Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik wil u allereerst namens de N-VA-fractie bedanken voor het werk dat hier vanavond voorligt. De bijna banale naam ‘wijzigingsdecreet’ zou de schijn kunnen wekken dat het hier maar om een kleine technische aanpassing gaat, maar niets is minder waar. Het ontwerp van decreet bevat de fundamenten voor heel wat grote werven, als ik toch in de woonterminologie mag blijven, voor uw beleid, maar ook voor dat van uw opvolger. Ik zal me beperken tot de belangrijkste elementen uit het ontwerp. We hebben het namelijk al heel uitvoerig hierover gehad in de commissie. Dank daarbij ook trouwens aan de collega’s, zowel binnen de meerderheid als binnen de oppositie, voor de constructieve houding, zeker als het erover ging het ontwerp aan een degelijk tempo door de commissie Wonen te loodsen, zodat het hier vandaag ter stemming voorligt. Dat is ontzettend belangrijk, want er ligt nog heel wat werk op de plank. Er moeten nog heel wat uitvoeringsbesluiten komen, en nog belangrijker, heel wat actoren op het terrein wachten op dit ontwerp van decreet en vooral op de duidelijkheid die het moet brengen.
Minister, ik zal me beperken tot de belangrijkste realisaties, de belangrijkste elementen van het ontwerp. Ik begin met het belangrijkste en meest ingrijpende luik van het ontwerp, namelijk de invoering van een regelgevend kader voor de eengemaakte woonmaatschappijen. Het woord ‘ingrijpend’ kan misschien een negatieve bijklank hebben, maar zo moet dat absoluut niet worden verstaan. Minister, wat u immers met die eenmaking wilt en zult realiseren, is het veiligstellen en verder versterken van de toekomst van de sociale huurder en koper voor de komende jaren. Dat is voor de vele sociale huisvestingsactoren op het terrein inderdaad ingrijpend, maar het is ook broodnodig.
Wij bundelen krachten, wij bundelen knowhow, wij bundelen expertise, wij zorgen voor eenvoud in het landschap, wij zorgen voor efficiëntie. Tegelijk verhogen we de slagkracht enorm. Daar wordt iedereen beter van en in het bijzonder de sociale huurder en de koper, want daar draait het ook om. Want die bundeling van krachten moet ook leiden tot meer sociale huisvesting. Het is een oefening waar al jaren over gesproken wordt en waar al jaren over gefilosofeerd wordt en vandaag wordt het de realiteit. Ik begrijp absoluut dat er nog heel wat onduidelijkheid is bij de actoren op het terrein. Vandaag keuren we ook het breder kader goed. De kleinere details zullen in de komende maanden ook in verdere uitvoeringsbesluiten geregeld worden. Het is terecht dat die bezorgdheden aangekaart worden. Maar, minister, u garandeerde ons dat daar momenteel hard aan gewerkt wordt. We hebben daar dan ook alle vertrouwen in.
Minister, collega’s, deze eenmaking biedt ook de kansen om het toewijzingssysteem grondig te herzien. Momenteel is het nog een ingewikkeld kluwen van regels en uitzonderingen waar een hoge administratieve kost aan verbonden is en die voor klanten en andere actoren erg onduidelijk zijn. Dit decreet grijpt die kans ook. Het toewijzingsmodel wordt eenvoudiger en ook transparanter. Er wordt ook gekozen om lokale binding zwaarder te doen doorwegen en om daar te snoeien in die talrijke uitzonderingsregimes en voorrangsregels. Vanuit de oppositie is daar kritiek op geweest en in sommige gevallen is dat afgedaan alsof woonactoren alle vrijheid verliezen. Niets is minder waar. Ik denk dat daar een zeer goede balans is gevonden tussen toewijzingsvrijheid enerzijds en meer rechtvaardigheid anderzijds. Minister, dat is een lovenswaardige beslissing die talrijke lokale schepenen en burgemeesters warm zullen onthalen, zeker omdat diezelfde burgemeesters en schepenen nog moeilijk uitgelegd krijgen waarom persoon x van buiten gemeente y voorrang krijgt op persoon z die al veel langer aan het wachten is.
Ik had het gevoel dat sommige partijen bijna verontwaardigd waren dat wij hiermee aan dergelijke verzuchtingen tegemoetkomen, wat mij wel een beetje verbaast. In de marge daarvan zijn er nog enkele, kleinere discussies geweest, zij het felle ideologische discussies op het scherpst van de snee. Ik herhaal ze graag omdat het de Vlaming een beeld geeft van het feit dat er partijen zijn die daar dus fundamentele bezwaren tegen hebben.
Ten eerste is er de inschrijvingsplicht bij VDAB. Iedereen die niet beroepsactief is en kan werken – kan werken, ik herhaal het nog eens – en geniet van sociale huisvesting, moet zich verplicht inschrijven bij VDAB. Minister, collega’s, dat is een goede en vooral een logische zaak. Het werkt niet alleen sociaal-mobiliserend, maar ook sociaal-responsabiliserend. Dat is dus iets waar wij als partij voor de volle 100 procent achterstaan.
Ten tweede is er de discussie over het verhogen van het taalniveau. Sommige oppositiepartijen hadden daar – ook daar – veel kritiek op. Ik snap die kritiek oprecht niet. Of misschien een beetje, want het is natuurlijk gemakkelijker om alles op zijn beloop te laten, om achterover te gaan zitten. Iedereen heeft de mond vol van het belang van het Nederlands voor sociale vooruitgang, sociale participatie en sociale cohesie. Wanneer we – zoals we met dit decreet doen – daar ambitieuzer in zijn, klinkt het opeens dat we de sociale rechten voorwaardelijk maken, alsof we hier iets onoverkomelijks vragen. Het tegendeel is waar. We hebben vertrouwen in de capaciteiten van mensen. Het is nodig, het gaat ze lukken en het is in hun eigen belang. Dat mogen we ook niet vergeten: Nederlands is de motor van vooruitgang.
Ten derde, de invoering van een regelgevend kader voor bewijs van onroerend bezit in het buitenland: dit is gewoon een rechtvaardige en een eerlijke maatregel. Misbruik moet worden aangepakt. Sommige collega’s hanteren hier overigens een dubbele moraal. Dit is volgens mij echt onbegrijpelijk, niet alleen voor eigendommen in het binnenland, maar in het buitenland. Ook als dit heel moeilijk te controleren is, kan fraude niet getolereerd worden, collega’s. Dat is volgens mij echt wel een evidente rechtvaardigheid. Meer ga ik daar niet over zeggen.
Wat betreft de eengemaakte woonactor, het laatste punt van discussie, namelijk het centraal inschrijvingsregister: laat ons niet vergeten waarom het systeem er komt. Dat is ook meteen de reden waarom dit op het terrein goed onthaald wordt. Er komt één aanspreekpunt, één plek waar men terechtkan met één centraal inschrijvingsregister in de plaats van verschillende systemen en lijsten naast elkaar. Gedaan met het zelf moeten uitzoeken bij welke steunpunt Mens en Samenleving (sam) of sociaal verhuurkantoor (SVK) men terechtkan, gedaan met het kluwen aan verschillende sam’s of SVK’s die actief zijn, gedaan met verschillende inschrijvingen op verschillende wachtlijsten.
Er komt dus een systeem dat eenvoudiger is voor de huurders, en tegelijk een meer accuraat beeld geeft van de situatie op het terrein, van wat nodig is.
Voorzitter, collega’s, het decreet is enorm lijvig en bevat heel wat belangrijke elementen. Ik ga er namens onze fractie nog één onderdeel uitpikken, als dat mag. Er is in de commissie niet over gediscussieerd, omdat ik vermoed dat daar ook een enorme consensus over bestaat, maar ik vind het toch belangrijk om te vermelden, omdat we met dit kaderdecreet ook de private huurder beschermen. Dat is toch ook niet onbelangrijk.
Ik heb het dan in het bijzonder over de invoering van het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving in de Vlaamse Codex Wonen van 2021, voor wat de woningkwaliteitsbewaking betreft. We gaan er nu voor zorgen dat wanneer het openbaar ministerie beslist om in een strafrechtelijke procedure geen vervolging in te stellen, we alsnog via het luik ‘bestuurlijke beboeting’ kunnen optreden. Dat maakt dat de strafrechtelijke procedure, die zich focust op de meest ernstige gevallen van krotverhuur, een grotere impact kan hebben, doordat ze zich met de grootste zaken kan bezighouden. Tegelijk pakken we het mogelijke gevoel van straffeloosheid, als gevolg van seponering door het parket omdat die haar focus op bepaalde zaken moet plaatsen, aan.
Minister, ik denk toch dat dat ook het vermelden waard is. We zouden hier alleszins nog heel lang kunnen over praten, debatteren, doorgaan. Er is meer dan vierhonderd pagina’s aan materiaal om over te debatteren. Maar ik denk dat we de grootste, en voor ons belangrijkste elementen hebben aangehaald. Het was al een ontzettend productieve dag vandaag, en er staat nog wel wat op de agenda. Ik zie ook collega’s popelen om tussen te komen. Dus ik sluit graag af met de boodschap dat de N-VA-fractie dit ontwerp van decreet, dat de fundamenten van het woonbeleid voor de komende decennia bevat, met heel veel enthousiasme zal steunen en goedkeuren. (Applaus van de N-VA)
De heer De Meester heeft het woord.
In dit decreet, collega’s, zitten heel veel belangrijke keuzes een beetje op één grote hoop gegooid. Dat heet verzameldecreet. Dat is de minister die op het einde van een parlementair jaar zijn bureau leegt, al zijn dossiers op een grote stapel veegt, sticker erop: verzameldecreet. Hop, naar het parlement.
Ik heb ook al in de commissie gezegd dat ik gehoopt had, en in de sector velen met mij, dat we meer tijd hadden kunnen nemen om die verschillende belangrijke dossiers die in dat verzameldecreet zitten, grondiger en met meer tijd te kunnen bespreken.
Ik wil er een stuk of vier belangrijke punten uithalen. Ik ga niet op elk detail van het decreet ingaan, maar vier punten zijn voor mij heel belangrijk.
Ten eerste is er die beruchte fusie-operatie tussen SHM’s en SVK’s – sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren – per regio. Vanuit de sector wordt heel duidelijk gezegd dat dit eigenlijk een quasi onhaalbare operatie dreigt te worden, dat die deadlines voor die fusieoperatie in het decreet, veel te strak zijn, zo strak dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) daarover zegt dat de deadlines in enkele regio’s niet gehaald dreigen te worden. Ook HUURpunt spreekt over een moeilijke kaap om te ronden. En in de commissie zegt de minister dan: ‘Ja, maar, ik ga liever voor de korte pijn.’ Maar collega’s, een heup breken is ook de korte pijn, maar je hebt er wel nog jaren last van. Dit dreigt hier ook te gebeuren met deze operatie.
Dit is een van de meest ingrijpende en complexe hervormingen die de sociale woonsector ooit heeft gekend. Als je dat rap-rap wilt afhandelen, zonder te luisteren naar de noodkreet van de sector, dan leg je een enorme druk op het personeel van die actoren om dat allemaal op tijd gedaan te krijgen. Dat is evident.
We hebben in de hoorzitting gehoord dat HUURpunt spreekt over de grote administratieve druk, de Vlaamse Vereniging van Huisvestingsmaatschappijen spreekt over groeiende uitval bij directies en medewerkers. Dat riskeert uiteindelijk ook een impact te hebben op de kwaliteit van de dienstverlening bij die huisvestingsmaatschappijen, en op toekomstige projecten. Want dat is natuurlijk ook de inzet van het debat. Als we door heel deze fusieoperatie met een soort van structurele vertraging zitten op vlak van renovatie- en nieuwbouwprojecten, dan zitten we pas helemaal in de problemen. Want dan sta je daar, met die zogezegd grote ambities voor sociale huisvesting.
Dan zijn er de strengere toelatingsvoorwaarden: de taalvereisten die strenger worden, de verplichte inschrijving bij VDAB enzovoort. Begrijp me niet verkeerd: wij zijn als oppositie helemaal niet van het standpunt dat men alles maar op zijn beloop moet laten. Men moet inzetten op taalverwerving en op tewerkstelling. Dat betekent dat je inzet op taalcursussen, coaching, buddysystemen, op meer personeel bij VDAB. Dat betekent dat je moet investeren in mensen. Met een paar zinnen in een ontwerp van decreet te schrijven, los je het probleem niet op. Je moet het rapport van het Rekenhof over VDAB maar eens lezen. De mensen die er werken, doen fantastisch goed werk, laat daar geen twijfel over bestaan. Maar hoe VDAB functioneert, hoe belangrijke taken worden uitbesteed en wat daar dan het resultaat van is en de impact op de kwaliteit, daar blijven we beter ook eens bij stilstaan.
