Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, dit is een heel belangrijk ontwerp van decreet waarover we in de commissie al uitgebreid hebben gedebatteerd en waarvan het belang niet kan worden onderschat. Ik wil hier het standpunt van de Groen-fractie toelichten.
Minister, Groen heeft ernstige bedenkingen bij de hervormingen die op til staan. U wilt het inburgeringsbeleid fundamenteel in een andere plooi leggen. Dat hoeft niet noodzakelijk slecht te zijn, maar u wilt dat doen door het aanbod betalend te maken, door middel van examens, door boetes in te voeren en door doelgroepen uit te sluiten, zoals de mensen wiens aanvraag tot internationale bescherming nog loopt. De voorbije maanden is er forse kritiek op uw plannen gekomen, onder meer van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), van de Raad van State en van het werkveld zelf.
Een aantal maanden geleden heeft de inburgeringssector een protestactie gevoerd. Vorige week stonden hier opnieuw honderden lesgevers voor de deur om andermaal hun ongenoegen over dit ontwerp van decreet te uiten. We zijn het met hen eens dat dit ontwerp van decreet contraproductief is. Vorige week stonden hier honderden leerkrachten met borden, drums en leuzen. Die leuzen waren onder meer ‘Geen extra drempels voor nieuwkomers’ en ‘Welkomstbeleid, geen afschrikbeleid’. U had er toen moeten zijn, want die mensen zijn ongelooflijk begaan met hun vak, met het integratiebeleid en met de doelstelling die u wordt geacht te delen, namelijk de nieuwkomers zo snel mogelijk zo goed mogelijk integreren.
Dat is met dit ontwerp van decreet niet het geval. De eerste fundamentele kritiek van de Groenfractie is dat veel mensen en organen hebben verklaard en beargumenteerd waarom het ontwerp van decreet contraproductief is. Ze zijn tot bij u gekomen, maar u hebt dat niet ter harte genomen. U hebt de voorbije maanden eigenlijk op onbegrijpelijke wijze al die bezorgdheden aan de kant geschoven en het ontwerp van decreet doorgeduwd. U hebt met die mensen gepraat. Ook in de commissie was u ten aanzien van de oppositie zeer minzaam. U hebt geluisterd, maar het stoot me tegen de borst dat we daar zwart op wit vooralsnog geen gevolgen van zien. We zien geen veranderingen aan het ontwerp van decreet. Alle maatregelen die contraproductief zijn en die tegen de borst stoten, zijn in het ontwerp van decreet blijven staan. Ondanks de protesten en de kritiek is de voorbije zes maanden niets veranderd. De wijze waarop dit ontwerp van decreet tot stand is gekomen, is ons eerste punt van kritiek.
Een tweede punt waar mijn fractie het erg moeilijk mee heeft, is de uitwerking van het ontwerp van decreet. Ik heb in de commissie ook verklaard dat de uitwerking met haken en ogen aan elkaar hangt. Ik zal dat aan de hand van vier punten schetsen.
Ten eerste wilt u dat alle nieuwkomers zich bij VDAB inschrijven. Daar is op zich niets mis mee. Het doel nieuwkomers zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt te laten doorstromen, is een doel dat Groen steunt. Een inschrijving bij VDAB zonder dat VDAB daar een traject met opleidingen of stages aan verbindt of daarvoor meer middelen krijgt, is eigenlijk niet zinvol. Niet enkel de oppositie vindt dit. De Raad van State heeft u gevraagd hoe dit ontwerp van decreet moet worden gelezen. Gaat het om een louter formele voorwaarde of zit er meer achter? Wilt u doorstroming naar de arbeidsmarkt of is het plaatsen van een handtekening om zich bij VDAB in te schrijven een louter formele voorwaarde?
U hebt daarop geantwoord dat het een louter formele voorwaarde is. Dan vraag ik me af waartoe die wetswijziging dan dient. Dat is een gemiste kans.
