Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over het onderwijs XXXI.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, we moeten de bespreking van de commissie niet helemaal overdoen. We hebben daar al een uitgebreide discussie gevoerd over dit ontwerp van decreet, het 31e Onderwijsdecreet. Ik heb toen ook al aangegeven dat we zeker een aantal stappen vooruit – uiteraard – toejuichen. Er zijn ook een aantal zaken die stappen vooruit zouden kúnnen zijn, mits de gepaste omkaderingen. Maar er zijn ook een aantal aanpassingen die een grote impact hebben op het onderwijsveld en waarbij we toch wel wat twijfels hebben. Ik haal er kort een aantal elementen uit om te motiveren waarom wij ons zullen onthouden op dit ontwerp van decreet.
Het eerste element is het GOK-beleid (gelijke onderwijskansen). Dit Onderwijsdecreet bevat een aantal toch wel grote veranderingen binnen het gelijke onderwijskansenbeleid. En er zijn een aantal elementen waarover wij ons wat bezorgd maken. Zo wordt er aan de Vlaamse Regering een machtiging gegeven om de aanwending van de zorgenveloppe nader te bepalen. Dat zal gebeuren door een minimumpercentage te voorzien voor leerlingenondersteuning in de klas. Dat is een vastgelegd percentage van 35 procent tot 2023- 2024. 35 procent van de middelen moet worden aangewend voor leerlingenondersteuning in de klas. Uiteraard zijn meer handen in de klas cruciaal. Laat dat duidelijk zijn. Maar die handen moeten dan ook kunnen rekenen op de nodige ondersteuning en professionalisering. Scholen hebben nood aan beleidsruimte om een krachtig GOK-beleid uit te tekenen.
Ten tweede is er een strikte focus op taalbeleid, via de nieuwe taalscreening en taalintegratietrajecten die volgend schooljaar van start zullen gaan. We zijn blij dat er duidelijk wordt gesteld dat de verplichte taalscreening geen toelatingsvoorwaarde tot het lager onderwijs kan zijn. Maar het is wel belangrijk dat er over gewaakt wordt dat die taalintegratietrajecten, de taalbaden die hierop volgen, nooit of te nimmer segregerend zullen kunnen werken. De scholen moeten voldoende begeleiding krijgen in het uitstippelen van het taalbeleid.
Kortom, voor ons is een performant en doortastend GOK-beleid op alle niveaus essentieel voor kwaliteitsvol en excellerend onderwijs. Elk kind moet zich ten volle kunnen ontplooien. Financiële middelen, afkomst, specifieke onderwijsbehoeften mogen eigenlijk nooit een rem zijn op de ontplooiing van kinderen. En omdat elke leerling en elke gezinssituatie anders is, moet ook het GOK-beleid een divers gegeven zijn. Kennis van het Nederlands is absoluut belangrijk voor de kansen van een leerling, zeker en vast. Minstens even belangrijk is of die leerling in de middag een volle brooddoos heeft en of de ouders de hoge schoolkosten kunnen betalen.
Als Vooruitfractie hebben we daarin het voortouw willen nemen. We hebben bijvoorbeeld onze resolutie over de maximumfactuur. En we blijven erop hameren om bij het gelijke onderwijskansenbeleid ook breder te kijken dan enkel de kennis van het Nederlands.
Een tweede element waarover we het in de commissie hebben gehad, is de vaste benoemingen. Er zijn tijdelijke aanstellingen en vaste benoemingen. Onderwijspersoneel zal sneller vast benoemd kunnen worden, maar zal ook sneller een evaluatie krijgen. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn – dat was toch zo in de commissie – dat het systeem van vaste benoemingen aan een grondige hervorming toe was. We zijn dan ook blij dat er een akkoord is gesloten, ook met de vakbonden en de koepels. Het is goed dat er een akkoord is en dat er vooruitgang is.
De vraag is echter wel of die oplossing echt voldoende zal zijn om startende leerkrachten ook daadwerkelijk in die job te houden, om die aan boord te houden in het onderwijs, om sterke leerkrachten voldoende werkzekerheid te kunnen bieden en ook om scholen de mogelijkheid te bieden om een sterk personeelsbeleid uit te tekenen en een degelijk hr-beleid te kunnen uitvoeren.
Daarnaast is het uiteraard van belang om leerkrachten, vooral die startende leerkrachten toch ook, de nodige stabiliteit te bieden. We zien daar toch nog een aantal valkuilen. Ten eerste is er die periode voor een leerkracht naar een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) kan. Eigenlijk stellen we daar nu al van vast dat die op dit moment al te beperkt is om competenties van startende leerkrachten goed in kaart te kunnen brengen en om een waardevol traject van aanvangsbegeleiding uit te tekenen. Nu die periode nog korter wordt, dreigt dat systeem van vast benoeming en TADD mogelijk nog minder flexibel te worden dan het al was. Minister, u blijf ook vasthouden aan een systeem van reaffectatie, waarbij vastbenoemde leerkrachten nog steeds de plek innemen van startende leerkrachten. We vrezen dat dat probleem enkel groter dreigt te worden als er meer vaste benoemingen komen. Er komen nu al een aantal ongeruste signalen van onder andere het deeltijds kunstonderwijs, dus dat is toch echt wel iets om beducht voor te zijn.
Wat de eindtermen betreft, op zich is het goed dat er amendementen zijn toegevoegd. We zien dat de Vlaamse Regering nu een gedoogperiode van twee jaar geeft voor het invoeren van de eindtermen op school. We hadden eerder zelf al aangekaart dat het heel moeilijk zal zijn voor scholen om dat tegen begin september al volledig te implementeren. Het zal snelsnel moeten worden ingevoerd, terwijl het toch echt wel heel belangrijk is. Het is op zich dus goed dat daar uitstel aan wordt gegeven, maar zoals ik ook al zei in de commissie, scholen hebben al grote uitdagingen, ook met het beheren van de coronacrisis. Op zich is het goed dat er uitstel is. Anderzijds is twee jaar misschien wat veel. Dat is gewoon een bezorgdheid. Ik heb die ook in de commissie al meegegeven. We vrezen dat dat voor onduidelijkheid op het terrein zal zorgen, en voor twee snelheden, met bepaalde scholen die sneller gaan en andere die wat later komen. Er mag geen mismatch gebeuren. Noch mogen er problemen komen als leerlingen van school zouden veranderen. Dat is iets waarvoor we ook beducht moeten zijn.
Ten slotte is er de taalvereiste voor docenten in het hoger onderwijs. Ook daar hebben we in de commissie al over gesproken. We vrezen dat dit voor hoge drempels zal zorgen voor docenten in het hoger onderwijs. We zijn uiteraard geen voorstanders van vrijheid, blijheid als het over taalbeleid gaat. Het is inderdaad goed dat wie hier in Vlaanderen wil komen werken, of dat nu als professor Spaanse literatuur is of als consultant bij een multinational, of in gelijk welke job, het engagement moet aangaan om de taal te leren, ook om mee te draaien in de maatschappij. We hebben echter wel de bezorgdheid dat de maatregel zoals die nu voorligt, mogelijk sterke profielen voor ons hoger onderwijs zal tegenhouden om naar hier te komen, dat hij ze dus uit ons hoger onderwijs zal houden. We vragen ons af of die maatregel niet beter wordt geïntegreerd in een krachtig inburgeringsbeleid in plaats van dat nu te verkopen als een maatregel voor de onderwijskwaliteit. We zijn wat bang dat dat toch een aantal mensen zal afschrikken die we zouden kunnen gebruiken om kwaliteitsvol hoger onderwijs te kunnen bieden.