Het komt er uiteindelijk op neer – en op dat vlak is het ontwerp van decreet heel duidelijk – dat rechten voorwaardelijk worden gemaakt, dat het recht op wonen aan voorwaarden wordt onderworpen. Het is daarom dat wij tegen het ontwerp van decreet zijn. Ook de Raad van State is zeer duidelijk en zegt dat de verplichte inschrijving bij VDAB niet wettelijk is. De Raad van State zegt dat men op die manier A- en B-burgers creëert en dat men niet inziet hoe het verschil in behandeling tussen werkloze sociale huurders en niet-beroepsactieven die geen sociale huurders zijn, kan worden verantwoord. Het voorstel zoals het er nu ligt, kan volgens de Raad van State geen doorgang vinden. Dat is toch zeer duidelijk een negatief advies van de Raad van State.
Waar dient de Raad van State voor als de adviezen verticaal worden geklasseerd? De Raad van State zegt dat dit juridisch gezien, discriminatie is. De eerste de beste die naar het Grondwettelijk Hof stapt, krijgt gelijk, maar minister Diependaele trekt het zich niet aan. ‘Ik, Matthias Diependaele, sta erboven en ga door.’
Minister, ik heb u in de commissie al gezegd dat u dringend eens een koffie moet gaan drinken met uw collega-minister Demir over de adviezen van de Raad van State en wat er gebeurt als men die naast zich neerlegt. U zult het advies dus negeren, koste wat het kost.
In de commissie hebben de meerderheidspartijen gezegd dat de strengere taalvereisten, de verplichte inschrijving bij VDAB en de controle op eigendommen, nodig zijn om misbruik tegen te gaan en om het draagvlak voor sociale huisvesting in de samenleving te vergroten. Ik heb nooit in een commissie iemand misbruik horen verdedigen, integendeel. Maar of we het draagvlak voor sociale huisvesting zullen verhogen door te insinueren en door een sfeertje te scheppen alsof mensen in sociale huisvesting misschien wel profiteurs zijn en dringend strenger moeten worden gecontroleerd, dat betwijfel ik toch wel zeer sterk.
Ik denk dat je het draagvlak voor sociale huisvesting verhoogt, door bijkomend te investeren in sociale huisvesting. Collega's, het echte probleem is dat er minstens 169.000 sociale woningen bijkomend nodig zijn, meer dan een verdubbeling. Dat zegt niet alleen de PVDA maar dat zegt ook de VVH en de organisaties die hebben deelgenomen aan het armoede-overleg. Er is een verdubbeling nodig, maar dat staat natuurlijk niet in het ontwerp van decreet. Die ambitie is nergens te bespeuren.
Artikel 144, de beruchte bovengrens voor de financiering van sociale huisvesting door de overheid, illustreert het gebrek aan ambitie in het ontwerp van decreet. Het ligt me zeer nauw aan het hart. Steden en gemeenten die het goed doen en meer dan 15 procent sociale huisvesting hebben, kunnen geen aanspraak meer maken op financiering. Vanuit de sector vraagt men een verdubbeling van het aanbod. De wachtlijsten zijn historisch hoog. Het aantal verhuringen daalt dit jaar voor het eerst in een decennium. Je zou dan denken dat de meerderheidspartijen alle zeilen bijzetten, maar neen, men trekt aan de rem. Dat is wat we doen.
Denken jullie, collega's van de meerderheid, dat gemeenten die hun objectief niet halen, de slechtste leerlingen van de klas, in actie gaan schieten omdat gemeenten die het wel goed doen en boven die 15 procent zitten, niet meer mogen bijbouwen? Is er iemand die oprecht gelooft dat het zo werkt? Het signaal dat u daarmee geeft, is dat we niet zo dringend een tandje moeten bij steken, en dat een aantal gemeenten eerder slecht bezig zijn omdat ze ochot die 15 procent gerealiseerd hebben.
In de toelichting van het ontwerp van decreet staat dat dit allemaal dient om sociale woningen geografisch te spreiden. Dat hebben de leden van de meerderheid uitdrukkelijk in de commissie telkens opnieuw gezegd. Het is niet zo dat de woningen die in gemeente X niet gebouwd mogen worden, automatisch of verplicht in gemeente Y komen. Zo werkt dat niet! Die woningen worden gewoon niet gebouwd. Punt. Dat zijn gemiste kansen en dat illustreert het gebrek aan ambitie van het ontwerp van decreet.
Het meest fundamentele punt dat niet in het ontwerp van decreet staat, is de ambitie om het aantal sociale woningen te verdubbelen. Dat is in de verste verte niet te bespeuren. De enige ambitie die u geformuleerd hebt in 2009 van 40.000 extra sociale woningen tegen 2020, was ten eerste veel te laag en is ten tweede niet gerealiseerd. Een oplossing, want we hebben maar 65 procent van het objectief binnen, is dat u het gaat uitstellen tot 2025. Als het dan niet gerealiseerd is, wordt het 2030. Zo blijven we sukkelen. De concrete ambitie met afdwingbare tussentijdse doelstellingen waardoor we echt vooruitgaan, op weg naar die verdubbeling, is nergens terug te vinden.
Minister, ik weet niet hoe u eigenlijk herinnerd wilt worden: als minister van Wonen of als minister van wachtlijsten. Die keuze zult u toch wel moeten maken. Die wachtlijsten blijven maar stijgen! Uiteindelijk lijkt het mij, is het uw ambitie, of zou het dat moeten zijn, om die wachtlijsten weg te werken en om het recht op wonen voor iedereen in Vlaanderen te realiseren.
Ik herhaal dat het aantal verhuringen in het afgelopen jaar, voor het eerst sinds een decennium zijn gedaald, terwijl er 15.000 wachtenden zijn bij gekomen. Daarover gaat het debat. De wachtlijsten stijgen, maar u steekt de kop in het zand. U herverdeelt de schaarste in plaats van de broodnodige sociale woningen bij te bouwen. Uw ontwerp van decreet toont te weinig ambitie. Ik weet dat u straks zult zeggen dat de PVDA wil dat het allemaal opgelost is tegen volgend jaar. Ik zal het eens heel duidelijk zeggen, voor heel de plenaire vergadering: neen, het is niet ons standpunt dat het volgend jaar allemaal opgelost moet zijn. Dat is niet realistisch. Het kan zelfs niet in één legislatuur, uiteraard niet. Maar ik wil een plan om dit binnen X aantal legislaturen wel te realiseren. Aan het tempo waarmee we nu bezig zijn, duurt dit nog honderd jaar. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we ons dit niet kunnen permitteren.
Het recht op wonen garanderen voor elke Vlaming is: niet nog honderd jaar op de wachtlijst staan. Dat is een concreet ambitieus plan om die verdubbeling te realiseren, zoals de sector vraagt en zoals de armoedeorganisaties zeer expliciet vragen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we hebben het ontwerp van decreet inderdaad al uitvoerig besproken in de commissie. Er zijn een aantal elementen waar wij ons zeker kunnen achter scharen, echter stellen wij ons vragen bij een aantal wijzigingen op het vlak van doelmatigheid en efficiëntie. We hebben dan ook een aantal amendementen ingediend.
Een vrij groot deel van het ontwerp van decreet gaat over de eengemaakte woonmaatschappijen. Dat is een zeer ambitieus project waarbij u de huurder en kandidaat-huurders centraal stelt, maar waarbij u ook de timing heel scherp stelt. De signalen uit de sector betreffende de tijdsdruk, de druk op de medewerkers, en het vertragend effect op het realiseren van projecten zorgen ervoor dat we ons toch zorgen maken omtrent dit project.
Daarnaast maken we ons zorgen over het bestuur van deze woonmaatschappijen. Om een degelijk democratisch gehalte aan deze besturen te geven en om een degelijke langetermijnvisie te garanderen, hebben we een amendement ingediend ter aanpassing van artikel 87 van uw ontwerp van decreet. In het amendement pleiten we voor een evenredige vertegenwoordiging in het bestuursorgaan van de fracties in de gemeenteraden van het werkingsgebied van de woonmaatschappijen.
Een tweede amendement handelt over het schrappen van artikel 144, waar u een plafond instelt op het meefinancieren door de Vlaamse overheid van socialehuisvestingsinitiatieven in gemeenten. U wilt hiermee een betere spreiding van de sociale huisvesting verkrijgen, maar volgens ons biedt dat hier helemaal geen garantie op. Het als het ware financieel straffen van gemeenten die beter willen doen dan die bewuste 15 procent, in tijden van toenemende wachtlijsten en stijgende wachttijden, kunnen wij als fractie maar moeilijk steunen. We moeten juiste alle zeilen bijzetten om de behoevende Vlamingen uit die wachtlijsten te kunnen halen.
Bij de aanpassingen aan het sociale huurstelsel wordt onder meer een regelgevend kader ingevoerd voor bewijs van onroerend bezit in het buitenland. Een van de grootste problemen stelt zich al bij het feit dat het op vermoedens berust. Deze Vlaamse Regering verheerlijkt zichzelf graag als ze spreekt over de strijd tegen discriminatie. Ze gaat die strijd dan ook heel graag aan met allerhande correspondentietesten, ook wel praktijktesten genaamd. Maar niets is minder waar, beste collega’s. Als er één iets zeker is, dan is het wel dat deze Vlaamse Regering eigenlijk discriminatie gedoogt. Als we kijken naar de controle op binnenlandse eigendommen, en dan spreken we toch voornamelijk over Vlamingen, dan zien we dat dergelijke eigendommen reeds vanaf de inschrijving gecontroleerd worden via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. De buitenlandse eigendommen daarentegen, die zich toch wel voornamelijk bij allochtonen situeren, worden pas gecontroleerd als er eventuele vermoedens zouden zijn of als de buren eventuele vermoedens zouden uiten. En dat, beste collega’s, is uiteraard pas nadat de kandidaat-huurder reeds intrek heeft genomen in de sociale woning. Administratief worden de aanvragers dus niet op dezelfde manier behandeld. Ik vind het dan ook frappant dat de procedures voor de Vlamingen in se dus blijkbaar veel strikter zijn dan die voor de allochtonen.
Voor ons is het dan ook duidelijk, minister: we moeten af van die zogenaamde verklaringen op eer, die net aanzetten tot fraude. We moeten klare en duidelijke taal spreken ten aanzien van die landen die weigeren mee te werken en dus weigeren om de kadastrale gegevens ter beschikking te stellen. Laat mij zeer duidelijk zijn, collega’s, minister: tot zolang er geen betrouwbare en door de Vlaamse administratie geconsolideerde procedure wordt opgezet met derde landen, moeten we gewoon stoppen met onderdanen uit die landen op onze wachtlijsten te plaatsen. En als u dat niet voor mij of voor mijn partij wilt doen, minister, doe het dan wel voor de Vlamingen die reeds jaar en dag op een wachtlijst voor een sociale woning staan. Doe het dan wel voor de Vlamingen die hun woning gekaapt zien worden door allochtonen die hier met moeite één dag hebben bijgedragen aan onze samenleving. Maar doe het ook voor de Vlamingen die iedere dag bijdragen aan onze samenleving, opdat hun mensen die hulp nodig hebben en die nood hebben aan een sociale woning, ook effectief die hulp krijgen.
Dus ja, minister, beste collega’s, dan zeg ik hier graag luid en duidelijk dat u dringend een beleid moet voeren voor eerst onze mensen. Want onze mensen hebben nood aan een rechts en sociaal beleid. Bij ons zeggen ze wel eens ‘wel willen, maar niet kunnen’. Maar ik vrees dat het in uw geval veeleer ‘wel willen, maar niet mogen’ is. Dit ontwerp van decreet is dan ook, naast uiteraard enkele goede punten, doorspekt met flauwe afkooksels van wat een goed beleid zou kunnen zijn.