Het tweede punt is dat u wilt dat er een extra taaltest komt, niveau B1 mondeling. Ook daar komt heel erg veel kritiek op. Ik begin waar ik daarnet ben gekomen, namelijk de Raad van State. Die merkt op dat de verplichting volledig losstaat van het traject om zo’n inburgeringsattest te behalen. Daarnaast wordt er in de memorie van toelichting van het decreet verwezen naar de ondersteuning van VDAB, maar verder in het decreet wordt dat nergens concreet noch wettelijk uitgewerkt. Niet onbelangrijk is dat er nergens wordt vermeld hoe de betrokken personen zullen of kunnen worden bereikt aangezien hun inburgeringstraject op dat moment al gedaan is. De vraag is hoe u die mensen zult bereiken. Ik heb u die vraag al eens gesteld, minister. U stelt een verhoogd niveau Nederlands als verplichting voor, maar de betrokken organisaties stellen zwart op wit dat u die mensen niet eens kunt bereiken want u legt iets op dat geen deel is van uw inburgeringstraject. Dat is beleidsmatig broddelwerk.
Zelfs al waren de modaliteiten wel uitgewerkt – wat ze niet zijn – is het nog maar de vraag of de verhoging naar B1 een goede maatregel is want het veld zelf, Ligo in dit geval, heeft in een vlijmscherpe hoorzitting in de commissie vorige week aangetoond dat er maatwerk nodig is. Het doel van een integratietraject is dat nieuwkomers in de maatschappij kunnen worden opgenomen, dat ze daarin hun weg vinden en emancipatorisch aan de slag kunnen. De verhoging van B1, zeker zonder die modaliteiten, zal dat absoluut niet realiseren. Ook de Raad van State deelde die kritiek. Tot slot wilde zelfs de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) de koppeling met werk of een opleiding net zoals in ons buurland Nederland. Ook daar, minister, is er heel erg veel kritiek dat de uitwerking het doel dat iedereen steunt, niet zal realiseren.
Punt drie betreft de nieuwkomersverklaring. U wilt dat de nieuwkomers zodra ze hier zijn, een verklaring tekenen waarin ze onze normen en waarden onderschrijven. Op zich is het een goed doel om de normen en waarden zo snel mogelijk over te brengen. We steunen dat, maar je kunt een nieuwkomersverklaring pas begrijpen als je een beetje Nederlands spreekt of als je een les hebt gehad om die normen en waarden te begrijpen. Dat is niet zo eenvoudig voor mensen die geen leertraject in hun thuisland hebben gehad. Ook de Raad van State en alle andere actoren zeggen dat. U hebt in de commissie gezegd dat u dat in het intakegesprek zult uitbreiden zodat de intake al een mini-les is en de persoon in kwestie de nieuwkomersverklaring kan begrijpen. Ook daarop is er heel veel kritiek van het veld gekomen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de intake al een eerste les maatschappelijke oriëntatie is want dat zal het traject verschillende trajecten naast elkaar kennen en is de samenhang helemaal zoek.
Punt vier gaat over de timing. Die is sowieso heel strak, maar in bepaalde gevallen zelfs totaal onhaalbaar. Ik denk aan twee zaken. Een eerste is de vierde pijler. Aanvankelijk had u gezegd dat die moet starten op 1 januari 2022. We hebben het er in de commissie lang over gehad, ook met de specialisten ter zake. Er lopen nu nog proefprojecten. In november komt er een tussentijdse evaluatie en volgend jaar een volledige evaluatie. U hebt in de commissie al gezegd – en hierbij de vraag tot bevestiging – dat u daarvoor de stap van de vierde pijler zou uitstellen of toch de verplichting daarvan. Dat is op zich een degelijk compromis, maar het is zonde dat er met de timing niet eerder is rekening gehouden in dit ontwerp van decreet.