Zoals ik ook al zei in de inleiding, in dit ontwerp van Onderwijsdecreet zitten zeker een heel aantal zaken die we steunen, zoals de creatie van het ambt voor een ICT-coördinator, maar er zijn ook een aantal zaken waarbij we twijfels en bedenkingen hebben. Daarom zullen wij ons onthouden wat dit ontwerp van decreet betreft.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, het ontwerp van decreet is inderdaad uitgebreid besproken in de commissie, waar voor de PVDA Kim De Witte aan het debat heeft deelgenomen. Ik ga het niet helemaal overdoen. Ik ga het echt kort houden. Ik wil gewoon zeggen dat er een heel aantal goede zaken staan in dit ontwerp van verzameldecreet, kwestie dat niet kan worden gezegd dat we dat niet zeggen, zoals de nieuwe regeling inzake de vaste benoemingen, de invoering van het statuut voor de ICT-coördinator, de gelijkschakeling van de verminderde inschrijving voor rechthebbenden in het deeltijds kunstonderwijs (dko) enzovoort. Ook wij zullen ons echter onthouden, omdat we er een aantal bezwaren bij hebben. We hebben die in de commissie toegelicht.
Ten eerste is er de verscherpte controle en de strengere sancties voor het gebruik van de middelen voor het GOK-beleid. We zijn niet tegen de controle erop, maar menen dat die nu wel heel erg wordt opgedreven door die te integreren in de reguliere onderwijsinspectie. We vrezen samen met de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OCSG), het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers (OKO) en het gemeenschapsonderwijs (GO!) dat dat de planlast zal verhogen, terwijl ik denk dat we het er net over eens waren dat er minder paperassen en rompslomp moeten zijn. We zijn bang dat er daar opnieuw meer van zal komen.
Ten tweede, wat betreft de procedure voor de erkenning van nieuwe scholen: die wordt aangepast als de regering te laat een beslissing neemt over een dossier dat is ingediend. Tot nu toe kon die school toch een erkenning van rechtswege krijgen. Die zekerheid valt met dit decreet weg. Een school oprichten vraagt veel tijd, geld en energie. We denken dat dit decreet het moeilijker maakt om daarin te investeren en dat effectief te doen.
Ten derde zijn er uiteraard de invoeringen of de verdere uitwerking van de taalbaden, taalscreeningen en taaltesten voor kleuters, maar daar hebben we al vaak het debat rond gevoerd. Daarover zijn we het oneens. We denken dat dat een slechte manier is om jonge kinderen meer Nederlands te leren. In het parlement wordt vaak gezegd: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Dit gaat niet over zacht of hard, maar of die heelmeester zich baseert op de wetenschap of niet. We denken dat dat in dit geval niet zo is.
We zullen het decreet in het geheel niet steunen en we onthouden ons dus.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het feit dat de oppositie al aangeeft dat er veel goede zaken in zitten, is absoluut de verdienste van dit verzameldecreet. Dat is het absoluut. Vanuit de N-VA-fractie wil ik namens al mijn collega’s – collega Krekels, die hier is, maar ook collega’s Grosemans en Coel, die thuis aan het volgen zijn, … (Opmerkingen van Kathleen Krekels)
… en uiteraard ook collega Tavernier, maar die ging ik nog speciaal vermelden, collega Krekels – toch een aantal zaken naar voren brengen.
Ten eerste, collega’s, er zit wel degelijk een kap op die automatische erkenning. Ik denk dat het logisch is dat er niet stilzwijgend een automatische erkenning is, maar dat er wel degelijk een beslissing moet zijn, net omdat we ons hier allemaal – en ik verwijs naar de commissie tegen Radicalisering – toch regelmatig zorgen maken over de verjonging van de leeftijd waarop er geradicaliseerd wordt. Op het vlak van onderwijsinstellingen moeten we toch zeker zorgen dat de mensenrechten gegarandeerd worden. Ik denk dat het een logische zaak is dat die check gebeurt als er onderwijsinstellingen zijn.
Ten tweede is er dat variabel deel, want dat is hier nog niet gezegd. We zorgen dat er voor de professionele opleidingen 20 miljoen euro extra financiering vrij komt. Zo geven we het signaal dat we die professionele opleidingen in 2022, 2023 en 2024 echt belangrijk vinden. Wat betreft de aanwending van die middelen voor gelijke onderwijskansen: ja, collega’s, we moeten wel een beetje weten wat we willen. Langs de ene kant steken we daar heel veel middelen in, belastinggeld, waarvan ook het Rekenhof in het verleden al van heeft gezegd dat we eigenlijk niet weten wat ermee gebeurt. Dat is eigenlijk een mindere zorg, maar wel: we realiseren de doelstellingen niet waarvoor we die middelen geven. Dan is het toch niet meer dan logisch dat deze meerderheid zegt: ‘Ja, daar gaan we toch van nabij naar kijken.’ We gaan er meer bepaald naar kijken dat die middelen gebruikt worden in de klas en in de school. Er kan nu toch niemand tegen zijn dat we effectief zeggen dat de middelen voor gelijke onderwijskansen in de klas, in de school gebruikt moeten worden. We zijn dan ook heel blij vanuit de N-VA-fractie dat we dat hiermee doen.
De kwestie van het sneller benoemen hangt natuurlijk ook samen met de evaluatie. Ik ga in op twee zaken. Minister Weyts, het is absoluut uw verdienste om dat stukje van een lerarenloopbaanpact los te kunnen trekken, om dat mobiel te hebben gemaakt. We hebben daar heel lang over gesproken. Nu zeggen we tegen beginnende leerkrachten, niet alleen de jonge, dat ze sneller duidelijkheid hebben over een vaste benoeming. Ik vind eigenlijk de opmerking nog wel terecht dat je zegt: ‘Ja, de tijd wordt dan toch wel krap’ – ik denk dat dat collega Anaf was – ‘om dat te beoordelen.’ Ja, maar je moet dat natuurlijk wel zien in ons volledig traject, dat we met deze meerderheid maken, in verband met de lerarenopleiding, dat we ook in het kader van de lerarenopleiding zeggen dat we ook bij de aanvang van de lerarenopleiding al willen kijken wie er start, welke die startkwalificaties zijn. Dat lijkt me ook een oproep naar de lerarenopleidingen dat je – en ik spreek toch met nogal wat directeurs –, als iemand een diploma van leraar heeft, er eigenlijk wel op aan moet kunnen dat die werkelijk de basiscompetenties als leraar heeft.
Langs de andere kant kan met die evaluatie ingegrepen worden als er leerkrachten zijn die werkelijk niet functioneren. En die vaste benoeming is dan inderdaad een zegen, maar op dat moment moet men in het belang van de kwaliteit, in het belang van het onderwijs ook wel kunnen zeggen dat we die stoppen.
Taalscreening. Daar zijn al zeer lange debatten over gevoerd, collega’s, maar ik ga het met één zin toch nog eens zeggen. Hoe kun je nu willen dat een leerling de leraar en de leerstof begrijpt, als hij of zij de leraar niet verstaat. Dat is toch de logica zelve. Die taalscreening is nu net de basis om te kijken of die leerling het handboek en de leerkracht zal verstaan. En als hij het niet verstaat, dan zullen we hem helpen met een taalbegeleidingstraject dat vele verschijningsvormen kan hebben, om te zorgen dat hij Nederlands kan, kent, kan toepassen en begrijpt, om zijn kansen in het onderwijs te verhogen. Dat is de kern van de zaak, waar ook een aantal extra geoormerkte middelen aan hangen.