Over het aanpassen van het taalkennisniveau van A1 naar A2 hebben wij al meermaals onze bedenkingen geuit. Dit zou moeten worden opgenomen in de toewijzingsvoorwaarden, en niet alleen een huurdersverplichting zijn. Enkel een zeer beperkte mondelinge kennis van het Nederlands is voldoende. Maar waarom wordt er ook geen verplichte schriftelijke kennis als verplichting opgenomen? Een huurder zou toch op zijn minst het huishoudelijke reglement moeten kunnen lezen of begrijpen? Om een degelijk niveau te bereiken, zou taalkennisniveau B1 dus meer aangewezen zijn. Het is belangrijk dat mensen die een sociale woning toegewezen krijgen, begrijpen wat hun rechten zijn, maar zeker ook hun plichten.
De Vlaamse Regering wil een betere integratie. Wel, dit kan net helpen. Met gemiddelde wachttijden van drieënhalf tot vijf jaar voor een sociale woning hebben alle kandidaten aan wie een woning toegewezen wordt, voldoende tijd gehad om het taalniveau B1 aan te leren en zo ook te investeren in hun integratie in de Vlaamse maatschappij. Dat is dan ook de reden van ons derde amendement, waar we in artikel 178 de zinsnede ‘A2’ willen vervangen door ‘B1’.
Ook de mogelijke sanctionering is een lachertje, collega’s. Die administratieve boetes hebben nul effect. Dat blijkt meermaals uit verschillende antwoorden op meerdere schriftelijke vragen. Ze worden amper uitgereikt. Ze worden amper betaald. En ze worden amper opgevolgd. Om een daadkrachtige maatregel te kunnen zijn, zou een verlies van de sociale woning een mogelijkheid moeten zijn. Vreemdelingen lachen met deze maatregelen. Ze worden toch amper gecontroleerd, en als ze een boete krijgen, vereffenen ze die niet of amper – in de meeste gevallen helemaal niet.
Nu, de verhoging van het taalkennisniveau is er ook enkel voor nieuwe huurders. Zittende huurders blijven nogmaals ongemoeid en kunnen blijven weigeren om onze taal te leren. Dat heeft ons aangezet om ons vierde amendement in te dienen op artikel 182, waarbij we het voldoen aan de taalkennisvereiste opnemen bij het vernieuwen van het contract na negen jaar of na een verlengde periode van drie jaar. Met als gevolg ook een zwaardere sanctie voor het niet-voldoen aan deze taalkennisvereiste. Na negen jaar sociale huur kunnen we toch op zijn minst verwachten of toch eisen dat migranten geïntegreerd zijn.
Hieruit volgt dan ook ons vijfde amendement, met een aanpassing van artikel 220, om zittende huurders geen uitzonderingsmaatregelen te verschaffen.
Daarnaast is ook de huurdersverplichting voor inactieve sociale huurders om ingeschreven te zijn bij VDAB een goede zaak. Dat is toch een positief punt dat we gevonden hebben in dit ontwerp van decreet. Maar of het ook enigszins een gunstig effect zal hebben, in tegenstelling tot wat collega Verheyen zegt, betwijfelen we. Die inschrijving op zich heeft geen enkel effect. Wanneer een huurder weigert om in te gaan op een oproep voor een opleiding of een sollicitatiegesprek heeft dat geen enkel effect op zijn of haar sociale woning. Dat is wel willen maar niet kunnen.
Collega’s, ik eindig waarmee ik ben begonnen: er zijn een aantal elementen aanwezig waar wij ons zeker achter kunnen scharen, maar wij blijven toch vragen stellen bij een aantal wijzigingen op het vlak van die doelmatigheid en efficiëntie. Minister, mijn fractie, ikzelf en de duizenden Vlamingen op een wachtlijst voor een sociale woning verwachten meer en beter van u. Daarom zullen wij ons onthouden indien onze amendementen niet worden goedgekeurd. Maar ik kan, eerlijk gezegd, collega’s, geen enkel argument bedenken waarom deze meerderheid onze amendementen niet zou goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, collega’s, dit ontwerp van decreet vormt de basis van een van de ingrijpendste hervormingen die hier de afgelopen decennia binnen het beleidsdomein Wonen tot stand zijn gekomen. We hebben al veel discussies gehad in de commissie en we zijn nu ook goed op gang in de plenaire vergadering. Als het gaat over alle verschillende facetten en onderdelen van dit ontwerp van decreet dreigen we wel eens uit het oog te verliezen waarom we het uiteindelijk hebben vormgegeven en waarom het hier nu voorligt. Dat grotere plaatje, van waaruit we vertrekken om dit ontwerp van decreet te bespreken en erover te stemmen, vertrekt vanuit een betere dienstverlening voor sociale huurders en kandidaat-sociale huurders. Voor onze fractie staan die huurders en de grote groep van kandidaat-huurders terecht centraal. Wij vinden het absoluut van groot belang om te beklemtonen dat dat het uitgangspunt is voor het starten van deze oefening.
In tegenstelling tot de situatie van vandaag zullen we met dit ontwerp van decreet zorgen voor één aanspreekpunt, één plek in elke stad of in elke gemeente waar je als huurder of als kandidaat-huurder terecht kunt. Weg met de verschillende systemen, de verschillende wachtlijsten, de verschillende overlappende werkingsgebieden. Weg met de onduidelijkheid die er tot op vandaag voor zorgt dat de mensen tussen de mazen van het net vallen. We zorgen hier voor één loket, één woonactor in elke stad en gemeente, met een veel betere dienstverlening voor huurders en kandidaat-huurders. We zullen één centraal inschrijvingsregister voorzien, het dubbele aanbod en de versnippering zullen verdwijnen.
We vinden het ook belangrijk om te beklemtonen – en dat is voor ons absoluut een van de redenen waarom we voorstander zijn van de dingen die hier vandaag voorliggen – dat de expertise die vandaag in het werkveld aanwezig is wordt gebundeld: we brengen de expertise op het terrein van de welzijnsactoren, de sociale verhuurkantoren en de sociale huisvestingsmaatschappijen samen en zorgen er op die manier voor dat er één toewijzingssysteem komt en dat de mensen met hun vragen een direct en duidelijk antwoord krijgen. Dat vinden wij belangrijke uitgangspunten. Het ontwerp van decreet zet hiertoe de eerste stap.
Het zal ook de regels vastleggen waaraan de nieuwe woonmaatschappijen moeten voldoen vooraleer ze hun erkenning krijgen. Het zal ook duidelijk maken hoe we van de situatie van vandaag naar de nieuwe situatie moeten evolueren.
De steden en gemeenten moeten hun werkingsgebied tegen oktober 2021 vastleggen. Met dit ontwerp van decreet krijgen ze hier de nodige duidelijkheid over. We moeten eerlijk zijn en toegeven dat de samenloop met het komende ontwerp van decreet betreffende de regioafbakening voor vragen zorgt, niet in het minst in mijn eigen provincie, Limburg, waar de definitieve afbakening nog niet is bepaald. Misschien is het belangrijk hier eens over na te denken. We moeten absoluut het moment behouden waarop de Vlaamse Regering de knoop doorhakt om de werkingsgebieden vast te leggen, maar de gemeenten en de steden kunnen mogelijk een maand uitstel krijgen om de beslissing aan de gemeenteraad voor te leggen. Het zal snel oktober 2021 zijn. Ik stel, voor alle duidelijkheid, voor het moment waarop de Vlaamse Regering die knoop moet doorhakken te behouden, zodat we ervoor kunnen zorgen dat we de timing kunnen respecteren.
We hebben hier in de commissie veel over gedebatteerd en we hebben hierover hoorzittingen georganiseerd. Als de sector over de implementatie nadenkt, is het logisch dat er veel vragen zijn. Dat spreekt voor zich, want het is een betrokken sector. Die mensen zijn begaan met een correcte toewijzing en manier van werken. Ze hebben expertise en dus volgt de vraag hierbij te worden betrokken. We gaan ervan uit dat dit ook gebeurt. We steunen dit, want we willen met de sector op een goede manier nagaan op welke manier we hier de komende weken, maanden en jaren mee zullen voortgaan.
Uit de hoorzitting is gebleken dat de neuzen grotendeels in dezelfde richting staan. De vertegenwoordigers van de welzijnspartners, van de sociale verhuurkantoren, van de sociale huisvestingsmaatschappijen en de verhuurders hebben aangegeven dat een SVK en een SHM in elke woonmaatschappij in sterke mate aanwezig moeten zijn. In het toewijzingsreglement moet een voldoende groot gedeelte worden voorbehouden voor de mensen met een acute woonnood. De huurprijs zou niet afhankelijk mogen zijn van de manier waarop de woning in het patrimonium is ingebracht. De woonmaatschappij moet vooral de doorstart worden van de ambitieuze realisatie van meer sociale woningen in Vlaanderen, wat ook het doel van dit ontwerp van decreet is. Het gaat niet enkel om nieuwbouw, maar ook om renovaties. We kennen het probleem van het verouderd patrimonium. Dit is voor mijn fractie natuurlijk een wezenlijk onderdeel. We moeten ervoor zorgen dat de budgetten worden benut en dat er wordt gebouwd en verbouwd.
We moeten hiermee doorgaan en voor ons vertrekt dit ontwerp van decreet vanuit de juiste positie. Het stelt de sociale huurder en de kandidaat-huurder centraal. Het streeft naar een bundeling van alle aanwezige expertise op het werkveld, ten voordele van de kandidaat-huurder. We kunnen over alle facetten uitweiden en misschien kan dat later vanavond nog, maar nu wil ik het hierbij houden. Ik heb aangegeven wat voor ons de belangrijkste redenen zijn om dit ontwerp van decreet goed te keuren.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, vandaag ligt een zeer belangrijk en ingrijpend ontwerp van decreet voor dat in de commissie uitvoerig is besproken. Mevrouw Van Volcem heeft daar de strepen van onze fractie verdedigd en verdiend.
Minister, u mag daar niet mee lachen.
Mijnheer Coenegrachts, u mag daar ook niet mee lachen.
We vinden dit een belangrijke hervorming, in de eerste plaats vanwege de verbetering van de efficiëntie. Het traject in de richting van een eengemaakte woonactor zorgt niet enkel voor efficiëntere structuren en de afbakening van duidelijker gebieden. Het gaat vooral om een betere dienstverlening aan de klant. De klantvriendelijkheid vergroot. De drempel en de zoektocht in de wirwar aan structuren worden eenvoudiger.
We mogen niet vergeten met wie we te maken hebben. We hebben te maken met mensen in een meestal zwakkere positie die naar een kwalitatieve woning op zoek zijn. Het is heel verdienstelijk dat we de weg inslaan om duidelijker te maken waar die mensen moeten aankloppen als ze een kwalitatieve woning zoeken.
Het is belangrijk dat we de lokale besturen in de bestuurderszetel zetten. Dat zijn de mensen die op het terrein de noden kennen en weten waar kan worden gebouwd en waar nieuwe woongelegenheden kunnen worden gerealiseerd. Zij kennen ook de noden en de mogelijkheden in verband met het sociaal huren.
We maken het met het eengemaakt toewijzingssysteem ook duidelijker en gemakkelijker.
Collega’s, dat zijn natuurlijk hervormingen die op het terrein en bij de mensen in de structuren heel veel ongerustheid veroorzaken. Die is begrijpelijk, we moeten daar zeker naar luisteren en begrip voor hebben maar het is ook niet vreemd dat mensen, wanneer een dergelijke ingrijpende hervorming wordt voorgesteld, ongerust zijn over wat dit betekent, hoe dat praktisch zal lopen, wat de praktische moeilijkheden zijn bij het overdragen van al dat patrimonium van de ene structuur naar de andere. Dat is begrijpelijk maar het zijn ook geen doorslaggevende redenen om het niet te doen. Want we doen het precies opdat die burger, die Vlaming, die op zoek is naar die kwalitatieve woning, één loket, één deur zou hebben waar hij binnenkomt en wordt geholpen bij zijn zoektocht.
De tweede grote hervorming is dat we de middelen die we ter beschikking hebben binnen het woonbeleid ook ter beschikking stellen en gebruiken om mensen sterker te maken. En dan komen we terug bij de discussie die we hier daarstraks al hebben gevoerd over het Inburgeringsdecreet. Wanneer men focust op die taalkennis, op die Nederlandse taal, op het engagement om zich in te schrijven bij VDAB, op zoek te gaan naar een job die nog altijd de beste remedie is tegen armoede, dan maakt men mensen sterker, investeert men in die emancipatie, vertelt men een verhaal van rechten en plichten. Dat is terecht de weg die we daar inslaan.
