Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het lerarentekort in Vlaanderen. Gelet op het feit dat het een gemeenschapsbevoegdheid betreft, is Vlaanderen én Brussel voor mij ook goed, voor alle duidelijkheid.
Het debat is geopend.
Minister Weyts heeft het woord.
Als ik mag, zou ik graag een eerste verklaring geven. Dan hebben we meteen al een voorwerp van debat.
Ik kan u nooit het woord weigeren. Kunt u aan het spreekgestoelte komen?
Goedemiddag, collega's. Dank u wel, voorzitter, dat ik eerst het woord mag nemen zodat het debat wat gestroomlijnder kan verlopen. Dan hebt u misschien al meteen een been om aan te knagen.
Het lerarentekort is een belangrijk onderwerp dat mij nauw aan het hart ligt. Het zou toch wel gek zijn dat we de afgelopen jaren zoveel inspanningen hebben gedaan om het net mogelijk te maken dat de scholen open zouden zijn om vervolgens te moeten vaststellen dat kinderen en jongeren toch geen les kunnen krijgen vanwege een lerarentekort. We nemen de zaak ernstig. Het wordt ook acuter. Kijk rondom u heen. We zijn qua onderwijssector niet bepaald een unicum. Integendeel, heel wat andere sectoren kampen ook met een krapte op de arbeidsmarkt, en we zijn een beetje elkaars concurrenten, moeten we erkennen.
Dus, oplossingen zijn dan ook niet zo eenvoudig als sommige simpele slogans zouden doen veronderstellen. Er is geen ‘silver bullet’-maatregel, dus geen zilveren kogel, waarmee we alle problemen zouden kunnen oplossen. Tot mijn spijt is die er niet. Welke maatregelen hebben we al genomen? En wat zijn we nog van plan?
Ik start met wat we al ondernomen hebben.
Ten eerste – succesvol – kunnen nieuwe zijinstromers tot acht jaar anciënniteit meenemen wanneer ze de overstap maken van de privésector naar het onderwijs. Succesvol. Nog nooit hebben zoveel mensen de overstap gemaakt van de privé naar het onderwijs. Daar moeten we – kom ik zo dadelijk op terug – zeker op doorgaan.
Ten tweede – en er werd soms wat meewarig over gedaan – zijn we er toch maar in geslaagd om een doorbraak te krijgen in de hele discussie rond vaste benoemingen, en niet alleen op het vlak van het reduceren van de ontslagtermijn. Zij die niet goed functioneren, kun je vandaag pas de facto het onderwijs doen verlaten na meer dan vier jaar. Die periode hebben we gereduceerd tot één jaar. Daaraan gekoppeld is er de mogelijkheid om ons jong talent – leerkrachten die jong instromen en die we beschouwen als ons jong talent, die we dus bij ons willen houden – via een vaste benoeming aan ons te binden, sneller al na één jaar.
Maar tegelijk hebben wij – en het werd onmogelijk geacht – een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) afgesloten waarbij we inzetten op het versterken van de onderwijskwaliteit en het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep. Daarbij garanderen we jonge leerkrachten een betere aanvangsbegeleiding, met de ambitie om te verhinderen dat er in de eerste vijf jaar nog zoveel uitstroom is. We gaan hen beter coachen in het begin, bij de start van hun nieuwe job. Er komt meer ruimte voor de kerntaak. ‘Waarom ben je leraar geworden? Om les te geven!’ Alleen zijn leraren nog veel te veel bezig met andere secundaire taken: administratieve lasten, toezicht, zogenaamde plage-uren. Dankzij die cao maken we het voor scholen mogelijk om leerkrachten vrij te stellen van die administratieve taken, van niet-essentiële taken, zodoende dat zij zich meer kunnen concentreren op het lesgeven. De scholen krijgen ook middelen om meer externen, zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs – dus niet-leerkrachten – te kunnen aantrekken. Zodoende komt er meer ruimte vrij om les te geven en kunnen meer leerkrachten zich focussen op hun kerntaak.
Er komen extra kinderverzorgers en beleidsondersteuners voor ons onderwijs. Kinderverzorgers maken het mogelijk – en daar is ook een groot bedrag voor voorzien – in het kleuteronderwijs dat leerkrachten zich ook kunnen bezighouden met hun kerntaak. Ook voor hen is dat lesgeven, ook in het kleuteronderwijs. Dat is geen opvang, dat is lesgeven. Maar vandaag zijn we nog veel te veel bezig met andere taken, zoals – banaal – het verversen van luiers. Daarvoor zijn er die kinderverzorgers die instromen. En even ‘entre parenthèses’: we zijn in een concurrentiële strijd op de arbeidsmarkt verwikkeld. Ik krijg een beetje kritiek – en ik begrijp het – van de kant van Welzijn, die zeggen dat ik hun goede elementen ga weghalen. We zitten dus wel in een soort concurrentiestrijd.
De beleidsondersteuners kunnen we inzetten om ervoor te zorgen dat de directies ook beter ondersteund worden.
Bij ICT-ondersteuning hebben we het niet alleen over ICT-materiaal. De hele Digisprong wordt nogal gemakkelijk gereduceerd tot een verhaal enkel over laptops. Nee, het gaat ook over de scholing van leerkrachten. Hoe omgaan met digitale vaardigheden? Hoe ervoor zorgen dat je dat ICT-gegeven integreert in je lessen, en dat die lessen ook attractiever worden, voor de lesgever zelf, maar zeker ook voor het doelpubliek, namelijk de leerlingen? Daarin zitten dus niet alleen ICT-materiaal voor leerkrachten, niet alleen een internetvergoeding, maar ook opleiding en nascholing, om er vakkundig mee te kunnen omgaan, en de digitale vaardigheden te kunnen aanscherpen.
Iets wat minder aan bod is gekomen – misschien mijn eigen fout omdat ik het minder gehighlight heb – is het verlagen van de baremieke minimumleeftijd, of eigenlijk het afschaffen ervan. Tot op vandaag is het nog altijd zo dat, als je als leerkracht instroomt, je pas kunt springen in de anciënniteit, in de barema’s, wanneer je 23 jaar bent, ook al ben je vroeger aan de slag. Dat schaffen we af. Ook dat maakt het aantrekkelijke voor jonge leerkrachten om in te stappen, en vooral ook om te blijven werken in ons onderwijs.
We hebben ook de Vlaamse reaffectatiecommissie gereactiveerd. Ook dat heeft zijn effect.
Ik wil nog even concreet terugkomen op die cao. Wat betekent dat nu concreet? Wel, als het gaat over aanvangsbegeleiding, dan geven we aan de scholen gemiddeld vier extra uur per week om beginnende leerkrachten beter te begeleiden. Vier uur, concreet. En als het gaat over het ontlasten van leerkrachten, wat betekent dat dan? Dat gaat over 14 uur in het basisonderwijs, tot 51 uur in het secundair onderwijs. Dat zijn 51 uren die de scholen kunnen toewijzen aan niet-leerkrachten, voor het verrichten van niet-essentiële taken. Zodoende kunnen de leerkrachten zich concentreren op hun kerntaak, namelijk op het lesgeven.
Maar is dat genoeg? Neen. Dat is ontegensprekelijk niet voldoende. Daarom zou ik graag met u tien – minstens tien – maatregelen willen bespreken. Dat zijn er tien die, als ik ze cluster, eigenlijk in twee grote luiken zitten.
Het eerste luik is de zijinstroom. Ik heb daarstraks gezegd dat het faciliteren van de overstap van de privésector naar het onderwijs vrij succesvol was. Om heel concreet te zijn, wordt acht jaar anciënniteit, als dat kan, meegenomen. Dat scheelt in sommige gevallen tot 300 euro netto per maand. Dat is toch wel een beetje een stimulans om de overstap te maken. We zullen dit verruimen. Ik wil aan de Vlaamse Regering voorstellen om daar nog enkele, eigenlijk meer dan tien, knelpuntvakken aan toe te voegen: informatica, aardrijkskunde, biologie, chemie, Duits, economie, Engels, fysica, Latijn, natuurwetenschappen, het project algemene vakken en technologische opvoeding. Ik denk dat het er een twaalftal zijn. Dat is een eerste maatregel omtrent die zijinstroom.
Ten tweede is er de discussie over de pedagogische bekwaamheidsbewijzen. Dat is belangrijk want enerzijds is er kennis, maar anderzijds moet die ook kunnen worden overgebracht. Dat is het nut van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Vandaag hebben we onderwijstrajecten bij VDAB die ervoor zorgen dat mensen die een diploma hebben in een bepaald vakgebied maar die nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben, dat versneld kunnen afleggen. Daarbij behouden ze hun werkloosheidsvergoeding. Eigenlijk gaat het om de combinatie van zijinstroom en activering en dat is een succes. In het begin van de legislatuur waren er 833 mensen die deze weg volgden. Nu zijn het er 1466, dus bijna 1500 of een stijging met 75 procent. Dat is de weg waarop we moeten doorgaan waarbij we nog meer moeten stimuleren met de wortel maar evengoed met de stok.
Ten derde vinden we in diezelfde rayon de erkenning van competenties. Ik vraag om meer soepelheid aan de dag te leggen zodat iemand die geen pedagogisch diploma heeft, toch kan starten in het onderwijs en tegelijkertijd via een verkorte procedure zijn pedagogisch bekwaamheidsbewijs kan krijgen maar ook vrijstellingen kan genieten op grond van elders verworven competenties.
Vandaag kan men op grond van ervaring en expertise die wordt erkend door een hogeronderwijsinstelling lesgeven in een bepaald vakdomein maar men kan niet lesgeven in datzelfde vakdomein binnen het secundair onderwijs of het lager onderwijs. Dus een bepaald vak dat men mag geven in het hoger onderwijs, mag men niet geven in het lager onderwijs. Dat is toch een beetje gek. Daarom zou ik willen dat via een centrale instantie – en we hebben vandaag de centrale examencommissie, we hebben dus wel heel wat expertise – die elders verworven competenties een vertaling kunnen krijgen waarbij mensen ook andere vakken kunnen geven dan deze waarvoor ze een diploma hebben of met betrekking tot het pedagogisch bekwaamheidsbewijs een verkort traject kunnen doorlopen.
Ten vierde is er het stimuleren van duaal lesgeven en voordrachtgevers. Vandaag hebben wij al de mogelijkheid om mensen die in privésector werken en daar willen blijven werken maar die ook graag iets willen betekenen voor ons onderwijs voordracht te geven. Soms heeft men specialismen, zeker in technische en beroepsopleidingen, die trouwens enkel aanwezig zijn in de private sector. We moeten die mensen die voordracht kunnen geven zodat zij blijvend tewerkgesteld kunnen zijn in een job in de privésector maar ook voor een periode naar keuze, hun expertise en ervaring ter beschikking kunnen stellen van ons onderwijs.
Naast zijinstroom is er een tweede luik, namelijk activering. Wie willen we activeren? In eerste instantie de stille reserve. We hebben vandaag heel veel leerkrachten die jonger zijn dan 30 jaar, dus in de fleur van hun leven, en die geen volledige lesopdracht of een volledig uurrooster hebben. We moeten er toch voor zorgen dat zij allen worden geactiveerd voor een voltijdse loopbaan. Daar kan een grote winst worden geboekt. Macro gaat het geaggregeerd over vierduizend voltijdequivalenten. Daar ligt dus potentieel.
Twee: activering van diegenen die in zorgverlof zijn. Ik moet opletten dat ik niet voor mijn beurt spreek, want de Federale Regering moet hierin ook meegaan. Het is vandaag nog al te zeer een binair gegeven, ook wanneer je ziek bent, daar kom ik nog op terug. Als je in een zorgstelsel zit, bijvoorbeeld ouderschapsverlof, moet je toch de mogelijkheid hebben om dat tijdelijk op te schorten, zonder verlies van enige rechten? Men moet toch kunnen beslissen, omdat de situatie in het onderwijs acuut is, om het verlof tijdelijk op te schorten en opnieuw in functie te treden? Dat zou ook een oplossing kunnen zijn in de praktijk voor heel wat gevallen.
Activering van gepensioneerden kan ook. Het is een heel kluwen, maar we zijn erin geslaagd om tijdens de coronaperiode – met toestemming van de Federale Regering – degenen die terugkwamen uit pensioen en ten dele hun expertise ter beschikking wilden stellen, vrij te stellen van extra lasten. Door het acute tekort aan leerkrachten vragen we nu dat die vrijstelling wordt verlengd. Als we het erover eens zijn dat het een groot probleem is, dat iedereen baat heeft bij extra leerkrachten in de klas, ook onze economie en onze sociale zekerheid, dan hoop ik dat de Federale Regering daarin wil meestappen.
Er is activering van wie in ziekte is. Vandaag is dat toch een veel te binair gegeven! Als je vandaag ziek bent als leerkracht moet je ofwel van de ene dag op de andere weer voltijds aan de slag; ofwel halftijds. Daartussen is niets mogelijk. Niets. Dat is vrij binair. We kunnen veel meer mensen activeren en belonen in plaats van hen niet te laten werken. We zouden ook kunnen zeggen: ja, u bent welkom, ook voor enkele uren per week. Zo kunnen zij dat combineren met recupereren uit ziekte.
Een voorlaatste, ik zit aan negen, is het imago. We werken aan een communicatiecampagne om te zorgen dat de maatschappelijke waardering en appreciatie toeneemt.
Ik spring onmiddellijk naar de tien. Daar hebben we zelf als beleidsmakers een verantwoordelijkheid. We moeten misschien minder focussen op negatieve zaken in ons onderwijs, maar eerder positieve zaken benadrukken.
Ik zal anticiperen op de voorstellen die ik al heb gelezen. Ik las: meer geld, meer geld, meer geld. ‘Seen this, done that, got the T-shirt’. We hebben sinds de start van deze regering 1,6 miljard euro extra geïnvesteerd in ons onderwijs, ook in internationaal perspectief, en ook 1,6 miljard euro als we Digisprong buiten beschouwing laten, ook als we de eenmalige relance buiten beschouwing laten. Ja, inderdaad, zoals mijn collega’s allemaal een budgettaire inspanning moeten doen, heb ik dat ook gedaan, een inspanning van 100 miljoen euro. We hebben daarbij absoluut niet geraakt aan onderwijskwaliteit of de aantrekkelijkheid van het leerkrachtenberoep. Absoluut niet.
Twee weken geleden werd hier nog gezegd dat het totaal onmogelijk was dat ik die besparing ging realiseren. Onmogelijk? Wel, we hebben het gerealiseerd. Was het maar zo eenvoudig dat we alle leerkrachten konden kopen, maar zo is het niet.
Het zijn allemaal maatregelen op de korte termijn die ik ook wil opnemen met de mensen uit het onderwijsveld. We hebben in de afgelopen jaren met ons allen bewezen dat we moeilijke discussies en zaken die totaal onmogelijk en onbespreekbaar werden geacht, tot een goed einde kunnen brengen. Ik had het over de vaste benoeming en het inkorten van de ontslagtermijn van vier naar één jaar. Dat was totaal onmogelijk en onbespreekbaar! Maar we hebben het wel gerealiseerd. We hebben een cao die ook onmogelijk was, maar we hebben er extra middelen voor kunnen voorzien en we hebben haar tot een goed einde gebracht.
Ik heb er dus vertrouwen in dat we dit momentum ook kunnen gebruiken, want we hebben de afgelopen twee jaar wel bewezen dat we, wat het onderwijs betreft, op ons best zijn in momenten van crisis. We zijn er ook in geslaagd om binnen het onderwijsveld, na ellenlange discussies, altijd tot gedragen voorstellen, een gedragen aanpak te komen. In dezen mag dat niet anders zijn.
Het is ook zo dat er op momenten van crisis bepaalde weerstanden komen te vervallen, eyeopeners. Dat wil ik absoluut gebruiken om met deze tien maatregelen samen aan de kar te trekken. Ongetwijfeld hebt u er ook nog wel enkele, en heeft het onderwijsveld er ook nog enkele. Want dit is natuurlijk geen limitatieve lijst. Graag meer van dat. Ik kijk uit naar de voorstellen.
Dit zijn natuurlijk allemaal voorstellen voor de redelijk korte termijn. We moeten het absoluut ook op de lange termijn bekijken. Ten eerste moeten we de vlakke loopbaan doorbreken en aldus de job van leerkracht aantrekkelijker maken, zeker na verloop van tijd. Het gaat dan niet zozeer over beginnende leerkrachten maar over leerkrachten met wat anciënniteit: je moet hen meer perspectief, meer peper en zout in de carrière verschaffen.
Ten tweede moeten we zeker en vast ook de lerarenopleiding aantrekkelijker maken. Vandaag hebben wij een ijkingsproef die eigenlijk nul resultaat oplevert. Ik bedoel daarmee: je hebt een ijkingsproef, maar of je daar nu uw best voor doet of niet, het maakt geen verschil uit. Dus laat ons ervoor zorgen dat dat echt een startproef is, een starttoets, waarbij je goed weet als kandidaat-leraar wat er van jou verwacht wordt en wat de moeilijkheidsgraad is van het tracé dat je de volgende jaren zult moeten doorlopen. Wanneer er tekortkomingen worden vastgesteld, moet je daar ook verplicht aan remediëren. Want vandaag maakt het geen verschil of je die proef goed invult of een Mickey Mouse tekent op je formulier. Daar moeten we toch vanaf.
Verder zitten we ook al samen om inhoudelijk de lat in de lerarenopleiding hoger te leggen. Ik denk dat dit ook een opportuniteit is. Er is bereidheid bij de verstrekkers om daar grondig over te spreken. Dus moeten we ook aandacht hebben voor de herwaardering, voor de opleiding en de professionalisering van leerkrachten. We doen dat samen met de opleiding.
Ook het onderwijsveld zelf vormt dus een cruciale schakel om dat lerarentekort tegen te gaan. Ik geef nog heel concrete voorbeeldjes op dat vlak. We moeten ervoor zorgen dat we in ons secundair onderwijs veel meer leerlingen, en zelfs de grootste talenten, onze beste leerlingen, warm maken voor het lerarenberoep. Waarom zouden wij hen er al niet van laten proeven in het secundair onderwijs, hen al eens laten lesgeven aan de lagere jaren, samen met een ervaren leerkracht? Waarom niet? Maar we moeten er echt voor zorgen dat we ook onze beste elementjes, onze beste leerlingen, warm maken voor een job in ons onderwijs, want uiteindelijk zullen zij die andere beste leerlingen voortbrengen.
Tot slot denk ik dat er wat betreft de appreciatie, het aanzien, de perceptie van leerkrachten, niet alleen een taak is weggelegd voor ons onderwijsveld, evengoed voor onszelf allemaal, maar misschien ook voor de media. Ook daar, denk ik, kan er toch wel een inspanning worden gedaan. Als Topchefs als programma goed verkoopt, denk ik dat ook Topleraars – en die zijn er bij de vleet – zou kunnen bijdragen tot een opwaardering van leerkrachten.
Ik kijk uit naar uw concrete voorstellen. Dit is alvast een aanzet. Ik hoop dat we met zijn allen, in alle sereniteit, werk kunnen maken van een opwaardering van de leerkracht, een verbetering van de onderwijskwaliteit, maar vooral ook van het aanpakken van het lerarentekort. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sta hier met enige verbazing. Minister, dat u een actualiteitsdebat in het parlement nodig hebt om plots met tien extra voorstellen te komen om het lerarentekort op te lossen, dat doet me denken aan een krampachtige vlucht vooruit, waarbij u nog altijd het zonlicht loochent van wat er allemaal op het werkveld gebeurt, en waarbij u met dit inleidende betoog symboliseert dat u een totale visie over het lerarentekort mist.
Een goede vriend en ex-collega is directeur van een scholengroep. 22 voltijdse vacatures staan er open, daar worden dus 22 vakken niet gegeven. Zo pijnlijk simpel is het probleem ondertussen geworden. Zijn scholengroep is helemaal geen uitzondering, integendeel. Urenlang in de studie, lessen die niet meer kunnen worden gegeven en een paar weken na de start van het nieuwe schooljaar al geen leerkracht meer of gewoon geen leerkracht meer voor de klas.
Minister, dit komt niet uit de lucht gevallen. De signalen zijn er al veel langer. Als kinderen geen leerkracht meer zien of zelfs naar huis worden gestuurd, dan spreek je van een serieuze crisis in het onderwijsveld. Onderwijzers, docenten, leerkrachten, zij vragen om uw steun, maar ondertussen geeft u hen een besparing van meer dan 100 miljoen euro terug. U noemt dit zelf een doordachte keuze. Het is allesbehalve doordacht. Het is de zoveelste kaakslag voor de kwaliteit van ons hele Vlaamse onderwijsveld.
Deze regering maakt steeds dezelfde keuzes. Liever de boekhouding op orde dan jonge kinderen van goed onderwijs te voorzien. Liever het probleem verder voor zich uit te schuiven dan werk te maken van extra leerkrachten en goed opgeleide directeurs. Op die manier, minister, laat u honderden Vlaamse gezinnen in de steek. U laat de leerkrachten in de steek. U laat de directeurs in de steek.
Onderwijs is wat mij betreft nog steeds de allermooiste plek om te werken. Je wordt leerkracht om jonge mensen te laten groeien, om met jonge mensen te werken. Daar heb ik nog altijd een immens respect voor als ex-leerkracht en ex-directeur. Respect, minister, dat u veel te weinig aan de dag legt.
Eenvoudige oplossingen zijn niet voorhanden. Ook wij beseffen dat. Maar luister daarom naar onze leerkrachten en zorg ervoor dat hun loopbaan in het onderwijs een duurzaam succes kan worden. Luister naar onze schoolleiders, zorg ervoor dat ze hun schip op koers kunnen houden. Luister naar onze jongeren, zorg ervoor dat ook zij een toekomst zien en blijven zien en een onderwijscarrière.
Minister, u nam de vele structurele initiatieven die wij met onze fractie de voorbije zeven jaar naar voren hebben geschoven niet ernstig genoeg. Ik heb u daar trouwens bij het begin van de legislatuur diverse malen voor verwittigd. De voorstellen kwamen nochtans na een ruim overleg met het werkveld en uit mijn lange ervaring als schooldirecteur.