Een ICT-coördinator, ook in secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs (dko), het centrum voor beroepsopleiding (CBO) en het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) is daarnet vermeld. Ik denk absoluut dat het een goede zaak is dat we dat nu regelen.
Iets wat we al lang meeslepen, collega’s, ik ben het even gaan opzoeken, is de Schoolpactwet. Die zegt dat een school moet garanderen dat het personeel de gezondheid van de leerling niet zal schaden. Hoe moet je dat doen? Dat was een medisch attest. De leerkracht gaat dus naar de huisarts met de vraag: ‘kunt u attesteren dat ik de gezondheid – het gaat over de fysieke gezondheid, voor alle duidelijkheid – niet zal schaden?’ Waarop die huisarts dan een briefje schrijft: ‘jij bent gezond’. De leerkracht betaalt, een deel van onze ziekteverzekering betaalt. De huisarts is daar mee bezig geweest. De persoon trekt naar de school met dat briefje, geeft dat af, dat gaat in het dossier, en het is in orde. Dat is ongeveer wat er gebeurde. Dat schaffen we nu af. Dat is goed voor de leraar, goed voor die huisarts, goed voor de portefeuille van die leraar, goed voor onze ziekteverzekering en minder planlast. Dat stamt uit de tijd toen er nog ziektes als tbc en dergelijke de ronde deden. Ik denk dat we daar alleen maar blij mee kunnen zijn, en ik denk dat Domus Medica daar ook een goede insteek voor heeft gegeven, waarvoor ook onze uitdrukkelijke dank.
Iets wat daarnet nog niet aan de orde is geweest, is de snellere behandeling van de procedures om een studietoelage te kunnen krijgen door de start van het onderzoek te vervroegen. Dat kan doordat de afdeling Studietoelagen zelf het recht op een studietoelage onderzoekt, mits de toestemming van de student. Ik denk dat dit een eerste belangrijke stap is naar een verdere automatisering. U weet dat de minister daarmee bezig is, maar dit is toch wel al een niet onbelangrijke stap die we daar zetten.
En dan waren er ook nog een aantal amendementen die we gedaan hebben, onder andere over het buitengewoon onderwijs. We hebben vandaag nog gehoord, minister, dat u met een aantal extra scholen uitbreidingen in het buitengewoon onderwijs realiseert. Dat is een goede zaak. Ik zie collega Krekels daar achter haar mondmasker tot hier blij om lachen. Maar in Onderwijsdecreet XXXI staat ook opgenomen dat als een bepaald type onderwijs niet wordt ingericht, daar dan toch nog een genadejaar voor is, zodoende dat we dat niet kwijt geraken.
De afwijkende eindtermen en de nieuwe eindtermen hangen uiteraard samen met de publicatie van die nieuwe eindtermen in het Staatsblad. As je daar wil van afwijken, dan moet je weten waar je wil van afwijken. Dat lijkt me logisch. En twee, dat we de eerste twee jaren geen negatieve doorlichting geven op die nieuwe eindtermen, dat lijkt me ook logisch. Dat lijkt me echt geruststellend voor leerkrachten omdat ze de tijd hebben om er in te komen. Maar ten tweede is dat ook geruststellend voor onze onderwijsinspectie, om met de nieuwe eindtermen aan de slag te gaan.
Collega’s, ik hoop, samen met jullie, dat het Grondwettelijk Hof in al zijn onafhankelijkheid en wijsheid ook ziet dat die onderwijskwaliteit vooropstaat en dat we daar effectief verder op kunnen ingaan.
Ik kom tot mijn laatste punt. Het inschrijvingsdecreet – dat komt inderdaad ook voor in de amendementen – schuiven we inderdaad nog één jaar vooruit. Dat klopt. Ik denk dat corona niet het moment was om aan scholen nog eens te gaan vragen om dat schooloverschrijdend overleg te gaan doen.
Bijgevolg, collega’s, zullen we met de N-VA-fractie dit onderwijsdecreet XXXI, samen met de amendementen die zijn ingediend, zowel vanuit de regering, als wij vanuit de meerderheid, met veel enthousiasme goedkeuren. Het is vandaag 7 juli. Het is net niet meer gelukt voor het einde van het schooljaar, dat is waar. Dat vinden wij ook jammer. Maar ik ben er zeker van dat het Onderwijsdecreet XXXII, waar momenteel al aan wordt gewerkt, zeker de ambitie zal hebben om in een niet-coronajaar tijdig in ons onderwijs te landen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, wij zullen ons onthouden voor dit ontwerp van decreet. Ik geef de redenen op.
De wijzigingen van het benoemingsstelsel en de lerarenloopbaan, die betrekking hebben op de voorwaarden inzake tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) en de vaste benoeming, zijn goed, maar wij vrezen dat er in de praktijk niet zo veel zal veranderen voor de werkzekerheid van de leerkrachten. Zullen er voldoende vacante uren zijn om de grotere groep tijdelijken van bepaalde, maar vooral van onbepaalde duur, effectief aan een vaste betrekking te helpen? Wij vrezen dat de wijzigingen in het ontwerp van decreet maar een pleister op het houten been zullen zijn als er niet genoeg vacantverklaringen van vaste betrekkingen komen.
Er is al verwezen naar de artikelen die betrekking hebben op de taalintegratietrajecten. Onze bezwaren zijn gekend en ik ga ze niet opnieuw herhalen. Die discussie is al vaak gevoerd. De werkelijke bepaling inzake de invoering van het taalscreeningsysteem was ook al vervat in het vorige onderwijsdecreet OD XXX. Dit ontwerp van decreet regelt voornamelijk de berekeningscoëfficiënten van de zorgpot waarvan een deel is voorbehouden voor de taalintegratietrajecten. Zoals bekend, zijn wij geen voorstander van een te vrije invulling van die taalintegratietrajecten. We hebben bij de begrotingsbespreking van december ook al gezegd dat we denken dat er te weinig middelen zullen zijn om echt efficiënt te zijn. We zullen het moeten afwachten.
Dan zijn er de artikelen inzake de vastlegging van het groeipad voor de onderwijsbelastingseenheden van het studiedomein Industriële wetenschappen en technologie (IWT). Het groeipad bevestigt wat in de conceptnota stond. Wij vinden het te weinig ambitieus. Het beantwoordt te weinig aan de noden van het veld. Wij hadden liever een duurzame oplossing gezien voor een echte herevaluatie van de puntengewichten voor alle opleidingen.
Het ontwerp van decreet bevat ook een aantal positieve zaken. Ik pik er een aantal uit zoals de mogelijkheid om vastbenoemde leerkrachten die ondermaats presteren, makkelijker te ontslaan en de betere aanvangsbegeleiding voor tijdelijke leerkrachten. Wij vinden het kleuren van de GOK-middelen (gelijke onderwijskansen) en meer controle wel een goede zaak, omdat het belangrijk is dat die middelen echt worden gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk gelijke onderwijskansen. Directies behouden hun autonomie, maar met vrijheid komt ook verantwoordelijkheid. Daarom vinden wij de verhoogde controle wel een goede zaak.
De niet meer automatische erkenning van nieuw opgerichte scholen is ook een goede zaak. Het vergroot de controle vanuit de overheid en dat is nodig.
Het Vlaams Belang was vragende partij voor de creatie van het ambt van ICT-coördinator dat nog niet bestond in het secundair onderwijs. Het is een probleem uit het verleden dat eindelijk wordt opgelost. Het is een mooie aanzet, maar we moeten nog wachten op de concrete modaliteiten.