Collega De Meester, u hebt het gehad over het advies van de Raad van State over die inschrijving bij VDAB. Het is natuurlijk niet populair om de Raad van State tegen te spreken maar u moet me toch eens uitleggen waar die discriminatie zit. Men heeft een werkzoekende op de private markt, onderhevig aan vraag en aanbod en aan de prijs die aanbod en vraag bepalen. En dan is er een andere werkzoekende die een sociale woning, een door de overheid gebouwde woning huurt waar de huurprijs onder meer wordt bepaald op basis van het inkomen. De ene woont in een kwalitatieve woning gebaseerd op de solidariteit van ons allemaal, de ander is zoekende op de markt van vraag en aanbod. Dat zijn geen gelijke situaties en men kan dus heel terecht van een huurder meer vragen dan van een andere huurder. Men mag de solidariteit van de samenleving ook onderhevig maken aan de plicht om Nederlands te leren, zich te engageren in die samenleving via een job. Dat is volgens mij een zeer redelijke vraag.
Tot slot wordt hier vaak gesproken over het tekort aan sociale huisvesting, over de snelheid waarmee we die woningen gebouwd krijgen. En het moet me toch van het hart dat in veel fracties daar toch wat tegenstrijdige stemmen over opgaan. Ik heb het al een aantal keren gezegd bij actuele vragen. Maar ik zal me niet moeien met hoe de zaken bij u intern werken.
Er zijn woonreservegebieden in dit land. Als collega D’Haese hier zou zitten, zou hij zeggen dat die allemaal eigendom zijn van speculanten met van die hoge hoeden. Maar dat is niet het geval, die woonreservegebieden zijn voor een heel groot stuk eigendom van sociale huisvestingsmaatschappijen.
Wanneer wij hier een actualiteitsdebat houden over de bouwshift, dan zegt die kant van het parlement meestal dat we moeten stoppen met bouwen en verharden, dat het beton moeten worden opgebroken en dat wij allemaal betonboeren zijn. En als we hier dan de selectie parlementsleden hebben die zich bezighouden met sociale huisvestingsmaatschappijen, dan hebben ze het over bouwen, bouwen, bouwen. Quote van collega Vandenhove vorige week in Het Belang van Limburg.
Het is kiezen of delen. Je kunt niet pleiten voor minder verharding, meer open ruimte en meer groen en tegelijkertijd in diezelfde gebieden meer sociale woningen willen bouwen. Het is de luxe van een oppositie om elk fractielid iets anders te kunnen doen zeggen, maar dat is helaas niet de luxe die een meerderheid heeft. Wij besturen een regio met sérieux. Elk lid van onze fractie probeert dezelfde boodschap te geven.
Minister, ik vat samen. Meer efficiëntie dankzij de eengemaakte woonactor en al onze middelen door de Vlaamse Regering laten gebruiken om mensen sterker te maken en om het rechten- en plichtenverhaal te vertellen, dat zijn voor onze fractie meer dan redenen genoeg om deze hervorming voluit te steunen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, dit vierhonderd pagina's tellende ontwerp van decreet zou onzes inziens over uw kerntaak moeten gaan, namelijk het recht op wonen garanderen. Waarom? Omdat dat een immense uitdaging is. U bent minister van Wonen. Ik denk dat als u één ding zou moeten doen of moeten willen doen, dan is dat die uitdaging aanpakken. Recent zijn de nieuwste cijfers bekendgemaakt. U hebt ze zelf bekendgemaakt. 170.000 Vlamingen staan op een wachtlijst voor een sociale woning. Die mensen wachten jarenlang op een betaalbare woning, want een sociale woning staat gelijk aan een betaalbare woning. Ondertussen moeten ze huren op de private huurmarkt. Alles toont aan dat heel veel van die mensen ondertussen in armoede terechtkomen. De link tussen armoede en de wooncrisis is een directe en ongelooflijk belangrijke link. De wooncrisis is uw kerntaak als minister van Wonen. Dat wist u toen startte en dat is het vandaag nog.
Ja, mijnheer Coenegrachts, de sociale woonsector waar we over spreken, kan transparanter en efficiënter worden georganiseerd. Daar zijn we het mee eens. Er zijn heel veel noden waaraan een grondige hervorming tegemoet zou kunnen komen: de efficiëntie, de transparantie, de ongelooflijke wooncrisis waar de minister mee aan de slag moet. Daarom is het ongelooflijk jammer, minister, dat deze hervorming dat niet doet. De hervorming die vandaag voorligt, is ongelooflijk complex. Het is de grootste hervorming van de laatste jaren en zelfs decennia in wat mij betreft een van de belangrijkste domeinen voor deze regering, namelijk de sociale woonsector. Ondanks de complexiteit, de immensiteit en het gewicht dat daaraan te pas komt, wilt u die hervorming er op een drafje doorduwen, zoals al is gezegd, zonder deftige uitwerking. Nochtans pleiten alle betrokken actoren, in de verschillende hoorzittingen, gedachtewisselingen en adviezen allerhande, voor uitstel want wat vandaag voorligt, is niet haalbaar zonder randfactoren. Maar daar blijft u doof voor.
Collega Blancquaert, u had het over ‘willen maar niet kunnen’. Mij lijkt het toch eerder ‘kunnen – de minister heeft de bevoegdheid – maar niet willen’. In één woord samengevat is wat ons betreft dit ontwerp van decreet vooral een gemiste kans van jewelste.
Waarom komt dit ontwerp van decreet de echte noden niet tegemoet? Ik ga er een beetje dieper op in en ga u zes punten aanhalen die ongelooflijk belangrijk zijn om de wooncrisis aan te pakken maar die niet worden uitgewerkt in dit ontwerp van decreet.
Ten eerste: de financiële impact is niet berekend. Het is een van de grootste fusies van de laatste jaren. Een heel groot deel aan patrimonium zit in die fusies. Er moeten overdrachten gebeuren en dergelijke . We hebben het er in de commissie over gehad. Maar de financiële impact voor de Vlaamse begroting daarvan en voor de Vlaamse sociale huurders is gewoon niet berekend. Nochtans bent u minister van Begroting .
Een tweede punt is het nieuwe toewijzingsbeleid. Mevrouw Verheyen, ik vond het wel frappant dat u blijkbaar meer weet dan wij want u zei dat het nieuwe toewijzingsbeleid eenvoudiger wordt, met de lokale binding als belangrijk criterium. In mijn lezing staat het nieuwe toewijzingsbeleid nog niet geconcretiseerd in het ontwerp van decreet. Ik ben heel benieuwd welke informatie klopt.
Minister, wat mij ongelooflijk bezighoudt en waar ik mijn slaap voor laat, is wat er gaat gebeuren met de meest kwetsbare huurders. Waarom is het nieuwe toewijzingsbeleid belangrijk? De huidige sociale woningen worden chronologisch toegewezen en de huidige SVK’s wijzen hun sociale huurders toe aan hun woningen op basis van een woningnood. Dat gaat over daklozen en mensen die uit een instelling of uit een gezin met misbruik komen. Dat gaat over de meest kwetsbare mensen die absoluut een dringende woonnood hebben, die anders op straat terechtkomen.
Dat is de crux in dat nieuwe toewijzingsbeleid. Gaat u dat in uw toewijzingsbeleid schrijven, minister? Gaat u deze mensen – de allerzwaksten in onze maatschappij, die op een heel kwetsbaar punt zitten – beschermen? Wat mij betreft kwam een van de meest zorgwekkende zinnen die ik op de laatste hoorzitting heb gehoord van HUURpunt – de overkoepelende organisatie van de sociale verhuurkantoren (SVK’s). Die zeiden: ‘Voor onze doelgroep, de meest kwetsbare huurders, hebben wij vandaag geen garanties’. Dat is voor mij totaal, maar dan ook totaal, onaanvaardbaar. Als ik het daarnet, in het begin, had over het recht op wonen garanderen, dan gaat dat zeker op voor die kwetsbare huurders. Die mogen absoluut niet uit de boot vallen, te meer omdat zij gewoon nergens anders terechtkunnen. Zij zouden op straat terechtkomen. Het feit dat dat toewijzingsbeleid vandaag niét is uitgewerkt, terwijl dat het eigenlijk een van de belangrijkste punten is in heel die fusie, dat is onbegrijpelijk.
Ten derde, mevrouw Jans heeft er al op gewezen, is er een achterstand bij de vorming van de nieuwe werkingsgebieden, en daar is vandaag geen oplossing voor. Ik denk dat mevrouw Jans een aanzet gaf tot een oplossing, en dat is honorabel. Ik zou het ook graag van u horen, minister, of u die oplossing die mevrouw Jans voorlegde, steunt? Want in dit ontwerp van decreet staat het inderdaad niet. Als er daarnet naar onhaalbaarheid in de timing is verwezen door bepaalde actoren, of door verschillende actoren, dan gaat dat inderdaad ook hierover, bijvoorbeeld in Limburg. De vorming van Bart Somers moet nog afgeklopt worden in Limburg, en daarna kan inderdaad pas het werkingsgebied gevormd worden voor die nieuwe woonmaatschappij. Dat zou allemaal tegen 31 oktober moeten gebeuren, en de betrokken actoren hebben duidelijk aangegeven – in die gedachtewisseling – dat dat compleet onhaalbaar is. Mijn vraag is: wat gaat u daar doen, minister? Gaat u vandaag aangeven, net als mevrouw Jans, dat uitstel toch mogelijk is? Gaat u echt 31 oktober afwachten? Dan gaat u heel veel mensen heel veel stress en grijze haren bezorgen. Dat gaat ook niet voor de meest efficiënte en beste oplossingen zorgen. Wilt u alstublieft vandaag dan toch toegeven dat uitstel ongelooflijk nodig is, als u heel deze fusie niet in de soep wilt laten draaien?
Punt vier: de huurprijsberekening, ook iets waar ik mij heel veel zorgen over maak. Minister, u hebt aangegeven dat u naar één huurprijs wilt gaan, en ook één soortgelijke huurprijsberekening. Dat is ook heel belangrijk; dat is daarjuist door de meerderheid aangegeven. Het moet allemaal gecentraliseerd, het moet efficiënter, het moet eenvoudiger, en ja, dan behoort ook eenzelfde huurprijsberekening daartoe. Vandaag is het zo dat sociale woningen eigenlijk aan een relatief goedkoop tarief verhuurd worden. SVK’s hebben een meer marktconforme huurprijs. Nu, mijn vraag, minister – en ik heb ze u al tot in het oneindige toe gesteld –, is welke huurprijsberekening u gaat kiezen. U blijft bij het antwoord dat u een verdere harmonisering in de toekomst wilt bekijken, maar daar zijn we natuurlijk niets mee. Want het kan alleen naar boven, of het kan naar beneden. Maar als het naar beneden gaat, als u effectief de huurprijzen naar elkaar toe wilt laten groeien, dan betekent dat dat de sociale huurders een hogere huurprijs gaan hebben door dit ontwerp van decreet. Mevrouw Verheyen, ik hoor u dan zeggen dat de sociale huurder beter wordt van dit ontwerp van decreet. Als ik de lezing van de minister in de commissie – het was ongeveer de laatste zin van de bespreking van dit ontwerp van decreet – goed heb begrepen, dan gaan de huurprijzen voor de sociale huurders naar boven, met dit ontwerp van decreet. En dan is dit ontwerp van decreet in de verste verte geen verbetering voor de situatie van de sociale huurders.
Punt vijf zijn de personeelsgebonden problemen, en dan heb ik het enerzijds over het personeel van de SVK’s en anderzijds het personeel van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Die mensen worden ook gefuseerd in hun werk. Ze komen waarschijnlijk op een andere werkplaats, ze krijgen mogelijk ander werk, een andere job. Dat zorgt voor heel veel onzekerheid. Ze zien ook mensen die al naar een andere job aan het zoeken zijn, dat is expertise die wegvloeit. Daar moet heel dringend duidelijkheid in komen, en al zeker voor de hamvraag: welk statuut gaan ze krijgen? Die mensen hebben een heel ander statuut, en ze moeten nu gefuseerd worden. Welk statuut gaan die mensen krijgen? Ik weet het, minister, u hebt gezegd dat er nu een werkgroep is samengesteld. Maar sta mij toe om te zeggen: het ontwerp van decreet ligt hier vandaag ter stemming voor, en het zomerreces komt eraan. Ik snap wel dat het heel erg is voor die mensen die nu met zoveel onzekerheid zitten. Dat er nu een werkgroep is samengesteld, dat is wat mij betreft vijgen na Pasen. Die mensen zouden zo snel mogelijk zekerheid moeten krijgen over wat hun job zal zijn, wat hun statuut zal zijn, wat hun loon zal zijn, waar ze zullen werken, zodat er niet nóg meer expertise wegvloeit dan vandaag de dag al het geval is.