Minister, u hebt nu nog een laatste kans om de onderwijsmensen ernstig te nemen. Grijp die kans. Wij zijn daarin steeds een constructieve partner geweest en we reiken u ook nog eens onze hand om dat te doen. Veel succes. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer Danen heeft het woord.
Collega's, leraar zijn is een fantastisch beroep. Collega Vandenberghe eindigde met dat te zeggen. Ieder van ons heeft allicht leerkrachten gehad die een onvergetelijke indruk hebben gemaakt, die in ons bleven geloven, soms tegen beter weten in, en die ons boven onszelf lieten uitstijgen. Leerkrachten hebben een enorme impact op hun leerlingen.
En dat moeten we blijven zeggen, niet omdat dat mooi klinkt of omdat dat vandaag zo moet, maar omdat we dat echt menen, omdat dat echt zo is.
Als overheid, als Vlaamse Regering, moet je daarom ook de omstandigheden creëren die dat beroep weer moeten herwaarderen.
Minister, ik vind het een beetje vreemd dat u zegt dat er in tijden van crisis wat meer mogelijk is. Dit had geen crisis moeten zijn, omdat we al heel lang weten dat we afstevenen op een lerarentekort. En daarom ook doet het mij pijn aan het hart als ik dit soort krantenkoppen lees. (Johan Danen toont de voorpagina van De Standaard van 15 oktober 2021)
Zo zijn er heel wat geweest de afgelopen dagen en weken. De kop van het artikel luidt: “Zonder leraar voor klas wacht alleen de studiezaal”. Daarin getuigt onder andere Sil, die zegt dat hij sinds het begin van het schooljaar, op 1 september en dus zeven weken geleden, nog geen les Frans, wiskunde of aardrijkskunde heeft gehad.
Vinden wij dat normaal, minister? Dát is er wat er vandaag in ons onderwijs gebeurt, in Vlaanderen. En dat, minister, staat haaks op uw kwaliteitsstreven.
En het cynische eraan is dat het lerarentekort niet uit de lucht kwam vallen. Dit is geen bliksemschicht die ons ineens treft. Dit is iets wat al lang werd voorspeld. De geboortecijfers zijn al lang bekend. Het feit dat steeds meer leerlingen in het basis- en in het secundair onderwijs zitten, weten we al heel lang. Maar u hebt nagelaten om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Dit tekort is nooit structureel aangepakt. En daarom vind ik het een beetje vreemd dat u precies vandaag tot het inzicht komt dat u hier iets moet doen. Dit vind ik echt geen manier van werken. Dit lijkt op schuldig verzuim.
Wat moet er gebeuren? Er bestaat inderdaad geen ‘silver bullet’. Maar er moet natuurlijk worden gewerkt aan de instroom; die moeten we vergroten. En we moeten proberen de uitstroom te verkleinen.
Binnen het bestek van de vier minuten kan ik er niet heel diep op ingaan. Maar ik wil misschien toch een paar elementen aanhalen rond die instroom. Wat de starters betreft, zegt u altijd, of althans het laatste jaar, dat ze sneller worden benoemd. Ik weet dat wel. Maar vandaag is het nog altijd zo dat, wanneer je op de site van VDAB kijkt, die vol staat met tijdelijke opdrachten. Vele starters moeten hun opdrachten aan elkaar sprokkelen: uurtjes hier, uurtjes daar, dan weer eventjes geen lesgeven. Dat is niet interessant voor iemand die zijn loopbaan moet beginnen.
Daarnaast zijn er de zijinstromers. U hebt er al vaak over gesproken, ik ook. We moeten daar nóg meer op inzetten.
Maar ik wil nu nog even ingaan op het grote aantal kwaliteitsvolle mensen die in het onderwijs willen stappen, maar dat niet doen, om allerlei redenen. Ik zal proberen u uit te leggen wat ik bedoel.
Vandaag is ons lerarenkorps weinig divers. Het is vandaag vooral wit en vrouwelijk. Toen ik begon en iets daarvoor, was het vooral wit en mannelijk. Maar we zien dat de sociaal-economische context of realiteit van de klas niet wordt vertegenwoordigd door de leerkracht. Er zijn nauwelijks leerkrachten met een migratieachtergrond. En dat vind ik bijzonder jammer, want er zijn heel veel jonge kinderen met een migratieachtergrond die graag voor de klas willen staan. Maar ze doen het niet, omdat ze bijvoorbeeld geen hoofddoek mogen dragen. En op die manier missen we heel wat talent.
Wil deze Vlaamse Regering dus liever scholieren in de studie dan een vrouw met een hoofddoek voor de klas? Ik zou willen dat u daar straks een antwoord op geeft.
En ik wil eindigen met te zeggen, minister, dat u achter de muziek aanloopt. Soms loopt de fanfare voorop, in uw geval, maar dat is vandaag niet het geval. We bengelen absoluut achterop in de basisopdracht van ons onderwijs en die is: lesgeven. Doe er iets aan, we verwachten heel veel van u! (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de vraag die ik het meest van al krijg, is de vraag: mis je het lesgeven niet? Tot 2012 stond ik nog voor de klas, voor vijfde- en zesdejaars in het bso en tso. En ja, ik mis het lesgeven, al was het maar omdat ik daar 50 minuten krijg om mijn ding te doen en hier maar 4. Maar goed.
Ik heb het al heel vaak benoemd, collega's, lesgeven is het mooiste beroep wat er is. Iemand iets aanleren, iemand iets bijbrengen, een aha-erlebnis kunnen bijbrengen, dat is het mooiste wat er is. Meer voldoening kun je helemaal niet krijgen. Samen school maken met de collega's, schoolbesturen en directies, die de ruggengraat zijn voor de school, ik denk dat dat echt het mooiste is. Dank je wel aan iedereen die die scholen dan ook draaiende houdt. Ik denk dat het echt wel gepast is om dat hier even te vermelden.
Dat leraar zijn een knelpuntberoep is, dat is al voldoende bewezen. En het is geen nieuw verhaal, collega's. Want er zijn al heel veel stappen gezet, maar die stappen voldoen niet. En het is niet iets wat we met een vingerknip kunnen oplossen. Minister, sommige van de punten die u aanraakt ken ik zeer goed, want die heb ik zelf ook al met een aantal collega's aangekaart in dit halfrond en in de commissies. Dus ik ben blij dat u die ook genegen bent. Ik kom er straks op terug.
Collega's, bijzondere tijden vragen om bijzondere oplossingen. En ik denk, verwijzend naar de korte tijd die we kregen om de vaccinatiecentra op te bouwen, dat we ook diezelfde noodzaak moeten aanvoelen. Vanuit CD&V zouden we eigenlijk een appel durven te doen op de hele samenleving. Bij dijkbreuken helpt het hele dorp met zandzakjes vullen, en ik denk dat we ook die wederoproeping als het ware moeten doen naar mensen die genoeg gewapend zijn om voor de klas te staan, om ook dat engagement op te nemen.
De rode draad doorheen mijn verhaal, door alles wat we tot voor kort altijd hebben voorgesteld, is flexibiliteit, is soepelheid, zoals u het noemt, minister. En op korte termijn denk ik dat er een aantal voorstellen zijn. U haalde het zelf al aan: ik had een conceptnota opgemaakt over de re-integratie van langdurig zieken leerkrachten. Leerkrachten kunnen momenteel eigenlijk maar voor 50 procent weer aan de slag gaan, terwijl er velen zijn die aangeven dat ze graag al een paar uur terugkomen op een aantal dagen, gespreid, en dat zelf willen invullen op maat van wat men aankan, op maat van de school. Momenteel kan dat niet, collega's. Laat ons daaraan sleutelen. Sta mij toe, minister: tijdens de bespreking in de commissie – er waren collega’s aanwezig – was niet iedereen daar voorstander van, ook niet van uw partij. En ik vind het toch wel frappant dat u dat hier dan als voorstel doet. Maar goed, ik ben blij. U neemt het mee, dat is heel belangrijk.
Wij met CD&V zijn ook van mening dat we misschien de overheid als voorbeeld moeten stellen. Ik denk dat het in de plenaire vergadering van 21 oktober vorig jaar was dat ik al het voorbeeld had gegeven van die pedagogische reserves. Spreek dat aan. Misschien zijn er wel mensen die binnen de overheid werken, een pedagogisch diploma hebben, en weer voor de klas willen gaan staan. Laat ons dat mogelijk maken. Dit voorstel werd ook hier al geponeerd. En de collegialiteit in de leraarskamer is heel groot, maar heel vaak kunnen leerkrachten niet invallen voor hun collega's. Het out of the box denken, het digitaliseringsverhaal is ingezet. Laat ons daar ook verder werk van maken.
Hoeveel creativiteit of durf het ook vraagt, ik denk dat we ook de stap moeten zetten naar een goed plan. En de toekomst begint vandaag, niet alleen op korte termijn maar zeker ook op lange termijn. We moeten die grote principes tegen het licht durven te houden. Ik denk dat autonomie, de verantwoordelijkheid teruggeven aan de lokale scholen en besturen, en een modern personeelsbeleid, momenteel helemaal niet mogelijk zijn. En een sterk beleidsvoerend vermogen is, denk ik, ook een punt waar we zeker verder op moeten inzetten. Enkel als we de leraar zien als expert, kunnen we ook het beroep meer aantrekkelijk maken.
Ik heb nog heel veel punten, maar straks komen we daarop terug. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Daniëls heeft het woord. Wie anders?
Nog vele anderen, voorzitter, want we zijn met onze N-VA-fractie van Onderwijs hier nagenoeg voltallig aanwezig.
Collega's, er is inderdaad niet één oplossing om dit aan te pakken. En ik denk dat er drie grote stukken zijn: het aantrekken van leerkrachten, het opleiden van leerkrachten en het houden van leerkrachten. En laat me met het laatste beginnen, collega's.
Want soms zeggen we dat we nood hebben aan een ambassadeur. Maar de beste ambassadeurs die we hebben, zijn onze leerkrachten zelf. Waarom ben ik zelf leerkracht geworden? Omdat ik een aantal geweldige leerkrachten had waarvan ik dacht: ‘Ik wil eigenlijk hetzelfde gaan doen!’ Dat zijn eigenlijk onze voornaamste ambassadeurs. En dus moeten we ervoor zorgen dat die mensen hun job graag willen doen. Als ik vraag aan leerkrachten waarom ze stoppen, waarom ze de handdoek in de ring gooien, waarom ze het niet meer zien zitten, dan komen steevast dezelfde antwoorden. ‘Ik heb het gevoel dat mijn taak vooral papier is.’ Wat wijst het tijdsbestedingsonderzoek uit? 30 tot 40 procent is papier! ‘Ik heb het gevoel dat ik in een ongelooflijke spagaat moet staan van geïndividualiseerd leren.’ Dat is tegenwoordig een nieuwe pedagogische methode: elke leerling zijn eigen traject. Dan vragen we ons af hoe het komt dat de leerkracht in een spagaat staat en het niet meer aankan.
De leerkracht Nederlands stelt vast: ‘Mijn leerlingen verstaan mij niet, laat staan dat ze mij begrijpen.’ Dan gaan we daarop werken, maar dan staan wij als N-VA-fractie wel versteld van het gejoel: ‘Dat ga je toch niet doen?’ De minister heeft hier net een hele reeks voorstellen gelanceerd. Bij heel wat ervan zeg ik: ja, interessant. Daar moeten we op verder gaan. En dan hoor ik collega Vandenberghe zeggen dat we niets doen. Ik begin dan alle voorstellen van de sp.a-fractie op te schrijven, en dit was het resultaat: geen enkel. Collega, dat is gewoon niet motiverend!
Ik wil dan ook mijn oproep ruimer richten dan enkel tot diegenen die hier zitten: de minister, de regering en ik. Ik ben blij dat er toch één koepelafgevaardigde, de heer Boeve, in de tribune zit. Ik vind dat heel wijs, want we zullen het samen moeten doen, collega’s. Want over het hr-beleid, beste vrienden, kunnen wij in dit parlement niet beslissen. Daarover kan de minister niet beslissen. Dat zit bij de scholen, dat zit bij de directeurs. Daar moeten we naar durven te kijken. Ik wil ook een oproep doen aan de pedagogische begeleiding om bepaalde pedagogische principes, die uitgedacht worden en die goed klinken uit de mond van een pedagoog … Ik neem aan dat ik dat als pedagoog mag zeggen, maar als je in een klas binnenstapt, in de realiteit, moet je vaststellen dat het niet werkt, dat het niet gaat, dat het niet realistisch is. Collega’s, dat leggen wij niet vast in dit parlement. Dat legt de minister niet vast. Dat zit ergens anders.
Wij moeten het debat ruimer trekken, ook met de ouders. Ik wil nog eens de ouders oproepen om op het einde van een schooldag niet te vragen: ‘Is het leuk geweest op school?’ Dan dwing je de leerkracht om alles leuk te maken. Maar vraag: ‘Wat heb je geleerd vandaag op school?’ Dat is toch de essentie? Als we willen dat de leerkrachten zich richten op leren, dan is de logische vraag toch: ‘Wat heb je vandaag op school geleerd?’ (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman en Celia Groothedde)
Ik stel vast dat er collega’s zijn die vinden dat er niet moet worden geleerd op school. Dat geeft dan aanleiding tot allerlei zaken roepen. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Collega Groothedde, ofwel houdt u uw mond, want u heeft het woord niet, ofwel gaat u gewoon eventjes buiten afkoelen.
Collega Daniëls heeft het woord. Duidelijk? Uw fractie is toch ook niet onderbroken?
Collega’s, jammer! De minister roept op tot sereniteit en tot samen nadenken. Ik doe een oproep naar het brede onderwijsveld, en er wordt al direct geroepen.
Er is nog iets waar we naar moeten durven te kijken: de attitude van onze leerlingen. Leerkrachten worstelen daarmee. Zij stellen in de klas vast dat het niet meer lukt omdat de leerling naar hun gevoel altijd gelijk krijgt.
Collega’s, ik sluit af met iets wat niet op gespannen voet staat met elkaar. Onderwijskwaliteit is wat de leerling door de leerkracht leert. Onderwijskwaliteit is niet een hoeveelheid papier die aantoont dat je een bepaald pedagogisch principe uitoefent, terwijl de leerkracht en de leerling verweesd achterblijven, zonder vakkennis, zonder vakdidactiek en zonder klasmanagement. (Applaus bij de N-VA)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, collega’s, we hebben met ons onderwijs een strijd te voeren. De strijd tegen de dalende onderwijskwaliteit, die al twee decennia aan de gang is. De strijd voor de onderwijskansen van onze jeugd en dus voor de toekomst van Vlaanderen. Zoals iedere bevelhebber weet, is de eerste voorwaarde om een strijd te kunnen winnen: voldoende getrainde manschappen, die iedere dag op het terrein het verschil kunnen maken. Maar ons educatief leger lijdt helaas aan een enorme bloedarmoede.
We zitten nu op een breekpunt. Dit gaat al lang niet meer over een zogenaamd vervangingstekort, waarbij directeurs het moeilijk hebben om meteen een interimaris te vinden als er iemand uitvalt; die reserve is uitgeput. Het gaat ook over onze hoofdmacht, om structurele problemen bij de invulling van vaste opdrachten. Zo bewijzen ook de talrijke scholen waarbij er voor verschillende klassen al op 1 september geen leraar was.
En de toekomst, collega’s, voorspelt helaas weinig goeds. Ten eerste dalen de inschrijvingen binnen de lerarenopleiding alsmaar duidelijker. Ten tweede is er het probleem van de veel te hoge uitstroom bij startende leraren. Ten derde is het aantal zijinstromers nog altijd te beperkt om de gaten te vullen.
De oorzaken waarom het lerarenberoep zo onaantrekkelijk is, zijn talrijk: de werkonzekerheid van jonge leerkrachten, alsmaar meer zorgleerlingen door de massale immigratie, taalproblemen, disciplineproblemen, hoge planlast, ouders die neerkijken op leerkrachten en directies. Ik ga straks een aantal voorbeelden geven.
Het is waar, minister, dat u al een aantal maatregelen hebt genomen, onder andere in het kader van de recente cao. Maar daarmee gaan we niet alle problemen oplossen. U hebt dat zelf ook al toegegeven: we moeten verdergaan. U hebt het goed aangevoeld en u hebt nu een versnelling ingezet, met een tiental goede suggesties die wij zeker steunen.
Een ervan is om de anciënniteit die zijinstromers kunnen meenemen, momenteel maximum tien jaar voor praktische vakken en acht jaar voor algemene knelpuntvakken, uit te breiden naar meer vakken. Wij zouden dat voor alle vakken doen. Wat volgend jaar in de plaats kan komen, dat weten we niet; het kan snel gaan. Wij vinden dat die anciënniteit ook snel en aanzienlijk verhoogd moet worden. Wij vinden dat die acht jaar te weinig is om meer gekwalificeerde professionals over de streep te trekken.
Leraren die grotere volumes les willen geven dan hun eigenlijke lesopdracht, moeten onbeperkt kunnen bijverdienen, ook gepensioneerde leerkrachten. Ik weet dat er daarvoor op federaal vlak hinderpalen zijn, maar dat moet echt gebeuren om ons probleem te helpen oplossen. En ja, dat zal extra geld kosten, maar wie een omelet wil maken, moet eieren breken.
Wij vinden ook dat er een totaalplan moet komen om dit probleem structureel en bij de wortel aan te pakken. We moeten het leraarschap en vooral het beleid daarrond herdenken. Geen vernieuwing om te vernieuwen, het leraarschap moet terug naar de kern: meesterschap. Geef leerkrachten de tijd om te doen waar ze goed in zijn. Laat hen lesgeven. Er moet weer een focus komen op het vakinhoudelijke. Daarnaast moet de directie versterkt worden met voldoende ondersteuning en moet het personeelsbeheer geprofessionaliseerd worden.
In een fel veranderde arbeidsmarkt, met een sterke daling van het aanbod, kunnen we niet blijven aanmodderen met de structuren uit de jaren 80 of 90. We moeten in Vlaanderen een nieuw personeelsbeleid voeren, geënt op de 21e eeuw, maar wel met oog op wat al eeuwen de kern is van onderwijs: overdragen van kennis, inzichten en attitudes door mensen die dat meesterschap bezitten. Als het daar misloopt, als die leerkrachten er niet zijn, ga je ook geen nieuwe leerkrachten aantrekken. Woorden wekken, voorbeelden strekken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Gucht heeft het woord.
Is het leuk geweest? Ja, maar nu moeten we aan de slag. Heb je iets geleerd? Ja, minister, de voorstellen die u gedaan hebt, waren goed, maar we willen meer. Het debat van het leerkrachtentekort is niet nieuw, maar er zijn wel signalen dat de situatie de laatste jaren aan het verergeren is in Vlaanderen. Vroeger had men enkel problemen bij het vinden van vervanging voor leerkrachten die uitvielen door ziekte of leerkrachten in bevallingsverlof, vandaag zitten we met een leegloop en hebben we veel minder startende leerkrachten.
Als we met een internationale bril naar het lerarentekort in Vlaanderen kijken, moeten we tot de vaststelling komen dat er eigenlijk geen tekort is: Vlaanderen heeft één leraar voor negen leerlingen, terwijl het OESO-gemiddelde één leraar op dertien leerlingen bedraagt. We hebben op papier dus eigenlijk voldoende leerkrachten in Vlaanderen. Alleen staan die niet allemaal voor de klas en geven ze te weinig daadwerkelijk les, iets waarnaar u daarjuist ook hebt verwezen. Minister, zo zijn 1500 leerkrachten gedetacheerd naar andere instellingen, maar er is ook de versnippering van dezelfde opleidingen over de diverse netten, wat resulteert in kleine klassen waarvoor relatief veel leerkrachten nodig zijn. Deze inefficiënte inzet van onderwijsmiddelen is zeker en vast een debat waard, maar misschien niet vandaag. Vandaag verwachten schooldirecties en vooral ouders een oplossing voor hun kinderen, want als het huis in brand staat, is het niet het moment voor de grote debatten. Vergis u echter niet: die zullen op heel korte termijn moeten worden gevoerd. Het lerarenloopbaanpact is er een van. Het is de olifant in de leraarskamer.
Wat we zeker niet moeten doen, is maatregelen nemen die leerkrachten uit de klassen halen, zoals vakbondsvrijstellingen. In de cao hebt u een afspraak die er eigenlijk voor zorgt dat er driehonderd leerkrachten uit de klas verdwijnen.
Wat kunnen we op korte termijn doen? Digitalisering, lesgeven voor grotere groepen, studenten in de lerarenopleiding vroeger in de klas zetten, misschien niet in een dragende functie, maar in een ondersteunende. Er zijn de gedetacheerden, zoals ik daarjuist zei. Probeer die 1500 opnieuw voor de klas te brengen. We hebben vandaag inspecteurs die gaan inspecteren hoe leerlingen in de studiezaal zitten. Breng die voor de klas. Neem inderdaad ook contact op met de federale overheid, waarnaar u daarjuist ook hebt verwezen, opdat gepensioneerden niet fiscaal zouden worden gestraft als zij toch de beslissing nemen om opnieuw voor de klas te gaan staan.
Minister, de onderwijsloopbaan is nu zo vlak als een biljartlaken. Verander dat. Maak een loopbaanladder met drie niveaus: juniorleerkracht, senior, expert. Koppel dit aan nascholing, maar koppel het vooral ook aan een verloning die daarbij past. Vandaag is de praktijkschok enorm. Te veel leerkrachten verlaten het beroep omdat de opleiding niet aansluit bij de klaspraktijk. Er is geen enkel beroep waarbij een junior het volledige jobpakket krijgt, en meestal dan nog in de moeilijkste domeinen.
Er zijn de te kleine klassen. In het lager onderwijs zitten er gemiddeld 19,3 leerlingen in een klas. In de eerste graad van het secundair ligt dat met een gemiddelde van 18 leerlingen per klas significant lager.