Minister, het is 7 juli en we zijn niet meer op het einde van het schooljaar. Er is veel gewerkt en er zit veel potentieel in het ontwerp van onderwijsdecreet maar het komt er niet altijd even goed uit. Het Vlaams Belang zal zich dan ook onthouden.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het ontwerp van decreet OD XXI is in de commissie al uitgebreid besproken en kon daar al op onze steun en goedkeuring rekenen. Het bevat heel wat onderdelen die heel belangrijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs, waar ook al door verschillende collega's is op gewezen.
Ik zal twee elementen belichten. Collega Vandromme zal nog enkele andere belangrijke aspecten onder de loep nemen.
Een eerste element is de digitalisering van het onderwijs. Het is maar dankzij de digitale connectiviteit dat het onderwijs in de voorbije zware periode in de lucht is gebleven en dat er contact met de school was. Het afstandsonderwijs is meer dan ooit uitgerold. Tegelijk was er ook de vaststelling dat we nog een hele grote sprong voorwaarts moeten zetten en dat een grote inhaalbeweging noodzakelijk was. We hebben dat dan ook gedaan met de digisprong.
Maar als we dan gaan kijken op het terrein, naar de scholen, naar de klassen, kunnen we er niet onderuit dat er ICT-coördinatoren en -teams klaarstonden die dat mogelijk hebben gemaakt. We hebben vandaag nogmaals de gelegenheid om die mensen bijzonder dankbaar te zijn. We hebben hen absoluut nodig in de toekomst, de digitale trein is nu vertrokken. Dat is een punt waar we al herhaaldelijk op hebben gewezen. De continuïteit en duurzaamheid van de investering moeten worden bewerkstelligd. Daar spelen zij natuurlijk een uitermate belangrijke rol in, die ICT-coördinatoren. Daarom is het goed dat zij een ambt krijgen. In het secundair onderwijs, in het deeltijds kunstonderwijs, in de centra voor basiseducatie, in de centra voor volwassenenonderwijs een ambt creëren kan dan ook bezwaarlijk onderschat worden.
Ik stip nog even aan – dat is nog niet gebeurd – dat we het ook belangrijk vinden, minister, dat ze hun ervaring maximaal kunnen meenemen. De knelpuntvakkenlijst van VDAB zou moeten worden aangepast. U zou dat doen, en u krijgt daarvoor onze steun.
Inzake het personeelsbeleid, hier ook al aan bod gekomen, is het bijzonder goed dat jonge leerkrachten veel sneller duidelijkheid en zekerheid krijgen over hun toekomst. Dat bindt hen langer aan het onderwijs dan vandaag het geval is. Dat is een opvallend probleem in vergelijking met andere sectoren, dat jonge leerkrachten veel te snel en te gemakkelijk uitstromen. Daar moet een antwoord op komen, en dit kan daar een antwoord op zijn. Voor ons zijn de aanvangsbegeleiding en het professionaliseringsbeleid naast de versnelde benoeming belangrijke elementen in het personeelsbeleid dat scholen nog wat sterker mogen en kunnen uitbreiden naar de toekomst. We moeten daar alle ruimte en tools voor geven.
Wat de evaluatie betreft, vinden wij het goed dat die hieraan gekoppeld is. Ik wil onderstrepen dat de evaluatie niet dient om mensen te ontslaan. Het wordt vaak daaraan gekoppeld, maar het is een instrument om alle leerkrachten kansen op persoonlijke ontwikkeling te geven. Dat moet de bedoeling zijn, het moet een positief instrument zijn. Dat wou ik graag nog eens benadrukken.
Onderwijsdecreet XXXI kan de kwaliteit van onderwijs versterken en daarom steunen wij het heel graag.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, het is inderdaad een bijzonder lijvig onderwijsdecreet geworden, bijna vijfhonderd pagina’s. Als we daar nog eens alle adviezen bij tellen, is het een telefoonboek waardig, met 233 artikels. En zoals collega Daniëls zojuist aanhaalde, is het een verzameldecreet.
Mijn fractie is niet noodzakelijk voor zulke lange onderwijsdecreten, maar langs de andere kant moeten we toch zeggen dat wat hier naar voren komt – er zijn ook veel technische zaken –, inhoudelijk heel belangrijk is. Daar wil ik graag even op ingaan.
De opheffing van de automatische erkenning is al aangehaald, en is toch wel een bijzonder belangrijke stap. Het is zeer positief dat het principe van de automatische of voorlopige erkenning vervalt, en dit voor alle onderwijsniveaus. De regels die onze liberale maatschappij vormen, moeten worden verdedigd. Jongeren en kinderen moeten alle kansen krijgen. Een goed toezicht op onze onderwijsinstellingen wat dat betreft en hun erkenning zijn hierbij niet meer dan normaal.
Het is natuurlijk nu zaak om het protocol tussen de Staatsveiligheid, de onderwijsinspectie en de onderwijsadministratie zo snel mogelijk aan te passen, want anders blijft deze maatregel dode letter. Tijdens de bespreking in de commissie heeft de minister aangegeven dat het overleg daarover al gestart is. We kijken uit naar het resultaat van dat overleg.
Ten tweede: de geoptimaliseerde controle op de middelen die aan scholen toegekend worden voor het Gelijke onderwijskansendecreet. Mijn partij is een grote voorstander van het efficiënt inzetten van overheidsmiddelen. En onderwijs is zeker en vast een van de belangrijkste prioriteiten om op in te zetten. Wij steunen dan ook dat de onderwijsinspectie toeziet op het juiste gebruik van de SES-middelen (socio-economische status). Het tegenovergestelde zou daarenboven nogal vreemd zijn. Ik zou de minister echter willen vragen om de scholen goed te informeren, in te zetten op remediëring en de administratieve lasten tot een absoluut minimum te beperken. Maar ik ben ervan overtuigd dat de minister mijn mening in dezen zeker en vast deelt.
Vervolgens is er de herziening van de tijdelijke aanstelling en de vaste benoeming. Wij zijn altijd van mening geweest dat een snellere vaste benoeming niet zal volstaan om het lerarenberoep weer aantrekkelijk te maken, omdat dit enkel inspeelt op de jobzekerheid. We hebben daar zowel in deze plenaire vergadering als in de commissie verscheidene debatten over gehad. Het is niet wat men noemt de ‘silver bullet’ die de vervroegde uitstroom van jonge leerkrachten gaat stoppen. Beginnende leerkrachten vragen vooral een betere ondersteuning en aanvangsbegeleiding. Vandaag verdrinken jonge leerkrachten als ze voor de klas staan. Aanvangsbegeleiding is daarom even belangrijk of zelfs belangrijker dan die vaste benoeming. Ik ben dan ook bijzonder tevreden dat u tijdens de bespreking in de commissie aangaf dat u in het kader van de lopende cao-onderhandelingen dit punt hoog op de agenda hebt geplaatst.
Ik weet, minister, dat u geen grote voorstander bent van een allesomvattend lerarenloopbaanpact. U hebt dat in de commissie nogmaals herhaald. Dat heeft te maken met het overladen van karren die dan omslaan en dergelijke. Ik begrijp u daarin. Ik kan u daar ook voor een groot stuk in volgen. U zegt dat het beter is om met gerichte acties te werken, zoals het verlengen van het lerarenplatform of het aantrekken van de zijinstromers, waarvoor u langs onze kant zeker en vast meer dan medestanders hebt. We vrezen dat er inderdaad meer nodig zal zijn, maar we kunnen maar stap voor stap gaan. Ik denk dat dit heel belangrijke stappen zijn. We juichen die dan ook ten zeerste toe.