Een tweede zaak zijn de gestandaardiseerde testen, waar we het daarnet ook over gehad hebben. Het veld zegt daarvan dat het slechts een momentopname van de kennis van de inburgeraar is en niet echt de integratie dient. Maar zelfs de testen waarvan u wel overtuigd bent dat ze het doel dienen, zijn er vandaag nog niet.
We zijn vandaag juli 2021, op 1 januari moeten die van start gaan. Dat betekent dat er nog een zestal maanden zijn om die testen te vormen waar die doelgroep weg mee kan. Dat is heel snel en mijn vrees of onze vrees is dat het overhaast zal zijn en dat de kwaliteit en het doel in het gedrang komen.
Wat onze fundamentele punten van kritiek betreft, zijn er een aantal maatregelen waar wij ons politiek-ideologisch sterk tegen verzetten. Ik zal het beperken tot de twee meest frappante maatregelen. De eerste maatregel gaat over de betalende testen. Daar is al heel veel over gezegd en geschreven maar dat is toch niet onbelangrijk in dit ontwerp van decreet. U wilt voor de testen, of wanneer men niet slaagt, voor de herkansing, een retributie vragen. Wij zijn ervan overtuigd dat een dergelijke retributie een extra drempel vormt voor het integratietraject van nieuwkomers. Er zijn twee soorten nieuwkomers. Er zijn de mensen die verplicht een integratietraject moeten volgen maar het grootste deel moet dat niet verplicht doen en moet daar zelf voor kiezen.
Bij de eerste categorie is de vraag of zij die retributie zullen aankunnen. Het is immers geweten dat bij die groep het armoederisico heel hoog ligt. U hebt zelf ook een armoedetoets laten uitvoeren en uit die armoedetoets bleek inderdaad dat het armoederisico zal toenemen. U hebt al gezegd dat die mensen terechtkunnen bij het OCMW, bij de lokale besturen of eventueel voor vrijwilligerswerk dat dan zal worden betaald. Maar ook daar zijn er nog heel veel vraagtekens.
Minister, u bent in de commissie geëindigd met te zeggen dat alle burgemeesters staan te springen om een dergelijk aanbod uit te werken. Ik heb nadien toch een aantal burgemeesters gehoord, en ik druk het zacht uit, die niet staan te springen om die taak er ook nog eens bij te nemen. Er wordt minimaal verwacht dat u dat aanbod uitwerkt en dat u dat niet doorschuift naar de lokale besturen.
Een tweede bezorgdheid over die retributie is voor de zogenaamde rechthebbenden, de mensen die niet verplicht worden maar mogen kiezen. De vraag is natuurlijk of die mensen dat ook zullen doen wanneer ze daarvoor moeten betalen. Zal dat niet eerder ontmoedigen dan aanmoedigen? Wij zijn van mening dat het eerder zal ontmoedigen dan aanmoedigen. U hebt gezegd dat u dit wilt evalueren en dat vind ik op zich positief maar ook gewoon noodzakelijk. Ik denk immers dat elke hervorming binnen de integratiesector tot doel moet hebben dat er meer mensen het Nederlands en de normen en waarden leren in plaats van minder. Wij vrezen dat de retributie het tegenovergestelde effect zal hebben en dat de lokale besturen in nesten zullen komen. Zij krijgen er een heel omvangrijke taak bij. De bedoeling is dat zij daarbij ondersteund worden maar in dit ontwerp van decreet is ook die randvoorwaarde niet opgenomen.
Mijn allerlaatste fundamentele punt van kritiek gaat over de mensen die, op het moment dat zij wachten op hun beslissing over hun verblijfsvergunning, al Nederlands en maatschappelijke oriëntatie konden volgen. Dat was goed om alvast een mooie voorsprong te hebben. Dat duurt gemiddeld een jaar. Dat schrapt u nu. Vanaf nu kunnen mensen die nog geen beslissing hebben gekregen geen lessen meer volgen. Dat betreuren wij enorm en we begrijpen dat eigenlijk ook niet. Er mag geen tijd verloren gaan. Wanneer het gaat over integratie, over het leren van Nederlands en normen en waarden, moet daar onmiddellijk, vanaf de eerste dag, mee worden gestart. Dat kon maar nu niet meer en dat betreuren wij enorm. Ook daar zien wij helemaal niet in hoe deze beslissing het doel zal realiseren om meer mensen op een snelle en goede manier Nederlands te leren.
