik niet. Die problemen moeten we ook aanpakken.
Wat hebben we begin september dan gedaan? Een kortetermijnschakeling: onmiddellijk die veertig extra ritten inzetten om een oplossing te bieden aan de meest precaire situaties. We hebben in september ook beslist dat we een werkgroep gaan oprichten samen met de collega's. Het is in eerste instantie een gedeelde bevoegdheid van collega Weyts, het departement Onderwijs, en van mijzelf wat betreft het uitrollen van de vervoersplannen voor de vervoersmaatschappij De Lijn. Daarnaast hebben ook andere ministers zich geëngageerd, ik denk aan minister Somers van het Agentschap Binnenlands Bestuur en de betrokkenheid van de lokale besturen, en minister Beke inzake Welzijn en kinderopvang. Ook minister Dalle van Jeugd heeft zich geëngageerd. We moeten hier werken aan een structurele oplossing.
Gaat dat van vandaag op morgen voor een probleem dat al decennialang aansleept? Neen, dat gaat niet. Maar we zijn er wel intens mee bezig. Dat kan ik u wel garanderen.
Ik zat gisteren inderdaad samen. Mijnheer D'Haese, ik denk niet dat u erbij was, en mocht u erbij zijn geweest, dan bent u alleszins fout gebriefd want ik heb niet gezegd wat u hier beweert. Maar soit, het is niet de eerste keer dat we dingen van u horen die niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Alleszins heb ik gisteren – die uitnodiging lag reeds langer vast – een aantal stakeholders gehoord, heb ik ouders gehoord, heb ik schooldirecties gehoord en heb ik leerlingenbegeleiders gehoord. Kortom, we hebben een heel grote, ruime en complexe problematiek. Samen met die stakeholders in onze werkgroepen vanuit de diverse kabinetten en samen met een denktank waarin we onder andere tal van andere experts hebben, zijn we volop aan het werken aan een oplossing. We hebben proefprojecten lopen in Roeselare, Leuven en Antwerpen, die sinds 2017 lopen, waarbij een aantal tussentijdse evaluaties zijn gebeurd en waar we een aantal goede elementen kunnen uithalen, zoals de collectieve opstapplaatsen. Vandaag wordt bijna elk kind aan de deur opgehaald. Dat betekent dat men in een hele verkaveling moet rondrijden om van deur tot deur te kunnen gaan met grote bussen, wat niet altijd aangewezen is en wat uiteraard de ritduur doet verlengen. Daar moeten we kijken wat een mogelijkheid is. We hebben mobiliteitscoaches die her en der voor oplossingen zorgen. We hebben voetgangers- en fietsteams. Sommige kinderen hebben recht op collectief vervoer terwijl ze op minder dan 2 kilometer afstand van de school wonen. Kortom, dat moet allemaal grondig geanalyseerd worden en daar moet een structurele oplossing voor komen.
Er is ook het engagement van onze werkgroep om binnen dit en twee maanden opnieuw te rapporteren over wat een mogelijke structurele oplossing kan zijn. We willen alleszins voor volgend schooljaar dat dergelijke schrijnende toestanden zich niet meer kunnen voordoen. Daarvoor hebt u alleszins mijn engagement. Ik zeg u opnieuw dat ik een kortetermijnoplossing heb uitgewerkt in september van dit jaar. We hebben ook in september onmiddellijk het engagement van de voltallige Vlaamse Regering voor een werkgroep waar vijf ministers en vijf kabinetten bij betrokken zijn met hun respectieve administraties. We werken nu samen aan een structurele oplossing om ervoor te zorgen dat we die schrijnende beelden niet meer moeten zien en dat al onze kinderen op een redelijke tijd en in fatsoenlijke omstandigheden zich van en naar school kunnen begeven.