En dan een zesde punt, het laatste punt: het feit dat er geen armoedetoets is gebeurd. Dat is onbegrijpelijk voor mijn fractie. Zoals gesteld, is de wooncrisis, de hele sociale woonsector, heel sterk verweven met armoede, met het armoederisico in Vlaanderen. De woonkosten zijn de hoogste kosten om vandaag in Vlaanderen in armoede terecht te komen. Een iet of wat sociale minister of sociale regering zou dan toch rekening moeten houden met wat de impact van zo'n ongelooflijk gewichtig ontwerp van decreet is op het armoederisico van zijn huurders. Dat is in dezen echter niet het geval. Groen heeft een voorstel van resolutie ingediend om alsnog zo’n armoedetoets uit te voeren, maar die is helaas vrolijk weggestemd.
Kortom, minister, er staan nog zoveel vragen open. Er moeten nog zoveel kwesties worden uitgekristalliseerd. Ik zou zeggen: het is half werk. Maar ik kan eerlijk zeggen dat ik het zelfs geen half werk vind. Ik vind het gewoon slecht werk.
Tot slot voert u, in de marge van het decreet, nog een aantal maatregelen in waar de collega's daarnet sterker op zijn ingegaan. Die maatregelen hebben niet echt te maken met de fusie op zich of met de eengemaakte woonmaatschappij. Maar er zijn daar toch een aantal maatregelen bij waar wij ons als fractie politiek-ideologisch stevig tegen verzetten.
Ten eerste gaat het over sociale fraude. Mevrouw Verheyen zei daarnet dat fraude absoluut niet kan worden getolereerd. Daar gaan we totaal mee akkoord. Iedereen moet gelijk worden behandeld. Of je nu een eigendom in het binnen- of in het buitenland hebt, dat kan niet. Maar waarover wij ons danig zorgen maken, is over de inzet van die privédetectives. Het is al met hand en tand bewezen dat dat juridisch uiterst discutabel is. Ik vind het heel erg vreemd dat een regering, een minister, privédetectives inzet om bepaalde fraude op te sporen. Voorlopig heeft het hier en daar tot disproportionele sancties geleid. En wat je ook hebt met die privédetectives, is dat de principes van wapengelijkheid op de helling staan. Dat is dan een rechtelijk argument, maar het is toch niet onbelangrijk, zeker niet in een sector als dezen.
Ten tweede maken wij ons heel erg zorgen over het voorwaardelijk maken van het recht op wonen. De heer De Meester is daar al dieper op ingegaan. Dat is een steppingstone, die werd ingezet in de vorige legislatuur en vandaag weer wat wordt opgeschroefd. Ik zal het niet volledig herhalen, collega De Meester heeft dat prima uitgelegd. Wat mij betreft, is het totaal onaanvaardbaar. Het recht op wonen is al zo'n issue. Er zijn 170.000 mensen in armoede, dat zijn er ongelooflijk veel. Om er dan nog eens verplichtingen aan toe te voegen? Ik zou zeggen: doe zelf eerst uw eigen werk.
Ten derde, sociale huurders die wegens overlast uit hun huis worden gezet, krijgen een straf van de vrederechter. U gaat daar nog eens een extra straf bovenop leggen, minister. Ook dat is trouwens discutabel volgens de Raad van State. U wilt hen nog eens drie jaar uitsluiten van de wachtlijst voor een sociale woning. Wetende dat je, zodra je op die wachtlijst mag, gemiddeld nog eens vier jaar moet wachten, betekent dat zeven jaar uitsluiting van betaalbaar wonen. Los van het feit dat het mogelijk disproportioneel is, wil ik u vragen: wat dan met die kinderen? Want als ouders uit hun huis worden gezet, worden ze de straat op gestuurd. Zeven jaar geen betaalbare woning betekent de facto zeven jaar een hoog armoederisico. Er wordt absoluut geen rekening gehouden met de inwonende kinderen of andere inwonende personen. Ik vind dat een heel harde maatregel.
Ten vierde, een laatste, maar ongelooflijk belangrijk element, dat eveneens werd aangehaald door collega De Meester: het plafond van 15 procent aan sociale woningen dat u wilt installeren. We zitten met een wachtlijst van 170.000 mensen. Dat zijn er 20.000 meer dan een paar weken geleden. Op het einde van de vorige legislatuur waren er nog debatten in de commissie. Heel de meerderheid zat toen op de lijn dat het bindend sociaal objectief (BSO) moest worden opgetrokken, dat de steden en gemeenten meer moesten bouwen om die wachtlijsten weg te werken.
En dan opeens – of toch niet zo opeens – staat er na de verkiezingen een plafond van 15 procent aan sociale woningen in het regeerakkoord en vandaag ook in het ontwerp van decreet. Minister, dat is een totale, maar dan ook totale aberratie. Vandaag zitten zoveel mensen in de miserie en is elke sociale woning meer dan nodig. Er zijn steden en gemeenten die vandaag aan of bijna aan die 15 procent zitten en die zich afvragen: wat met onze wachtlijst? Die mensen moeten daar gewoon blijven staan. U laat die mensen in de kou staan, terwijl er vandaag steden en gemeenten zijn die graag willen bijbouwen. Maar u vindt dat niet nodig. Dat is een heel asociale en onbegrijpelijke maatregel, vooral omdat het in een stedelijke context nog zal leiden tot een toename van wachtlijsten, tot een toename van armoede.
Minister, kort geschetst, om deze redenen en alle openstaande vragen die ik daarnet hebt geschetst, de vele kritieken, de vele vragen van de sector waar maar geen antwoord op komt, hoeveel hoorzittingen of debatten we ook houden, zullen we straks tegen dit ontwerp van decreet stemmen.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik ga redelijk lang tussenkomen.
Dat is niet waar, maar ik wilde eens het omgekeerde doen. Sorry.
West-Vlaamse humor, zeker? Ik kan ermee lachen.
Ik wilde eventjes de sfeer wat verlichten. Mijn excuses daarvoor. Dat is niet voor het verslag, dus. (Opmerkingen)
Om te beginnen, de prioriteit van het sociaal woonbeleid in Vlaanderen is simpel. Kijk naar de wachtlijsten en kijk naar het aantal beschikbare woningen: er staan meer mensen op de wachtlijst dan er beschikbare woningen zijn. Dat frustreert mensen. Mensen geraken niet vooruit, botsen op obstakels en zijn kwaad. Dat is logisch. Ik verwijs even naar heel wat mensen die wat langer moesten wachten op hun vaccin. Die werden ook wat nerveus. Die vroegen ook waarom eerst iemand anders aan de beurt was, waarom het niet aan hen was. Dat is des mensen, zeker als er dubbel zoveel mensen zijn die recht hebben op een sociale woning als er sociale woningen beschikbaar zijn. Dat stond trouwens ook in het memorandum voor de verkiezingen van de Vlaamse Woonraad, die inmiddels werd afgeschaft door deze regering.
Dat is eigenlijk wat ik jullie écht kwalijk neem. Aan het begin van deze legislatuur wisten jullie wat er moest gebeuren, maar wat was er in de plaats van een noodprogramma? Alles wijst erop dat dat noodprogramma echt aangewezen is, want we zitten met de langste wachtlijst ooit en er is een gigantische crisis in de private huurmarkt. Iedere collega spreekt hier heel vaak over zijn of haar mailbox. Ik denk dat genoeg burgers dat aanklagen bij jullie.
Lost dit ontwerp van decreet dat probleem op of niet? Zo hebben ik en mijn fractie daarnaar gekeken. Het ging daarnet bij het ontwerp van decreet over inburgering over de Internationale. De tweede zin ervan, die minister Somer daarnet niet vermeldde, luidt: “Geen plicht, leert zij, waar recht ontbreekt.” Ik denk dat dat hier ook van toepassing is. Hebt u dat ook genoteerd? Ik ben blij dat het blijft hangen.
Minister, dit is immers wel degelijk uw plicht. Collega Moerenhout verwees ernaar in de commissie. U hebt gezegd dat u de Grondwet zult respecteren, waarin het recht op wonen staat. In de Vlaamse Wooncode staat dat recht op wonen ook nog eens. Het is dus duidelijk wat er moet gebeuren. Ik zal de collega’s ook geruststellen: wij verwachten dat inderdaad niet morgen. Dat lukt ook niet. In ons verkiezingsprogramma hadden wij twee legislaturen vooropgesteld, en dat kan lukken, maar dan moet je er wel alles aan doen, dan moet je je mouwen opstropen om ervoor te zorgen dat dat er kan komen, en dat gebeurt vandaag niet.
Er zijn drie elementen waar we nog geen antwoord op hebben, waarvan we nog niet weten hoe het in elkaar zit, en die zijn echt wel cruciaal. Er is ten eerste het kostenplaatje voor dat traject richting één woonmaatschappij en hoe dat traject daadwerkelijk moet zorgen voor meer sociale woningen, zoals ik vaak hoor. De dienstverlening zal beter zijn, er zullen efficiëntiewinsten zijn, maar hoe precies? Vanaf het moment dat je daar één bijvraag over stelt, blijft het stil.
Ten tweede is er het percentage toewijzingen dat in het nieuwe toewijzingssysteem zal gaan naar mensen met een grote woonnood. Dat is er inderdaad nog niet. Minister, u hebt aangekondigd dat dat nog voor het reces in een besluit van de Vlaamse Regering zal...
Kijk naar de agenda. Dat staat vrijdag op de agenda. Jullie krijgen die maandag of dinsdag toegestuurd.
Oké, dat is goed, maar dan zou ik ook aan de N-VA-fractie vertellen dat dat op de agenda staat. (Opmerkingen van minister Matthias Diependaele)
Ik was bezig met dat decreet. Ik zal dat morgen bekijken. Goed, vrijdag dus. Oké, maar dan kunnen we daar volgende week nog een vraag over stellen. Dat is goed nieuws.
Ten derde is er de vraag hoe men binnen de woonmaatschappij het verschil in huurprijs tussen SVK-woningen en SHM-woningen zal oplossen. Mijnheer Coenegrachts, u zei daarnet dat u deze regio met sérieux bestuurt, maar ik heb uw fractiegenoot vorige week ervoor horen pleiten om de huurprijzen voor de zittende sociale huurders op te slaan om die te herverdelen over de mensen op de wachtlijst. Ik hoop dus dat dat de piste niet wordt. Ik vind toch niet dat dat met sérieux nadenken over het woonbeleid is. Nog even de puntjes op de i.
Er zijn twee zaken in dit ontwerp van decreet die mijn fractie echt niet kan smaken. Het eerste is het feit dat er geen woonbeleidsconvenanten meer worden toegelaten vanaf 15 procent sociale woningen in een gemeente. Dat betekent dat die gemeente enkel maar sociale woningen kan bijbouwen met eigen middelen. Men spreekt nu heel vaak over de miljarden in sociaal wonen, maar die eigen middelen, dat zijn middelen die een lokaal bestuur in veel mindere mate heeft. Dat is een heel andere zaak.