Kortom, minister, parlementsleden, de Groenfractie zal tegen dit ontwerp van decreet stemmen omdat ze het onevenwichtig en contraproductief vindt. Op bepaalde punten is het nauwelijks tot niet uitgewerkt. We vinden dat ongelooflijk jammer voor een sector die de voorbije jaren door heel woelig water is moeten gaan en die, als er al een hervorming kwam, absoluut nood had aan een hervorming die tot in de puntjes af is. Dat is het tegenovergestelde van wat vandaag voorligt en dat betreuren we enorm, minister.
De heer Veys heeft het woord.
Ik ga niet heel mijn uiteenzetting van in de commissie hernemen want dat zou ons te ver leiden. We hebben toen al uitgebreid gedebatteerd.
Vooruit is een gemeenschapspartij. Wij geloven in een collectief. Wij geloven niet blind dat enkel individuen onze maatschappij vormen. Er is zoiets als een gemeenschap. Er is zoiets als een maatschappij. Om daar een goede gemeenschap van te maken, is het nodig dat we elkaar kunnen ontmoeten en met elkaar zaken delen, dat we solidair kunnen zijn. Maar die samenleving is van iedereen, van degenen die hier al generaties lang zijn en degenen die hier minder lang zijn. Gedeeld burgerschap kan alleen als we met elkaar kunnen praten. Daarom is het Nederlands en de kennis van het Nederlands voor mijn fractie essentieel om te kunnen participeren aan de samenleving, om een job te kunnen uitoefenen, om vooruit te kunnen gaan in het leven. Ook vanuit het perspectief om alle kansen aan kinderen te bieden, is het goed dat in de thuisomgeving voldoende kennis van het Nederlands aanwezig is.
We geven gerust toe dat er in die zin enkele goede zaken in het decreet staan. We verwachten terecht ambitie van inburgeraars om Nederlands te leren, aan het werk te gaan als ze dat kunnen en deel te nemen aan het lokale sociale weefsel. Dat is een vooruitgang. Wij zijn dan ook voorstander van een sterk, ambitieus en aanklampend inburgeringsbeleid van een overheid die ook investeert in dat samenleven, een overheid die de lat niet alleen hoog legt voor de inburgeraar maar ook voor zichzelf en er voor zorgt dat die ambities kunnen slagen.
Dat laatste missen we in het ontwerp van decreet. De lat ligt niet hoog genoeg. We missen een overheid die haar deel van de job voldoende doet en een kwaliteitsvol aanbod garandeert – daar ga ik dadelijk verder op in –, een overheid die zelf ook ambitie heeft en investeert in dat participatietraject en een kwaliteitsvolle begeleiding door VDAB, een overheid die drempels om Nederlands te leren, afbouwt in plaats van verhoogt.
Maar versta me niet verkeerd, collega's. Wat is de finaliteit van deze inburgeringscursus? Dat is gedeeld burgerschap, maar dat is ook zorgen dat mensen kunnen bijdragen aan de gemeenschap, aan de samenleving. Wij zijn ervan overtuigd dat men daarvoor een investering moet doen. Ik begin met het laatste, namelijk het opwerpen van de drempels. Dat gaat over het betalend maken van de inburgeringscursus. Vanaf 1 januari 2022 zal men 360 euro moeten betalen. Dat is veel geld, zeker voor mensen met een laag inkomen.