Tot zover houd ik mijn tussenkomst.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel, minister Peeters en voorzitter, vanzelfsprekend. (Gelach)
Ik schets ter aanvulling nog even de historiek. Waarom zijn wij beiden bevoegd? De planning, de organisatie van de bussen zit bij Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Onderwijs moet voor de busbegeleiders zorgen, de mensen op de bus.
Wat is de historiek van de situatie? Vroeger was het zo dat er vervoer werd georganiseerd voor zowat het hele onderwijs. Dat is geleidelijk aan uitgefaseerd, maar niet voor het buitengewoon onderwijs. Waarom is dat daar blijven bestaan? Omdat buitengewoon onderwijs vaak een beetje weg van het historische centrum werd ingepland, moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Daarom heeft men dat behouden.
Die wet van 1983 die dat voorrecht voor het buitengewoon onderwijs in stand hield, daar is ondanks de staatshervormingen fundamenteel niets aan gewijzigd, al 38 jaar niet. Waarom is de problematiek nu acuter? Ten dele omdat meer mensen er gebruik van maken, maar ook omdat er meer rechthebbenden zijn. Iedereen die buitengewoon secundair of lager onderwijs volgt, kan er aanspraak op maken.
De capaciteit voor het buitengewoon onderwijs zal trouwens nog toenemen. We zullen ervoor zorgen dat er extra capaciteit komt in het buitengewoon onderwijs. Sommigen vinden dat negatief, ik vind dat positief, omdat de beste zorgen soms worden verstrekt door het buitengewoon onderwijs. We gaan ook zorgen voor een capaciteitsmonitor en specifieke budgetten op het vlak van infrastructuur vrijwaren voor en toewijzen aan het buitengewoon onderwijs. Het voordeel van het een en ander is dat er ook wel scholen dichterbij zullen komen, daar waar het nodig is, wat tot minder lange verplaatsingen zal leiden. Anderzijds zal ook de vraag toenemen.
Daarom moeten we die wet van 1983 fundamenteel tegen het licht houden. Dat gaat dan niet alleen over de mobiliteitsplanning, de routes die vandaag nog veel te veel met pen en papier worden uitgetekend. We moeten ook de focus leggen op diegenen die er het meeste nood aan hebben, die kinderen voor wie er amper alternatieven zijn. Dat moet het uitgangspunt zijn. Ik wil daarvoor ook mijn duit in het zakje doen, ook letterlijk, maar als het over de budgettaire consequenties gaat: vanuit MOW wordt hierin 70 miljoen euro per jaar geïnvesteerd, vanuit Onderwijs, vooral voor die busbegeleiders, 37 miljoen euro. Zijn de budgetten verhoogd? Alleen de budgetten voor Onderwijs ter zake zijn verhoogd. In 2019 was het 32 miljoen euro, dus daar is al 5 miljoen euro bij gekomen, maar de problemen zijn er niet bepaald minder op geworden. Er is een budgettaire massa van 107 miljoen euro voor de organisatie van het vervoer van 40.000 kinderen. Dat is bijna 2700 euro per leerling. Ik denk dat we dus echt moeten kijken om die wet van 38 jaar geleden fundamenteel tegen het licht te houden. We zouden de huidige budgetten veel beter kunnen besteden door het fundamenteel te herorganiseren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ministers, bedankt voor jullie antwoord. Ik ben er eigenlijk wel blij mee.
Mijnheer Bex, ik kijk inderdaad naar het probleem, want het is belangrijk om het te benoemen, maar dan zoek ik naar een oplossing. Het is naar de oplossingen dat we moeten kijken. Het zit in mijn constructieve aard om deze belangrijke problematiek zo te bekijken.
Ik hoor heel graag over uw initiatief rond die werkgroep, minister, te meer omdat het niet alleen Onderwijs en Mobiliteit zullen zijn, maar ook Welzijn, Jeugd en Binnenlands Bestuur – er wordt ook naar de lokale besturen gekeken om het een en ander op te vangen. Ik vind het een zeer goede zaak.