We hebben opleidingen die versnipperd zijn tussen de netten. Mijnheer Boeve, het GO! concurreert met u om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk versnippering is in het Vlaamse landschap, en dat eigenlijk allemaal met dezelfde pot geld, namelijk die van de Vlaamse belastingbetaler. Minister, we zouden moeten overwegen om naar één neutraal onderwijsnet te gaan, dat ervoor zorgt dat het geld komt waar het moet komen, namelijk bij de leerlingen, zodat wij ervoor kunnen zorgen dat zij de beste tools in handen krijgen om de juiste opleiding te krijgen, zodat, wanneer ze gaan werken, de werkgever niet van nul moet herbeginnen omdat ze met te oud lesmateriaal les hebben gekregen.
Dat zijn de uitdagingen voor morgen, maar laten we nu vandaag vooral starten en ervoor zorgen dat morgen de leerlingen opnieuw les krijgen van een leerkracht in een klas. (Applaus bij de meerderheid)
Dan ten slotte de PVDA-fractie.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, afgelopen week postte een vriendin van mij, een leerkracht aan het Provinciaal Instituut voor Secundair Onderwijs (PISO) in Tienen, een hulpoproep op de sociale media. Ik lees even voor: “Het is half oktober. Ik voel dat mijn collega’s er nu al door zitten. De studiezalen zitten vol, de klassen zijn te groot, de werkdruk ligt te hoog en daardoor worden collega’s ziek, moeten andere collega’s nog meer lessen overnemen, waardoor het werk blijft liggen en er ‘s avonds pakken werk bijkomen. Uiteindelijk vallen ook zij uit. Zo geraken we er niet.”
In mei, minister, van dit jaar zei u nog dat het lerarentekort de goede richting uitging. Welnu, we zijn anderhalve maand bezig en het is een ramp aan het worden. Leerlingen die tot achttien uur in de studie zitten – dat is meer dan de helft –, die drie uur vroeger naar huis moeten gaan, die nog geen enkele les wiskunde kregen dit jaar – de heer Danen verwees ernaar –, directeurs die voor de klas moeten staan, klassen met meer dan veertig leerlingen, scholen die dreigen te sluiten. Minister, als ik u hier zo hoor, dan denk ik dat we niet alleen een lerarentekort hebben maar ook een oplossingentekort, want met wat u voorstelt, zullen we er niet geraken.
Er zijn problemen op vier assen. U hebt op dat punt een aantal dingen opgesomd. De eerste as is de toegang. Het aantal studenten in onze lerarenopleiding is gehalveerd de laatste tien jaar. De helft minder, dat is een ramp. Wat gaat u doen? Een ingangsexamen invoeren voor de lerarenopleiding. Daar kan ik nu echt niet bij. In plaats van de kraan open te draaien, gaat u ze meer dichtdraaien. Dat is niet logisch.
Ten tweede is er de werkzekerheid. U komt hier vertellen dat we sneller zullen benoemen. Maar het grote probleem is natuurlijk dat mensen die pas beginnen – van wie er tot 40 procent afhaakt binnen de vijf jaar – een zeer precair statuut hebben in het onderwijs. Ze hebben geen vast werk. Ze kunnen daar en daar een paar uurtjes doen en in de zomer worden ze afgedankt en hebben ze geen inkomen. Collega's, zijn er veel mensen die hier graag zouden werken als ze in de zomer geen inkomen hebben? Dat is natuurlijk een ernstig probleem. Dat was voor een deel opgelost met de vervangingspool. Er is nu een lerarenplatform, maar het probleem is dat u dat afbouwt. Voor het basisonderwijs gaat u van 2200 naar 1600 plaatsen. Wij zeggen: bouw dat uit, ook voor het secundair.
Ten derde is er de werkdruk. Ik hoor u hier zeggen dat we de stille reserve zullen activeren, mensen die even loopbaanonderbreking nemen. Mensen met zorgverlof zullen we toelaten om terug te komen. We zullen zieken activeren. Welnu, u hebt toch ook het tijdsbestedingsonderzoek gelezen van de Vlaamse Regering. Leerkrachten werken gemiddeld 42 uur per week, vakanties inbegrepen. Zonder de vakanties is dat 49 uur per week. Als leerkrachten een pauze nemen, dan is dat om een pauze te nemen. U mag van mij die maatregel lanceren, geen probleem. Als mensen willen werken, dan mogen ze uiteraard werken. Maar ik denk niet dat we daarmee veel mensen zullen terughalen. Ik denk echt niet dat we daarmee iets zullen oplossen.
Ten vierde hebt u het over het imago. Ja, er is een probleem met het imago. Maar natuurlijk helpt het niet als een minister in de pers gaat zeggen dat de rotte appels eruit moeten en als heel Vlaanderen gedurende een hele week discussieert over de rotte appels in het onderwijs, over die een of twee mensen die hij of zij heeft meegemaakt in het onderwijs. Neen, minister, dat helpt niet.
Tot slot is er het pensioen. Het pensioen was iets positiefs aan het leerkrachtenberoep. Iedereen zei: ‘Oké, het is hard werken, het is intens, maar je kunt op tijd stoppen, rusten en je hebt recht op een fatsoenlijk pensioen’. Wat heeft uw partij in de vorige regering gedaan? Die heeft het pensioen zwaar afgebroken. Een leerkracht in mijn straat is begonnen in 2013, een jonge vrouw, en moet werken tot 2057 tot 67 jaar voor 1450 euro pensioen. Zo staat op mypension.be.
Dus ja, minister, op één punt hebt u gelijk: we moeten investeren in het onderwijs want dat is de toekomst van onze samenleving. De besparingen die u doorvoert, moet u schrappen. U moet investeren in werkzekerheid, in de werkdruk doen afnemen en in het behoud van een fatsoenlijk pensioen na een intense loopbaan. (Applaus bij de PVDA, Groen en Vooruit)
Minister Weyts heeft het woord.
Aangezien u een nogal lange inleiding hebt gegeven – wat uw volste recht is –, weet ik niet of u de volledige tien minuten moet gebruiken.
Ik heb gepoogd om wat aanleiding te geven tot debat, tot reflectie over concrete voorstellen. Ik heb vastgesteld dat niet alle collega's daarop zijn ingegaan, sommigen wel. Maar ik nodig in een tweede ronde uit om daar effectief een zeker oordeel of appreciatie aan te verbinden. Het zijn maatregelen waarmee ik ook concreet naar het onderwijsoverleg wil gaan. Sommige zijn voor de hand liggend, andere eerder niet. Ik wil echt gebruikmaken, zoals we in het verleden in het onderwijsveld hebben gedaan, van momenten van crisis om ervoor te zorgen dat er positieve gevolgen aan overgehouden worden. Zo hebben we het eigenlijk aan de coronacrisis te danken dat we de gigantische digitaliseringsgolf kunnen doorvoeren in ons onderwijs, Digisprong kunnen realiseren. Dankzij corona hebben we ook zomerscholen kunnen oprichten, ook een blijvertje. Mede dankzij de coronacrisis besteden we nu ook volop aandacht aan mentaal welzijn bij studenten en is dit voorwerp van een Vlaanderenbreed beleid. Ik hoop dan ook dat dit moment aanleiding kan geven tot structureel positieve gevolgen.
Daarom nodig ik u heel graag uit om te reflecteren op wat ik heb voorgelegd, en er nog een en ander bovenop te leggen. Sommige collega’s hebben dat inderdaad gedaan: nog andere pistes aangereikt die we kunnen bewandelen. Met sommige voorstellen ben ik het niet eens. Ik ben het er trouwens ook niet mee eens, mijnheer Vandenberghe, als u spreekt over een kaakslag, in verband met de besparingen die we hebben moeten doorvoeren. Als je garant staat voor 30 procent van het Vlaamse overheidsbudget, en je moet dan 10 procent van een budgettaire inspanning doen, dan is dat niet zo onredelijk. U zegt: ‘Dat is een kaakslag.’ Dan moet u mij eens zeggen in welke maatregel precies u die kaakslag ziet. Waar kunt u de kaakslag ontwaren, in alle besparingsmaatregelen die ik heb toegelicht? Ik zie die niet onmiddellijk. Ik heb daaromtrent ook geen reactie uit het veld gekregen, dat men dat als een kaakslag heeft ervaren. Maar ik hoor het graag.
Mijnheer Danen, de voorstellen met betrekking tot de instroom: ik denk dat we elkaar daarin wel kunnen vinden.
Maar als het gaat over heel de discussie, opnieuw, over hoofddoeken: het is ‘ambetant’ dat dit nu zijn intrede doet in het debat. Het gaat over het gemeenschapsonderwijs. Bij uitstek in het gemeenschapsonderwijs gaan we uit van neutraliteit. We gaan nu toch niet plotsklaps onze principes opzijschuiven. Je kunt je anderzijds ook vragen stellen bij de motivatie van een leerkracht die zegt: ‘Ik wil wel lesgeven, maar dat kan enkel en alleen als ik mag ingaan tegen het beginsel van de neutraliteit.’ Blijkbaar is er dan toch een hogere roeping dan enkel het lesgeven. Ik zou daar niet aan raken. Laat ons die discussies niet met elkaar vermengen. Ik denk dat dat een slecht idee is. Niet dat we ze niet willen voeren, ik denk dat heel wat mensen geprikkeld zullen zijn om die discussie te voeren. Maar laat ons niet, in dit debat over het lerarentekort, daarover de discussie gaan voeren.
Mijnheer Laeremans, punctueel: voor alle vakken anciënniteit uit de privésector gaan valideren, vind ik een minder goed idee, simpelweg omdat je dan niet de geschikte profielen aantrekt. Het is natuurlijk wel zo dat er soms een overaanbod is, voor sommige profielen. Als je die gaat aantrekken, ga je verkeerde verwachtingen creëren. Daarom hebben we er met z’n allen, in de schoot van de Vlaamse Regering, voor gekozen om gecibleerd te gaan inzetten met het valideren van anciënniteit voor knelpuntvakken. Dat is een heel objectieve discussie, waarbij we gewoon vaststellen, op grond van de data van VDAB, waar de nood het hoogst is. En voor die knelpuntvakken gaan we iets onderscheidend doen, iets gecibleerd, iets apart.
Mijnheer De Gucht, u hebt hier heel doortastende voorstellen gelanceerd. Eén neutraal net, dat is misschien ook voorwerp van een ander debat, en als u de Grondwet wijzigt, dan heb ik nog enkele artikelen die voor herziening in aanmerking zouden komen, dus we gaan elkaar zeker vinden … (Applaus bij de N-VA)
… maar dat is alleszins niet het kader waarbinnen we momenteel kunnen werken.
U hebt wel gelijk wat betreft de gedetacheerden, en ik denk dat ik dat in het overzicht van de maatregelen nog vergeten ben. Dan kom ik boven de tien. We gaan in alle openheid en sereniteit de gedetacheerden bekijken. Maar, sta me toe, het is geen binaire discussie. Er zijn heel wat gedetacheerden die ongelooflijk zinvol werk doen ten bate van ons onderwijs. Er zijn ook enkele verplichtingen waar we niet onderuit kunnen, bijvoorbeeld de Europese scholen. Daar moeten we ook al een 70-tal leerkrachten verplicht detacheren. Zo zijn er nog wel zaken. Er is ook goed werk dat verricht wordt rond armoedeprojecten, waarvoor leerkrachten worden ingezet. Projecten ter bestrijding van armoede in scholen, dat zijn ook wel zinvolle invullingen. Ook in het kader van de discussie die we voeren: op de pedagogische begeleidingsdiensten zitten ook heel wat gedetacheerden.
Soms moet je de afweging maken. Hoe kan onderwijstalent het beste renderen: via pedagogische begeleidingsdiensten, dan wel door zelf in de praktijk en in de klas les te geven? In dat kader hebben we al een discussie gevoerd.
Tot slot, mijnheer De Witte, vind ik het oprecht en eerlijk wat u zegt over die voorstellen. U hebt er ten minste enige appreciatie over geuit. Ik heb ook niet begrepen dat die zo negatief was. Maar we verschillen natuurlijk wel van mening wanneer het gaat over de instaptoets voor de lerarenopleiding. U zegt dat het een slecht idee is om daar gevolgen aan te verbinden. Daar ben ik het fundamenteel mee oneens. We zullen de lerarenopleiding niet aantrekkelijker maken door de lat lager te leggen, integendeel, we zullen de waardering, de appreciatie in hoofde van de brede samenleving en in hoofde van de kandidaat-leerkracht doen toenemen wanneer we een instaptoets organiseren waar we ook gevolgen aan verbinden. Wanneer wordt vastgesteld dat je tekorten hebt, dan wordt daar ook aan geremedieerd. Daar heeft elke kandidaat-leerkracht toch ook baat bij. Het verhoogt de kans op succes en op slagen aan het einde van de rit. Ik vind dat een goed idee.
U hebt het ook gehad over het beperken van de ontslagtermijn. We hebben inderdaad in het kader van een discussie over de kwadratuur van de cirkel rond die vaste benoeming de zaken gekoppeld, namelijk het mogelijk maken dat jong talent snel kan worden benoemd en het reduceren van de ontslagtermijn van mensen die niet functioneren in ons onderwijs en die hun vaste benoeming als schild gebruiken bij hun eigen onwil of onkunde. Dat is een deal die we hebben gemaakt. Nu bedraagt die ontslagtermijn gemiddeld vier jaar waardoor die in de praktijk zelfs niet wordt gestart omdat het uitzichtloos is. Sommige mensen worden dan thuis gezet terwijl de belastingbetaler daarvoor blijft betalen. We hebben die periode gereduceerd tot een jaar.
En ja verdorie, ik denk dat dat een heel goede zaak is, men moet dat ook durven te zeggen, voor de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en voor de maatschappelijke appreciatie en waardering. We kennen inderdaad in onze omgeving ook wel mensen die hun vaste benoeming misbruiken. En net zoals dat geldt voor alles, probeert de Vlaamse Regering misbruiken eruit te halen. Wanneer het systeem wordt gebruikt als schild tegen onwil of onkunde, dan moeten wij daartegen optreden. Nu wordt dat door die deal mogelijk en ja, ik ben er rotsvast van overtuigd dat dit een goede bijdrage is voor de maatschappelijke appreciatie van de job van leerkrachten. En leerkrachten verdienen dat meer dan ooit. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik laat mijn collega inhoudelijk verder gaan maar ik heb een vraag over de procedure, voorzitter. De minister heeft daarnet tien punten opgesomd waar heel goede ideeën tussen zaten. Ik hoop niet dat hij het bij die tien punten zal laten maar dat hij de ideeën van het parlement ook meeneemt. Zouden we die misschien, wanneer we toch worden verondersteld daar nu eindelijk echt over te discussiëren en te debatteren, ook kunnen krijgen? (Applaus van Jean-Jacques De Gucht, bij Groen en Vooruit)
Minister Weyts, ik weet niet onder welke vorm u die tien voorstellen concreet bij u hebt.
In een totaal onleesbare vorm, vrees ik, voorzitter. Ik denk niet dat u daar veel mee kunt doen. Mijn excuses daarvoor.
Dan denk ik dat we dit moeten beschouwen als tien voorstellen van de minister die een aanzet zijn maar niet de tien punten van de regering. Zo niet, neem ik aan dat daarover gesproken is, dat die zijn afgeklopt en dat die beschikbaar zijn voor dit parlement. In het andere geval zou ik graag hebben dat er ook ideeën en voorstellen van het parlement worden meegenomen.
Die Gedanken sind frei.
De heer Rzoska heeft het woord.
Nu moeten we toch opletten wat we aan het doen zijn. Dit is een parlement waar een minister het standpunt van de Vlaamse Regering behoort voor te leggen. Ik heb hier daarnet een minister aan het spreekgestoelte zien staan die een voordracht heeft gegeven. Ik heb begrepen dat ze ook voordrachtgevers zoeken in het onderwijs, misschien is dit ook een vacature die kan worden ingevuld. Maar een minister komt naar het parlement met iets wat in de regering is beslist en waarover moet en kan worden gediscussieerd. Minister, als ik het goed heb begrepen – anders kan ik de reactie van collega Rutten niet plaatsen – is dit niet afgeklopt binnen de Vlaamse Regering en is dit geen voorstel van plan van de Vlaamse Regering maar een aantal ideetjes die u in aanloop naar deze zitting op papier hebt gezet.
Ik vind dat dit niet kan. U spreekt hier namens de Vlaamse Regering. Ofwel krijgen we daar duidelijkheid over en krijgen we die punten op papier. U zegt altijd maar dat het parlement maar moet discuteren en dat u niets van waardering hoort. U hebt ze hier net voorgelezen. U kunt niet eens een document voorleggen aan het parlement. Ik vraag, voorzitter, schorsing, en dat we ten minste te horen krijgen of dit afgeklopt is binnen de Vlaamse Regering of niet, Open Vld was er alleszins niet van op de hoogte. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Leuk dat u hier een oppositieshow van wilt maken, maar het zal... (Rumoer)
Laat minister Weyts even uitspreken. (Rumoer)
Dat doen ze in de klas ook. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
U moet toch ook altijd het laatste woord hebben.
Ik nodig u allen uit om mee te debatteren en u uit te spreken over alle voorstellen. Sowieso zal het u toch duidelijk zijn dat het een normale parlementaire procedure is, wanneer je reglementair decretaal wilt optreden, wat ook het geval is met sommige voorstellen, dat hier het debat altijd te gronde zal worden gevoerd. Als je decretaal gaat optreden, is het laatste woord zeker aan het parlement. Ik wil gewoon een aanzet geven tot het debat. Mag het even? Mogen we nog brainstormen?
Ik hoor graag de reacties. Ik sta open voor elke suggestie, als die maar leidt tot een realistische en haalbare oplossing in functie van de aanpak van het lerarentekort. (Opmerkingen)
Mijnheer Rzoska, mevrouw Rutten, u vroeg naar de tien voorstellen op papier. We checken momenteel bij het Woordelijk Verslag of dat al klaar is, dan kan het gewoon worden uitgedeeld. Dan krijgt u letterlijk wat de minister gezegd heeft. Kan dat volstaan?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
De minister doet hier tien voorstellen, ik vond ze inhoudelijk wel oké, daar gaat het niet over. We moeten het debat trouwens nog beginnen. Zijn de voorstellen budgettair doorgerekend? Zijn ze afgesproken?
Het actualiteitsdebat ...
Momentje, ik ben aan het woord.
Ik neem het woord wanneer ik dat wil.
We hebben daarnet gehoord dat er voorstellen zijn die door collega's in de commissie werden gedaan en toen werden afgewezen en nu als voorstel naar voren worden gebracht. Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat we dit debat ernstig nemen, dat we hier als parlement ernstig over kunnen debatteren. Het enige wat ik wil weten, en daarvoor is het goed als de minister dat zegt, zijn die tien voorstellen de basis waarvan we vertrekken? Kunnen er daar nog bijkomen? Dan debatteren we en doen wij voorstellen. Geen probleem voor mij.
Dat is nu eenmaal het doel van een actualiteitsdebat, collega Rutten. (Applaus bij de N-VA)
Tot nu toe hadden we geen debat, voorzitter, laten we het daarover eens zijn.
Ja maar, het is afgesproken op het Uitgebreid Bureau. Dit is de format die we hanteren voor een actualiteitsdebat. Het debat begint eigenlijk nu.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Beste collega’s, ik wil een aantal zaken punctueel rechtzetten. Collega Daniëls, wat u net zei over Vooruit ‘geen voorstellen, wit blad’, dat is ronduit niet correct. Wij waren de fractie die al tijdens de voorbije legislatuur teksten heeft voorgelegd, zowel aan directies als aan leerkrachten basisonderwijs. We dienden voorstellen van resolutie in waar we over de partijgrenzen heen hard aan hebben gewerkt. We hebben op het werkveld daarrond hard gewerkt en met de vorige minister zijn we daarover veel in debat gegaan.
Het was ook Vooruit dat in de vorige legislatuur diverse hoorzittingen heeft aangevraagd om dat precair punt van het lerarentekort al op de agenda te zetten, en om aan te tonen hoe problematisch het al was en nog ging worden. Als u nu zegt dat Vooruit alleen maar afbreekt en met andere zaken afkomt, vind ik dat intellectueel niet correct.
Minister, u bespaart wel specifiek op maatregelen die u ging nemen om het lerarentekort terug te dringen. Ik heb het opgeteld: 46 miljoen euro zal niet kunnen gebeuren door de besparingen van 112 miljoen euro. Dat is een vaststelling.
Maar wees gerust, minister, collega's, het onderwijs heeft een olifantenhuid – gelukkig maar. Maar dit probleem kunnen we echt niet langer meer laten aanslepen. Trek nu alstublieft alle registers open, desnoods met een nooddecreet, een visie gedragen door het onderwijswerkveld, zodat die mensen voelen dat er nu wel structureel aan gewerkt wordt. Want dat voelen ze niet op de werkvloer, minister. Wij kunnen in dit halfrond elkaar overtuigen, de fracties kunnen elkaar overtuigen en zeggen hoe goed we wel bezig zijn. Maar als ik met leerkrachten spreek, met directeurs spreek, met andere mensen uit het werkveld spreek, dan hoor ik dat die mensen dat niet voelen. Die mensen zijn aan het einde van hun Latijn. Er zitten ik-weet-niet-hoeveel scholen in de problemen. Er zitten ik-weet-niet-hoeveel schoolgroepen in de problemen. Er zijn heel wat directies die het vandaag niet meer zien zitten. Als u dat niet onder ogen ziet, dan hebben wij hier politiek een heel groot probleem.
Het structurele is voor mij heel belangrijk, ook op lange termijn. Dat hebt u mijns inziens nog niet kunnen geven. Ik zou het eerder ballonnen noemen, of losse voorstellen. Er zitten inderdaad goede zaken bij. Dat heb ik in de commissie ook al regelmatig naar voren gebracht, als er goede zaken geïmplementeerd zijn. Ik verdedig dat dan ook op het werkveld. Zo correct ben ik wel. Want het is ons onderwijs dat centraal staat. Maar je ziet dat er nu 112 miljoen euro wordt bespaard en je weet ook dat dat niet de eerste besparingen zijn in het onderwijs. Het is zo dat u stukje per stukje aan het knabbelen bent aan het onderwijsbudget – denk maar aan de budgetbesprekingen 2020.