De snellere evaluatie is daar eigenlijk rechtstreeks aan gekoppeld. Die snellere evaluatie is eigenlijk echt cruciaal, want die zorgt ervoor dat we kunnen remediëren op het juiste moment. Net zoals een goede leerkracht een ongelooflijk positieve impact kan hebben op honderden, duizenden jongeren, zo kan een slechte, soms uitgebluste leerkracht de leerloopbaan van dezelfde jongeren in negatieve zin beïnvloeden. Dit kan en zal daar zeker een belangrijk stuk in zijn om dat te verhelpen.
Het taalintegratietraject is hier daarjuist al aangehaald door verschillende collega’s. We hebben dit debat al verschillende malen in dit plenum gevoerd. Dat is echt zo ongelooflijk belangrijk. We hebben het daarjuist, in het vorige debat over inburgering, ook over taal gehad, over het belang van taal om vooruit te komen, om als maatschappij elkeen die deel uitmaakt van die maatschappij, de mogelijkheden te geven om vooruit te komen in die maatschappij. En daar is taal cruciaal in. Dit gaat niet over ideologie. Dit gaat over kansen geven aan mensen. Dit gaat over ervoor zorgen dat elkeen in onze maatschappij vooruit kan gaan. Het aanscherpen van de lerarenopleiding op het vlak van taalstimulering is en blijft cruciaal. We moeten verder durven te denken, minister, zoals ‘Kleine Kinderen Grote Kansen’, dat de Vlaamse overheid financiert in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting.
Positief, minister, is dat u hebt bevestigd dat de scholen niet alleen de vrijheid, maar ook het vertrouwen krijgen om zelf dat taalintegratietraject te kiezen. Dat kan via een taalbad zijn, maar het kan ook via een andere weg zijn. De enige voorwaarde is dat het resultaat positief is, namelijk het sterker maken van elk kind, aan elk kind de mogelijkheden geven om zichzelf te verwezenlijken. En zonder in herhaling te willen vallen, collega Anaf onder andere: die taal is zo cruciaal. Echt waar. Maar we moeten de scholen daar wel de nodige ondersteuning in geven om die begeleiding op een juiste manier te kunnen doen.
Een vijfde puntje: met dit ontwerp van decreet krijgt de onderwijsinspectie inzage in onder meer de leerlingen- en cursistendossiers en de persoonsgegevens die betrekking hebben op leerlingen die verbonden zijn aan onderwijsinstellingen of die begeleid worden door het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB). Ik heb daar een zekere bezorgdheid over want de privacy ligt mij na aan het hart, zeker als het over onze jongeren gaat. Minister, u hebt er al duidelijk op gewezen dat u de onderwijsinspectie zult vragen om hierover uitgebreid te rapporteren en om hierover toelichting te geven. Ik vertrouw erop dat dat op een juiste manier gebeurt.
Ten slotte, voorzitter, we hebben in deze plenaire vergadering al veel debatten gevoerd over de eindtermen. Net zoals eenieder – of neen, het was niet eenieder, mijn excuses, het waren vooral de mensen die vooruit willen en die aan onze jongeren de kennis willen meegeven die cruciaal is – hoop ik dat de uitspraak daarover op een positieve manier zal gevoerd worden, zodat we ervoor kunnen zorgen dat we onze leerlingen de bagage kunnen meegeven die ze nodig hebben om te slagen.
Ten slotte, minister, wil ik iedereen van harte danken, zowel achter de schermen als ervoor, dat betekent: de collega’s en natuurlijk ook u, minister.
De heer Danen heeft het woord.
Collega’s, een verzameldecreet, zoals het hier voorligt, heeft altijd de bedoeling om een aantal eerder kleine en technische aanpassingen te doen. Wat stellen we vandaag vast en niet alleen vandaag want dat was de vorige jaren ook wel eens het geval? Dat een aantal vrij fundamentele zaken in dit ontwerp van decreet zijn binnengeslopen. Ik denk aan de versnelde vaste benoeming. Ik denk aan alles rond taalscreening. Ik denk aan alles rond ICT-coördinatoren en nog zoveel andere dingen. Ik zal me tot die laatste beperken. Het zou goed zijn als we daarover een apart ontwerp van decreet zouden hebben, waarop we dan aparte discussies en aparte stemmingen zouden kunnen laten volgen. Dat zou het debat allicht kwalitatiever hebben gemaakt. Maar het zij nu zo. Het ligt voor. Ik ga in op een paar zaken die in het ontwerp van decreet vervat zijn.
Eerst en vooral, minister, hebt u in verband met het lerarenloopbaanpact gezegd dat we de wagen niet zullen overladen. We zullen er een aantal dingen uithalen en proberen er het beste van te maken. Ik hoop wel dat de puzzelstukken die u hebt gekozen een mooi geheel zullen vormen. Ik maak me wel een beetje zorgen over de visie die achterliggend is. Over de verschillende aspecten die eruit worden gekozen kun je inderdaad zeggen dat het goede zaken zijn, maar ik hoop toch dat het geheel ‘buvable’ is, zoals dat dan heet.
Over de versnelde vaste benoemingen zou je op zich kunnen stellen dat daar weinig op tegen kan zijn. Dat is natuurlijk wel zo, maar ik zou u toch willen vragen om een monitoring op te zetten om de eventuele ongewenste neveneffecten goed en op tijd te remediëren. Ik weet dat er scholen zijn die zich nu al zorgen maken over de reaffectaties en de zaken die daarbij horen: leerkrachten die andere leerkrachten wegduwen. Als je met een nog groter contingent aan vaste benoemingen zit, wordt die problematiek moeilijker en dienen zich misschien andere oplossingen aan. Ik zou dus willen vragen om te monitoren en bij te sturen indien nodig.
We hebben in de commissie ook vaak gesproken over zijinstromers en het meenemen van anciënniteit. Daar zijn wij natuurlijk grote voorstander van. Ik denk dat daar de eerste stappen nog maar gezet zijn. In dit ontwerp van decreet wordt gesproken van ICT-coördinatoren die een ambt worden in het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs. Dat is natuurlijk onontbeerlijk. We willen allemaal inzetten op de digisprong. U wilt dat, wij willen dat, iedereen wil dat. Maar het zijn niet de laptops die de digisprong tot een succes zullen maken. Die zijn zeker ook nodig, maar wat nog meer nodig is, dat zijn de juiste mensen op de juiste plaatsen.
Minister, we weten allemaal dat ICT-coördinator een knelpuntberoep is en dat het moeilijk is die mensen te vinden. Ik zou u echt willen vragen de komende jaren inspanningen te leveren om die mensen een beter statuut en vooral betere arbeidsvoorwaarden te geven.
Ik geef een voorbeeld. Als een man of een vrouw die uit een ICT-gerelateerde sector komt graag in het onderwijs wil werken, is dat fantastisch, maar die persoon kan dan wel maar acht jaar anciënniteit meenemen. Het zou interessant zijn die persoon meer te laten meenemen. Een reguliere leerkracht die sinds de leeftijd van 23 jaar in het onderwijs staat, heeft tegen de leeftijd van 50 jaar de maximale anciënniteit bereikt. Zo ontstaat een kloof die we de komende jaren moeten proberen weg te werken, niet omdat ik daar graag heel veel geld aan wil geven, maar vooral omdat het van bijzonder belang is de juiste profielen te vinden om ook in het onderwijs de digitale sprong te kunnen maken. Dit is een goede eerste stap, maar een aantal andere stappen zijn zeker nog nodig.