Volgens ons is dat contraproductief en gaat dat in tegen de trends in andere Europese landen waar men de drempel verlaagt. Wij vinden dat niet verstandig, vooral gegeven het feit dat een heel groot deel, een meerderheid van de mensen die de cursussen volgen, dat vrijwillig doet. Stel dat men daarvoor moet betalen, dan is de vraag of ze dat nog zullen doen. Ik weet dat niet. Minister, u hebt gezegd dat men het goed zal moeten monitoren. Wij zullen daar echt over waken. We moeten zo snel mogelijk vanaf januari weten, als dat misloopt, dat we dat kunnen corrigeren. Maar goed, we hebben een amendement ingediend om de kosten af te schaffen zodat we zeker zijn dat voldoende mensen de cursussen zullen blijven volgen.
De gestandaardiseerde testen voor maatschappelijke oriëntatie is het volgende punt. De belangrijkste doelstelling van de lessen is nieuwkomers wegwijs maken in onze gebruiken en gewoontes en hen waarden meegeven zodat die een gedeelde basis kunnen vormen om samen te leven in de gemeenschap, zoals ik al eerder zei. Wij erkennen dat de kennis belangrijk is. We verzetten ons niet tegen de testen, maar dat mag niet tot kwaliteitsverlies van de testen leiden. Ook daar hebben wij een amendement dat zegt dat de respectieve steunpunten zeker worden betrokken bij de uitrol van de testen. U hebt daar in de commissie al op geantwoord dat er zeker geen ‘teaching to the test’ zal gebeuren, maar we hebben toch liever wat meer zekerheid dat het effectief goede testen zullen zijn.
Dan is er de taalkennis niveau B1. Dat het ambitieniveau op het vlak van het Nederlands zo hoog ligt, vinden wij een goede zaak. We kunnen ons principieel vinden in het invoeren van een bijkomend taalniveau B1. Capaciteiten die nieuwkomers hebben, moeten we aanspreken.
Maar het is wel utopisch om te denken dat die taalkennis uit de lucht komt vallen. De vraag is of dat binnen de zes maanden te organiseren valt, zeker omdat het hier gaat over mensen die in de twee jaar van hun inburgeringstraject minder dan zes maanden gewerkt of gestudeerd hebben. Zonder te werken of te studeren en zonder enige verdere begeleiding in Nederlands leren, is het voor iedereen nagenoeg onmogelijk.
Die lat hoog leggen zonder enige ondersteuning lijkt op een symbolische maatregel. Wij hopen dat het daar niet bij blijft. Maar er zal nog fors moeten worden geïnvesteerd. Er is daar ook nog heel veel werk aan de winkel. Minister, u hebt dat ook aangegeven. Het gaat onder meer over de onderwijsbevoegdheid voor Ligo die u met minister Weyts moet regelen. We zullen daar heel snel vorderingen in moeten maken.
Ons derde amendement gaat over de inschrijvingen bij VDAB. Wij steunen de verplichte inschrijving bij VDAB. Werk is een belangrijke factor om vooruit te gaan in het leven en is vaak een efficiënte manier om te integreren. Dat de Vlaamse Regering nieuwkomers wil ondersteunen en toeleiden naar werk, juichen wij toe. VDAB is een cruciale partner en het is goed dat hij een prominente plaats zal krijgen in het inburgeringsbeleid. Maar als we kijken naar VDAB vandaag, dan stellen we ons ernstig de vraag of hij daartoe in staat zal zijn, of er garanties zijn dat die trajecten er kunnen komen.
We hebben recent gezien dat er bij VDAB nog heel wat werk aan de winkel is om die opnieuw op het spoor te kunnen krijgen. U gaf aan dat u geen voorstander bent van extra middelen voor VDAB. Daarover zijn we wat bevreesd. Er is de voorbije jaren daarop toch wel serieus bespaard. We denken dat u dat toch zult moeten herbekijken. Maar ook daar voorzien we een amendement om er zeker van te zijn dat VDAB voldoende middelen heeft om zijn rol effectief te kunnen uitvoeren.