U sprak ook over die mobiliteitsambtenaren. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we de dingen bij naam durven te noemen. We kunnen beter organiseren wat we nu hebben, maar we moeten ook durven te kijken naar wat we kunnen verbeteren. Die voor- en naschoolse opvang is heel belangrijk om ouders ruimte te geven om hun kinderen te vervoeren, zodat ze niet op de bus terechtkomen. Maar we moeten zeker ook kunnen kijken naar de zelfstandigheid van de leerlingen. Die mobiliteitscoaches kunnen daar een belangrijke rol in spelen, denk ik. Ik hoor graag uw mening daarover.
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, ik wil graag constructief zijn, maar ik wil niet naïef zijn. Wanneer een minister die al acht jaar bevoegd is voor deze problematiek, niet verder komt dan een historische schets te geven waarom het allemaal zo moeilijk is, dan denk ik dat de ouders van die kinderen, en alleszins wij vanuit de Groenfractie, er geen vertrouwen in hebben dat deze Vlaamse Regering snel een oplossing zal bieden voor deze problematiek.
Ik heb geen van beide ministers horen antwoorden op de vraag wat zij nu een redelijke tijd vinden dat kinderen elke dag op de bus mogen zitten. Het Kinderrechtencommissariaat zegt: 120 minuten. Kunnen jullie dat bevestigen? Of nemen jullie afstand van wat het Kinderrechtencommissariaat vraagt?
Minister Peeters, in de begroting van 2022 is er op dat budget van 70 miljoen euro een stijging van amper 500.000 euro. Dat is hooguit een indexatie, zou ik zeggen. U hebt dus niet eens middelen voorzien om het komende jaar iets te doen. Voorziet u dan al meteen een begrotingsaanpassing? Zult u een amendement indienen op de begroting? Want als u de ambitie hebt om dit probleem tegen september 2022 op te lossen, dan zullen er ook middelen bij moeten komen. (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
De heer D’Haese heeft het woord.
Beste ministers, het is allemaal wel heel gemakkelijk. Door jullie beleid van de afgelopen jaren zitten kinderen met een beperking elke dag uren en uren op de bus naar school, terwijl jullie gewoon rustig iedere dag met de chauffeur naar Brussel rijden in de luxedienstwagen. Deze regering heeft 9 ministers, 14 chauffeurs en 34 dienstwagens. Ik wil gerust nadenken over oplossingen. Laat ons dat eens inzetten. Waarom pakken jullie niet eens de trein? (Rumoer)
Dit probleem sleept al twintig jaar aan, en al twintig jaar horen wij dit: historische schetsen, vage plannen, werkgroepen en zo verder en zo verder. En in de praktijk verandert er niets voor al die kinderen die uren op de bus zitten en die met een pamper naar school moeten gaan, omdat ze verdorie ondertussen niet naar het toilet kunnen gaan.
En dus is mijn vraag aan jullie heel duidelijk, beide ministers. Gaan we stoppen met die vage verklaringen en rondfladderende actieplannetjes? En engageren jullie zich hier om subito presto, zo snel mogelijk – of het met meer budget is of minder, maakt mij niet uit – te zorgen dat die reistijd beperkt wordt tot één uur heen en één uur terug, ja of neen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Ministers, we hebben heel wat informatie gekregen, maar we kunnen er heel weinig conclusies aan vastknopen. Ik stel alleen maar vast dat de pilootprojecten al vier jaar lopen, dat men analyseert, en nog aan het analyseren is. Ik stel vast dat u hier een aantal zaken schetst. Dat zijn goede voornemens, maar men heeft al twintig jaar goede voornemens. En de situatie is alleen maar verergerd. Ik stel alleen maar vast dat er elke dag meer dan duizend leerlingen nog steeds tussen de vier en de zes uur op de bus zitten en dat ruim achtduizend leerlingen elke ochtend meer dan een uur en dus in totaal dagelijks meer dan twee uur op de bus zitten.