Er is hier al gesproken over de zogenaamde taalintegratietrajecten en alles wat daarbij hoort. Kinderen worden aan het begin van het leerplichtonderwijs getest. We stellen ons daar grote vragen bij. De taalverwerving is natuurlijk heel belangrijk, maar ik zou u willen vragen de scholen de vrijheid te geven om te doen wat werkt. In het ontwerp van decreet wordt die opening gelaten. Ik vraag ook om dit te monitoren en om bij te sturen indien we vaststellen dat scholen zaken doen die misschien minder werken.
We moeten er echt voor zorgen dat kinderen de taal op een efficiënte manier kunnen verwerven. Alle experts zijn het erover eens dat de efficiëntste manier erin bestaat kinderen in taalrijke omgevingen te dompelen en niet in aparte klasjes te zetten met allemaal kinderen die de taal moeilijk spreken. Ik hoop dat daar aandacht aan wordt besteed en dat we ervoor zorgen dat de scholen hiermee aan de slag gaan. Ik weet dat de opening is gelaten, maar de vraag is wat de scholen hier effectief mee zullen doen.
Ik heb met u al een paar discussies over de professoren aan de universiteiten gehad. Ik wil dat niet in den treure herhalen. Het gaat vooral om mensen die uit het buitenland komen. We verwachten nu van die mensen dat ze veel beter Nederlands spreken dan ze tot nu toe hebben gedaan. Volgens ons is dat een disproportionele maatregel. Ik heb het nagekeken en het gaat om in heel Vlaanderen om enkele tientallen mensen. Om voor dat relatief kleine aantal een decreet te wijzigen, lijkt ons met een olifant op een mug schieten. Nu wordt verwacht dat een professor Spaanse literatuur die uit Spanje komt om hier les te geven binnen een bepaalde tijd op een redelijk niveau Nederlands kent. Ik ben het ermee eens dat die persoon naar de bakker moet kunnen gaan en in het Nederlands met zijn buren moet kunnen praten, maar ik vind het echt disproportioneel dat hij binnen een periode van vijf jaar het niveau B2 in het Europees Referentiekader (ERK) moet halen of dat hij anders niet kan worden benoemd en geen les meer mag geven. Tenzij het om een ideologische maatregel gaat, begrijp ik niet goed waarom dit in het ontwerp van decreet staat. U hebt daar, voor alle duidelijkheid, recht op, maar misschien moet u dat dan ook toegeven.
Ik zal niet verhullen dat een aantal elementen van het ontwerp van decreet goed zijn. Zo worden een aantal administratieve vereenvoudigingen doorgevoerd. Er is al verwezen naar het zogenaamd verplichte ziektebriefje dat gewoon op afroeping bij de dokter kon worden afgehaald. Dat kostte de maatschappij veel geld en het was ook moeilijk voor de leerkracht in kwestie. Het zorgde ook voor veel planlast en dit ontwerp van decreet is ook bedoeld om er dergelijke zaken te laten verdwijnen.
Mijn partij is voorstander van de geoormerkte GOK-middelen. Ik weet dat er scholen zijn of waren die deze middelen voor andere zaken gebruiken of hebben gebruikt. Het is goed dat die middelen worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld. Ik merk dat sommige partijen vrezen dat de Onderwijsinspectie hier om een strenge manier mee zal omgaan. Ik zie de Onderwijsinspectie vooral als een entiteit die de scholen en de leerkrachten coacht om het nog beter te doen. Het is goed dat de middelen worden geoormerkt en dat de scholen kunnen doen wat moet gebeuren, namelijk een goed gelijkekansenbeleid voeren met de middelen die daarvoor zijn bedoeld.
Een laatste element gaat over de onderwijs- of studiebelastingseenheden die in het hoger onderwijs voor sommige richtingen naar boven worden getrokken. Ik denk dat dat een goede zaak is. Ik denk ook wel dat het goed zou zijn om die oefening eens globaal te maken. Ik weet, minister, dat dit een wagen is die snel overladen zal zijn maar ik denk dat er nog opleidingen zijn die vandaag ondergefinancierd worden. En misschien zijn er ook opleidingen, maar ik denk het niet, die overgefinancierd worden. Het zou in elk geval goed zijn om die oefening eens te maken want u weet beter dan ik, minister, dat wat eens is toegekend aan middelen heel snel te weinig is. Dat vinden we vaak ook en daarom is het goed om samen met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) of de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) te bekijken hoe ze daarmee aan de slag kunnen. Uit die oefening moet dan blijken welk traject de volgende jaren kan worden uitgetekend om de hogescholen te geven waar ze recht op hebben, namelijk de juiste middelen om te doen wat van hen wordt verwacht.
Om alle redenen die ik net heb opgesomd – er zitten een aantal goede zaken in zoals de kleinere en technische aanpassingen maar bij een aantal grotere elementen hebben we toch wel bezwaren – zullen wij ons onthouden bij de stemming over dit ontwerp van Onderwijsdecreet XXXI.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal, voor ik het vergeet, beginnen met een technische opmerking te maken over amendement nr. 11, dat een maatregel invoert waarbij extra tijd wordt gegeven voor het aanvragen van vervangende eindtermen. Het gaat om artikel 154/1 van dit Onderwijsdecreet, dat een vijfde paragraaf toevoegt aan artikel 146 van de Codex Secundair Onderwijs. In die paragraaf staat in het eerste lid: “1° de indiening van de aanvraag voor het schooljaar 2020-2021 gebeurt uiterlijk drie maanden na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde onderwijsdoelen van de tweede graad”.
Dat moet natuurlijk evident “de indiening van de aanvraag voor het schooljaar 2021-2022” zijn, want de nieuwe eindtermen gelden vanaf september 2021.
Die technische opmerking moet ergens bij het doorsturen in de tekst zijn geslopen, want de tekst die is goedgekeurd door de Vlaamse Regering, was wel degelijk juist. Ik zou willen vragen om deze technische correctie nog door te voeren.
Minister Weyts, mag ik u even onderbreken? U spreekt over een technische correctie op een amendement? Er zijn vandaag geen amendementen ingediend. Wanneer het dus een amendement betreft dat is aangenomen in de commissie, is dat sowieso al verwerkt.
Het is inderdaad al verwerkt. Het gaat om artikel 154/1 van OD XXXI.
Ik heb wel een technische correctie op artikel 165, maar dat is nog iets anders?
Dat zal dan iets anders zijn. Het gaat over artikel 154/1.
Oké, want wij hebben geen artikel 154/1. We bekijken het.
Prima. Het is inderdaad een hele bundeling van techniciteiten, technische aanpassingen, anachronismen zoals het medisch attest dat wordt geschrapt. Dat is echt een typevoorbeeld van een anachronisme. Maar er worden ook duidelijke inhoudelijke keuzes gemaakt.
Mijnheer Anaf, u zegt dat u voor stappen vooruit bent maar dan bent u zeker voorstander van dit ontwerp van decreet want er staan niets anders dan stappen vooruit in. U kunt dan nog zeggen dat het slechts een klein stapje is, en dat erken ik soms, maar het zijn wel altijd stappen vooruit.
Ik som enkele puntjes op. Het eerste is de opheffing van de automatische erkenning. De bestaande lex silencio is eigenlijk ook toch absoluut niet te verantwoorden. Vandaag hebben we een lex silencio die bepaalt dat wanneer de regering of de administratie niet tijdig antwoordt op een vraag tot erkenning van een school, die erkenning wordt beschouwd als zijnde positief. We spreken over onze kinderen, over scholen, over erkenning en financiering, zoiets belangrijks dus. En als dat dus ergens blijft liggen, dan is dat niet erg en mag dat passeren. Ik vind dat echt niet meer van deze tijd. Ik vind het dan ook goed dat we die automatische erkenning opheffen en dat we echt wel een positieve keuze moeten maken. Wanneer een aanvraag wordt ingediend, moeten we daar een actieve, bewuste keuze maken als overheid om over te gaan tot die erkenning.