Ik kom tot het participatietraject. We zijn daar niet tegen. Het is een goede zaak dat men nieuwkomers stimuleert om deel te nemen en vrijwilligerservaring op te doen. Iedere ervaring is goede ervaring in dezen. Maar we zijn ook wat bevreesd over die uitrol. U gaf al aan dat in november die eerste proefprojecten worden geëvalueerd en dat in juni de volgende volgen. Maar u zult toestaan dat men er in sommige pas later meer start. We willen toch opletten. We vinden het belangrijk dat het voor inburgeraars niet uitmaakt in welke gemeente ze wonen om goed te kunnen worden begeleid. Daarnaast vind ik ook dat u er toch wel gemakkelijk van uitgaat dat heel veel vrijwilligerswerk vergoed wordt. Er is heel veel onbetaald vrijwilligerswerk, vergis u niet. Dat is een heel belangrijk element. U verwees naar betaald vrijwilligerswerk, a rato van 35 euro per sessie. Dat is ongeveer een vrijwilligersvergoeding, als ik mij niet vergis. In heel veel verenigingen bestaat dat niet en is dat niet haalbaar. Als men daarvoor wil zorgen, kijkt men ook heel vaak naar het lokaal bestuur. Ook daar zijn we echt wel wat bezorgd over verschillende snelheden op het terrein.
Ik verwijs ook graag naar de hoorzitting, waar bleek dat een slechte buddy heel slechte resultaten kan teweegbrengen. We zullen goed kijken naar de uitrol. Er zullen nog veel uitvoeringsbesluiten moeten komen. Maar ik denk dat het heel belangrijk is om die uitrol goed te monitoren en dat op een ernstige manier te doen.
Ik concludeer. We missen een duidelijk engagement van de overheid om zelf ook haar deel van de job te doen. We vinden dat de overheid echt moet investeren in samenleven. Als opdrachten worden doorgeschoven naar lokale besturen, waarbij het niet duidelijk is wat het kostenplaatje mogelijk kan zijn – we zien dat ook in andere decreten gebeuren – dan moeten de nodige middelen daar wel worden voorzien. We willen dat er goed wordt bestuurd, en dan moet je dat op de juiste manier doen, met voldoende middelen en een goede visie.
Het is een beetje een klassiek decreet van deze regering. De timing wordt door de meeste mensen op het terrein als zeer moeilijk haalbaar geacht. Er zijn nog heel veel losse eindjes.
Minister, u hebt in de commissie eerlijk geantwoord dat er nog losse eindjes zijn, dat u er alles aan wilt doen om ervoor te zorgen dat die stakeholders hun werk goed kunnen doen en dat dit een goede hervorming kan zijn. Ik ben natuurlijk geneigd u te geloven. Maar ik verwijs ook graag naar wat collega Moerenhout daarnet zei: vorige week dinsdag was er inderdaad een manifestatie van de sector. Ik was daar ook. Ik denk inderdaad dat er nog heel veel onzekerheid en ongerustheid is. Minder overleg zal dus zeker geen optie zijn.
U weet dat wij – het zal mijn fractieleider Hannelore Goeman zijn die u daar de volgende keer over zal aanspreken – zullen waken over de goede uitrol. Ik geef de meerderheid graag nog de kans om onze amendementen te steunen. Dan kunnen wij dat decreet misschien wel mee goedkeuren. Maar zo niet, zijn wij genoodzaakt om tegen te stemmen. Ik dank u.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, we hebben het in de commissie al uitgebreid gehad hierover. We hadden het zonet ook al ietwat non-verbaal over de acties die vorige week hier voor de deur zijn gevoerd: heel wat leerkrachten en middenveldorganisaties zijn tot hier gekomen om duidelijk te maken dat ze het niet eens zijn met dit ontwerp van decreet dat zal worden doorgevoerd. De boodschap die ik van heel veel mensen hoorde, was ‘beste ministers, beste politici, kom toch vanachter uw laptop, spreek met de mensen, en dan ziet u dat dit decreet onhaalbaar is’. Dat was rechtstreeks gericht aan u, aan minister Weyts en aan minister Crevits.