Minister Peeters, wij en de sector vragen dat u nu meteen optreedt, dat u nu actie onderneemt, zodat die schrijnend lange busritten uiteindelijk van de baan zijn. Vanuit de sector worden trouwens zelf voorstellen gedaan. Waarom zit De Lijn niet samen met de scholen, zodat ze zelf hun busritten kunnen uitstippelen? Waarom wordt er bijvoorbeeld geen budget naar Onderwijs overgeheveld, zodat zij zelf alles kunnen coördineren? Moet dat nu allemaal zo lang duren?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister Peeters, ik ben niet zo negatief als mijn voorgangers. Ik vind het goed dat u niet gewacht hebt tot maandag, na die schrijnende berichten, om een vergadering te plannen. De vergadering van gisteren stonden blijkbaar al een tijdje vast. Dat is goed.
Ten tweede wil ik ook nog zeggen dat er hier collega's zijn die pleiten voor een extra financiering. Misschien is dat mogelijk, maar het is niet zo dat als u vandaag zegt dat er 40 miljoen euro meer op tafel wordt gelegd, morgen alle problemen van de baan zijn. Zo gemakkelijk is het niet.
CD&V is er voorstander van om het hele systeem eens onder de loep te nemen en te kijken of het mogelijk is om op bepaalde plaatsen of met bepaalde kinderen gezamenlijke opstapplaatsen te creëren of bepaalde kinderen individueel vervoer aan te bieden.
Het werd hier ook al aangehaald: digitalisering is heel belangrijk. Als er een heel goed datasysteem is, kunnen we veel sneller inspelen op de noden van het kind.
En er werd ook al gezegd dat misschien ook de voor- en naschoolse opvang – ik kijk dan vooral naar minister Weyts – eens moet worden bekeken en meegenomen in het aanbod voor kinderen uit het buitengewoon onderwijs.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik vind het antwoord beschamend en typerend voor het beleid van deze Vlaamse Regering. Ik vind het beschamend dat u een prijs zet op het hoofd van een kind om te worden vervoerd. Dat is niet wat de ouders vragen. De ouders vragen dat u ervoor zorgt dat het zodanig is georganiseerd dat de kinderen niet onmenselijk lang op een bus zitten.
Ik vind het typerend voor deze Vlaamse Regering, omdat de belastingbetaler normaal gezien in een warm en welvarend Vlaanderen zou mogen verwachten dat de regering ervoor zorgt dat ze je vooruithelpt, dat ze de Vlamingen helpt en dat ze een krachtdadig beleid voert. Maar die daadkracht ontbreekt jammer genoeg volledig: in plaats van vooruitgang is er alleen maar stilstand.
U holt telkens opnieuw achter de feiten aan. U komt telkens opnieuw te laat. Op 2 september beseft u dat op 1 september de scholen waren opengegaan en dat er bussen nodig waren.
Mevrouw en mijnheer de minister, dat is ontzettend jammer. De kinderen en de ouders verdienen beter. Wij verwachten van u een daadkrachtig beleid en op korte termijn een oplossing voor deze situatie met de nodige organisatie en middelen. (Applaus bij Vooruit)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega's, ik heb hier heel veel dingen gehoord: werkgroepen, stakeholdersmeeting, staatshervormingen, zelfs wetten uit een periode waarin ik nog niet was geboren. Ik ben er zeker van dat al die dingen hun merites hebben, maar we verliezen hierbij de essentie uit het oog. De essentie is dat het probleem nog steeds niet is opgelost. Ik herhaal het nogmaals: als parlementslid voel ik mij beschaamd, als regering moeten we ook beschaamd zijn, als welvarend Vlaanderen is het beschamend dat we niet kunnen zorgen voor kinderen die het het meest nodig hebben.