Maar, beste collega’s, een van de allergrootste oorzaken van het lerarentekort, is dat de job van leerkracht niet meer de waardering krijgt die ze verdient. Jaar na jaar zien we steeds minder jongeren voor een job in het onderwijs kiezen. Als ze al starten, zien we velen heel snel, binnen de vijf jaar, het onderwijs verlaten. Ja, minister, het project van de zijinstromers is een goed idee. Dat hebben wij ook altijd verdedigd. Maar dat is niet zaligmakend. Want die zijinstromers zijn goed voor minder dan een derde van de leerkrachten die aan de slag gaan. Het is via de lerarenopleiding dat de meeste leerkrachten op het werkveld terechtkomen. Daar moeten we hard op inzetten.
Toen minister Crevits in 2014 startte als minister van Onderwijs, studeerden er nog 4550 leerkrachten kleuter-, basis- en secundair onderwijs af. Vijf jaar later was dat al 10 procent minder. Ondertussen is er nog steeds geen volwaardig, gedragen loopbaanpact. Er zijn geen succesvolle acties om het beroep van leraar te herwaarderen. Die blijven al te veel uit, en dat betalen wij nu cash op de werkvloer. Wij betalen nu cash dat de mensen niet meer naar het onderwijs komen.
We moeten ervoor zorgen dat jonge leerkrachten opnieuw een duurzame toekomst zien in het onderwijs. Andere collega’s hebben dat ook al aangehaald. We moeten hen waarderen, op verschillende fronten. Ik heb het dan over een sterke aanvangsbegeleiding, een hoogstaande lerarenopleiding en een continue professionalisering. Dat is ook iets, minister, waarop we toekomstgericht verder moeten inzetten.
Ik wil ook zeggen dat ik iets heel erg jammer vind, minister. Sta me toe dat ik nog eens spreek over de schooldirecteurs, voorzitter, ik ben dat zelf ook geweest. Ik wil het hebben over de meelooptrajecten. Wij stonden daarachter. Wij stonden volkomen achter die meeloopprojecten. Die leken mij toch erg succesvol. Je ondersteunt de directies. En wat merken we nu? Dat ook dat project in de prullenbak is beland. Dus eerst worden de mensen daar warm voor gemaakt. Er was een debat in het onderwijsveld over hoe ze dat konden aanpakken en wat ze ermee konden doen. Ook dat wordt in de prullenbak gedeponeerd.
Ik rond af, voorzitter. Ik werd niet zoveel onderbroken, merk ik. Dat wil zeggen dat het goed is. Wat ik bijzonder belangrijk vind om in de toekomst aan te werken, is dat we niet moeten proberen om hier politiek voordeel uit te halen. Ook wij willen dat niet met onze fractie. Maar ik wil gewoon de sense of urgency hier naar voren brengen in het parlement. Ik wil die sense of urgency brengen, niet vanop een bureau, waar ik veel teksten lees, neen, niet vanop een bureau waar ik heel veel informatie lees, maar vooral door te spreken met directies, met leerkrachten, met andere personeelsleden uit het werkveld. Vergeet vooral niet: wij doen het maar voor één iets, en dat is het belang van de leerlingen en de kinderen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Danen heeft het woord.
Collega’s, ik zal op een paar van de elementen ingaan die de minister naar voren heeft geschoven, niet op allemaal, want het is geen debat over de voorstellen van de minister. Het is een breder debat over het lerarentekort, en er is veel meer nodig dan een aantal ad-hocmaatregelen, waarvan ik wel hoop dat sommige ervan wat langer meegaan. Er is alleszins een alomvattend plan nodig.
Ik ga beginnen bij de lerarenopleiding, en misschien wil ik al beginnen voor de lerarenopleiding aanvat. Wanneer worden jongeren leerkracht? Collega Daniëls haalde goede voorbeelden aan, en daar trekken jongeren zich aan op en dat wenden ze dan aan om zelf ook leerkracht te worden.
In mijn vorige tussenkomsten heb ik gepleit voor een meer diverse leraarskamer. Ik zei daarbij – en ik meen dat nog steeds – dat de leraarskamer vandaag nogal wit en vrouwelijk is, en weinig representatief voor de kinderen die voor hen staan. Minister, ik wil er voor alle duidelijkheid geen hoofddoekendebat van maken, dat zullen we een andere keer wat uitgebreider doen. Ik wil er wel een diversiteitsdebat van maken. Sociaal-economisch stellen we vast …
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega, het is inderdaad heel belangrijk dat we met concrete zaken naar voren komen op korte termijn en op lange termijn voor wat het lerarentekort betreft. Ik heb vandaag in een paar kranten gelezen en ik heb in het verleden al enkele keren gehoord dat de neutraliteit in ons onderwijs te grabbel wordt gegooid omdat mensen van zichzelf vinden dat het belangrijker is om met een religieus teken aan – of dat nu een kruisje of een keppeltje is, of eventueel zelfs iets aanverwant aan een religieus teken, want een hoofddoek is eigenlijk geen religieus teken –, voor een klas te gaan staan, en daar ben ik het mee oneens.
Ik ga mee in uw redenering dat het diverser moet, maar dan gaat dat ook in twee richtingen. Dan moeten we ervoor zorgen dat leerkrachten vandaag tijdens hun opleiding worden klaargemaakt – dat is wel heel belangrijk, minister – om voor een meer diverse en multiculturele klas te kunnen staan. Vandaag is dat een heel grote schok en het is een van de zaken waardoor heel veel leerkrachten in de grote steden afhaken.
De hele neutraliteit waarvoor zo hard is gevochten aan de kant schuiven omdat enkelingen dat gebruiken om een hoofddoekendebat te creëren, is fundamenteel fout. Ik hoop dat u dat alstublieft inziet, want u gaat hier alles met voeten treden waar voorgangers, ook in uw eigen partij, hard voor hebben gestreden. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega, als we spreken over diversiteit in het lerarenkorps, dan kan ik u bijtreden. Het is dan wel een diversiteit die er is gekomen in de lerarenopleiding op basis van mensen die de nodige kennis, vakkennis, vakdidactische principes en klasmanagement hebben. Het voorbije weekend was er een algemene vergadering van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA), en daar ging het over Nederlands en over Brussel en over de instroom in de lerarenopleiding. Weet u dat van degenen die starten in Brussel in het hoger onderwijs na vijftien jaar Nederlandstalig onderwijs met een diploma secundair onderwijs in de hand en die een instaptoets doen, een op de twee het niveau B2 Nederlands niet haalt? Niet, collega's. Moeten we dan in die lerarenopleiding allerlei zaken doen? Collega's, onze oproep staat ook in het regeerakkoord en daar ben ik de coalitiepartners dankbaar voor.
Er zijn ondertussen zeven sprekers. U bent de tweede. Kunt u voortmaken alstublieft?
Collega Danen? Ik wist niet wat hij ging doen.
Hij is een bic gaan halen, maar dat zijn uw zaken niet. Ga gewoon verder.
Voor de diversiteit moeten we zorgen dat jongeren sterk zijn in het lager en het secundair onderwijs. Om die reden hebben we het traject opgestart met de taalproef Nederlands, om hen Nederlands te leren met taaltrajecten. Dan hadden we die vaststelling niet hoeven te doen dat ze uitvallen in de hogeschool. Dat is toch een belangrijke stap, een veel belangrijkere stap dan hier te komen praten over de neutraliteit, want dan komen ze niet. Laten we inzetten op inhoud en er hier geen hoofddoekendebat van maken, want dat is het absoluut niet. (Applaus bij de N-VA)
De heer Bex heeft het woord.
Collega Daniëls, als Brusselse ouders aan hun kinderen vragen wat ze vandaag op school hebben geleerd, dan is het antwoord vaak: ‘Niks, want ik zat in de studie.’ Dat is het probleem op het terrein, dat lang aangekondigd is en dat zich vandaag nog veel sterker dan we misschien hadden gedacht, voordoet. Brussel is in die zin de kanarie in de koolmijn. In het begin van dit schooljaar was er een tekort van 4 procent of 285 vte’s , leerkrachten dus.
En we weten dat het tekort elk jaar in november nog groter wordt.
En wat zien we? Ik heb de laatste dagen met verschillende schooldirecteurs gesproken. Mensen doen hun best, leerkrachten doen hun best om de gaten die vallen doordat er te weinig leerkrachten zijn, in te vullen, maar geraken daardoor zelf overbelast. En je krijgt dus een sneeuwbaleffect, waarbij steeds meer leerkrachten uitvallen. Voor het eerst sinds we over dit probleem praten, is er echt de dreiging dat scholen zullen moeten worden gesloten, dat er geen les zal kunnen worden gegeven aan klassen.
En dus, collega's, is er niet veel luxe om hier vandaag oplossingen uit te sluiten. En ik vind dat sommigen dat hier te gemakkelijk doen. De minister heeft een tiental voorstellen gedaan. Dat komt opeens uit de lucht vallen, na twee jaar ministerschap, terwijl we dit probleem al veel langer kennen. Ik vraag me dan af: waarom gebeurt dit nu pas en niet al veel vroeger?
De minister heeft een aantal voorstellen gedaan. Maar specifiek in Brussel zijn er nog een aantal andere problemen, minister, een aantal vragen ook die leven bij onder meer collegelid Gatz, die ook graag een oplossing wil voor dat nijpende probleem in de Brusselse scholen. En dat is onder andere dat zijinstromers ook zouden moeten kunnen instromen in het lager onderwijs. En het is zeker ook een bekommernis dat die Brusselse diversiteit veel meer wordt weerspiegeld voor de klas. En we kunnen dat gaan verengen tot een hoofddoekendebat, collega's. We hebben daar een zeer duidelijk standpunt in. Wij vinden dat vrouwen die willen lesgeven met een hoofddoek, dat evengoed kunnen als andere vrouwen. Maar we zullen het debat daar niet toe verengen.
En we slagen er al heel lang niet in om die diversiteit in de Brusselse klassen te krijgen. Nog altijd komt 90 procent van de leerkrachten in Brussel van buiten Brussel. En dan vraag ik me af: wat zal de minister daaraan doen? Minister, ik vraag me af in welke mate u de uitgestoken hand van collegelid Gatz al hebt aanvaard om met hem in overleg te gaan en voor die specifieke problematiek van de Brusselse scholen naar een oplossing te zoeken? (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik neem aan ook over de neutraliteit?
Goed geraden, voorzitter.
Mijnheer Danen, de neutraliteit in het onderwijs is er toch niet voor niets gekomen, en zeker en specifiek met de hoofddoeken is die er gekomen om onze leerlingen net van druk te vrijwaren. Het gebeurt niet vaak, maar ik geef de heer De Gucht volledig gelijk.
Wat de diversiteit betreft, zegt u zelf dat het eerst vooral mannelijke leerkrachten waren en nu vooral vrouwelijke, blanke leerkrachten. Je kunt ook naar een leerkracht opkijken als die een ander geslacht heeft of een andere huidskleur. Dat is absoluut niet het probleem.
Ik wil nog even iets aanstippen in dit debat. 40 procent van de beginnende leerkrachten stroomt uit. We mogen niet vergeten dat orde- en tuchtproblemen daarvan een grote oorzaak zijn. En de problemen stellen zich vooral in de grote steden – we mogen daar niet flauw over doen – waar de multiculturaliteit het grootst is. Ik daag u uit om als jong meisje, pas afgestudeerd, voor een klas te gaan staan vol jongens van andere, veelal islamitische afkomst, die geen respect hebben voor uw gezag. Dat gebeurt constant op de werkvloer. Die vrouwen – zonder hoofddoek weliswaar – haken ook af. Die verliezen ook. En ik denk dat we dat in dat debat niet uit het oog mogen verliezen. Vrouwen met een hoofddoek toestaan om voor de klas te staan, zou ons weer helemaal terug in de tijd brengen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ook over hetzelfde onderwerp?
Ja, het gaat over Brussel, dus voel ik mij natuurlijk ook bijzonder aangesproken. Want het is natuurlijk ironisch dat de minister tijdens de coronacrisis er – terecht – alles aan heeft gedaan om de scholen open te houden, maar dat we ondertussen in Brussel inderdaad op een punt gekomen zijn waar we scholen dreigen te moeten sluiten omdat er een tekort is aan leerkrachten om voor de klas te staan.
Ik ga ook even terugkomen op de tien maatregelen die de minister hier snel op tafel heeft gelegd, die hij snel snel bij elkaar heeft geschreven blijkbaar – dat lijkt me dan ook typerend voor de aanpak van deze regering – en die bovendien bijzonder laat komen. Want wat we vandaag meemaken, is een kroniek van een aangekondigd lerarentekort. En ik denk absoluut niet, hoewel uw plannen een aantal goede elementen bevatten, dat we er daarmee zullen geraken.
Bovendien, wat heel specifiek Brussel betreft, is het echt vijf over twaalf. Ik zei het al: we hebben daar echt nood aan een noodplan. Er zijn hier al een aantal dingen gesuggereerd. Inderdaad, kijk met de koepels wat er mogelijk is op basis van die detacheringen, kijk wat er mogelijk is om gepensioneerde leerkrachten voor de klas te laten staan, maar vooral ook opnieuw: die zijinstromers. Dat is echt op korte termijn, zeker in Brussel, waar wij naar kijken, een deel van de oplossing. Want we hebben nú mensen nodig die voor de klas kunnen gaan staan. En vandaag, met die acht jaar, zullen we er niet geraken.
Dus ik herhaal de oproep die ik ook in de commissie gedaan heb: verleng die anciënniteit, geeft meer anciënniteit aan leerkrachten die willen instappen.
Maar we waren eigenlijk over de neutraliteit bezig. U bent eigenlijk over een totaal ander onderwerp begonnen, zijnde Brussel.
Maar oké, op korte termijn zijinstromers, en op langere termijn meer diversiteit voor de klas, ook in Brussel. (Opmerkingen)
Ik wilde dus nog even mijn brug maken naar diversiteit.
Op het Bureau wordt er dikwijls gezegd dat het een goed debat was, maar dat het allemaal door elkaar was. Ik probeer dat hier een beetje thematisch te doen. Er is hier iemand, collega Danen, begonnen over neutraliteit. Alle fracties hebben willen tussenkomen op dat punt. En ik heb aan iedereen gevraagd of het over hetzelfde onderwerp gaat. Het is uw volste recht om een punt te maken over Brussel, voor alle duidelijkheid, maar dan moet u dat doen op een moment dat het aan bod komt.
Collega Bex heeft dat al gedaan, ik geef nu het woord aan collega Yalçin, en dan aan minister Weyts. En dan gaat die waarschijnlijk ook wel antwoorden op de vraag van collega Bex. En dan gaat het opnieuw over Brussel.
Ofwel spreken we zaken af in het Bureau, en proberen dat hier wel een klein beetje deftig te organiseren, ofwel springt iedereen hier van de hak op de tak. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Bedankt, voorzitter. Ik wil effectief inpikken op het luikje diversiteit, zoals collega Danen heeft aangehaald. En ik denk dat we ook heel duidelijk moeten kijken naar onze samenleving. Ik denk dat het heel realistisch is om vast te stellen dat onze samenleving volop in verandering is, en dat die inderdaad ook divers is, in sommige regio's meer dan in andere. En laten we misschien deze crisis en deze diversiteit dan ook effectief als troef gebruiken. Op de schoolbanken is er een enorme diversiteit terug te vinden: kinderen met een migratieachtergrond, kinderen met verschillende socio-economische achtergronden, kinderen met een andere huidskleur, hoogbegaafden. Er is een enorme diversiteit in de klassen. En je zou dan ook denken dat dat misschien ook automatisch in de lerarenkamer zo is, maar helaas. Dat is het niet. Het lerarenkorps is op dit moment absoluut geen correcte weerspiegeling van onze samenleving. En net hier liggen zeker nog kansen, kansen om ook deze leerlingen, potentiële leerkrachten, in het onderwijs te trekken.
Want ondanks de achtergrond denk ik dat het vooral om de intrinsieke motivatie gaat van een leerkracht die met veel ambitie zijn taak volbrengt en inderdaad kinderen mee kan vormen in die scholengemeenschap. Ik denk dat het daarom belangrijk is dat dat ook een denkpiste is die meegenomen kan worden. Ik zie ook in dat dat niet dadelijk met een vingerknip zal gebeuren, maar ik denk wel dat we erop moeten blijven inzetten om ook ondervertegenwoordigde groepen in onze superdiverse samenleving te kunnen toeleiden.
In dat kader wil ik ook nog even een mondelinge vraag van collega Brouns in herinnering brengen van november 2019. Daarin had hij u ondervraagd over de diversiteit in het lerarenkorps. U hebt toen geantwoord dat het in het kader van het lerarentekort essentieel is om het potentiële lerarenbestand zo groot en divers mogelijk te houden, en dat het ook belangrijk is om die diversiteit te monitoren. Dus ik wil ook vanuit de fractie met lichte aandrang vragen of we daar ook werk van zouden kunnen maken, zodat we ook verder kunnen. Want meten is weten. En ik ben ervan overtuigd dat u dat ook nog zult inzien.
De heer De Witte heeft het woord.
Collega's, we hebben het gehad over leerkrachten die ons geïnspireerd hebben. Ik heb ook leerkrachten gehad die mij geïnspireerd hebben, en ik weet in alle eerlijkheid niet meer wat die aanhadden. Ik heb er geen idee van wat zij aanhadden, en ik vind dat ook echt niet relevant. En ik merk dat de minister hier komt met een lijstje waarvan hij zelf toch ook niet zeer overtuigd is, heb ik de indruk. Want anders hadden we al veel langer een plan gehad.
We hebben dus een probleem, we hebben een immens probleem van leerkrachten. We hebben jonge, gemotiveerde vrouwen, en velen daarvan spreken perfect Nederlands, collega Daniëls, perfect. En die moeten nu logopedist worden, of treinbestuurder of ergens een beroep uitoefenen waar dat wel mag met een hoofddoek. Maar ze mogen niet voor de klas staan. Ik vind dat absurd. Ik denk dat de nood hoog is, en ik denk ook dat het goed is om dat debat hier, in deze situatie, effectief open te trekken naar dat thema.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wilde misschien gewoon even tussenkomen met betrekking tot de vragen rond Brussel, heel concreet. Want ik denk dat verschillende voorstellen die ik doe absoluut ten bate zijn van de problematiek in Brussel. Maar ik heb een korte lijn met collega Gatz. We hebben elkaar al gecontacteerd, we zien elkaar dan ook de visu. Ik wil natuurlijk vermijden dat er maatregelen komen waarbij we elkaar vliegen gaan afvangen, en leraren gaan aantrekken die je elders weglokt. Ik denk dat daar niemand baat bij heeft.
Maar het is wel zo dat we daarover samenzitten. Ik kan u zeggen dat ik niet denk dat we zullen discussiëren over de hoofddoek. Daar zal het niet over gaan. Het zal effectief gaan over het lerarentekort.
Ik moet de laatste tussenkomst ook in deze zin bevestigen: je stelt vast dat de grootste winst op het vlak van het lerarentekort te boeken valt bij de ondervertegenwoordigde groepen. Dat is mathematisch zo. Daarom kijken we daar in eerste instantie naar. En twee, en dat is hier ook net aan bod gekomen: we trachten in het kader van de lerarenopleiding om kandidaat-leerkrachten veel beter voor te bereiden op de hedendaagse samenstelling van een klaslokaal. We voeren het debat nu met de lerarenopleiding, maar we hebben op dat vlak wel al enkele pilootprojecten georganiseerd: we zorgen er mee voor dat kandidaat-leerkrachten effectief in het kader van een stage terechtkomen in een multiculturele school in een stedelijke context. We proberen een zo realistisch mogelijke weergave te vormen van niet alleen een gewone landelijke school, maar ook de realiteit van een stedelijke multiculturele omgeving.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, ik hoorde u net zeggen dat de grootste sprong voorwaarts die we kunnen nemen om het tekort tegen te gaan is: gaan kijken bij ondervertegenwoordigde groepen. Begrijp mij niet verkeerd, diversiteit is belangrijk. Maar als je echt op zoek gaat naar antwoorden, minister, dan moet je in de eerste plaats eens kijken naar de uitstroom, zoals collega De Gucht heeft gezegd. Er zijn ontzettend veel leerkrachten die beginnen met goede intenties en goede moed en vol idealen. We hebben het hier allemaal over hen, en we herinneren hen ons allemaal. Binnen de vijf jaar zijn ze opnieuw weg. Uw probleem is dus niet het tekort aan instroom. Uw probleem is een teveel aan uitstroom. Als we dat willen aanpakken, minister, dan heb ik van u één ding niet gehoord en ik vind dat bijzonder jammer. U hebt een cao gesloten waarmee u driehonderd leerkrachten uit de leslokalen haalt en terugzet op de banken om syndicale materies te bespreken. Bespaar uzelf een lange lijdensweg en haal dat voorstel opnieuw van de tafel. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik was daarnet al aan het zeggen dat ik vind dat er schandalig veel tijd is verloren gegaan om het lerarentekort aan te pakken, maar ik zit hier vandaag ook om te discussiëren over oplossingen. Zeker als het gaat over Brussel.
Minister, ik wilde u twee pistes voorleggen. Er is in Brussel een grote nood op korte termijn. U zei dat u de zijinstromers wilt versterken, maar volgens mij gaat u daar niet ver genoeg. Ik zou u zelfs durven voorstellen om misschien een uitzondering te maken voor leerkrachten die in grootsteden gaan lesgeven. Geef hun extra anciënniteit, eventueel zelfs een verdubbeling. Acht jaar is niet voldoende. Ik sprak onlangs met een vriendin van mij. Zij zei: ‘Ik wil wel voor de klas gaan staan maar ik verlies daarmee tien jaar anciënniteit. Dat komt neer op 500 euro. Daar doe ik het gewoon niet voor. Terwijl ik wel het idealisme heb om mee in Brussel het verschil te gaan maken.’