Ik heb hier een lijst bij van de gemeenten waar het volgens mij al redelijk hoog zit. De cijfers zijn volgens mij niet 100 procent actueel. Ik zie daar toch drie grote steden: een van 66.000 inwoners, een van 26.000 inwoners en een van 12.000 inwoners, waarbij er toch een serieuze wachtlijst is. De ene heeft een wachtlijst van meer dan 2200 gezinnen, een andere van meer dan 1000 gezinnen en de andere van 700 gezinnen. Dat is niet weinig, maar u zegt eigenlijk: kijk, we gaan hier stoppen met Vlaanderen. De rest is de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur om voor hen ook een sociale huurwoning te voorzien. U gaf ook de reden aan waarom u dat invoert, u zei: ik ben voor spreiding. Tot daar, mijn fractie is niet tegen het spreiden, maar als we een spreiding willen, dan denk ik: deed iedere gemeente maar haar best, want daar wringt het schoentje en daar komt het op aan. En dat is de vraag die u zich eigenlijk moet stellen: hoe zorgen we ervoor dat gemeenten meewerken en sneller en meer sociale woningen laten bouwen? Want er wordt het argument gegeven dat dit decreet lokale besturen meer in de regie moet plaatsen. De heer Coenegrachts zei het ook: binnenkort, als we dit decreet goedkeuren, zitten ze in de driver’s seats, maar dat was al zo. Minister, u haalt die stappen op het lokaal woonoverleg aan als een reden waardoor projecten wat langer aanslepen. U hebt dat vorige week gezegd in de commissie. En er zitten hier toch wel genoeg lokale bestuurders om dat te weten. Een gemeente kan op het lokaal woonoverleg gewoon njet zeggen tegen een sociaal bouwproject en geraakt daar perfect mee weg met het huidige decreet en ook met het huidige regeerakkoord. Dat is eigenlijk straf voor wie zijn best doet, want die gemeenten gaan verder dan het bindend sociaal objectief (BSO). Dat BSO schiet te kort, want dat is niet voldoende om de woonnood op te lossen. Dat is de reële nood en dat zijn eigenlijk de mensen die geholpen moeten worden. Dus, minister, mijn oproep: stroop uw mouwen toch op – dat zal geen probleem zijn – en wees streng voor de gemeenten, ga op het terrein en overtuig hen van het nut van sociale woningen, want heel veel van hen zien dat helaas nog niet in vandaag.
Het tweede element in het ontwerp van decreet dat mijn fractie echt niet kan smaken is het veel te strak getimede traject naar één woonmaatschappij. Er zijn defusies, fusies, overdrachten van patrimonium, personeelsverschuivingen en nieuwe vennootschapsvormen nodig. Tijdens de hoorzittingen, collega Moerenhout heeft ze geciteerd in de commissiebesprekingen, hoorden we alle stakeholders ervoor pleiten om te temporiseren, om minstens te zorgen dat er ook aandacht kan worden besteed aan nieuwe projecten, hoe die overgedragen kunnen worden, hoe tijdverlies vermeden kan worden. Geef hen de mogelijkheid om dat te doen. Daarnet haalde collega Verheyen aan dat er een ideologisch verhaal is in de commissie. Ja, uiteraard, het zou maar erg zijn als er geen ideologisch verhaal of ideologisch debat zou zijn in de discussie. Dan wil ik ook wel even oproepen: let ook op jullie woorden, als jullie zeggen dat wij wel iets mogen terugverwachten van een huurder, want wij geven hem een woning, dat klopt niet. Die mensen betalen weinig, een lagere huur, maar ze betalen wel degelijk huur. Dat is niet altijd evident voor hen om die huur ook altijd op te hoesten. Door zulke zinsneden te gebruiken, draagt u absoluut niet bij aan de goede zaak.
Er is altijd wat weerstand. Er werd de vergelijking gemaakt met een infrastructuurproject, maar bij een infrastructuurproject weet je wel: als je een fietspad aanlegt, zal daar wel een fietspad liggen. Hier zijn we niet zeker wat de uitkomst is. Dan werd de vraag gesteld of daar overleg over geweest is met die actoren. U antwoordde: het overleg is grondig gevoerd en waar mogelijk werden opmerkingen meegenomen die pasten in de visie op het nieuwe systeem. Met ander woorden: als die sociale huisvestingsmaatschappijen tegen u zeggen dat ze hierdoor hun werk niet kunnen doen, past dat in uw nieuw systeem of niet? Luistert u daar dan naar? Ik heb de indruk van niet. Kortom: dit ontwerp van decreet is geen sterk werk. Het is een mislukt ontwerp van decreet.
De cijfers voor 2021 qua bouw zijn al rampzalig. U hebt vorige week vrijdag geantwoord op een schriftelijke vraag. 15 procent van het jaarbudget voor 2021 is toegewezen. Dat is niet goed. Dit decreet zal niet zorgen voor ook maar één extra woning. Het blinkt vooral uit in vaagheid. Wij kunnen niet anders dan volmondig tegenstemmen. Tot slot hebben we ook nog twee amendementen die we samen met de collega’s ingediend hebben. We willen die 15 procent er graag uit. Waarom? Omdat er nog altijd een wachtlijst is. Omdat er nog altijd mensen recht hebben op een sociale huurwoning. Rond toewijzing is het een amendement om minstens 20 procent op woonnood toe te wijzen, omdat wij echt wel schrik hebben dat de poort naar de dakloosheid wordt opengezet als je dat niet goed aanpakt. Collega’s, dat is een oprechte bezorgdheid van mijn kant.
En tot slot, niemand dwingt ons om deze herstructurering te doen. Dat zei u in de commissie. En dat klopt. Dit is volledig jullie eigen keuze. En ik begrijp nog altijd niet, op de dag dat je die wachtlijsten ziet, dat je de realiteit ziet van het sociaal woonpatrimonium, dat je dan dit kunt beslissen. Dat vat ik echt niet. Er wordt dan gezegd ‘ja maar, we moeten zo snel mogelijk terug naar een normale situatie zodat we opnieuw kunnen bouwen’. Maar jullie hebben wel die abnormale situatie gecreëerd. En doe niet, alsof dat niet het geval is.
De fundamentele kritiek is heel simpel: er is geen plan. Er is een grote zak geld die veel te traag omgezet wordt in bakstenen. Mensen staan al jaren op een wachtlijst en hebben echt geen extra tijd meer om te wachten. Zorg alstublieft dat er een goed plan komt. (Applaus van Katia Segers)
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de tussenkomsten, ik ben altijd te vinden voor een goed debat. Dus ook oppositie, dank u wel.
Misschien eerst mevrouw Blancquaert, ik ben in alle eerlijkheid te jong om ervaring te hebben met ‘wel willen maar niet kunnen’. Maar ook ‘wel willen maar niet mogen’ is natuurlijk zeer vervelend. En eigenlijk is het een beetje typisch dat u en de PVDA, en aansluitend ook Groen en Vooruit, een beetje op dezelfde lijn zitten maar aan een verschillende kant van het spoor, zogezegd.
De PVDA en aanhorigheden verwijten mij dat ik het recht op wonen voorwaardelijk maak, en u verwijt mij het feit dat ik dat niet doe. En de waarheid is natuurlijk dat je dat niet zomaar kunt. Voor sommige dingen zou je daar verder in kunnen gaan. Ik denk dat dat ook te beargumenteren valt, maar we hebben ons natuurlijk ook – en dat is het gemak dat u hebt vanuit de beide kanten van de oppositie – te houden aan hogere rechtsnormen. U hoeft dat niet te doen. Ik moet dat natuurlijk wel doen. En dat is een beetje waar je hiermee in conflict zit, als het gaat over het recht op wonen, mijnheer De Meester. Ik kan dat niet zomaar voorwaardelijk stellen. Dat gaat gewoon niet. Dat lukt niet.
Mevrouw Moerenhout, als u wilt citeren uit het advies van de Raad van State, dan raad ik u aan om dat beter te lezen. Ik kan daar straks op terugkomen, maar u moet dan wel op zijn minst eerlijk zijn.
Maar goed, ik ga iedereen overlopen, zoals ik dat genoteerd heb.
Mevrouw Verheyen, bedankt voor uw woorden van steun. Ik ben het er helemaal mee eens dat er een paar zaken in dat decreet zitten die door sommigen als symboolpolitiek worden weggezet. Ik daag die mensen uit om effectief voor een groep sociale huurders die woorden te gaan herhalen. Leg aan sociale huurders uit dat die taalkennis niet belangrijk is, leg dat maar eens uit, net zoals de voorwaarde om bij VDAB ingeschreven te zijn.
We verschillen daar natuurlijk van mening, ik kan me dat voorstellen. Voor u is iemand in de afhankelijkheid duwen een doel, voor mij is de doelstelling om die mensen op hun eigen benen te laten staan. Ik zou graag hebben dat die mensen zelf op de private markt terechtkunnen om voor zichzelf te zorgen. Zelfredzaamheid, dat is de bedoeling van die bescheiden aanzet om zich in te schrijven bij VDAB en te gaan werken. En dan zeker met eigendom in het buitenland. Ook dat is omschreven als symboolpolitiek. Ik ben er om twee redenen absoluut van overtuigd dat dit goed is, en ik zal straks nog in detail gaan. Er is ook kritiek gegeven over de manier waarop dat gebeurt met de privé-onderzoeksbureaus. Dat zou trouwens geen privédetectives. Daar kom ik straks op terug.
Het is in de eerste plaats belangrijk voor de sociale huurders zelf. Zij moeten weten dat die toewijzing van een sociale woning eerlijk en rechtvaardig gebeurt, en ten tweede is het evengoed belangrijk voor de rest van Vlaanderen die meebetaalt aan het systeem. Zij moeten zien dat de woning terechtkomt bij iemand die er nood aan heeft en er recht op heeft. En daarom is dat een goed systeem. Dit ter aanvulling op de woorden van steun van mevrouw Verheyen.
Mijnheer De Meester, ik denk inderdaad dat hier heel veel belangrijke keuzes in zitten. Het is niet zomaar een verzameldecreet. Het is een grondige hervorming van de sector. Het is ook niet hetzelfde als dat ik mijn bureau heb leeggemaakt.
Er is een onverenigbaarheid in de zaken die u stelt en die ook andere mensen stellen. De timing is te strak, het lukt niet, het is onhaalbaar. Dat heb ik verschillende keren gehoord van mevrouw Moerenhout. Maar anderzijds is het wel zeer belangrijk dat er dringend duidelijkheid is op het terrein. Mevrouw Moerenhout zei op het einde ook: voor het personeel. Ja, het is het een of het ander.
Ik denk dat we deze hervorming moeten doen voor alle argumenten die ik u heb gegeven, maar het is inderdaad een proces waar we doorheen moeten. En het is geen evident proces. Ik besef maar al te goed – en ik heb dat op verschillende momenten ook zeer duidelijk herhaald – dat er heel veel vragen van de sector liggen. Maar we moeten dat proces wel door om die sector klaar te maken voor de toekomst, en om die dienstverlening naar de sociale huurder en de kandidaat-sociale huurder – om die mensen gaat het – nog beter te kunnen doen.
Trouwens, Portalis heeft samen met drie collega's het Burgerlijk Wetboek dat we nog altijd gebruiken, op vijf maanden tijd geschreven.
Recht op wonen aan voorwaarden onderworpen, dat gaat niet, we moeten werken met huurdersverplichting. Ik heb hier inderdaad een citaat van de Internationale gehoord, maar het werkt natuurlijk in twee richtingen. Als je rechten krijgt, kun je daar ook plichten aan vasthangen. Dat is de evidentie zelf. Het is trouwens bevestigd door het Grondwettelijk Hof. Ik heb er al verschillende keren naar verwezen.
Mijnheer Coenegrachts heeft het ook al aangehaald en ik ben het ook niet eens met de Raad van State. Volgens mij is er geen discriminatie. Als het Grondwettelijk Hof anders beslist, zal ik er mij natuurlijk bij neerleggen. Volgens mij is het perfect te argumenteren dat het niet zo is op dit moment. Getuige daarvan trouwens de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de taalkennis die ze ongeveer anderhalf jaar geleden hebben gedaan bij het invoeren van het systeem.
Er is verschillende keren gesproken over de bovengrens van 15 procent. Het gaat over de vijf gemeenten. U hebt er drie genoemd: 66.000, 26.000 en 12.000 inwoners. 12.000 inwoners is zeker geen grote gemeente. Het gaat over de vijf gemeenten op de 300. Kom hier nu niet doen alsof we daarmee 169.000 mensen op de wachtlijst kunnen helpen. Daar gaat het niet over. Het gaat over 5 gemeenten op de 300. In verhouding is dat veel te weinig. Voor ons is de spreiding een belangrijk feit.
Aan de rem trekken, heb ik hier gehoord. 4,5 miljard euro kan men bezwaarlijk ‘aan de rem trekken’ noemen. Er is nog nooit zoveel geïnvesteerd, er is nog nooit zoveel geld op tafel gelegd om sociale woningen te zetten, en dat zullen we ook blijven doen. We kijken nog naar de juiste manier om dat geld buiten te krijgen, want dat is een bezorgdheid waarvan ik al heb toegegeven dat ik die deel.