Ik hoor hier heel veel collega's pleiten voor extra middelen. Als we nu al horen dat de middelen die worden gegeven, meer dan 2000 euro per leerling bedragen, dan kunnen we toch niet beweren dat het enkel daaraan ligt. Dan ligt het toch ook echt aan structuren. Als ik van minister Weyts hoor dat er nog met pen en papier ritten worden uitgetekend, dan is er toch een probleem.
Mijn oproep is: gooi de boel open, betrek lokale besturen. We weten waar de leerlingen zitten, we weten waar de knelpunten zitten. Laat ons er samen aan werken. Als er centrale opstapplaatsen nodig zijn, kunnen de steden en gemeenten daarvoor zorgen. Wij willen meewerken maar wij worden niet betrokken. Gooi het open. Zorg ervoor dat het probleem wordt opgelost en blijf alstublieft niet zitten in die eeuwige stakeholderswerkgroepen, staatshervormingen, wetveranderingen. Los het echte probleem op.
Minister Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik vind dat sommige collega's heel gratuite uitspraken doen, een hele polemiek willen ontketenen, en dat allemaal op kap van de meest kwetsbaren in onze maatschappij, van jonge kinderen die het moeilijk hebben in de maatschappij. Daar gaat men hier een aantal gratuite uitspraken over doen. Ik vind dat triestig. (Opmerkingen bij de oppositie. Applaus bij de meerderheid)
Ik vind het heel triestig dat een aantal collega’s, heb ik duidelijk gezegd, zulke uitspraken doen op kap van deze kinderen. (Opmerkingen)
Minister Peeters heeft het woord.
Ik zal opnieuw zeggen wat wij gedaan hebben, want als je iets doet, is het niet goed, en als je niets doet, is het natuurlijk ook niet goed.
We hebben op 1 september die schrijnende situaties gezien en op 3 september heeft deze Vlaamse Regering beslist om onmiddellijk te schakelen, heeft deze Vlaamse Regering beslist om veertig extra bussen in te zetten en de nodige busbegeleiders te zoeken via het departement Onderwijs. En we hebben gezegd dat we met vijf ministers en de administraties van deze vijf ministers gaan werken aan een structurele oplossing.
Dat ik vandaag geen structurele oplossing uit mijn mouw kan schudden: ik denk dat jullie dat niet mogen verwachten. Ik denk dat dat duidelijk is. Als het zo eenvoudig en zo simpel was, dan hadden we in 2014 ook een oplossing uitgewerkt, dan hadden we in 2013 al een oplossing, toen het Kinderrechtencommissariaat met zijn verslag kwam. Maar het is nu eenmaal niet zo simpel, het is een complex verhaal, waar we wel dringend een oplossing voor moeten zoeken. Daaraan zijn we nu aan het werken. We doen dat samen met de stakeholders.
Ik hoor hier ook, van een aantal meer positief ingestelde collega’s, een aantal positieve elementen. Ik hoor het verhaal van de mobiliteitscoaches. Dat zal voor de ene groep werken, voor de andere iets minder. Dat hangt af van de zelfstandigheid, van de autonomie van de kinderen. Ik hoor ook oplossingen via de voetgangersteams, of via de fietsteams, die eventueel via vrijwilligers of via de lokale besturen georganiseerd zouden kunnen worden.
Ik heb ook suggesties gekregen vanuit Nederland, waar men veel meer kijkt naar bepaalde mobiliteitsbudgetten, gerekend per kind. Dat zou ook een oplossing kunnen zijn.