Zal dat geld kosten? Ja, maar wat ons betreft is het de investering meer dan waard. Het doet ook de vraag stellen: wat kost het als we niets doen? Wat kost het als kinderen zonder leerkrachten in de klas zitten? We gaan naar die realiteit in Brussel. Daar zitten kinderen in verschillende scholen uren in de studie. In die zin snappen wij inderdaad niet, zoals collega Vandenberghe al heeft gezegd, dat u gaat besparen in de middelen voor de zijinstroom. Dat is heel erg wrang. U zegt dat dat niet zal raken aan de onderwijskwaliteit. Dat is natuurlijk niet waar want de onderwijskwaliteit staat of valt met leerkrachten, en die zijn er vandaag niet. U zegt dat u de zijinstroom gaat versterken, maar u bespaart op de middelen. (Opmerkingen)
Dat zal uit de begrotingsbesprekingen wel blijken.
De tweede piste is dat we in Brussel meer Brusselaars voor de klas moeten krijgen. We moeten de diversiteit van onze stad binnentrekken in de scholen. Maar ook daar blijf ik op mijn honger zitten als het gaat over concrete antwoorden. Er moet al vanuit het secundair onderwijs worden bekeken wat er mogelijk is. Bent u aan het nadenken over aanlooptrajecten voor talentvolle leerlingen die naar het onderwijs zouden kunnen stappen, om hen daarvoor klaar te stomen, om eventueel extra lessen te organiseren, vakinhoudelijk maar ook Nederlands, zodat ze ook de stap naar de lerarenopleiding kunnen zetten? En wordt er in die lerarenopleiding nu eindelijk nagedacht over grootstedelijke trajecten, zodat de leerlingen die daar uitstromen er klaar voor zijn wanneer ze in Brussel, in een grootstad, voor de klas komen te staan en inderdaad niet binnen de vijf jaar afhaken omdat de schok vaak te groot is?
De heer Bex heeft het woord.
Minister, u hebt daarnet aan ons gevraagd dat we meteen zouden reageren op die tien punten die u op tafel legde. Ik vind dat u de indruk wekt dat de sense of urgency ontbreekt wanneer het over Brussel gaat. Daar zijn echt scholen waar de mensen niet meer weten van welk hout pijlen maken, waar mensen elke dag proberen om kinderen toch les te geven, maar waar men ook aankondigt dat het binnen dit en een maand perfect mogelijk is dat er scholen moeten sluiten.
Dan heb ik niets aan het feit dat u zegt dat u een korte lijn hebt met minister Gatz, dan wil ik vandaag vooral horen wat u daar concreet aan gaat doen, welke concrete plannen u hebt om daar een oplossing voor te vinden. Ik heb u gevraagd wat u van zijinstromers vindt in het lager onderwijs, collega Goeman heeft ook een aantal voorstellen gedaan. Wat zijn uw concrete voorstellen om ervoor te zorgen dat er op korte tijd geen scholen hoeven te sluiten in Brussel?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, u probeert het debat inderdaad bij het thema te houden, maar het gaat toch wel alle richtingen uit.
Ik heb even gekeken naar die cao. Collega Rutten, die is wel degelijk goedgekeurd door de voltallige regering. Dat is niet onbelangrijk om hier mee te geven. In die cao zit ook de aanvangsbegeleiding. Dat vind ik ook niet onbelangrijk, want hier wordt telkens maar op één ding gefocust, maar dat is wel globaal goedgekeurd.
Wat Brussel betreft, stel ik vast – en collega Tavernier en collega Vanlouwe hebben het me net nog bevestigd – dat slechts 3 procent van de leerkrachten in Brussel uit Brussel komt; de rest komt uit Vlaanderen. Mensen die in Brussel wonen hebben dus blijkbaar geen goesting om in Brusselse scholen les te geven, zo stel ik vast. Dáárvan zou ik wakker liggen. Hoe komt het dat de inwoners van de eigen stad en het eigen gewest geen les willen geven in hun eigen scholen? Dat vind ik echt een ongelooflijk belangrijke vraag. U vraagt nu eigenlijk bijna: ‘Hoe gaan de Vlamingen dat oplossen in Brussel?’ Ik wil ook wel eens weten hoe het komt dat die mensen niet naar die Brusselse scholen willen. (Opmerkingen van Stijn Bex)
Ik heb er daarnet al deels over gesproken. Het gaat onder andere over die attitude, over tucht, over vakinhoud, over Nederlands. Collega’s, laat ons daar samen, zowel met de onderwijsverstrekkers als met minister Gatz … Want u vroeg, mijnheer Bex, of de minister al overlegd had met minister Gatz en de minister heeft geantwoord dat hij er een korte lijn mee heeft, waarop u vervolgens zei dat dat wel zo kan zijn, maar dat u nu antwoorden wilt. U moet wel een beetje eerlijk zijn in dit debat. Dat wilde ik toch toevoegen, voorzitter, als het over Brussel gaat.
Mevrouw Rutten voelt zich aangesproken omdat u haar naam hebt vernoemd, collega Daniëls.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Inderdaad, voorzitter.
Laat ons er geen Brusseldebat van maken – ze hebben daar bij mijn weten een eigen parlement – en ook geen hoofddoekendebat, want dat is hier al veel te vaak aan bod gekomen. Laat ons terugkeren naar de essentie van wat er op dit moment speelt: leerkrachten die we niet vinden, leerlingen die in de studie met hun vingers zitten te draaien en die in het begin van het jaar soms nog geen wiskunde hebben gehad of geen leerkracht hebben gezien.
Ik weet wel, collega Daniëls, dat die cao is gesloten en ik weet dat het ambetant is, omdat je geen gezichtsverlies wilt lijden als je iets gesloten hebt, maar als het een slechte maatregel is, dan is het een slechte maatregel. Driehonderd leerkrachten weghalen uit de klas op dit moment is ‘adding insult to injury’. Dat doe je dus beter niet.
Ik doe een voorstel. Als het belangrijk is om een gegeven woord te houden – en ik denk dat dat belangrijk is –, stel het dan gewoon een paar jaar uit. Nu is de nood het hoogst, nu hebben we die leerkrachten nodig, nu komt het erop aan om die slechte maatregel in te trekken. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wat de cao betreft: ik vind het een heel constructief voorstel van collega Rutten om te zeggen dat het nu niet het moment is om driehonderd leerkrachten uit de klas te halen. Een gegeven woord is een gegeven woord, maar laat ons dat inderdaad opschuiven, want nu hebben we die leerkrachten nodig. Dat is een eerste punt.
Twee, mevrouw Rutten, ik weet niet of u weet wat er nog in die cao staat. Daarin is 15 miljoen euro vrijgemaakt voor die detachering van die leerkrachten. Daar staat 52 miljoen euro in. Met grote trom is aangekondigd dat we met die 52 miljoen euro extra handen in de klas gaan krijgen, omdat daarmee lerarenuren gecreëerd zouden worden, waarmee dan extra leerkrachten benoemd kunnen worden.
Hoe cynisch is dat echter op een moment dat er natuurlijk nergens extra leerkrachten te vinden zijn. Die 52 miljoen euro, dat is dus eigenlijk een lege doos. Dat is een loze belofte geweest. Minister, dat is een kat in een zak. Mijn vraag aan u is dus dat u die 52 miljoen euro voor lerarenuren zou omzetten in punten, zodat daar ook andere mensen mee in de klas kunnen worden gezet: logopedisten, administratie ... Dat staat nog niet bij uw maatregelen, maar ik denk dat dat een heel belangrijke en dringende maatregel is. Die mensen kunnen helpen om de planlast te verminderen, om leerkrachten te ondersteunen, zodat de leerkrachten die er nu wel nog zijn – want die bijkomende zult u toch niet vinden – ten minste worden ontlast en zich kunnen toeleggen op hun kerntaken.
Minister, collega’s, mijn vraag aan jullie is dat, in plaats van een kattebelletje met allerlei inderhaast samengebrachte voorstelletjes, we hier volgende week een spoeddecreet zouden goedkeuren om het mogelijk te maken om lerarenuren om te zetten in punten, zodat dat van die extra handen in de klas geen loze belofte wordt, maar daadwerkelijk iets dat op het terrein het verschil zal maken. We hebben dat zoveel gedaan in coronatijden, we hebben hier zoveel spoeddecreten moeten goedkeuren. (Applaus bij Groen)
De heer De Witte heeft het woord.
Mevrouw Rutten, u herleidt het debat nu tot iets heel specifieks, maar ik geef u gelijk: laten we het hebben over de kern van de zaak. De kern van de zaak is: meer instroom en minder uitstroom. Bij de instroom zijn er twee problemen. Er is ten eerste de werkzekerheid van startende leerkrachten. Op dat vlak is er echt een probleem. Minister, ik heb het daarnet gevraagd, maar u hebt daar gewoon niet op geantwoord. Als je begint in het onderwijs, zit je in een heel precaire situatie. Wie wil ergens gaan werken als hij weet dat hij in de vakantie geen loon zal hebben? Dat is een ramp, en dat is niet opgelost. Er is immers nog altijd eerst een heel tijdelijk statuut. Er is geen vervangingspool waarin die mensen kunnen terechtkomen als ze hier en daar een paar uur moeten bijeensprokkelen. Ten tweede is er de begeleiding. Ik zie hier dat u 10 miljoen euro wilt uittrekken voor begeleiding. Welnu, er zijn 5000 startende leerkrachten per jaar. Met die 10 miljoen euro kunt u 200 mensen inzetten. Dat is 1 begeleider voor 25 leerkrachten. Dat is veel te weinig.
Ten derde is er de werkdruk. Ik zei net dat er een heel onderzoek was van de KU Leuven, net voor de zomer, in juni: een op de drie leerkrachten zit in de gevarenzone voor een burn-out. Welnu, mevrouw Rutten, hoe wordt er over de werkdruk onderhandeld in de scholen? Hoe gaat dat concreet? Wie trekt aan de alarmbel? Dat is natuurlijk de vakbond. Als men beslist dat weg te knippen, dan is dat natuurlijk ook geen oplossing. Men moet dus werken aan de werkzekerheid, de werkdruk en de begeleiding van die leerkrachten. Dan kan men écht stappen vooruit zetten. (Applaus van Jos D’Haese)
Ik ga eerst het woord geven aan de collega’s die nog het woord hadden gevraagd. Het gaat nu echt wel alle kanten uit, maar ik had niks anders verwacht. Ik heb alleszins geprobeerd.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik wil eerst even reageren op wat de minister zei, namelijk dat bepaalde bevolkingsgroepen ondervertegenwoordigd zijn en dat we daar grote winst kunnen boeken. Ik hoop maar dat we niet gaan naar quota per bevolkingsgroep. Dat lijkt mij een straatje zonder einde.
Dan hoor ik hier pleiten voor een versnelling van de anciënniteit in Brussel. Als bewoner van de Rand ben ik daar uiteraard vierkant tegen, want dan ga je nog eens meer mensen uit de Rand wegzuigen. We zien al bij de politie wat voor een groot probleem zoiets veroorzaakt. We hebben structureel te weinig mensen in de Rand omdat die agenten in Brussel betere loonvoorwaarden krijgen.
Natuurlijk zie ik hier ook het steekspel tussen de meerderheidspartijen over de vakbonden. Dat vinden wij helemaal te gek. Minister Weyts heeft net een aantal nieuwe maatregelen gemeld, maar die moeten ook worden betaald. Ik denk dus dat de centen veel beter daarvoor kunnen worden gebruikt. Mevrouw Rutten, wij zouden dat dus niet uitstellen, maar gewoon afvoeren.
Wat Brussel betreft, collega Daniëls heeft erop gewezen: het probleem zit in Brussel zelf. Daar willen er amper mensen leerkracht worden. Ik zal straks ook zeggen waaraan dat voor een stuk ligt. Brussel kan echter altijd flankerende maatregelen nemen. Brussel kan ervoor zorgen dat mensen daar gemakkelijk of goedkoop kunnen parkeren en zo verder. Die maatregelen kan Brussel dus wel nemen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik zit met grote ogen te kijken naar de dynamiek die zich hier binnen de meerderheid begint te ontspinnen. De minister lanceert hier een aantal ideetjes die blijkbaar in de coalitie nog niet doorgesproken zijn. Ik zie een coalitiepartner die de afgesloten cao frontaal aanvalt. Wat is het nu? Wat moeten leerkrachten die dit debat massaal aan het volgen zijn nu eigenlijk denken? Zij willen één ding, en dat is duidelijkheid over wat er nu eindelijk gaat gebeuren om het lerarentekort aan te pakken. Ik kan alleen maar vaststellen dat deze regering het zelf nog niet weet. (Applaus van Bruno Tobback)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik wil het debat niet alle kanten laten uitgaan, maar daarnet is er in de discussies al veel gezegd over begeleiding en aanvangsbegeleiding. Dat is heel belangrijk in heel het debat, maar ik wil toch verwittigen. Het is absoluut noodzakelijk, maar het zal onvoldoende zijn om de gaten die er vandaag zijn in te vullen. Ik refereer aan de zijinstromers. Heel wat van mijn collega’s – en ik heb dat met hen besproken – hebben zijinstromers die zonder getuigschrift van pedagogische bekwaamheid aan boord komen. Dat is nefast voor de onderwijskwaliteit. Die zijinstromers hebben echt nood aan degelijke opleiding en aan degelijke aanvangsbegeleiding zodat we niet in de problemen komen omdat deze mensen de nodige competenties niet hebben. Ik wil toch wel een klein beetje nuanceren. Mijn punt is: aanvangsbegeleiding is heel belangrijk, maar het is niet heiligmakend om het probleem van het lerarentekort op te lossen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Het is opnieuw een paar keer ter sprake gekomen. Dit gaat over vakbondsvrijstelling. Dat wil zeggen dat je vrijgesteld wordt – je moet al eens naar de terminologie luisteren – van lesgeven om vakbondstaken te gaan vervullen. Kijk, dat de collega van de PVDA dan applaudisseert en dat hij vindt dat je boven alles eerst je vakbondstaken moet kunnen doen, verbaast mij niet. Dat de rest dat in dit debat ook allemaal vindt, verbaast mij wel. Ik hoor graag iets anders. Ik begrijp dat het afsluiten van een cao niet eenvoudig is. Daarom zeg ik ook niet – in tegenstelling tot de collega’s van het Vlaams Belang –: bon, gooi heel die cao maar op de schop. Er zitten ook goede dingen in, echt goede dingen, minister. Maar nu we op dit moment leerkrachten te kort hebben en er kinderen in een lege studie zitten, zou het compleet onverantwoord zijn om leerkrachten vrij te stellen voor vakbondstaken. Dat is in mensentaal iets dat iedereen begrijpt. Doe dat niet. (Applaus bij Open Vld)
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, het debat is alle kanten uitgegaan. Ik was gestopt bij een oproep om te werken aan diversiteit. Ik stel voor dat we dit debat hier nu niet opnieuw starten. Maar ik merk wel een grote gedragenheid om daar het debat over te voeren. Nogmaals, ik wil zeker de neutraliteit niet overboord gooien. Wie dat zou denken: ik ben absoluut voorstander van neutraal onderwijs. Daar gaat het niet over. Het gaat er wel om hoe we onze lerarenkamer meer divers kunnen maken.
Ik wil ingaan op een paar voorstellen van de minister, niet omdat hij dat vraagt, maar omdat het zaken zijn die ik ook in het debat wilde gooien. Dat is namelijk de aandacht voor de zijinstroom. Ik ben overtuigd, minister, om, zoals u ook aangaf, van duaal les volgen ook naar duaal les geven te gaan. Mensen uit de industrie die graag een stukje willen lesgeven, kunnen dat perfect doen in het onderwijs, weliswaar met pedagogische bekwaamheid. We kunnen dat ook aanwenden om ons tso- en bso-onderwijs te herwaarderen en op te waarderen. Als er toppers uit de industrie les komen geven in die scholen, zal dat goed zijn voor de scholen, voor de bedrijven, voor de leerlingen en voor de herwaardering van de leerkrachten.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zou, als dat mag, de discussie over de cao beslechten want er wordt hier van alles op een hoopje gegooid. Ik zou eenieder de lectuur van de cao in kwestie willen aanbevelen. U weet dat een cao altijd een compromis is. Je moet bruggen bouwen, je moet kunnen besturen. Dan zijn er ook wel zaken die in een vergelijk komen die je misschien niet zelf zou suggereren, maar ik vind ze wel allemaal perfect te verdedigen.
Wat is vandaag de praxis als het gaat over de syndicale vertegenwoordiging? Dat is dat in diverse scholen syndicale vertegenwoordigers worden vrijgesteld van administratieve taken, van toezicht, van plage-uren waardoor die scholen eigenlijk moeten betalen met die uren voor de syndicale vertegenwoordiging. Wij hebben afgesproken dat voor een beperkt bedrag van 15 miljoen euro scholen gecompenseerd worden. Vandaag moeten scholen met uren, met zogenaamde bpt-uren (bijzondere pedagogische taken), betalen voor die syndicale vertegenwoordiging. Ik zeg: neen, laat de scholen daar niet de dupe van zijn en laat ons ervoor zorgen dat de scholen in kwestie daarvoor worden gecompenseerd.
Mevrouw Meuleman, u maakt het helemaal gortig als u spreekt over 52 miljoen euro. We investeren net om toe te laten dat leerkrachten zich meer kunnen concentreren… U schudt van neen, maar ik heb de cao gesloten. Die 52 miljoen euro die we investeren, zorgen ervoor dat scholen leerkrachten kunnen vrijstellen van toezicht, van administratieve lasten, zodoende dat zij zich kunnen concentreren op hun kerntaak, lesgeven, en die uren worden dan ingevuld door niet-leerkrachten. Dat is net een goede maatregel in de aanpak van het lerarentekort omdat je er zo voor zorgt dat die uren opgenomen kunnen worden door niet-leerkrachten en dat de leerkrachten zich meer dan ooit kunnen concentreren op lesgeven. Wat betekent dat in de praktijk? Dat betekent in de praktijk tot 51 uren in het secundair onderwijs om leerkrachten te ontlasten, zodat die zich kunnen concentreren op hun kerntaak. Dat is een heel goede maatregel.
Tot slot zijn er nog twee elementjes die ik zeker wil meegeven. Het overzicht dat ik schets, is niet volledig, maar wat zit daar ook in? Extra middelen voor aanvangsbegeleiding zit in de cao. Nog iets belangrijks is het verhogen van de loonspanning om directiefuncties aantrekkelijker te maken. Vandaag is het in vele gevallen zo dat als je als leerkracht directeur wilt worden, je maar 15 procent meer gaat verdienen in die directiefunctie. Sorry, maar dat zorgt er natuurlijk voor dat zulke functies echt niet aantrekkelijk zijn. Daarom hebben we nu de afspraak gemaakt dat we gaan naar een minimale loonspanning van 31 procent voor iedereen. We doen dat gefaseerd, in twee fases, waarbij we 10 miljoen euro extra investeren en waardoor we die directiefuncties aantrekkelijker maken. Er is een loonspanning van 31 procent. Dat wil zeggen dat wanneer je zou overstappen van de positie van leerkracht naar een directiefunctie, je dan 31 procent meer zou verdienen. Zo maken we natuurlijk ook die job aantrekkelijker.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u bezorgd bent over de functie van directeur omdat dat een grote problematiek is. Daarom heb ik een concrete vraag. We kunnen niet tegelijk warm en koud blazen. U zegt dat we de directeurs naar waarde moeten schatten en moeten maken dat ze blijven, dat ze voldoende ondersteund worden en dat we er vinden. Maar wat is dan de reden waarom de meelooptrajecten, die erg succesvol bleken, zonder enig debat of evaluatie, op de schop gaan? Ik ben ervan overtuigd dat scholen, schoolbesturen en schooldirecteurs daardoor heel wat kwaliteit verliezen door onvoldoende begeleiding van nieuwe directeurs. Wie is daar weer de dupe van? Doordat we directeurs en aspirant-directeurs in de kou zetten, zijn het onderwijs en de kinderen daar weer de dupe van. Als u daar zo bekommerd om bent, waarom hebt u dat mooie traject, dat u met veel poeha hebt gelanceerd, op de schop laten gaan zonder enig debat of evaluatie?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik geloof persoonlijk niet in het feit dat die driehonderd leerkrachten en de compensaties die u geeft, enkel gaan over mensen die wat toezicht houden. Ik denk eerlijk gezegd dat dat veel verder gaat. Ik ben ervan overtuigd dat vakbonden – of toch in ieder geval op het moment dat men daaraan begint – het vooral doen om het onderwijs naar een hoger niveau te brengen. Minister, bent u bereid om de vraag te stellen aan de vakbonden om op dit moment die eis binnen de cao op te schorten zolang we met dit tekort zitten, om daarna te bekijken wat de verschillende mogelijkheden zijn?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u kunt toch niet ontkennen dat er, naast de 100 miljoen euro besparing waarover u transparant bent geweest, een enorme verdoken besparing is ingebouwd in uw beleid, namelijk vanwege het feit dat alle lerarenuren die beschikbaar zijn, niet kunnen worden ingevuld omdat er geen leraren zijn. Op die manier spaart u dus veel uit. Uren kunnen niet ingevuld worden, er kunnen geen vervangingen gerealiseerd worden. Dat is ook het grootste probleem dat de onderwijsverstrekkers hadden met uw cao. Daarom hebben ze hem ook niet goedgekeurd. Het is een vraag – vandaag nog in De Standaard – om ervoor te zorgen dat die lerarenuren kunnen omgezet worden, zodanig dat de broodnodige handen in de klas tijdelijk, op welke manier dan ook – daarom vraag ik een spoeddecreet –ingevuld kunnen worden door logopedisten of door mensen die op andere manieren kunnen bijstaan, zodanig dat de leerkrachten die er nog zijn, inderdaad hun job zo goed mogelijk kunnen uitoefenen. Mijn vraag is: bent u bereid dat te doen? Of geeft u toe dat u op die manier een besparing realiseert, waar u misschien op rekent, maar die een valse belofte heeft ingehouden naar het veld toe? Daartegen willen wij ons alleszins verzetten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben het hier over ‘Samen school maken’, een punt in de cao. Wat ik wat mis in de discussie, hier in het debat, minister, is het belang van het beleidsvoerend vermogen. Er wordt wel verwezen naar de taak van de directeur, maar als we het hebben over werkdrukverlaging, over het voeren van een modern hrm-beleid, het personeelsbeleid, de man of vrouw die aan het hoofd staat van het personeel, dan moet ik toch wel toegeven dat die mensen heel weinig tools in handen hebben. Ze zijn eigenlijk strikt gebonden aan wat wij hier beslissen. Ik denk dat we dat toch onder de loep moeten nemen, dat we daaraan moeten proberen te sleutelen en hen ook de tools in handen geven om dat moderne personeelsbeleid te voeren.