Iedereen vraagt een plan. Sorry, maar jullie zijn veel te snel tevreden gesteld met papier. Men kan gemakkelijk ambities neerschrijven in een decreet, maar je moet die dan ook halen. We zijn in Vlaanderen trouwens zeer goed in het creëren van onze eigen wachtlijsten. We hebben zelf gezorgd voor onze eigen wachtlijsten, niet alleen in de sociale woningbouw, maar evengoed in de gehandicaptensector, en dan moet je op het terrein nog gaan realiseren. Mijnheer Veys, u hebt gezegd dat er maar één prioriteit is in de sociale woningsector. Weet u wat die is? Bouwen. Dat is het enige wat je kunt doen. We proberen nu die sector sterker te maken om op lange termijn ervoor te zorgen dat ze beter en sneller kunnen bouwen. Dat is de bedoeling van de hervorming die we doorvoeren. Aan wie komen we dan tegemoet? Aan de sociale huurder en de kandidaat-sociale huurder.
Mevrouw Blancquaert, u wilt in de raad van bestuur een gelijke verdeling van de vertegenwoordiging in de gemeenteraad. We maken van de woonmaatschappijen de uitvoerders van het lokaal woonbeleid. Dan is het helemaal te verantwoorden – er zitten trouwens ook onafhankelijken in – dat de lokale besturen met meerderheid aanduiden wie er het best hun beleidskeuzes kan uitvoeren.
Ik ben een beetje geschrokken. Ik dacht dat jullie over de buitenlandse eigendom het geweer van schouder hadden veranderd. Het gebeurt inderdaad op basis van vermoedens, maar dat is de aanleiding om een onderzoek in te stellen. Jullie hebben vroeger gezegd dat we dat moesten doen op basis van documenten van het thuisland. Volgens de Verenigde Naties zijn er op dit moment 208 landen in de wereld. Als wij met elk van die landen een betrouwbaar systeem moeten opzetten waaruit wij correct kunnen afleiden of iemand al dan niet een eigendom heeft in het buitenland, dan zal dat niet gaan. Ik denk dus dat dit de beste manier is om het te doen.
Mevrouw Jans, ik ben het helemaal eens: we hebben er echt zorg voor gedragen dat we de sector blijven betrekken. We hebben het tot nu toe gedaan en we zullen het ook in de toekomst blijven doen. Ik heb er alle begrip voor dat er nog vragen zijn. We hebben daar al hard op ingezet met de centrale stuurgroep en met het personeel. Ik ben er zeker van dat we met het overleg dichter en dichter naar elkaar groeien.
En dan moeten we natuurlijk zorgen dat die budgetten benut worden, dat heb ik al aangegeven.
Mijnheer Coenegrachts, uw punt van VDAB heb ik ook al gemaakt.
Mevrouw Moerenhout, het recht op wonen doe je niet met papier. We moeten bouwen en daarvoor hebben we de centen voorzien. We hebben de centen klaargelegd, dat heb ik daarnet al gezegd.
Die financiële impact, dat is exact het antwoord dat ik in de commissie gegeven heb. We hebben een ‘voorkeurswaterval’, een cascade, opgesteld waarbij de voorkeur bovenaan staat, en dat is die fusie of splitsing. Dat heeft geen financieel effect. U verwees daarnaar, u zei dat we het financieel effect van die fusies niet meegenomen hebben, maar net daarom geven we er de voorkeur aan! Pas op het moment dat er gezakt moet worden – dat zal alleen in uitzonderlijke gevallen zijn, dat hoop ik althans, en je kunt het aangeven dat het in uitzonderlijke gevallen zal zijn, met de venale waarde –, maar wij weten natuurlijk niet precies hoeveel. Dat zal over een tijdje duidelijk worden. Maar de fusies hebben geen financiële impact.
Over het toewijzingsbeleid staat een redelijk concrete paragraaf in het regeerakkoord. Ik had u beloofd dat die voor de zomer zou komen. Dat staat op de agenda, we zullen zien of dat lukt voor nu vrijdag. Het kan ook volgende week zijn, maar het staat op de agenda voor nu vrijdag.
Het BVR voor de woonmaatschappijen heb ik u beloofd voor september. Die timing wordt aangehouden, normaal gezien.
Uitstel? Ik heb al gezegd dat ik daar ambitieus in ben. Ik geef dat grif toe, het zijn alleen maar mensen die ambitieus zijn die ook met de gebakken peren kunnen zitten. We zullen zien of dat haalbaar is. Ik besef de druk die we op de sector zetten, maar ik ben evengoed overtuigd van de noodzaak van de oefening en van de noodzaak om die snel te doen om te zorgen dat we snel terug naar een normaal bouwritme kunnen gaan. Nog eens, betreffende de timing, kunt u niet zeggen dat we uitstel moeten geven, want uitstel betekent nog langer onzekerheid en dat is wel wat de sector kan missen, het is het een of het ander. Vooral het personeel kan dat missen. Ik kies ervoor om hier verder werk van te maken.
Ik heb niet gezegd dat de huurprijsberekening er zou komen, ofwel hebt u dat verkeerd begrepen. Excuus daarvoor, maar in de commissie heb ik niet gezegd dat die er zou komen. Dat moet onderzocht worden. Dat is op dit moment niet aan de orde. We hebben daar wel al initiatieven genomen, bijvoorbeeld in verband met de huurprijsberekening van begin 2020 – u herinnert zich de discussie rond de sociale huur. Men is al deels naar elkaar toegegroeid. Er is al deels werk van gemaakt.
U hebt een ideologisch probleem met de inzet van private onderzoeksbureaus, omdat dat ‘juridisch uiterst discutabel’ is. Mijne god! Alstublieft zeg! We hebben ondertussen al twaalf uitspraken. Ik heb de laatste stand van zaken van een paar maand geleden. We hebben in elk geval – drie of vier waren er in hoger beroep gegaan – bij allemaal, bij allemaal, gelijk gekregen! Enkel bij één of twee is de hoogte van de terugvordering bijgesteld. Maar in de grond hebben we altijd gelijk gekregen! Wij niet, maar de betrokken sociale huisvestingsmaatschappijen. Vanwaar komt dan de idee dat dit ‘juridisch uiterst discutabel’ zou zijn? Dat zou ik wel eens willen weten. Zulke uitspraken zouden beter eens door de Raad van State gecontroleerd worden. (Opmerkingen)
Maar goed, we hebben er zeer duidelijk op gelet dat er altijd een rechterlijke controle is! Het zal niet zo zijn dat de sociale huisvestingsmaatschappijen, mocht u die wantrouwen – wat ik niet doe –, zomaar een opzeg kunnen doen op basis van de resultaten van het onderzoeksbureau! Er zal altijd de mogelijkheid zijn voor een rechterlijke controle door een vrederechter. Dat is tot nu toe altijd zo gebeurd.
Dit moet ik echt wel rechtzetten. U zei dat de Raad van State kritiek had op de uitsluiting van huurders. Eerst en vooral gaat het dan echt wel over mensen die ervaring hebben. De mensen van de sociale huisvestingsmaatschappij gaan echt niemand uitzetten voor de schending van de openbare orde of het zich niet aan de regels houden. Ze gaan dat echt niet zomaar doen, maar de Raad van State heeft daar helemaal geen kritische bedenkingen bij gemaakt.
Ik zou u een heel stuk kunnen voorlezen, maar ik zal me beperken. De Raad van State zegt dat: “Indien de betrokkene immers onmiddellijk een andere sociale huurwoning zou kunnen huren, kan het zijn dat de ernst van die verplichtingen bij hen niet doordringen, en kan worden gevreesd dat hij zich aan gelijkaardige feiten schuldig maakt. Daarenboven” – het gaat dan over de vraag of de sanctie evenredig is aan de inbreuk – “kan worden aangenomen dat de verplichting die aan de kandidaat-huurder wordt opgelegd, evenredig is met de door de decreetgever nagestreefde doelstelling. De ontworpen regeling leidt er immers toe dat de kandidaat-huurder enkel tijdelijk niet kan worden ingeschreven, namelijk voor een periode van drie jaar.”
Mijnheer Veys, ik heb al op een paar dingen van u geantwoord. De prioriteit is bouwen. Ik vind het ook jammer dat sommige gemeenten van kwade wil zijn en dat lokale besturen er uitdrukkelijk voor kiezen om sociale woningbouw tegen te werken. Maar het is niet zo dat ik alleen maar vanuit de bevoegdheid Wonen daar iets aan kan doen. Wat het meest gebruikt wordt, is natuurlijk Ruimtelijke Ordening. En daar heeft de gemeente het laatste woord. Daar zomaar tegen ingaan, is gewoon niet mogelijk.
U hebt op een bepaald moment aangegeven dat de timing voor heel het proces van de fusies en dergelijke meer veel te krap is. Dat kan tot 31 december 2027. Dat staat ook uitdrukkelijk in het ontwerp van decreet. We hebben nu de stappen voor het samenstellen van de woonmaatschappijen op 1 januari 2023. Men kan zelfs een voorlopige erkenning aanvragen voor zes maanden, mocht daar nog een tijdsprobleem zijn. Dan kom je aan 31 juni 2023. Maar de eigenlijke fusie, de overdracht en dergelijke meer, kan tot 2027. Daar zit dus wel nog een speling op.
Dat was het ongeveer, tenzij ik dingen vergeten ben. Mijn excuses daarvoor.
U bent zeer volledig geweest, vind ik persoonlijk. Wil er nog iemand tussenkomen?
De heer De Meester heeft het woord.
Voorzitter, een korte repliek namens de PVDA en aanhorigheden. (Opmerkingen)
Wat zijn die aanhorigheden dan juist? (Opmerkingen. Gelach)
Ten eerste, collega Coenegrachts, van de liberalen, toch? (Opmerkingen)
Of van Open Vld? Want dat is niet altijd helemaal hetzelfde. (Opmerkingen van Steven Coenegrachts)
Kunnen we alstublieft tot de essentie van de zaak komen?
De liberalen hebben zich meestal altijd heel nadrukkelijk uitgesproken voor de verdediging van democratische rechten en vrijheden en de rechtsstaat en zo, maar u zegt dat u het probleem van die discriminatie niet ziet waar de Raad van State over spreekt. Maar dat is toch evident? Bent u jurist of niet? Dat weet ik niet. Maar het is zeer evident. Het non-discriminatiebeginsel zegt dat je mensen in een gelijke situatie gelijk moet behandelen. Dat is evident. (Opmerkingen)
En dus moet je mensen die in een situatie van werkloosheid zitten, gelijk behandelen. Je kunt niet zomaar alle soorten van criteria of argumenten gaan verzinnen om mensen in een ongelijke situatie te duwen. En dat is exact het argument van de Raad van State in dezen. Je kunt niet zomaar zeggen dat we mensen die werkloos zijn, maar die eigenaar zijn, verplicht gaan inschrijven bij VDAB, en huurders dan niet inschrijven bij VDAB. En dat is wat de Raad van State zegt, dat dat onderscheid niet voldoende gemotiveerd is.
Collega De Meester, collega Coenegrachts krijgt nu het woord van mij. U hebt hem redelijk persoonlijk aangesproken.
Collega De Meester, in het communisme bestaan er geen grondrechten, dus ik heb daarover van u geen enkele les te krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Maar ik ben het inderdaad – ik zeg dat nog eens, als jurist – niet eens met de Raad van State, namelijk met het feit dat dit twee gelijke situaties zouden zijn. Dit zijn twee ongelijke situaties. De ene woont in een woning, gebouwd door de overheid, aan een huurprijs die aan criteria onderworpen is, en de andere niet. De ene rekent op de solidariteit van de samenleving, en de andere niet. En degene die rekent op de solidariteit van de samenleving, maken we onderhevig aan criteria. Ik vind dat geen twee gelijke situaties. En de Raad van State mag daar het zijne van denken. We zullen waarschijnlijk ooit wel weten wat het Grondwettelijk Hof daarvan denkt.
De heer De Meester heeft het woord.
Dat zullen we zeker zien, wat het Grondwettelijk Hof daarover zegt. Maar ik vind de redenering van de Raad van State vrij waterdicht in dezen, namelijk dat dit niet voldoende gemotiveerd is en dat dit in strijd is met het non-discriminatiebeginsel.
U spreekt over de betonstop en over de woonreservegebieden, die niet zouden mogen worden aangesneden door sociale huisvestingsmaatschappijen. Of dat zou ons standpunt zijn.
Maar het is nu een feit dat de stolp op de woonuitbreidingsgebieden helemaal niet geldt voor sociale huisvestingsmaatschappijen. Dat is het beleid dat vandaag bestaat.
Dat was een grapje.