Kortom, er zijn een aantal voorstellen. Ik heb ook het voorstel gehoord om alles weer over te hevelen naar het onderwijs, maar ik heb eveneens onderwijsinstellingen gehoord die zeggen dat dat geen oplossing is. Zij zeggen: ‘We hebben daar op dit ogenblik de mogelijkheden niet voor, laat het zitten waar het zit, maar zorg wel voor een betere match van de data.’ Dat zijn de data die worden ingezameld door de scholen, overgeheveld worden richting departement Onderwijs, van daar naar de vervoermaatschappij De Lijn, en dan naar de verschillende provinciale entiteiten, waar de leerlingenbegeleiders van onder meer De Lijn verder de ritplanning moeten opmaken. Er verschuift dan bijvoorbeeld iets bij een verhuizing, of bij kinderen die plots van school veranderen, en dan moet ook hun ritplan veranderen. Dit maar om aan te duiden dat het niet zo heel eenvoudig is, maar ik heb al heel wat goede suggesties gehoord. U hebt opnieuw van mij het engagement – en ik denk dat ik hier namens de voltallige Vlaamse Regering mag spreken – dat wij binnen dit en twee maanden, samen met onze werkgroep, met nieuwe voorstellen zullen komen om te kijken wat er veranderd moet worden om een kentering te kunnen krijgen in deze situatie. Niemand wil dat een kind urenlang op de bus zit, noch ’s morgens noch ’s avonds. Dat een kind van 6 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds van huis weg is en zijn vrije tijd eigenlijk alleen maar kan benutten door op een bus te zitten, dat wil niemand. Dat willen jullie niet, dat willen wij niet, niemand wil dat.
Laat ons daarom constructief werken aan een oplossing, een structurele oplossing op relatief korte termijn. We hebben een tussentijdse oplossing gekozen in september. Er komt een structurele oplossing, en daar zijn we nu volop samen met alle mogelijke stakeholders en partners aan het werken. Dank u. (Applaus van Gwenny De Vroe en Marino Keulen)
Minister Weyts heeft het woord.
We kunnen dat inderdaad aanpakken in een discussie van meerderheid versus oppositie, maar daar hebben, na 38 jaar, weinigen een boodschap aan. Als we spreken over een periode van 38 jaar, dan genieten weinigen in dit debat de status van maagdelijkheid.
Een historisch weetje, mevrouw Robeyns: wie heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat dit is overgedragen van Onderwijs naar Mobiliteit en Openbare Werken? Dat was destijds Steve Stevaert, die zei dat deze budgetten efficiënter konden worden ingezet, en efficiënter gepresteerd door Mobiliteit en Openbare Werken. Dus, zo hebben we allemaal wel onze verantwoordelijkheid om te komen tot de situatie van vandaag.
Dit is een engagement van de Vlaamse Regering, waarbij we spreken over een engagement van de minister van Mobiliteit, de minister van Onderwijs, de minister bevoegd voor de lokale besturen, de minister van Welzijn. Er werd hier heel terecht opgemerkt dat het ook gaat over voorschoolse en naschoolse opvang, wat de bevoegdheid van Welzijn is. In heel die keten gaan we dus proberen een nieuwe structurele oplossing te distilleren, waarbij we vooral de focus gaan leggen op de organisatie van het vervoer van diegenen die er absoluut het meest nood aan hebben en die geen alternatief hebben.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik zou toch ook willen pleiten voor positiviteit in dit dossier. We moeten kijken naar een oplossing. We willen allemaal een structurele duurzame oplossing, omdat onze meest kwetsbare kinderen die oplossing ook verdienen. Daarvoor moeten we naar alle aspecten kunnen kijken. Ik geloof heel sterk in de werkgroep die samengesteld wordt. Alle departementen komen hier aan bod. Het zal misschien ook belangrijk zijn om daaruit één persoon aan te duiden om al die dossiers op de verschillende departementen ook blijvend te kunnen opvolgen, zodanig dat het probleem niet telkens weerkeert.
Maar ik denk dat we ook moeten durven herdefiniëren over welke doelgroep het hier gaat. Welke kinderen hebben dit vervoer echt nodig en welke kinderen kunnen misschien via alternatieve wegen op school geraken? (Applaus van Wilfried Vandaele en Marino Keulen)
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, één ding willen wij vanuit de Groenfractie aan de meerderheid toegeven: om dit probleem op te lossen heb je een veelheid aan oplossingen nodig. Maar, mijnheer de minister van Onderwijs, dat zal niet zijn door het onderwijs minder inclusief te maken en door nog meer kinderen in de richting van het buitengewoon onderwijs te sturen want dat is pas een bijzonder cynische oplossing voor die problematiek.