We kunnen wel nadenken over hoe we opnieuw mensen naar het onderwijs kunnen lokken, maar ik denk dat dat alleen kan als we de leerkracht echt gaan aanzien als expert, iemand met kennis van zaken, iemand die de perfecte klasmanager is, en iemand die de pedagogische bekwaamheden heeft. Als directeur sta je aan het hoofd van je personeel en heb je weinig tools.
Mijn concrete vraag, minister: erkent u dat we daar werk van moeten maken, en dat we meer tools kunnen geven aan de directeur, aan het schoolbestuur, om een modern personeelsbeleid te voeren?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, u begint er eigenlijk zelf over: naast het lerarentekort, waarover we vandaag debatteren, dreigt er ook een directeurstekort. Daarom denk ik dat het niet wijs is om juist te gaan besparen op de meelooptrajecten van directeurs. We moeten natuurlijk ook jonge en nieuwe directeurs naar het beroep trekken. Ik denk dat, net zoals bij het lerarentekort, het loon niet echt het probleem is. De loonspanning is bij de directeurs niet echt het probleem, maar we zitten met heel veel directeurs die door burn-out, mentale problemen en zo verder, worden geveld. Dat is het waaraan we iets moeten doen, want anders kunnen we binnenkort dezelfde discussie die we nu voeren over het tekort aan leraren, binnenkort ook hebben over het tekort aan directeurs. Vandaar dat ik niet begrijp dat u daarop ook nog eens hebt bespaard. Het lijkt wel een kaasschaaf: we gaan daar een beetje bijgeven en daar een beetje weghalen. Ik heb de indruk dat er geen echt doordacht beleid achter zit, en dat het gewoon wat boekhoudkundige trucjes zijn. Op die manier gaan we geen echt consequent en coherent beleid voeren en gaan we zeker geen mensen naar het onderwijs trekken.
De heer Danen heeft het woord.
Inderdaad, het beleidsvoerend vermogen van onze scholen, en vooral het hrm-beleid, is bijzonder cruciaal volgens onze fractie. Wat doet een goed hrm-beleid? De juiste mensen aantrekken, de mensen die er zijn en waarvan je tevreden bent, proberen te houden, en perspectief geven aan mensen die al wat langer in dienst zijn. Je kunt toch niet verwachten dat iemand die op 22 jaar in het onderwijs begint, dertig jaar later met evenveel goesting, met evenveel plezier en vooruitzichten in diezelfde klas staat les te geven? Gelukkig doen velen dat wel al, maar je moet die mensen ook wat perspectief geven op andere, en mogelijk meer uitdagende, jobs.
Dus mijn vraag aan u, minister, is of u op het vlak van hrm de scholen wilt bijstaan zodat ze daar effectief een sterk beleid kunnen voeren. Wanneer een aantal bedrijven een hrm-beleid zouden voeren zoals de scholen dat doen omdat ze de middelen daartoe niet hebben, dan is het normaal dat men niet de juiste mensen vindt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil daar graag op tussenkomen, maar ik denk dat de minister eerst was.
Het hr-beleid is iets dat ik daarstraks ook heb genoemd namens onze fractie. Het werkwoord directeur, dat is ‘direction’ in het Frans en dus richting geven. Men kan als directeur veel op het vlak van hr-beleid. Maar wat nog niet gebeurt of veel te weinig in het onderwijs, zijn exitgesprekken. Het gaat dan over de vraag waarom leerkrachten het onderwijs verlaten. Het is de bedoeling dat leerkrachten zonder scrupules durven te zeggen waarom ze vertrekken. Dat is voor mij cruciaal, dat zijn ook gesprekken die wij met onze collega's van de N-VA-fractie voeren. Het is belangrijk te weten waarom een leerkracht vertrekt.
Een van de antwoorden is dat een leerkracht wat van hem werd gevraagd op het vlak van M-decreet en de realiteit van de klas niet rondkrijgt en dus niet tot lesgeven komt. Leerkrachten zeggen dat ze een heel jaar tijd en energie steken in hun leerlingen, toetsen en examens houden, bijsturen, adviezen geven, om dan op de deliberatie te horen dat het niet de bedoeling is om herexamens te geven, dat het niet de bedoeling is om B-attesten te geven en al zeker niet om C-attesten te geven. Dat is het toch logisch dat een leerkracht zich de vraag stelt waar hij een heel jaar zijn Latijn in steekt. Dat is hr-beleid, collega’s.
In de mailbox van een directeur komt er gigantisch veel binnen. Als parlementsleden krijgen wij veel mails maar directeurs, collega's – geloof me –, krijgen er ook gigantisch veel, van overal. Allemaal zijn ze om ter belangrijkst, om ter dringendst en om ter best voor de klas. Het advies dat ik aan veel directeurs geef, is dat de voornaamste knop op een toetsenbord de delete-knop is. Als dit uw leerkracht overstelpt, als de leerkracht het gevoel krijgt dat hij dit moet doen, stuur het hem dan niet op, want hij heeft zijn handen al vol. Dat is eigen aan leerkrachten, collega’s. Mensen die leerkracht willen worden, willen in orde zijn, die willen stipt zijn. En dus doen ze vaak eerst alle administratie, want dat moet zeker in orde zijn, en pas dan, om 22 of 23 uur 's avonds, beginnen ze aan hun lesvoorbereiding. Dat is de omgekeerde wereld. En als er dan nog tijd is, bekijken ze wat er eventueel nog kan gebeuren op de andere vlakken. Vandaar dat hr-beleid, voorzitter, collega's. Ik denk dat directeurs, samen met koepels, expliciet een hr-beleid moeten voeren en aan leerkrachten moeten vragen wat hun taak onmogelijk maakt en waarom ze afhaken. En daar moeten we dan ook naar handelen, in dit parlement, vanuit de regering, maar ook vanuit de koepels en de pedagogische begeleiding. We moeten dat allemaal samen durven doen. Ik denk dat dit een zeer belangrijke stap is die we moeten zetten, collega's.
De heer Brouns heeft het woord. Gaat het over hetzelfde onderwerp?
Het sluit daar absoluut op aan.
Alles sluit hier aan op alles.
Wanneer collega Daniëls de vraag stelt wat het is, en die vraag komt bij de directies, dan denk ik dat het vaak gaat over de regels. Wanneer we vandaag naar het onderwijslandschap kijken, dan zijn er gigantisch veel regels met betrekking tot de rechtspositie en de organisatie van scholen. Daar zijn wij hier allemaal verantwoordelijk voor, want wij maken die regels. Ik denk dat wij vandaag al die regels heel kritisch onder de loep moeten nemen die een beperking zijn om maximaal die pedagogische reserve en capaciteit aan te spreken en ook al die regels die een beperking inhouden om een goed schoolbeleid te voeren. En dan gaat het inderdaad over het personeelsbeleid. Want wat doen sterke scholen vandaag? Die kleuren buiten de lijntjes.
Er zijn verschillende domeinen, binnen Energie, binnen Mobiliteit waar we werken aan een regelluw kader voor een beter Vlaams beleid. Minister, als men vandaag een sterk personeelsbeleid wil voeren, stoot men op regels en kan men geen modern personeelsbeleid voeren. Ik wil u vragen om, net als in andere domeinen, aan de slag te gaan met een regelluw kader voor een modern personeelsbeleid. (Applaus bij CD&V en bij Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, mijnheer Daniëls, ik wil me verzetten tegen het feit dat u de hele tijd al probeert om alle verantwoordelijkheid door te schuiven naar ouders en leerlingen. Hoe komt het dat ze vertrekken? Ja, dan is het het M-decreet, of de kinderen zijn te lastig, of ze zijn te mondig, ze willen geen Nederlands leren, de ouders zijn niet betrokken enzovoort.
Al van 2009, mijnheer Daniëls, al sinds ik hier zit, is er een rapport dat zei: we moeten inzetten op een lerarenloopbaanpact en we moeten het beroep versterken. Een van de punten in dat rapport is letterlijk: bij vernieuwingen, besteed zorg aan de leerkrachten. Wat is hier al jaren niet gebeurd? Net dat, de ene vernieuwing na de andere kwam er. Zo is het M-decreet op de leraren gedropt zonder dat er tijd was om te zorgen dat ze dat aankonden, dat ze bijgeschoold werden, dat ze geprofessionaliseerd werden, zonder voldoende extra ondersteuning. Dat was het grote probleem. Dat is beleid, dat is niet de schuld van de kinderen of de ouders.
Ben ik blind voor de problemen in het onderwijs? Neen. Zijn er problemen? Is de realiteit complexer geworden? Absoluut, daar geef ik u gelijk in. Maar daar moet het beleid net antwoorden op geven en dan is de verantwoordelijkheid van het beleid, als de ene vernieuwing na de andere gedropt wordt op de leerkrachten, dat men zorgt voor voldoende ondersteuning, dat men zorgt voor de tijd om te professionaliseren en de vernieuwingen door te voeren. Dat is een verpletterende verantwoordelijkheid van het beleid, van deze en de vorige Vlaamse Regering. (Applaus bij Groen en van Jos D'Haese)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Meuleman, ik ben blij met uw discours over het M-decreet eigenlijk. Ik herinner me nog vele politieke debatten waar we samen in zaten en waar u de vlag van de fundamentalistische inclusie gigantisch trok! (Rumoer)
Het was onwaarschijnlijk. Ik ben blij dat u sinds 2009 die evolutie hebt doorgemaakt. Vorige week trouwens hadden we een zeer goed debat in de commissie Onderwijs over het Leersteundecreet, over de visienota. Collega Danen was erbij, het was een zeer goed debat. Ik kan alleen maar vaststellen dat er binnen Groen verschillen zijn. Ik weet niet welke richting dat uitgaat, maar collega Danen legde absoluut zeer veel realiteitszin aan de dag. Hij zei dat we voor de leerkrachten die vinden dat het daardoor niet gaat, met het Leersteundecreet daaraan gaan werken. Als leerkrachten zeggen dat ... (Rumoer)
Maar luister nu toch eens, wat zit u nu allemaal te roepen? De minister roept op tot een sereen debat.
Als er leerkrachten of kinderen meekijken, geven we niet het goede voorbeeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Meuleman, heb ik het alleen daarover gehad? Neen. Ik heb het daar niet alleen over gehad. Een van de redenen, en er zijn leerkrachten die u goed kent en dat ook aangeven, en we luisteren ernaar, is dat we met het Leersteundecreet met deze meerderheid stappen zetten om dat bij te sturen. Dat is de kern van de zaak.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil nog even stilstaan bij dat hr-beleid. Ik denk dat daar een aanzienlijk deel van de oplossing voor het lerarentekort ligt. Ik hoor leerkrachten die het gevoel hebben dat ze vastzitten, dat ze niet genoeg uitgedaagd worden, dat ze uitgeblust zijn, dat ze niet genoeg ondersteund worden, dat ze er alleen voor staan.
Goede oproep, mijnheer Brouns, laat ons de regels rond het hr-beleid in het onderwijs tegen het licht houden. Daar zijn we absoluut voorstander van. Maar we kunnen niet rond de olifant in de kamer heen, en dat is heel de discussie rond de lerarenloopbaan. Daar is nog altijd veel te weinig rond gebeurd. Het is de overheid die het kader moet bepalen.
We hebben daar ter zake in het verleden al verschillende keren voorstellen voor gedaan. Geef startende leerkrachten een startbaan: een vaste benoeming van vijf jaar waarbij ze de jobzekerheid krijgen en de mogelijkheid om zich in te werken, om te wennen aan de job, om zich te laten ondersteunen. Twee, in een volgende fase zit men in het zenit. Daar geeft men voornamelijk les. Maar op het einde van de carrière wil men misschien eerder een landingsbaan waarin men een aantal uren minder lesgeeft, en eerder een mentorrol opneemt voor jonge leerkrachten die zich dan weer ondersteund voelen. Ik ben enerzijds benieuwd naar de ideeën van de heer Danen over de lerarenloopbaan, maar ook naar die van de minister, en vooral naar zijn concrete plannen om te zorgen dat de lerarenloopbaan eindelijk de aandacht krijgt die ze verdient.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Kort daarbij aansluitend: human resources vind ik ongelooflijk belangrijk, ook in een school. Ik heb hier horen spreken over exitgesprekken, begeleiding, coaching enzovoort. Ik sta daar achter. Maar beste mensen, in de realiteit, in de praktijk weten de directeurs vandaag van geen hout pijlen maken. Ze hebben amper tijd om hun kerntaken uit te voeren als directeur. En dan willen we het debat voeren om dat allemaal uit te voeren. Natuurlijk zijn we daar allemaal voor. Maar dan moet je wel voldoende flankerende maatregelen creëren voor die directies om dat naar behoren uit te voeren, want vandaag is dat helemaal onmogelijk.
De heer Danen heeft het woord.
Ik was net gestopt bij het hrm-beleid. Jullie zijn daarop verdergegaan. Ik wil nog een ding zeggen, dat toch wel fundamenteel is. Als je de scholen vraagt om een goed hrm-beleid te voeren, moet je ze de juiste tools in handen geven. Jullie hebben er daarnet al een paar zaken over gezegd. Zo suggereerde de heer Brouns om een aantal regels wat losser te maken of af te schaffen. Ik wil in het bijzonder een lans breken voor de startende leerkracht. Minister Weyts zei zonet: ik stel vast dat veel mensen jonger dan 30 jaar geen volledige opdracht hebben. Ik denk dat ze soms ook geen volledige opdracht kunnen hebben. Sommigen willen er misschien geen, sommigen hebben ervoor gekozen om geen volledige uurrooster te nemen. Maar sommigen hebben gewoon niet de mogelijkheid om een volledige opdracht te hebben, omdat er in die school of scholengroep gewoon niet voldoende uren zijn. Misschien vandaag wel, maar het is een heel oud zeer dat startende leerkrachten van hot naar her moeten rennen voor hun uurrooster, en dat is dan vaak nog maar een half uurrooster. Ik ben dus zeker het idee genegen van mevrouw Goeman om wat meer stabiliteit te geven aan die jonge leerkrachten. Dat is trouwens ook een pleidooi dat ik hier in dit parlement al vaak heb gevoerd.
Vervolgens wil ik een aantal pijnpunten nogmaals onder de aandacht brengen. Ik weet niet of jullie het weten, maar in ons land – ik weet niet of hierover Vlaamse cijfers bestaan – heeft ongeveer 4 procent van de inwoners een pedagogisch diploma. Toch is er een tekort. Dat is toch wel bijzonder vreemd. Wij moeten in staat zijn om meer van die mensen in het onderwijs te krijgen. We kunnen een aantal zaken doen. Ik heb al gesproken over het duaal lesgeven of het duaal werken, dus in een bedrijf en in het onderwijs. Maar ik denk dat we moeten onderzoeken – en ik heb het minister Weyts al gevraagd – hoe het in godsnaam komt dat zo’n grote groep – bijna de helft van de leerkrachten – binnen de vijf jaar het onderwijs verlaat. Dat weten we eigenlijk niet goed. Er is hier en daar wel een studie gebeurd, maar zo’n groot maatschappelijk probleem moet je toch echt goed onderzoeken om daarna de juiste maatregelen te nemen.
Ik wil afsluiten met een pleidooi voor meer maatschappelijke waardering van de leerkracht. Dat lijkt mij de sleutel die we in handen hebben om dat lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Als een beroep maatschappelijk interessant is, ga je natuurlijk vanzelf een aantal profielen aantrekken. Daarom moeten we allemaal samen in dit parlement, met meerderheid en oppositie, maar ook met het bredere onderwijsveld, de handen in elkaar slaan om dat mogelijk te maken. Want ik vind het toch wel frappant dat we een probleem dat we al jaren hebben zien aankomen, vandaag met een aantal ad-hocoplossingen proberen het hoofd te bieden. Dat verdient Vlaanderen niet. Dat verdienen onze scholen niet. Dat verdienen onze directies en kinderen niet. Daar moeten we echt wel harder aan werken. Wij willen alleszins de hand uitsteken om daaraan mee te werken. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil even ingaan op een aantal punten die in het debat naar voren zijn gekomen. Er waren punten op korte termijn, er waren punten op lange termijn. Ik hoorde, minister, dat u hier het idee lanceerde om een soort onderwijsverhaal te brengen in de media. We hebben dat met onze fractie ook al een paar keer naar voren geschoven. Ik denk dat we toch ook het verhaal van die onderwijsambassadeur niet zomaar aan de kant mogen schuiven, al was het maar omdat we zien hoe dat wel gewerkt heeft in de zorg. Laten we daar een voorbeeld aan nemen.
Maar als we het over de lange termijn hebben, minister, dan moeten we nog even het beeld naar voren schuiven van de kar die niet overladen mag worden. Daar moeten we werk van maken en we moeten het toekomstplan vastpakken en dat moeten we samen doen. U spreekt altijd over uw onderwijsclub. Gisteren was er een club die heel wat doelpunten te slikken kreeg, maar als we het hebben over een club, is dat een club die samen wil winnen. Het is niet een iemand die doelpunten maakt en de voorzetten inkopt, dat gebeurt samen. Het is dan ook mijn oproep om dit samen te doen met de club met wie u in de voorbije maanden hier samen al werk van hebt gemaakt.
We kunnen nog enkele punten aanhalen, zoals het beleidsvoerend vermogen. Als we het regelluw kader willen creëren – daar ben ikzelf zeker voorstander van –, dan moeten we daar ook heel sterke besturen voor hebben. Het zijn sterke schoolbesturen waarvan we ons soms afvragen hoe groot ze moeten zijn. Wat is de ideale schaalgrootte van een school en van een schoolbestuur om performant te kunnen besturen?
Collega's, als we het hebben over onderwijs, dan hebben we het over een context waar veel wordt geleerd. Wat ik heel vreemd vind, is dat er net in die context heel weinig lerende organisaties zijn. Op zich is dat niet zo vreemd, want als we zien hoeveel tijd leerkrachten hebben en krijgen om zich te professionaliseren, dan is dat een pijnpunt. Het is iets waar we moeten aan werken.
We kunnen de leerkracht pas opnieuw op zijn piëdestal plaatsen als we hem zien als een expert. Een expert is iemand die tijd en ruimte krijgt om zich bij te scholen. Dat is niet het geval in onderwijs. Dokters en advocaten moeten zich verplicht bijscholen om hun accreditatie te kunnen behouden. In het onderwijs zou dat eigenlijk ook zo moeten zijn. Het zou de evidentie moeten zijn dat ze tijd en ruimte krijgen om zich bij te scholen.
Als ik de link leg met de lerarenopleiding, dan hadden we het al over de instroom en de uitstroom. Als we spreken over de instroom, dan moeten we met de toets een goede balans proberen te vinden tussen het opwaarderen van de opleiding en de potentiële studenten niet afschrikken. Vorig jaar konden we vaststellen dat het aantal studenten in de lerarenopleiding steeg. Dit jaar zien we dat aantal dalen. De instaptoets kan een belangrijk en rijk instrument zijn om inzicht te geven in de competenties van de toekomstige leerkrachten. Laat ons die ook gebruiken, laat ons daarmee aan de slag gaan. De lerarenopleiding zal alle man en macht gebruiken om dat effectief te doen.
Het anciënniteitsverhaal is wat vreemd. Daar zit toch nog een verschil tussen mensen die uit de privésector en mensen die uit de publieke sector komen. Dat moeten we meenemen in het hele verhaal en dat is niet vanzelfsprekend. We moeten er toch durven over te spreken.
Zo zijn er nog een aantal concrete zaken. Zo moeten we werken met een inloopbaan waarbij studenten uit het laatste jaar lerarenopleiding bijvoorbeeld gecombineerd deeltijds kunnen lesgeven. Dit soort opties moeten we op de lange termijn bekijken. We kunnen mensen die een gewone job hebben, stimuleren om een aantal uren les te geven. Dat is het duaal lesgeven.
In onderwijs is er weinig rust. We slagen erin om in dit halfrond alles uit te vinden en soms is de inkt van de vorige hervorming nog niet droog en weten we al hoe we dat gaan evalueren en hoe we nieuwe zaken gaan invoeren, terwijl positie innemen en zaken uitproberen op de lange termijn misschien wel zeer belangrijk zijn.
In de commissie Onderwijs hadden we vorige week een heel sereen debat over het Leersteundecreet. We zijn erin geslaagd schouder aan schouder over een onderwerp te discussiëren en elkaar niet af te schieten. We bevinden ons in een crisistijd en dat mis ik hier soms. We voeren soms een oorlog tegen elkaar terwijl we eigenlijk een gemeenschappelijke vijand hebben.
Dus ik kan alleen maar vragen, collega's, laat ons die strategie van elkaar af te schieten misschien laten vallen en laat ons schouder aan schouder, net zoals we hebben gedaan tijdens de coronacrisis, net zoals we hebben gedaan tijdens de vorige crisis, het probleem van het lerarentekort samen aanpakken. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
Dames en heren, we schorsen de vergadering gedurende twee minuten.
– De vergadering wordt geschorst om 16.30 uur.
– De vergadering wordt hervat om 16.32 uur.
Collega Daniëls, verras de minister met uw tussenkomst.
Collega's, minister, voorzitter, daarnet hebben we het vanuit onze N-VA-fractie vooral gehad over het behouden van leerkrachten, het behouden van wie we hebben. Want dat is een niet onbelangrijk gegeven.