Een tweede elementje dat onder andere door de collega's van CD&V belicht is, is het groeipad voor de financiering van de hogescholen. Dat is niet onbelangrijk. In deze regeerperiode voorzien we daarvoor 20 miljoen euro extra waarbij we heel duidelijke keuzes maken om te gaan naar een opwaardering van heel specifiek twee opleidingen die cruciaal zijn in functie van de toekomst van ons hoger onderwijs, namelijk IWT, industriële wetenschappen en technologie, en handelswetenschappen en bedrijfskunde. Het is een heel duidelijke keuze die we maken om die te gaan opwaarderen en een hoger gewicht toe te kennen in functie van de zogenaamde onderwijsbelastingseenheden (OBE’s).
Een derde element is een verankering van dat – we moeten zuinig zijn met die term – historisch akkoord, bestaande uit twee delen. Een weegschaal bestaat altijd uit twee delen: enerzijds een mogelijkheid tot versnelling van de vaste benoeming waardoor we jonge, talentvolle krachten sneller aan ons onderwijs kunnen binden en bijhouden, en aan de andere kant van de weegschaal een betere evaluatieprocedure. Zoals werd opgemerkt, gaat het inderdaad niet zuiver over ontslag, want heel de discussie wordt nogal snel gereduceerd tot een versnelling en een beperking van de ontslagtermijn, van vier jaar tot een jaar. Maar het gaat ook gewoon over een betere evaluatieprocedure, die vandaag een nogal sterk papieren bestaan leidt en die eerder aanleiding geeft tot ergernis dan dat er enige waardering en appreciatie voor is.
Een onlosmakelijk deel van dat akkoord is de aanvangsbegeleiding, opnieuw, om ervoor te zorgen dat we de jonge leerkrachten beter aan ons kunnen binden. Zo verhinderen we dat, zoals vandaag gebeurt in bijna een op drie gevallen, ze het onderwijs verlaten binnen een termijn van vijf jaar, wat dramatisch is. Dat ligt momenteel ter bespreking voor in het kader van de cao. Daar zijn we nu mee bezig.
Het debat over de taalscreening hebben we herhaaldelijk gevoerd. Aan de kant van het Vlaams Belang zegt men dat het misschien nog een beetje te weinig is en nog wat te weinig middelen krijgt, niettegenstaande er 12 miljoen euro voor is. Ik reken soms nog in Belgische frank: dat is bijna een half miljard. Dat is toch een serieuze investering. Aan de andere kant zegt men dat het wat te ideologisch en te gechargeerd is. Wel, we kunnen niet minder gechargeerd en niet minder gefocust zijn dan we nu zijn.
Opnieuw, ik begrijp de terughoudendheid ter linkerzijde niet. Taal is de sociale surfplank, is het instrument voor sociale mobiliteit bij uitstek. We mogen ons wat dat betreft geen inspanningen getroosten. We moeten het maximale doen om dat heel kordaat, heel resoluut en dus heel sociaal aan te pakken. We gaan trouwens ook zorgen voor een goede begeleiding van de scholen op dat vlak. We zullen een inspiratiegids bieden met de mogelijkheden die er zijn wanneer men vaststelt dat er taalachterstand is. Hoe ga je daarmee aan de slag? Hoe ga je remediëren? We gaan dat niet opleggen en zeggen: ‘Je moet dit en dat doen.’ Elke school is anders en elke populatie is anders. Maar we bieden ook de mogelijkheid van een taalbadklas of een taalbadjaar. Als het gaat over een aparte groep, hebben we daar in het geval van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) toch allemaal geen probleem mee? In de onthaalklassen voor vluchtelingenkinderen bijvoorbeeld, plaatsen we ze wel apart. Waarom zouden we daar anders naar kijken wanneer het gaat over anderstalige kleuters met een taalachterstand?
Een ander element, het ambt van ICT-coördinator, is misschien ook wat onderbelicht. Dat is inderdaad een van de sleutelelementen voor een ICT-beleid. We verhogen ook de middelen, de punten, met 75 percent extra voor ICT-coördinatoren. We geven hun ook een statuut en maken de job aantrekkelijker in het secundair onderwijs. Voor het basisonderwijs bestond het al. We trekken die lijn door voor het secundair onderwijs.
Ook een duidelijke boodschap: reduceer die Digisprong, en die volledige digitaliseringsgolf in het onderwijs, niet tot een laptopoperatie. Het gaat over veel meer. Het gaat over ICT-toestellen, maar evengoed gaat het erover dat leerkrachten aan de slag kunnen met digitale lesinhouden, dat ze digitaal vaardig worden, en worden bijgeschoold wanneer nodig. De lerarenopleiding moet op dat vlak veel meer focussen op digitale lesinhouden en digitale vaardigheden, maar evengoed moeten de bestaande leerkrachten bootcamps kunnen krijgen om te worden bijgeschoold op het vlak van hun ICT- en digitale vaardigheden.
Iets wat niet ter sprake is gekomen is de professionalisering van de ondersteuners, die hier ook inzit. We hebben nu goede ondersteuners, die massaal werkzaam zijn in ons onderwijs, maar die eigenlijk ter zake geen specifieke opleiding hebben genoten. Ze zijn bijvoorbeeld specifiek bezig met het omgaan met kinderen met een beperking, maar eigenlijk zijn veel van die mensen van de schoolbanken gestroomd en onmiddellijk in die job beland, zónder een specifieke expertise te hebben op het vlak van het omgaan met kinderen met een beperking. Daar gaan we ook voor zorgen: dat die leerondersteuners geprofessionaliseerd worden.
En dan nog twee elementen:
De discussie over GOK en het duidelijker kleuren van die middelen, van de GOK SES-middelen – ja – je zou mij daartoe moeten verplichten! U als decreetgever, u als parlement, geeft mij – als deel van de uitvoerende macht – het mandaat om middelen te spenderen in functie van de doelstelling gelijke onderwijskansen. Dan zou u mij eigenlijk moeten verplichten om te controleren dat het mandaat dat u mij gegeven hebt wel effectief gerespecteerd wordt. En dat de middelen die u voorzien hebt – die u gemandateerd hebt, en vrijgemaakt – besteed worden aan de doeleinden die u hebt vooropgesteld. Dat is de logica zelve.
Tot slot, wat betreft de gedoogperiode voor de eindtermen: daar hebben we eigenlijk gewoon een decretale basis gegeven aan de praxis, zoals die vandaag door de onderwijsinspectie wordt gehuldigd. Namelijk, wanneer er nieuwe eindtermen worden ingevoerd, dan hanteert de inspectie in de praktijk een gedoogperiode. Dat is iets anders. Dat is een gedoogperiode van twee jaar. Dat wil helemaal niet zeggen dat er niet meer gekeken wordt naar de geleidelijke implementatie van die eindtermen. Dat niét! De onderwijsinspectie zal ter zake ook wel opmerkingen maken, maar het biedt wel een beetje de zekerheid, de rust, aan het onderwijs, dat ze niet kunnen gesanctioneerd worden op grond van de niet-correcte of volledige implementatie van die eindtermen. Dat is wel de logica zelve, denk ik, om er voor te zorgen dat dit niet vanaf 1 september plots allemaal moet worden uitgevoerd. Nee, de weg van de geleidelijkheid. Uiteindelijk weten we ook wel dat we de lat hoger leggen met die eindtermen, maar dat dat ook een geleidelijke aanpassing zal vergen, en een geleidelijke introductie in ons onderwijs.