Mevrouw de minister, u zegt dat het hier een beschamend spel is, op de kap van de kinderen die op de bus zitten. Die kinderen zitten effectief op die bus, zesenhalf uur per dag soms, en dat is wat beschamend is. Ik voel bij deze regering weinig sense of urgency om daar voor oplossingen te zorgen – meer bij u dan bij uw collega, moet ik eerlijk zeggen.
Ik zou zeggen: werkgroepen, enzovoort, dat is belangrijk. Maar sluit u vooral eens samen op om hier voor een oplossing te zorgen. Want de dingen liggen wel op tafel na tien jaar beleidsvoorbereiding.
Collega’s, we moeten van deze regering een duidelijk engagement vragen. Dat kunnen we alleen maar door hier in dit Vlaams Parlement een duidelijk voorstel van resolutie goed te keuren waarin we zeggen dat tegen begin volgend jaar dit probleem moet opgelost zijn en dat kinderen nog maximaal 120 minuten per dag op de bus mogen zitten, zoals het Kinderrechtencommissariaat vraagt. Wij hopen dus dat jullie straks ons voorstel van resolutie zullen steunen. (Applaus bij Groen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik wil mij absoluut excuseren voor het feit dat ik niet positief gestemd ben na uw verklaring. Ik dacht dat we in het parlement waren en niet in een zelfhulpgroep. U zegt dat u op 1 september het probleem hebt vastgesteld en dat u op 3 september al maatregelen hebt genomen. Maar het probleem, minister, dateert niet van 1 september. Het dateert van twintig jaar geleden! Twintig jaar sleept dit aan.
Minister Weyts heeft heel veel lessen gegeven over het verleden. Wie was er in het verleden eigenlijk minister van Mobiliteit, mijnheer Weyts? Wie was er de afgelopen jaren minister van Mobiliteit?
U zegt dat u onmiddellijk actie hebt ondernomen. Wel, mevrouw de minister, de actie volstaat niet. Dat is wat we op het terrein zien: het volstaat niet voor heel veel mensen. U zegt dat u binnen twee maanden met een werkgroep samenkomt om een mogelijke oplossing te bespreken. Mij allemaal niet gelaten, dat jullie in werkgroepen naar oplossingen zoeken. Maar wij vragen geen raket naar de maan of zo. Wij vragen vier dingen: meer bussen, meer chauffeurs, meer begeleiders en meer politieke wil om dit probleem eindelijk aan te pakken.
De heer Verheyden heeft het woord.
Mevrouw de minister, deze week trof mij het verhaal van een jonge peuter van nog geen drie jaar oud, die ’s morgens om half zeven wordt opgehaald voor een twee uur durende busrit zonder een bed, en dan krijgt hij zijn papje op de bus toegediend door de begeleidster. Dat zijn schrijnende toestanden, minister, die meteen moeten stoppen.
Ik hoor het hier graag, al die collega’s die komen zeggen dat we iets aan die schrijnende toestand moeten doen en dat het een regelrechte schande is. Maar ze vergeten dat de meeste partijen die in het halfrond zitten de afgelopen jaren allemaal ministers van Mobiliteit en ministers van Onderwijs hebben gehad. Die hebben het probleem laten verrotten.