En dan spring ik, collega's, naar de lerarenopleiding. Weet u, collega’s, in grootteorde, dat één derde van diegenen die afstudeert aan de lerarenopleiding effectief naar het onderwijs gaat? Een derde studeert verder, maar één derde stapt zelfs niet in het onderwijs, ze gaan meteen naar een job buiten het onderwijs. Dus je begint aan een opleiding in het hoger onderwijs, je denkt dat dat is wat je wilt doen en dan zeg je, op het einde van die opleiding, na drie jaar of vijf jaar: ‘Nee, ik ga dat niet doen.’
Collega's, ik vind dat een onderzoek waard. Ik zou echt de lerarenopleiding ertoe willen oproepen om op zoek te gaan naar wat er daar gebeurt.
En ik koppel er iets anders aan. Er zijn de LIO-opleidingen (leraar in opleiding), waarbij mensen tegelijk lesgeven en de opleiding volgen. Ook voor de zijinstromers, minister, collega’s, is dat een belangrijk spoor. Dat is echt een belangrijk spoor om mensen aan boord te nemen en aan boord te houden. Maar die opleiding moet wel aangepast zijn aan die mensen. Ik heb recent iemand gehoord die jaren als burgerlijk ingenieur in een chemisch bedrijf heeft gewerkt. Hij deed stagebegeleiding, kreeg toen de smaak te pakken en zei: ‘Ik wil gaan lesgeven’. Eén, die man begon uit te zoeken wat hij eigenlijk moest doen om te kunnen lesgeven. En hij verloor zich in websites van hogescholen, lerarenopleidingen en dergelijke meer. Een concreet voorstel vanuit onze fractie nu is dat we op de website www.wordleraar.be voor zijinstromers heel duidelijk aangeven wat, waar, wanneer en hoe. Zonder al die onderwijsbenamingen, zonder al die onderwijsafkortingen – want daarin lopen de mensen verloren –, maar heel concreet.
Twee, die opleiding moet worden aangepast. Want die burgerlijk ingenieur ging naar die opleiding, die al zwaar was om te moeten volgen, en het eerste wat hij moest doen was een brief aan zichzelf schrijven die hij dan tijdens de proclamatie, in het bijzijn van de ouders – zo werd dat gezegd, ‘in het bijzijn van de ouders’, de man was 50 jaar – zou terugkrijgen, om te zien hoe hij was geëvolueerd in zijn onderwijsdenken. Die mens heeft gezegd: ‘Sorry, voor dit kleutergedoe pas ik.’ En hij werkt nog altijd in de chemie en zit niet in het onderwijs.
Collega’s, we moeten toch aan iedereen in het onderwijs de oproep doen: alsjeblieft, wees daar kritisch in. En probeer die opleidingen zo te maken dat die mensen hebben wat ze moeten hebben: vakkennis, vakdidactiek, klasmanagement. Dat zijn de drie belangrijkste zaken die je als leraar nodig hebt. Collega Grosemans heeft ze ook al regelmatig herhaald.
En dan de uren. Het is daarnet al gegaan over punten, over uren, over bpt, over vrijstellingen, over verlofstelsels. Onderwijs is gigantisch boeiend. Maar er is een black box, collega’s, de bpt, de bijzondere pedagogische taken. Eigenlijk zijn dat lesuren die verdwijnen uit de klas en waarmee er van alles gebeurt. En de leerkrachten vragen aan de ene kant kleinere klassen. En dan zeggen wij in dit parlement, terecht, dat er al zo veel geld naar onderwijs gaat, en meer nog, dat er volgens de statistiek klassen zijn van negen leerlingen. Al die leerkrachten zeggen dan ‘Ja, serieus?’ en beginnen ons klassenlijsten door te sturen van 20, 25, 26 leerlingen. Dan is mijn vraag: wat gebeurt er met die bpt-uren? Waar gaan die naartoe? Hoe voelt die leerkracht effectief die ondersteuning? Collega’s, dat is, naast de detacheringen, een tweede oefening die we effectief zullen moeten maken.
En een derde oefening, collega’s, die op onze plank ligt, is het stuk – en ik kom er toch nog eens op terug – van die attitude.
Ik denk dat we tegen iedereen die naar het onderwijs komt, moeten zeggen wat de essentie is. Schoolreglementen? Tegenwoordig zijn dat boeken van 53, 54 of 57 pagina’s. Maar een schoolreglement zou eigenlijk één zin moeten zijn. “Geachte leerling, alles wat het optimaal leren van uzelf of uw medeleerlingen niet ondersteunt, is niet toegelaten.” Einde schoolreglement. Want dat maakt de ambitie van onderwijs, want daar gaat het toch over: lesgeven, leskrijgen, gevormd worden.
Op dit moment, en ik begrijp dat, zijn leerkrachten bang van die juridisering, ook bij het toekennen van attesten. ‘Die gaat waarschijnlijk in beroep gaan.’ Men heeft schrik. Wel, laat ze in beroep gaan, laat ze doen, maar wel omgekeerd. De leerling toont aan dat hij wel de doelen heeft bereikt. Want dat is waarom die leerkracht een professional is: die wil doelen bereiken.
Collega’s, ik sluit af. Ik denk dat we moeten gaan voor een beleid L tot de derde: laat de leraar lesgeven. (Applaus bij de N-VA)
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik wil eerst iets kleins zeggen aan mevrouw Rutten. het was niet onze bedoeling om die hele cao op de schop te doen, enkel die ene maatregel.
Ten tweede heeft de minister het gehad over een repliek op wat ik gezegd heb. Jullie zeggen dat jullie niet alle vakken daarin meenemen, alleen die vakken waarin effectief een tekort is vastgesteld. Oké, ik begrijp dat wel. Maar hoe dan ook hol je dan meer achter de feiten aan. Dat moet snel kunnen gaan, dat moet heel flexibel worden. En dat is nog niet voldoende. Je kunt ook mensen aantrekken met een heel ander profiel. Ik geef als voorbeeld een ex-lo-leerkracht die in de privé is gaan werken. Wel, die kan biologie gaan geven of die kan scheikunde geven, mits een beetje bijsturing. Dus ik denk dat dat systeem toch zeker nog flexibeler kan.
Ten derde hebt u recent beslist om extra uren in te zetten voor de begeleiding van jonge leerkrachten. Wij staan daarachter, op voorwaarde dat het efficiënt gebeurt, en dat u ook de doeltreffendheid daarvan laat bewaken. Ik geef een voorbeeld uit mijn eigen gemeente. Daar wordt een jonge collega uit de lagere school ingezet. Die moet dan bijvoorbeeld jonge kleuterleidsters gaan begeleiden, terwijl ze daar geen enkele notie van heeft, geen enkele ervaring mee heeft. Ze heeft zelf amper al ervaring. Dan lijkt me dat toch zijn doel voorbij te schieten. Dan kan ze denk ik nuttiger werk verrichten in een klas van de lagere school.
Dan wil ik graag een paar praktijkvoorbeelden geven om aan te tonen waar het schoentje vooral wringt. Ik begin met Joren Vermeersch, niet onbekend in N-VA-gezelschap. Hij zegt dat veel leerkrachten hoorndol worden van de moeite die ze moeten steken in het handhaven van elementaire discipline in de klas. “Ik heb daar op lezingen in Brusselse scholen schrijnende voorbeelden van gezien. Op één school in Schaarbeek overtrof dat zelfs mijn stoutste verbeelding. Starters haken zo af nog voor ze goed en wel begonnen zijn, terwijl leraren met veel ervaring op de teller uitvallen door burn-outs en stress, als een gevolg van gebrekkige waardering.”
Harry de Paepe zei het volgende in een goed artikel in De Morgen vandaag. “Ik ken voldoende leraars die het aan de stok krijgen met een bepaald type ouders. Het gaat dan over het studie- of wangedrag van de kinderen en dat is volgens die ouders gewoon de schuld van de leraar zelf.”
Alain Vandenbroecke was op twitter – en daar kwamen nogal wat reacties op – scherp voor de ouders. “Beste ouders, hou op met leerkrachten te vragen om privézorg voor uw kind op te nemen. Wij zijn geen psychologen, orthopedagogen, jongerenpsychiaters, personality coaches, dagverblijfmedewerkers. (…) Wij staan in voor de opleiding van uw kind, niet voor de opvoeding, dat is uw taak, niet voor de paramedische zorg, daar is gespecialiseerd zorgpersoneel voor. Laat ons gewoon lesgeven en belast ons niet met uw morele chantage. Gepersonaliseerd onderwijs is gewoon niet mogelijk in onze onderwijsstructuur. Uw kind zit samen met 20 leeftijdsgenoten in onze les.”
En dan klaagt Bénédicte Verbeeck in De Tijd van vandaag – collega Daniëls heeft haar ook al aangehaald – over de attitude bij steeds meer leerlingen, die amper nog interesse tonen in wat de leerkracht hun probeert bij te brengen. Zij zegt: “Probeer maar eens de vonk te laten overslaan als de meeste leerlingen niet eens hun boek meebrengen en duidelijk te verstaan geven dat ze geen les willen.” Of: “Hoe kom je als leerkracht aan literatuur toe met een publiek dat zucht als je het woord nog maar uitspreekt?” En dat in een klas die koos voor moderne talen, nota bene.
Collega’s, wij vinden dat zowel de directie als de ouders principieel achter de leraar zouden moeten staan, zodat er een rustig klasklimaat kan heersen waarin les kan worden gegeven. Stel het gezag, vooral in scholen in een stedelijke omgeving met veel allochtone kinderen. Zorg ervoor dat de leerkracht zich weer op zijn gemak kan voelen, ook al vereist dat een lik-op-stukbeleid waarin sommige leerlingen streng zullen worden aangepakt. Uiteraard is dat in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de directies, maar die voelen zich daar vaak nogal onzeker in. Zij moeten daartoe worden aangemoedigd en opgeleid. Helaas heb ik u daar nog geen enkel initiatief zien nemen, minister. Dat vind ik toch wel belangrijk. Wanneer zult u laten voelen dat u achter de leerkrachten staat wanneer men hen onderuit wil halen?
Ik concludeer: leerkrachten willen niet de rol krijgen van assepoester, die het vuil van anderen moet opkuisen. Zij willen respect. Ik bedank alle leerkrachten om het ondanks alles toch vol te houden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, allereerst wil ik u danken voor het feit dat u rekening wilt houden met de opmerkingen die wij over detachering hebben gemaakt. Ik hoop, al zal het inderdaad enige Grondwetswijzigingen nodig hebben, in u een medestander te vinden om een traject op te starten om tot één neutraal net te komen, om op die manier de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Er wordt regelmatig meewarig gedaan als ik over die zaken begin, zeker door bepaalde collega’s, maar de realiteit is wel dat dat een debat is dat we moeten durven te voeren: op welke manier zullen we de miljarden euro’s die we in onderwijs steken, op een zo efficiënt mogelijke manier gebruiken, om ertoe te komen dat we datgene waarvoor we onderwijs doen, namelijk onze toekomst verzekeren, op een goede manier kunnen doen?
Minister, ik kom tot de zaken die u naar voren hebt gebracht. Er zitten heel goede zaken tussen. Er zijn ook zaken bij die al naar voren zijn gekomen tijdens besprekingen. De zijinstroom versterken is inderdaad noodzakelijk. U hebt daar al verschillende stappen in genomen, maar ik denk wel dat we onder andere de discussie over de acht jaar anciënniteit moeten voeren. Ik ben ervan overtuigd dat in een klimaat als dat van vandaag, waar je veel meer jobhopt en op een andere manier kijkt naar een carrière dan vroeger… Vroeger begon je aan een carrière en was het ultieme bereikt als je gedurende je hele loopbaan was opgeklommen in dat ene bedrijf. Vandaag kijken mensen op een andere manier naar hun carrière en naar hun interesses. Ze willen van alles wat proeven, en waarom zou onderwijs daar een uitzondering op vormen? Waarom zouden we er niet voor zorgen dat we de anciënniteit die mensen hebben opgebouwd, en die ervaring, die vandaag in het beroep van leerkracht noodzakelijk is om de passie voor een bepaald vak over te brengen, extra belonen en dus de acht jaar anciënniteit inderdaad ter discussie stellen?
De heer Danen heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, ik moet zeggen dat ik uw pleidooi om de anciënniteit te bekijken, heel erg steun. Dat heb ik hier al een paar keer gezegd. Ik begrijp dat dat niet van vandaag op morgen kan, maar ik heb de berekening zelf eens gemaakt. Ik hoop dat heel wat vijftigers die in de bank, de chemiesector of waar dan ook werken, zeggen: ‘Tot mijn 67e hier werken, dat zie ik niet zitten. Ik wil graag iets anders doen. Ik wil graag lesgeven. Ik wil graag wat ik kan, aan anderen doorgeven.’ Wel, met hun loon komen zij in concurrentie met mensen in het onderwijs die volledige anciënniteit hebben. Ze krijgen dan een loon van iemand van 30 jaar, zeker – en daar staan we ook achter – als je die tijd start. Als je die verlaagt – de facto begon die pas op 23 of 24 jaar –, dan kom je in concurrentie met mensen van 28 of 29 jaar. Niemand zal dan de overstap maken, vooral omdat de loonspanning tussen hen en collega’s met volledige anciënniteit dan kan oplopen tot 1600 à 1700 euro bruto per maand. Dat is een veel te groot verschil. Wat dat betreft, wil ik zeker de hand uitsteken naar jullie om die strijd samen te voeren. Nogmaals, dat zal niet van vandaag op morgen lukken, maar ik hoop dat we tussen nu en bijvoorbeeld vijf jaar wel al kunnen gaan naar een meeneembare anciënniteit van twintig jaar.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat het pleidooi voor die zijinstroom en de anciënniteit betreft: ik wil erop wijzen dat minister Smet dat ooit heeft proberen op te starten. Dat is niet gelukt. Deze legislatuur is dat wel gelukt. Ik vind dat toch niet onbelangrijk. Het is de Raad van State en dergelijke gepasseerd. Dat is een eerste belangrijke stap die we gezet hebben. Ik heb de minister in zijn uiteenzetting daarnet horen zeggen – en ik heb het net ook nog eens nagelezen – dat hij voor een aantal knelpuntvakken wil kijken om de meeneembaarheid van de anciënniteit iets te verhogen, als ik het goed begrepen heb. Is dat dan al geen belangrijke stap? Ik denk het wel, zeker voor de knelpunten, want het is voor die vakken dat er tekorten zijn. Laat ons daarnaar kijken, ook in de totaliteit van de budgettaire inspanning die dat vraagt.
Maar ik kijk ook even naar u, minister, heb ik u goed begrepen? Ik dacht van wel.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik had daar ook nog een vraag bij. Ik heb er daarnet ook al voor gepleit om de anciënniteitsregeling uit te breiden. We hebben dat debat trouwens ook al gevoerd bij de bespreking van de rekeningen, waaruit bleek dat het budget voor de zijinstromers onderbenut bleef. Volgens mij is er dus marge. Acht jaar is ook niet voldoende om bepaalde mensen over de streep te trekken. Ik denk dus dat het mogelijk moet zijn om daar op de korte termijn iets aan te doen.
Ik zei daarnet ook al dat van de 100 miljoen euro die u hiervoor opzijgezet hebt, 46 miljoen euro niet zal worden uitgegeven. Klopt dat, minister? Ik heb de indruk dat u in plaats van meer te doen voor de zijinstromers, net minder gaat doen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil aansluiten bij de vraag over de zijinstromers. Ik had daarnet al gevraagd of u ook bereid bent te kijken naar het verschil tussen iemand die uit de private sector komt en iemand die uit de publieke sector komt. Daar zit ook een verschil op het vlak van meeneembaarheid van anciënniteit. Ik denk dat dat belangrijk is naar de toekomstige leerkrachten toe. Ze moeten weten waar ze aan toe zijn. Ik hoor dat sommige mensen starten met een opleiding en pas na een paar maanden weten wat het verschil is en wat ze kunnen meenemen, terwijl dat toch wel cruciaal is als je de stap naar het onderwijs wilt zetten, wat we net moeten ondersteunen. Transparantie speelt daarin een grote rol. Dus, minister, bent u bereid om daar zeer transparant over te zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Transparantie is betrekkelijk eenvoudig, in die zin dat we nu een lijst hebben van knelpuntvakken waarvoor tot maximaal acht jaar anciënniteit mag worden meegenomen. Die lijst breid ik gevoelig uit: er komen twaalf vakken bij, gaande van aardrijkskunde, Duits, Engels tot natuurkunde, projectalgemene vakken (PAV) en technische opvoeding. Dat is een eerste stap.
Twee, ik wil alles toch ook wat versoepelen. Sommige kandidaten worden tegenhouden omdat ze eertijds eens een kortstondige interimopdracht hebben volbracht, waardoor de administratie redeneert dat die persoon niet helemaal een nieuwe zijinstromer is. Op dat vlak zou ik wat willen versoepelen.
Wat de volgende stappen betreft: het is natuurlijk nog wat koffiedik kijken hoe ver we dan kunnen springen, maar gelet op het succes van deze maatregelen, als we dat kunnen uitbreiden, dan geloof ik erin dat dat toch ook wel een grote extra zijinstroom zal kunnen opleveren.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, als het goed is, zeggen we het ook. Dat punt van uw betoog vond ik bijzonder goed. Het klopt ook wat collega Daniëls zegt, namelijk dat hier concrete stappen zijn gezet om die zijinstroom beter te maken. Mijn kleine vraag aan u is dan nog: vanwaar komt deze opsomming? Zijn dat dan alle knelpuntvakken die men nu in één keer meeneemt? Is dat nog een selectie? Hoe is die gemaakt? Is er nog ruimte om daarover te praten? Dan kunnen we dat in de commissie zonder twijfel verder doen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag van daarnet. Ik lees vooral in de kranten dat er 100 miljoen euro was uitgetrokken voor de zijinstroom, maar dat daar nu in de besparingsronde 46 miljoen euro afgaat. Klopt dat? Oké, maar dan hoor ik u dat graag bevestigen. Dat zou immers onbegrijpelijk zijn op het moment dat we de zijinstroom net moeten versterken.
Collega Goeman, geef de minister dan wel de kans om te antwoorden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Aansluitend daarbij is er nog de vraag over de ICT-coördinatoren: zitten die daar dan mee in?
Verder, als we het hebben over anciënniteit: wat ik ook heel vaak hoor, is dat directeurs hun anciënniteit niet kunnen meenemen. Er is ook soms een anomalie. Iemand was bijvoorbeeld directeur in een technische school of een school waar technische vakken worden gegeven. Die had een technisch diploma. Hij schakelde over naar een andere school en kon dan plots geen directeur meer zijn of kon die anciënniteit niet meenemen. Ik denk dus dat dat zeker ook moet worden meegenomen als we het hebben over beleidsvoerend vermogen, dat we dat ruimer moeten zien.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat die zogezegde 100 miljoen euro betreft die zou zijn gelibelleerd voor de zijinstroom, dat is helemaal niet zo. Ik weet dus niet waar u dat haalt.
Hoe definiëren we die knelpuntvakken? Dat gebeurt echt op basis van VDAB-data. U moet ook erkennen dat, als het aantal VDAB-vacatures oploopt, daar ook een effectje in zit omdat we dat onszelf een beetje hebben aangedaan. We hebben de afgelopen jaren de scholen immers ook aangemoedigd om daadwerkelijk VDAB in te schakelen. In het verleden gebeurde dat veel minder en beperkte men zich voor de vacatures tot een eigen circuit. Die werden niet vacant verklaard via VDAB. Daarom lopen die cijfers bij VDAB wat op. Dat is echter wel een handig instrument om keuzes te maken. Je moet natuurlijk keuzes maken in dezen: je moet ervoor zorgen dat je die profielen aantrekt waarnaar de vraag aan onze kant het grootst is. Dan komen we tot die lijst, maar ondertussen zijn er wel al bijna een twintigtal knelpuntvakken die in aanmerking komen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Naast dat van die anciënniteit, waarover wij zeker en vast met u willen meedenken, zijn er inzake de zijinstroom ook een paar andere zaken aangehaald die volgens mij heel belangrijk zijn. Zo is er de erkenning van competenties, waardoor men vrijstellingen kan krijgen en het behalen van dat pedagogische bekwaamheidsbewijs kan worden ingekort. Ik denk dat dat belangrijk is, en ik denk dat de communicatie over die zaken heel belangrijk is. Dat is ook een van de zaken die hier naar voren zijn gekomen. Eigenlijk zou je bij manier van spreken rechtstreeks naar die mensen moeten kunnen communiceren. Waarom zou iemand in het onderwijs stappen, het feit dat hij gedreven is en dergelijke meer buiten beschouwing latend? Omdat hij niet wordt afgestraft omdat hij eerst ergens anders heeft gewerkt, omdat zijn pedagogisch traject kan worden verkort door vrijstellingen, door het feit dat hij inderdaad bepaalde competenties heeft. Daardoor kan men mensen daar inderdaad warm voor maken. Ik heb zo’n pedagogisch traject doorlopen. Ik kan me voorstellen dat dat voor een stuk een domper zet, want dat is toch alweer iets extra’s, terwijl men er eigenlijk voor zou moeten zorgen dat iemand maximaal voor de klas ervaring kan opdoen.
Dan hebt u inderdaad de activering aangehaald. U gaat in die activering voor een stuk ook kijken naar de gedetacheerden, maar u zegt ook: je hebt die stille reserve. De vraag is natuurlijk hoe je dat in die puzzel legt. Wat vandaag ook soms het probleem is, zijn de lesopdrachten op verschillende scholen. Op welke manier kun je dat eenvoudiger laten verlopen zodat de trajecten die je daartussen moet lopen praktisch gezien niet constant een groot probleem vormen?
Zorgverlof opschorten zonder verlies van rechten is een bijzonder interessante denkpiste, net zoals de piste die we gebruikt hebben tijdens corona. We zouden met het federale niveau in overleg kunnen gaan om inderdaad diegenen die gepensioneerd zijn maar toch nog enkele jaren verder willen doen, niet fiscaal te straffen. Waarom zou ik nu in ‘s hemelsnaam op pensioen gegaan zijn om dan achteraf, als ik toch mijn beste beentje wil voorzetten, afgestraft te worden? Dat wil niemand.