Neen, voorzitter, dat was geen grapje. Dat was een zeer duidelijk politiek standpunt van de heer Coenegrachts. Het is een belangrijk punt omdat het in de commissie als een echt argument werd aangehaald in de discussie. Dus ga ik daarop in. Want dit is toch een politiek debat?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik dacht dat u het al lachend zei omdat collega D’Haese – ik wil niet achter zijn rug spreken – soms een klein beetje kan overdrijven. Ik dacht dat dat deels om te lachen was.
Ik spreek uw analyse van collega D’Haese niet tegen, voorzitter, maar ik zou dat natuurlijk nooit zelf durven te zeggen.
Collega De Meester, ik vraag inderdaad wel enige consequentie in uw standpunt daarover. U kunt niet zeggen dat men moet stoppen met die betonboerenregering die Vlaanderen aan ik weet niet hoeveel hectare per dag verhardt voor de economie en de speculanten en dan zeggen dat in dat openruimtegebied niemand mag bouwen behalve de sociale huisvestingsmaatschappijen. Voor hen leggen we dan wel wegen en rioleringen aan. Vindt u zichzelf consequent in uw standpunt? Men mag niet bouwen in de open ruimte behalve als men een sociale huisvestingsmaatschappij is.
U praat over de stolp over de woonreservegebieden. Voor alle duidelijkheid: dat ligt hier nog in een commissie.
De heer De Meester heeft het woord.
Collega Coenegrachts, ik wil u een wedervraag stellen.
Ga in de koffiekamer discussiëren.
Voorzitter, dit is toch een politiek debat? Of heb ik mij vergist?
Het is wel breder dan de hele tijd gewoon vragen aan elkaar stellen. Maar ga uw gang, ga door, doe maar!
Ik wil een wedervraag stellen aan collega Coenegrachts.
Doe maar!
Waar moeten de 169.000 mensen op de wachtlijst wonen? Mijn standpunt is zeer consequent. Als het over het probleem van de ontharding gaat: men kan ook waar nu beton ligt ontharden. Dat kan ook. Maar ik vind dat in woonuitbreidingsgebieden die cruciaal zijn om de doelstellingen op het vlak van sociaal wonen te behalen en die belangrijk zijn om de wachtlijsten voor sociale huisvesting weg te werken nieuwe projecten mogen worden gebouwd.
Ik vind uw standpunt hypocriet. Ik hoor de liberalen nooit protesteren als in de stad waar ik woon, Gent, het ene dure luxeproject na het andere gebouwd wordt. Ik hoor de liberalen nooit iets zeggen over woonuitbreidingsgebieden of betonstop. Neen, nooit een woord van kritiek. Maar als het gaat over de sociale woonprojecten, die we zo hard nodig hebben, dan komt plots het argument van de betonstop boven. Ik vind dat hypocriet.
Mijn uitgangspunt is dat wij het recht op wonen moeten garanderen voor iedereen in Vlaanderen. Uiteraard zullen wij daarvoor sociale woningen moeten bijbouwen. Dat is evident.
Minister, u hebt gesproken over de maximumgrens van 15 procent. Ik wil daar toch een paar zaken op zeggen. Ten eerste, collega Veys heeft overschot van gelijk. In de gemeenten waar u een stop, een maximumgrens wilt opleggen, staan er mensen op een wachtlijst. Dan is mijn concrete vraag: wat gebeurt er met die mensen? Moeten zij hopen tot er iemand zich eens een keer niet inschrijft bij VDAB en we hem dan uit zijn woning kunnen zetten? Of staan zij voor eeuwig op de wachtlijst? Moeten zij verhuizen? Wat gaat u doen?
Mijnheer De Meester, u zult moeten afronden want uw tijd is op. Voor alle duidelijkheid, tussen u en mijnheer Coenegrachts stond de klok stil. U hebt maar 15 minuten voor het hele debat. Echt waar. U mag uw laatste redenering afmaken.
Ik heb nog een punt of vier.
Dat is heel spijtig, maar spreek die dan straks maar tegen uw vrouw uit. Uw tijd is op.
Dat is echt bijzonder spijtig.
U mag uw laatste redenering nog afmaken.
U bent heel streng, maar het is een redenering in vier punten. Oké? (Gelach)
Mijnheer De Meester, maak uw redenering af. Uw tijd is op. Als enige fractie hebt u uw volledige tijd van 15 minuten opgebruikt. Als u dat wilt opgebruiken met gekissebis met de heer Coenegrachts, is dat uw volste recht.
Ik heb maar de helft van de tijd van de andere fracties, voorzitter. (Rumoer)
Dat was niet uw laatste redenering. U was aan het zoeken naar iets anders.
Absoluut niet.
Voorzitter, ik zal mijn punt over de 15 procent afmaken.
Mijnheer Veys, u had gelijk toen u de vraag stelde wat we zullen doen met de mensen die in die gemeenten op de wachtlijst staan. Nu gaat het om vijf gemeenten, maar in principe is het ontwerp van decreet van toepassing op alle gemeenten. Hoe dichter ze naar die grens opschuiven, hoe meer ze door die drempel van 15 procent zullen worden gevat en dan zal het probleem groter worden.
Minister, volgens u gaat het om kleine aantallen en is het probleem dan ook niet zo groot. Het probleem met de buitenlandse eigendommen gaat ook om kleine aantallen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, dat heeft alles met die 15 procent te maken.
Mijnheer De Meester, uw spreektijd is op. Ik ben heel redelijk geweest. U hebt meer dan genoeg tijd gekregen.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nog twintig minuten. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, u hebt daarnet gesteld dat u graag zou zien dat al die mensen op de private huurmarkt terecht kunnen. Dat is vandaag een gevaarlijke bewering, want op de private huurmarkt is de helft van de woningen niet in orde en betaalt meer dan de helft van de mensen te veel. Daar wilt u aan werken, maar er is een truc om iets te doen aan het feit dat de helft van de woningen kwalitatief niet in orde is. U moet meer sociale woningen bouwen, zodat de mensen een alternatief hebben. Nu hebben 170.000 gezinnen dat alternatief niet. Dat is de reden waarom we een tijdje geleden de renovatiepremie hebben voorgesteld en het is ook een bijkomende reden om te bouwen.
U hebt verklaard dat bouwen uw enige prioriteit is. Ik kan daar maar een antwoord op geven, namelijk dat u dat dan moet doen en dat u niet de keuze moet maken heel de sector overhoop te gooien. U hebt naar een heupbreuk verwezen. Als iemand die een marathon moet lopen zijn heup breekt, gaat het niet goed. Het was niet verstandig dit op dat moment te doen. Ik kan er nog altijd niet bij, maar ik zal hier afronden.
Voorzitter, kan ik mijn spreektijd aan een collega schenken? (Rumoer)
Mijnheer Veys, u mag uw tijd aan niemand schenken.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik wil als antwoord drie punten naar voren brengen.
Minister, ik vraag om wat verduidelijking in verband met de huurprijsberekening. Heb ik goed begrepen dat dit niet op de planning staat? U hebt tijdens voorbije commissievergaderingen wel degelijk verklaard dat er een verdere harmonisering van de huurprijzen zou komen. Ik citeer mevrouw Jans tijdens de laatste gedachtewisseling: “Er komt een huurprijs.” Ze heeft dat gezegd naar aanleiding van de stelling van de VVSG en van de heer Mallants van de VVH die vinden dat het verschil moeilijk toepasbaar is en moeilijk te verdedigen valt en dat er een uniforme huurprijsbepaling moet komen. Ik heb alle citaten hier bij me. Dat is gerechtvaardigd en het moet op basis van het gelijkheidsbeginsel ook gebeuren. De meerderheidsfracties en uzelf zijn daar toen op ingegaan. U hebt gezegd dat die huurprijsbepaling eraan komt. Het is, om u te citeren, het een of het ander. De meerderheid en uzelf kunnen hierop terugkomen. Dat kan, maar dat is dan een ander debat. Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord.
Wat het plafond van 15 procent betreft, wil ik even rechtzetten dat het niet om vijf van de driehonderd gemeenten gaat. Ik heb het enkele weken geleden opgevraagd en dat klopt niet. Het gaat om twaalf steden en gemeenten en tegen het einde van de legislatuur zal het om zeventien steden en gemeenten gaan. Het gaat niet om kleinere gemeenten als Zottegem. Het gaat nu al om Genk en Willebroek. Tegen het einde van de legislatuur zal Gent daar ook bij zijn. Dat zijn niet van de minste steden en gemeenten. Dat zijn plaatsen waar veel mensen op de wachtlijst staan en in de kou zullen blijven staan.
Waar moeten die mensen dan heen? Als oppositie blijven we erbij dat dit een ongelooflijk asociale en onaanvaardbare beslissing is.
Ik heb nog een derde puntje over het uitstel. U zegt dat ik verklaar dat het personeel heel veel stress heeft en dat er expertise verloren gaat. En dat weegt u dan eigenlijk af tegen niet enkel mijn pleidooi voor uitstel maar tegen het pleidooi van de hele sector. Zij zeggen inderdaad, en ik heb die geluiden ook terecht vanuit de meerderheid gehoord, dat het op bepaalde vlakken gewoon onhaalbaar is.
Ik heb hier ook de citaten bij me van de hoorzitting waarbij HUURpunt zegt dat het inderdaad onhaalbaar is, dat er een retroplanning moet worden gemaakt, toch wanneer men tot stevige woonmaatschappijen moet komen. Dit mag er niet op een drafje doorgeduwd worden. Thomas Raes zegt dat de timing moet worden aangepast, dat er veel te veel is dat nog moet worden aangepakt. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) verwijst naar Limburg en de problemen daar.
Björn Mallant van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) tot slot zegt dat de sector pleit voor een gefaseerde aanpak. Op een aantal trajecten is dat zeker nodig. Minister, het is dus het een of het andere. Wilt u gaan voor inderhaast bijeengesprokkelde woonmaatschappijen of wilt u echt krachtige, stevige woonmaatschappijen die een echte hervorming kunnen zijn die alle betrokken actoren verenigen in het belang van de sociale huurder of de kandidaat-huurder? In het laatste geval moet u daar inderdaad de tijd voor nemen en rekening houden met alle opmerkingen en bezorgdheden die de voorbije weken tijdens allerhande hoorzittingen tot bij ons en bij u zijn gekomen, bij de verdere uitvoering van dit ontwerp van decreet.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik kan het niet laten.
Mijnheer De Meester, het zal u leren meer bezig te zijn met de bevoegdheden van minister Demir zoals Ruimtelijke Ordening dan met de mijne.
Wat die buitenlandse eigendom betreft, heb ik nooit beweerd dat dit zaligmakend is voor die wachtlijsten maar het helpt wel degelijk. En het belangrijkste daarbij is dat je die eerlijkheid kunt tonen, zowel ten aanzien van die sociale huurders die dat soms als onrechtvaardig ervaren, als ten aanzien van de andere Vlamingen die daarvoor moeten bijdragen.
Mevrouw Moerenhout, die twaalf gemeenten moet u me eens doorgeven. Ik heb het voor de zekerheid nog eens nagevraagd en het zou over vijf gemeenten gaan. Ik heb ze wel niet zelf geteld. En wat ik daar zou hebben gezegd, dat kan altijd een onduidelijkheid zijn, we zijn allemaal maar mensen. Maar ik denk dat ik toen op dat punt heb gezegd dat we het niet allemaal tegelijk kunnen doen. We zitten nu al in een zeer zware transitie met de sector. Dat er nog eens aan toevoegen, zou niet bepaald een oefening zijn die het totaal vergemakkelijkt. Ik denk dat ik dat toen heb gezegd en dat dit nu niet op de planning staat. Wanneer men dit wil doen, moet men dat grondig voorbereiden en onderzoeken. Want er is natuurlijk wel iets voor te zeggen, dat spreek ik niet tegen, maar op dit moment is dat niet aan de orde. Ik denk ook niet dat ik dit heb toegezegd. Dat wilde ik nog kort verduidelijken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 86.
Er is een amendement op artikel 87. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 88 tot en met 143.
Er zijn amendementen tot schrapping van artikel 144. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nrs. 828/5 en 828/6)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 145 tot en met 169.
Er is een amendement op artikel 170. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/6)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 171 tot en met 177.
Er is een amendement op artikel 178. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 179 tot en met 181.
Er is een amendement op artikel 182. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 183 tot en met 219.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 220. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 828/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 221 tot en met 225.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.