Wat mij bijzonder kwaad maakt, mevrouw de minister, is dat men voor de vergroening van De Lijn met miljoenen zwaait. We hebben het hier vorige week, tijdens het debat over het milieu, nog gehoord: miljoenen wil men over de balk smijten om die bussen te vergroenen. Maar voor een structurele financiering om dit probleem op te lossen heeft men blijkbaar geen geld. Dan moet men daarvoor alles bij elkaar schrapen. Men zou beschaamd moeten zijn. Voor het Vlaams Belang komt het welzijn van deze kinderen wel op de eerste plaats. Wij vragen dan ook, mevrouw de minister, dat u meteen actie onderneemt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het verschil tussen de meerderheid en de oppositie is dat de meerderheid in deze regering gelooft. (Opmerkingen van Stijn Bex en Bruno Tobback)
Dat zeg ik.
Minister, wij geloven in deze regering en wij geloven in u. Wij zijn ervan overtuigd dat u op korte en op langere termijn de nodige maatregelen zult nemen om het probleem op te lossen. Wil dat zeggen dat wij u carte blanche geven? Neen, ik denk het niet. Ik denk dat wij te gepasten tijde in de commissie het onderwerp opnieuw aan bod zullen laten komen. U zegt dat u binnen de twee maanden een voorstel op tafel zult leggen. Ik stel dus voor dat we dan begin januari 2022 terugkeren naar de commissie, dat u de voorstellen die u hebt besproken in de stakeholdersgroep in de commissie voorlegt, en dat we dan de discussie verder kunnen voeren.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ministers, de ouders van die kinderen willen al heel lang geloven in oplossingen, maar ze zijn daar al twintig jaar op aan het wachten. Spijtig genoeg is de realiteit dat de kinderen vandaag nog altijd onmenselijk lang in die bus zitten. U hebt in september inderdaad 1,8 miljoen euro vrijgemaakt. Maar u schiet iedere keer te laat en na de feiten in actie: als ouders beginnen te klagen en aan de alarmbel te trekken. Dat klagen we aan.
U neemt nu het zoveelste engagement en ik wil u geloven en u het voordeel van de twijfel geven, maar ik hoop dat we binnen twee maanden vooruitgang zien en dat we er vooral voor zorgen dat het welzijn van die kinderen vooruitgaat.
Vooruit zal alleszins niet bij de pakken blijven zitten en een voorstel van resolutie bij hoogdringendheid – die hier daarnet al is aangetoond – indienen om op zijn minst de aanvaardbare reistijden decretaal te verankeren, en ervoor te zorgen dat er een kwaliteitskader komt en dat er daarvoor de nodige middelen worden vrijgemaakt. We rekenen op ieders steun. (Applaus bij Vooruit)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ministers, jullie hebben honderd procent gelijk als jullie zeggen dat dit geen kwestie van meerderheid tegen oppositie is. Collega’s, dit is een kerntaak van de overheid. Er zijn niet zoveel kerntaken, zaken die we echt als politici en parlementsleden moeten doen. Als een van die kerntaken niet wordt gedaan, dan moeten we ons allemaal aangesproken voelen en allemaal voor die oplossingen gaan.
Ik neem een aantal nuttige zaken uit dit debat mee. Het is voor iedereen duidelijk dat het niet alleen een kwestie van budgetten is, maar ook van het aanpakken van het probleem bij de wortel. We moeten naar een soort cascadesysteem gaan. Als we weten dat de ritten te lang duren voor een kind, dan moeten we dat bij de wortel aanpakken en kijken of dat kind met De Lijn kan meegaan. Als dat niet mogelijk is, dan zullen we oplossingen zoeken met de lokale besturen. Is dat niet mogelijk, dan moeten we misschien naar andere manieren kijken, onder meer privaat vervoer. De lokale besturen, de steden en gemeenten, zijn partners en kunnen daarin helpen. Ik denk echt dat we daar echt werk van moeten maken buiten de bestaande werkgroepen en stakeholdersvergaderingen.
Collega’s, onze mate van welvaart hangt af van de mate waarin Vlaanderen kan zorgen voor de mensen met de allerhoogste noden. Ik hoop dan ook dat we hier volgend jaar niet opnieuw dezelfde discussie hoeven te voeren. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.