Diegenen die in ziekte zijn minder binair benaderen, is een goede zaak. Langs de andere kant hebben we nu die regeling – en ik ben er bijzonder tevreden over dat u die uit de brand hebt gesleept – dat er al na een jaar kan overgegaan worden tot ontslag van mensen die inderdaad de vaste benoeming misbruiken. Binnen dezen ben ik goed geplaatst om te getuigen via mijn broer, die een tijd les heeft gegeven en er nog een open brief over gestuurd heeft – u was toen nog geen minister. Hier zitten er ook bijzonder veel die misbruik maken van hun ziektestelsel, om terug te komen op het moment dat de vakantie begint en om op miraculeuze wijze genezen te zijn op het moment dat de vakentie gedaan is, waardoor bepaalde leerkrachten niet kunnen doorstromen naar die vakken, en dat remt ook enorm af. Dus inderdaad, er zijn heel veel goede leerkrachten, maar je kunt het lerarenkorps nog vollediger en beter maken door de rotte appels er ook uit te halen. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is in dit debat. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
U hebt één enthousiaste fan, maar dan wel zeer enthousiast.
De heer De Witte heeft het woord.
Collega’s, we zijn drie uur aan het discussiëren en er is over van alles veel gezegd, maar ik blijf toch op mijn honger zitten rond het eerste punt, namelijk hoe het komt dat er zoveel leerkrachten vertrekken. In de eerste vijf jaar is dat tot 40 procent. De cijfers variëren, maar 25 tot 40 tot zelfs 50 procent, zo las ik vandaag zelfs in De Standaard, vertrekken. En, mijnheer Daniëls, daar zegt u niets over. U spreekt over de opleiding die niet goed genoeg is, maar u zegt niets over die eerste vijf cruciale jaren. Als daar 40 procent vertrekt, moeten we toch eens gaan kijken wat daar gebeurt. Ik heb hier al meermaals gewezen op – en, minister, u heeft daar niet op geantwoord – de werkonzekerheid aan het begin. U bent direct begonnen over de benoemingen. Het feit is dat leerkrachten helemaal in het begin nog altijd moeten sprokkelen met uren. In het onderwijs begin je tijdelijk en dan moet je sprokkelen om uren bij elkaar te halen. In de vakantie verlies je je tewerkstelling en heb je geen loon. En daarover gebeurt er niets.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dat die mensen nul euro gestort krijgen, klopt gewoon niet. Die krijgen een uitgestelde vergoeding.
Die krijgen een uitgestelde vergoeding, ja.
Dat is wel geld, en het staat bijna gelijk met een loon.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we roepen hier op om mensen warm te maken voor het onderwijs. En nu staat u hier te zeggen: ‘tijdelijk, dat is in juli en augustus nul euro op de rekening’. Dat is gewoon manifest onjuist. Ik zal het u uitleggen. A rato van het aantal maanden dat je gewerkt hebt voor januari, wordt juli uitbetaald en a rato van januari tot juni…. Nu staat u ja te knikken. Ik vind het heel fijn dat u toegeeft dat wat u daarnet zei, namelijk dat ze niets krijgen, niet juist is.
Twee, u zei daarnet: ‘Mijnheer Daniëls, u hebt niets gezegd over de leerkrachten die het onderwijs verlaten.’ Ja, ik weet niet waar u zat toen ik daar iets over zei, maar ik heb gezegd dat we exitgesprekken moeten voeren. Dat wil zeggen: spreken met mensen die vertrekken. Dat heb ik gezegd.
Drie, de minister heeft hier uitvoerig gesproken over leerkrachten sneller benoemen. Dat hebt u ook niet gehoord. Ik snap wel dat u daar staat om filmpjes te kunnen maken op sociale media, maar stop dan toch met foute dingen te vertellen. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer De Witte heeft het woord.
Het gaat erover dat die leerkrachten in die periode … En die periode duurt vaak langer dan één jaar, want je moet sprokkelen zodra je een negatieve benoeming hebt. Je hebt dan veel onzekerheid. En effectief, je krijgt uitgesteld loon in functie van de gepresteerde uren, en dat is niet gelijk aan hetzelfde loon. Dat is net het probleem.
Mijn buurvrouw is begonnen – ik heb het daarnet gezegd – in 2013 in het onderwijs. Het heeft acht jaar geduurd voordat ze effectief benoemd werd, want er moeten ook uren beschikbaar zijn in de scholengroep waarin je tewerkgesteld bent. Dat heeft heel lang geduurd. Nu wordt die procedure verkort, maar in de periode ervoor is er nog altijd een immens probleem van werkonzekerheid. Dat is niet opgelost.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik dacht dat ik iets van onderwijs kende, maar ik leer iets nieuws: een negatieve benoeming. Ik weet niet juist wat dat is. Ik ben heel benieuwd hoe dat eruitziet.
Ik ben blij dat u toegeeft dat het beleid dat we voeren, goed is. De periode wordt verkort. Dat is een goede zaak. U geeft toe – chapeau – dat wat we doen, een goede zaak is.
U hebt het dan over uw buurvrouw. Ik heb het gevoel dat u in een grote buurt woont, want die buurvrouw komt in elke commissie Onderwijs terug. Als er werkelijk een tekort is, dan zijn die uren open. Als er een tekort is en je hebt niemand, dan zijn dat open uren. Wat u eigenlijk zegt, is dat uw buurvrouw niet in een knelpuntvak of - beroep zit. Dat zegt u. Dat wordt een boeiend gesprek vanavond met uw buurvrouw.
Mijn buurvrouw geeft godsdienst. Dat is inderdaad geen Frans, geen wiskunde, maar op dat punt is het verschil niet … Er zijn heel veel tijdelijke leerkrachten die beginnen en die vroeg stoppen. Ons voorstel is tweeledig. Ten eerste, de vervangingspool zoals die bestond en die een tijd geleden al is afgeschaft, behouden. Hou die vijf jaar lang, zodat leerkrachten die beginnen, vijf jaar lang werkzekerheid hebben en ze in functie van het loon dat ze krijgen, van in het begin een vast contract, een zekerheid hebben. Dat is één stap.
Ten tweede, laat jonge leerkrachten die pas beginnen, 80 procent werken. Door de werkshock, doordat ze er direct in worden gegooid met heel veel druk, zien we dat heel veel leerkrachten uitvallen. Als dat langzamer opgebouwd wordt, dan is er veel minder uitval. Dat is mijn inschatting.
Dan kom ik tot de werkdruk. Ik hoor u zeggen, minister, dat we stille reserves zullen activeren, dat we mensen met zorgverlof zullen toelaten om terug te komen, dat we zieken zullen activeren. Dat staat haaks op de probleemstelling dat een op de drie leerkrachten in de gevarenzone van een burn-out zit. U zegt dan dat we die mensen zullen terughalen. Ik zou zeggen dat we moeten zorgen voor meer van dat soort verloven om ervoor te zorgen dat als het tijdens de loopbaan intenser wordt, de werkdruk draagbaar is.
Zeker naar het einde toe, op het vlak van landingsbanen, moeten leerkrachten het vanaf 50 jaar rustiger aan kunnen doen, vier vijfde kunnen werken. Zo creëer je ruimte in de loopbaan, en dat is cruciaal om ervoor te zorgen dat het draagbaar blijft en het probleem van de werkdruk aangepakt wordt.
Ik hoor over al deze dingen momenteel niets in het parlement. Niets.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In de commissie hebben we naar aanleiding van de conceptnota, die ik met enkele collega's heb ingediend, over de re-integratie van langdurig zieke leerkrachten sereen gedebatteerd. Dat gaat over leerkrachten die langdurig ziek zijn en, bijvoorbeeld als gevolg van kanker, een stukje van hun opdracht opnieuw willen opnemen. Ik denk dat u het wat verkeerd framet, alsof we voorstellen dat mensen die ziek zijn, verplicht opnieuw voor de klas moeten gaan staan. Dat is geenszins het geval, integendeel. We zoeken wel opportuniteiten voor mensen die geleidelijk aan opnieuw willen integreren, opnieuw voor de klas willen gaan staan.
Dat is nu niet mogelijk. Dat is hetgeen we hier al de hele tijd proberen duidelijk te maken: dat er binnen onderwijs heel weinig flexibiliteit is. Dat moeten we proberen aan te pakken, op korte termijn en op lange termijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Twee kleine puntjes. Eerst met betrekking tot wat u daarstraks hebt gezegd over de startende leerkrachten. Ik heb wel heel duidelijk gezegd dat een heel belangrijk deel in onze cao net die aanvangsbegeleiding is, die we gaan versterken, en waarbij we elk extra uur voorzien.
Twee: wat het laatste debat betreft, zijn we toch aan het debatteren over het verminderen van het lerarentekort, hoop ik? Want als je de mogelijkheden tot verloven nog gaat uitbreiden, dan ga je het lerarentekort natuurlijk nog verhogen, terwijl we toch bezig zijn over het beperken van het lerarentekort. Ik denk dat er vandaag heel wat mogelijkheden zijn tot verlof, maar we willen het ook net mogelijk maken dat je zulk verlof kunt opschorten. Maar niet onder dwang! Dat is op grond van vrijwilligheid. Net zoals we het mogelijk willen maken dat je als gepensioneerde terugkomt naar de klas, net zoals we het mogelijk willen maken dat je als zieke leerkracht toch ook nog enkele uren, en a rato van eigen tempo – vrijwillig – kunt terugkomen. Dat is allemaal op grond van vrijwilligheid.
Ons punt is net dat dat vandaag niet kan en niet mag. Door een wirwar van regelgeving – dikwijls ook federale regelgeving – worden bijvoorbeeld gepensioneerden die willen terugkeren naar de klas, daarvoor financieel afgestraft. Degenen die willen terugkeren uit ziekte, hebben de keuze tussen voltijds of halftijds terugkomen, en daartussen is niets anders mogelijk. Nogmaals, het is allemaal op grond van vrijwilligheid, en daarin willen we wat meer souplesse aan de dag leggen. Wanneer mensen echt zeggen dat ze opnieuw actief aan de slag willen, dan zou het toch te gek zijn dat we nog langer in stand houden dat we dat gaan verhinderen, zeker in tijden van acuut lerarentekort.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u zegt: ‘We willen het lerarentekort oplossen, dus we gaan toch geen extra verloven toekennen.’ Ik denk dat daar net het probleem zit. De aantrekkelijkheid van het beroep wordt net kapotgemaakt doordat het zo zwaar is. Dat is net het punt. Dat is wat leerkrachten me ook zeggen. Vroeger zeiden we tegen onze kinderen: ‘Word leerkracht, dat is een fijn beroep. Het is zwaar tijdens de loopbaan, maar je hebt een goed pensioen, en je kunt op tijd vertrekken.’ Nu zeggen heel veel leerkrachten: ‘Nee, word geen leerkracht, want je ziet zwaar af.’
Ik ben dus helemaal niet akkoord als u zegt dat u het gaat oplossen, maar dat u de thematische verloven, of de verloven die er zijn om even tot rust te komen, zeker niet gaat uitbreiden. Ik denk dat we die moeten behouden. Dat is uiteraard belangrijk. Als mensen willen terugkomen, dan mogen ze terugkomen. Voor mij is dat geen probleem. U zegt: ‘Uiteraard is dat zonder dwang; er is geen enkele verplichting.’ Maar vorige week – ik hoop dat u ook in het land was – is er een hele discussie gelanceerd over sancties voor langdurig zieken. Dus we zullen zien hoelang het duurt voordat er een sanctionerend kader is. Maar als gepensioneerden willen terugkomen, dan mogen ze van mij werken.
Rond de aanvangsbegeleiding voorziet u 10 miljoen. 5000 nieuwe leerkrachten per jaar, dat is 1 per 25 nieuwe leerkrachten. Met die 10 miljoen kunt u 200 mensen tewerkstellen. Dat is te beperkt. Daar moet meer op ingezet worden. De 100 miljoen die u bespaart, daarvan had u misschien een deeltje hiervoor kunnen gebruiken, zodat de uitval aan het begin niet zo groot zou zijn. (Kim De Witte onderbreekt zijn uiteenzetting en kijkt in de richting van de voorzitter.)
U kijkt zo vreemd?
Voorzitter, ik dacht dat u mij ging onderbreken.
Ik? (Gelach)
Ik dacht dat iemand mij wou onderbreken. Ik zag mevrouw Rutten wijzen en allerlei dingen doen, en ik wist niet …
Mevrouw Rutten was naar de klok aan het wijzen.
Ik wil u wel onderbreken, maar ik mag helaas niet. (Gelach)
Ik kan veel tussenkomsten doen, maar inhoudelijk moet ik mijn mond houden.
Goed voor mij. (Gelach)
Dat is waar. Dat is goed voor u. (Gelach)
Collega’s, ik wou nog iets zeggen rond de aantrekkelijkheid van het beroep. Je hebt de werkzekerheid in het begin. Ik heb niet het gevoel dat dit is opgelost, echt niet. Je hebt de kwestie van de werkdruk. Dat is een ernstig probleem.
De studies geven het aan en de maatregelen die de minister voorstelt, maak me eerder bang, omdat we de sector het gevoel geven dat die meer druk zal krijgen.
Ten derde is het pensioen cruciaal voor de aantrekkelijkheid van het beroep. U hebt de diplomabonificaties afgeschaft, het tantième naar 60 gebracht en de leeftijd verhoogd. Dat heeft een immense impact, en de aantrekkelijkheid van het beroep lijdt daar uiteraard onder.
Mijn voorstel is om het beroep opnieuw echt aantrekkelijk te maken. Wij zijn voor zijinstromers, wij zijn ook voor het meenemen van de volledige anciënniteit, maar dat zal het probleem niet volledig oplossen. Daar zullen we het niet mee halen. We hebben nood aan gevormde leerkrachten die kiezen voor het onderwijs omdat het een fijn beroep is, omdat het werkbaar is, omdat het draagbaar is, omdat men er geen burn-out krijgt en omdat men aan het einde van de carrière, recht heeft op rust en een goed pensioen. Wanneer men 35 of 40 jaar voor de klas heeft gestaan, is dat oké. Dat is onze visie. (Applaus van Jos D’Haese)
De heer Vandenberghe heeft het hoort.
Ik had graag nog een antwoord gekregen van de minister op mijn vraag over de meelooptrajecten. Ik denk niet dat hij die al heeft beantwoord, ofwel heb ik het over het hoofd gezien.
Minister Weyts heeft het woord.
De meelooptrajecten zijn gestart voor de cao was afgesproken. U hebt gelijk dat dit een evaluatie en een afweging is die men moet maken. Daarbij stellen wij ons de vraag wat de job van directeur het aantrekkelijkst maakt: meelooptrajecten of ervoor zorgen dat er een minimale loonspanning is van 39 procent. We hebben geopteerd voor dat laatste, vooral vanuit de vaststelling dat het budget voor de meelooptrajecten niet volledig was opgesoupeerd. Dat is inderdaad een beleidskeuze, een afweging in functie van efficiëntie. Elke euro die we in het verhogen van die loonspanning stoppen, zal meer rendement opleveren voor de aantrekkelijkheid van de job van directeur dan de euro die we in de meelooptrajecten stoppen. Maar de meelooptrajecten die momenteel lopen, zullen ook blijven lopen. Die worden niet abrupt afgebroken.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, ik wilde daarnet de dynamiek van het debat niet onderbreken door nog eens tussen te komen over Brussel, maar ik wil toch nog even de aandacht van de minister vestigen op het feit dat zich daar een bijzonder acuut probleem voordoet en de oproep herhalen om in overleg met minister Gatz specifieke maatregelen uit te werken die in Brussel kunnen werken. Daarstraks hebben de collega's van de N-VA-fractie gezegd dat men in Brussel die problemen zelf maar moet opvolgen. Ik dacht dat in de visie van de N-VA onderwijs nog altijd een gemeenschapsmaterie was. Ik roep u dan ook absoluut op om daar werk van te maken en daar zeer snel mee aan de slag te gaan. Ik vraag me af of u bijvoorbeeld inzake de zijinstroom in het lager onderwijs kunt bevestigen dat dit een piste is die kan worden onderzocht.
Collega Bex, dit is voor alle duidelijkheid uw volste recht, maar ik kan u verzekeren dat uw oproep minstens drie keer in het Woordelijk Verslag zal staan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Bex, ik wilde hetzelfde zeggen als de voorzitter. Ik weet niet hoe vaak de minister nog moet herhalen …
Dat heb ik niet gezegd. Ik ben Zwitserland.
Veel plezier in Zwitserland, voorzitter.
Ik weet niet hoe vaak de minister nog moet herhalen dat hij in overleg gaat met minister Gatz. Waar ik op wilde wijzen, was de vraag hoe het komt dat in Brussel maar 3 procent van de inwoners leerkracht wil worden in het eigen onderwijs. Dat is een vraag die ik naar voren brengen en dat is iets wat we inderdaad moeten onderzoeken. En ik heb u daarnet ook al aangegeven dat als ik dan kijk naar de instroom in de lerarenopleiding, ook in Brussel, daar op verschillende vlakken knelpunten zitten die moeten worden aangepakt. Dat is wat ik heb gezegd, mijnheer Bex. Als u zegt dat wij daar niet naar kijken en daar niets aan willen doen, dan verdraait u mijn woorden en dat vind ik eigenlijk heel spijtig voor een partij die telkens #hetkananders gebruikt.
De heer De Gucht heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, die 3 procent is niet juist, het is 8,3 procent.
Ik denk dat u ook even naar het geheel moet kijken, naar de manier waarop mensen in een stad leven en dergelijke meer. Het is vooral belangrijk dat goede leerkrachten hun weg vinden naar dat Brussels onderwijs. Die aantrekking in een stedelijke context is belangrijk. Dat geldt ook in Gent en in Antwerpen. We moeten daar een aangepast beleid voor voeren.
En ik vind het heel belangrijk dat er inderdaad wordt samengezeten en op een goede manier wordt samengewerkt met minister Gatz, die alles op alles zet om zowel de scholenbouw, als de aantrekkelijkheid van het beroep naar voren te schuiven. Laat ons alstublieft geen debat voeren over Brussel tegen Vlaanderen of Vlaanderen tegen Brussel. Het gaat erover elke leerling in het Vlaamse onderwijs zo goed mogelijk te ondersteunen en elke leerkracht de mogelijkheid te geven om dat ook te doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik baseer me gewoon op de cijfers die minister Gatz in De Afspraak heeft gegeven. Dat is alles. Maar goed, of het nu 3 of 8,3 procent is, het blijft weinig. Ik hoop dat we het daarover eens zijn en daar durven naar te kijken.
Het gaat inderdaad niet enkel over Brussel. We hebben ook in andere steden grote uitdagingen, anders zouden we het debat niet moeten voeren – het is al aangehaald – in verband met attitude en leerkrachten en dergelijke. Dat is meer dan duidelijk.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Als we het erover eens zijn dat het geen strijd is van Vlaanderen tegen Brussel – het is veel genuanceerder dan dat –, dan zou ik de uitgestoken hand, collega Daniëls, wel willen aannemen om vooral te gaan luisteren. Collega Brouns heeft het ook gezegd: waarom vertrekken zoveel mensen uit het onderwijs, waarom ligt die druk zo hoog? Zelfs de collega van de PVDA haalde het aan. Misschien ligt het niet aan een tekort aan verlofstelsels, ik denk het eigenlijk niet. Ik denk dat leerkrachten gewoon heel graag lesgeven en dat er heel veel frustratie zit – daar heeft collega Daniëls gelijk in – omdat ze vaak hun eigen vak niet meer mogen geven. Dat staat vandaag nog uitgebreid in de pers. U zou dat vroeger ‘pretpedagogie’ genoemd hebben, mijnheer Daniëls. Daar zit een bron van waarheid in. Laat ons naar de grond van de zaak gaan en kijken hoe we leerkrachten weer de tools in handen kunnen geven om hun vak te geven, en plezier te hebben in het lesgeven. Dat gaat heel veel bijdragen.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil aansluitend bij de heer De Gucht, wiens standpunt ik volmondig bijtreed. De rechtzetting van de cijfers van de leerkrachten in Brussel is belangrijk, maar zelfs die 8,3 procent is te weinig. Collega’s die zeggen dat het eerder om een grootstedelijke problematiek gaat eerder dan om een Vlaanderen-versus-Brusselproblematiek, hebben volledig gelijk. Maar net daarom hebben we bij de instroom geen ‘one size fits all’-beleid nodig, maar het juiste beleid dat zich richt op de grootstedelijke problematiek. Dat is er vandaag veel te weinig. Daar wil ik u toe oproepen.
Voorzitter, ik heb er niets aan dat ik met mijn oproep aan minister Weyts drie keer in het verslag sta. Ik kan alleen maar vaststellen dat hij er niet op antwoordt. Dat vind ik bijzonder jammer.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil reageren op de tussenkomst van collega Rutten. Die ging over de uitstroom van leerkrachten. Ik heb dat al een paar gezegd, maar ik zal dat niet herhalen. Ik wil een bijkomend element aangeven.
Binnen het onderwijs zijn er een aantal redenen waarom leerkrachten het onderwijs verlaten, die we niet kennen. Iedereen zegt: het zou misschien dit kunnen zijn, het zou misschien dat kunnen zijn. Ik heb dat ook al vaak gedaan, hoor. We moeten proberen in kaart te brengen waarom zoveel mensen het secundair onderwijs verlaten, maar vooral waarom zoveel mensen – een derde – niet eens beginnen aan de job. Dat zijn geen mensen die eraan beginnen en dan stoppen, maar die er zelfs niet aan beginnen. Ik zou graag weten waarom iemand voor leerkracht studeert en er vervolgens niet in stapt. Misschien zijn er goede redenen, iedereen doet wat hij wil, maar als we het niet weten, kunnen we er geen beleid rond voeren. Minister, zou u dat willen laten onderzoeken?
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Groen, het Vlaams Belang en de N-VA, CD&V en Open Vld kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.50 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.