Tot daar een korte repliek op de bemerkingen die gemaakt zijn, en die ik wel uitermate waardeer.
Minister Weyts, ondertussen is het mysterie over de technische correctie ook opgelost. We hebben het wel degelijk over hetzelfde. Het enige wat er eigenlijk veranderd is, is dat wij werken op basis van de tekst die is aangenomen door de commissie. Maar het gaat dus over hetzelfde. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
De bedoeling was dat we een gesplitste tussenkomst gingen doen, maar ik probeer mijn tussenkomst toch nog te brengen.
Minister, in het spoor van het regeerakkoord werd er gesleuteld aan de TADD en de vaste benoemingen. Daar is al over gesproken geweest. Maar ik koppel dat graag aan de zorg, die ik al verschillende keren uitte, om ook voldoende beleidsondersteuning te voorzien voor de directeurs, zeker voor de directeurs van het basisonderwijs, omdat ze toch voor een grote uitdaging staan om de personeelspuzzel goed te leggen. Ik kijk dan ook uit naar de beslissing omtrent de beloofde middelen hiervoor. Wat het gelijkekansenbeleid betreft, minister, denk ik dat we vanuit onze fractie willen onderstrepen dat we de verantwoordelijkheid nemen om de scholen het gelijkekansenbeleid vorm te laten geven, dat ze dat zelf kunnen doen: eigen streefdoelen, indicatoren en een tijdspanne bepalen.
Voor ons is het belangrijk dat er een nauwgezette monitoring kan worden opgezet, waarbij we vanuit Vlaanderen partner zijn. We moeten er dan wel voor zorgen dat daar geen planlast mee gepaard gaat. We zijn er zeker van dat het referentiekader Onderwijskwaliteit daarin een goed richtsnoer zal zijn.
Wat de coronacrisis betreft, hebben we geleerd dat de digitale kloof er is, zeker in het volwassenenonderwijs. Zeker bij de leerlingen of cursisten van de centra voor basiseducatie merken we dat zij daar sterk door getroffen waren.
We zijn dan ook tevreden dat de open ICT-modules op maat van de cursist kunnen worden georganiseerd. Geletterdheid wordt nu beperkt tot de kennis van het Nederlands en het leren leren. Een vrijstelling van het inschrijvingsgeld geldt enkel voor wie een geletterdheidsmodule volgt en niet in het bezit is van een diploma secundair onderwijs.
Minister, sta mij toe te zeggen dat het voor ons, in het jaar van het levenslang leren, belangrijk is om te onderzoeken hoe we die financiële drempels om de ICT-basiskennis die noodzakelijk is in de hedendaagse samenleving en volgens ons ook geletterdheid is, zo klein mogelijk kunnen houden.
Minister, ik herhaal ook mijn oproep om de vinger aan de pols te houden wat de inschrijvingen in het volwassenenonderwijs en in het deeltijds kunstonderwijs betreft. Er zijn overbruggingskredieten voorzien en die bieden nu al wat zekerheid, maar we vragen toch om te blijven monitoren.
Als het over leerlingenbegeleiding gaat, vinden we het goed dat de doorlichting zich daar nu ook op zal focussen. We hopen ook dat dit een focus wordt binnen de volgende Onderwijsspiegel.
Over de conceptnota Leersteun had u al een repliek gegeven, maar toch wil ik nog eens ondersteunen dat wij het ook belangrijk vinden dat er een statuut komt voor die ondersteuners en dat we hen versterken in hun expertise. Het is goed dat er binnen het Onderwijsdecreet XXXI extra middelen worden voorzien. Maar we kijken ook uit naar het proces dat moet worden gelopen. We hebben in ieder geval nog veel werk voor de boeg om dat continuüm, waarbij er geen schotten zijn tussen het buitengewoon en het gewoon onderwijs, vorm te geven.
Ik wil het graag nog even hebben over de taalintegratietrajecten. Ik was ontgoocheld tijdens de bespreking van het decreet in de commissie Onderwijs. Want er werd een poging gedaan om opnieuw een polarisatie over de taalintegratietrajecten te creëren. Ik waande mij als het ware opnieuw in de bespreking van het Onderwijsdecreet XXX vorig jaar, waarbij we opnieuw de discussie aangingen.
Ik wil nogmaals benadrukken dat onze fractie er steeds voor heeft gepleit om die taalscreening te laten plaatsvinden bij het begin van de leerplicht, tijdens het laatste jaar van de kleuterklas. En dat heeft een reden, want op die manier kunnen we de kleuters een jaar lang de tijd geven en een taaltraject op maat aanbieden.
Het is al menigmaal gezegd, maar ik herhaal het graag: een goede kennis van de onderwijstaal is een goede basis voor een succesvol eerste leerjaar en een verder verloop van de schoolloopbaan. Wat ons trof, was dat sommige collega's blijkbaar geen vertrouwen hebben in wat scholen, schoolteams, kleuteronderwijzers en kleuteronderwijzeressen van expertise hebben. Want volgens ons zijn het zij, diegenen die dag in dag uit dichtbij de kleuters staan, die op basis van hun ervaringen het best kunnen oordelen wat het best mogelijke traject is om een kleuter te versterken wat het Nederlands betreft. Want zij kunnen kiezen uit een continuüm van maatregelen die kunnen worden ingezet. Ze kunnen ook kiezen welke aanpak, welke combinatie van maatregelen, hoe lang dat duurt en met welke frequentie.
Voor sommigen lijkt het nog enig plezier op te wekken om te zeggen dat we dan van plan zouden zijn om kleutertjes van vijf jaar alleen te zetten in een taalwoestijn. Minister, samen met de CD&V-fractie kan ik dit soort van gratuite uitspraken alleen maar betreuren. Want, collega's, zou het geen mooie start van de zomervakantie zijn als we vandaag deze onnodige polarisatie achter ons laten, als we niemand, geen ouders meer angst aanpraten en als we vandaag allemaal focussen op de grote meerwaarde van deze maatregelen?
Laat me ook toe de hoop uit te spreken dat vanaf vandaag voor iedereen dan ook glashelder zou zijn dat die taalscreening, de garantie op een taalintegratietraject en het uittrekken van de middelen daarvoor, een springplank zijn naar de toekomst vanuit een fundamentele zorg voor gelijke kansen, integratie en inclusie.
Collega’s, vorig jaar hebben we Onderwijsdecreet XXX goedgekeurd, toen op 1 juli, denk ik. Ik denk dat wellicht niemand van ons had voorzien dat we nog een keer een ontwerp van verzameldecreet met hetzelfde soort coronasporen zouden moeten goedkeuren. Minister, collega’s, ik denk dat we ook de ambitie moeten hebben om het volgend jaar samen beter te doen, want scholen en schoolbesturen, directies en leerkrachten zijn via een omzendbrief al op de hoogte gebracht van zaken die we vandaag ook goedkeuren, en dat is niet ideaal met het oog op een ordentelijke start van het schooljaar. We hopen dan ook dat we het volgend jaar beter kunnen doen, dat we toch iets vroeger met een ontwerp van Onderwijsdecreet kunnen landen. Ik denk echter dat het duidelijk is dat we dit ontwerp van decreet ook zullen goedkeuren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 827/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 164.
Artikel 165, dat is de bewuste technische correctie.
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 166 tot en met 263.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het ontwerp van decreet houden.