Als het over dit ontwerp gaat, als het over integratie en inburgering gaat, dan is de eerste vraag natuurlijk: wat is het doel van ons integratie- en inburgeringsbeleid? Dan denk ik dat we het erover eens zijn dat het doel is dat, als mensen hier aankomen uit een ander deel van de wereld en hier een toekomst gaan uitbouwen, we ervoor gaan zorgen dat ze Nederlands leren, dat ze leren hoe onze samenleving in elkaar zit, om ervoor te zorgen dat dat op de beste manier kan verlopen, voor hen en ook voor de mensen rondom hen, voor de samenleving waarin ze terechtkomen. Als dat het uitgangspunt is, dan kunnen we niet anders dan het protest steunen van de mensen die hier vorige week stonden, die mensen die iedere dag in de praktijk keihard werken om nieuwkomers daadwerkelijk Nederlands te leren en te helpen integreren. Wat er nu op tafel ligt, is immers helemaal geen ontwerp van Integratiedecreet. Ik heb het u al gezegd. Dat is een ontwerp van uitsluitingsdecreet. De drempels voor integratie worden immers verhoogd. De cursussen en examens worden betalend, qua taal wordt meer geëist, er komen gestandaardiseerde testen en er zijn een aantal groepen die gewoon worden uitgesloten. Wie niet meteen werk vindt, wordt gesanctioneerd. Dat alles gebeurt zonder dat die mensen aan de andere kant garanties krijgen op een gelijkwaardige toegang tot deftige huisvesting, tot deftige werkgelegenheid.
Minister, ik zie niet in hoe meer drempels kunnen leiden tot meer integratie. Die kunnen alleen maar leiden tot meer uitsluiting. Als u het mij vraagt, is dit ontwerp van decreet stoere praat, symboolpolitiek van een regering die het Vlaams Belang achterna huppelt in de hoop een achteruitgang in de peilingen wat goed te maken, maar dat dan achteraf heel origineel verkoopt als exact het tegendeel, een geweldig inclusief ontwerp van decreet. Alleen horen we van de mensen op het terrein, en als we kijken naar het ontwerp kunnen we niets anders besluiten, dat dit decreet net voor de inburgering van mensen in onze samenleving nefaste gevolgen zal hebben. Het resultaat zal zijn dat inburgeringstrajecten langer worden, dat mensen minder inburgeren, dat er meer in armoede zullen terechtkomen.
Minister, als we willen dat mensen Nederlands leren, dat mensen deelnemen aan onze samenleving, laten we dan drempels wegwerken in plaats van opwerpen. We zullen dus tegen dit ontwerp van decreet stemmen, om vier redenen. Ten eerste is er het betalend maken van de cursussen. Het is hier al besproken, uiteraard. Dat is 90 euro per onderdeel en per examen, dus 360 euro voor een basiscursus NT2 en maatschappelijke oriëntatie. Als je niet slaagt, moet je opnieuw betalen, voor het herexamen. Wie het verplichte B1-niveau moet volgen omdat hij na twee jaar nog geen werk of opleiding heeft, betaalt nog eens 234 euro. Hoe hogere financiële drempels zullen leiden tot meer inclusie, dat is mij een raadsel. U hebt dat echter wel proberen uit te leggen in de commissie. We gaan immers wel een stapje verder gaan. We gaan niet gewoon zeggen wat we daar hebben gezegd. U hebt een aantal argumenten gegeven, en ik moet zeggen dat dat er voor mij niet beter op maakt. U hebt gezegd dat de klant meer waar voor zijn geld krijgt omdat u klantgerichter gaat werken, meer op maat van de cursist. Zo wordt de cursus aantrekkelijker en wordt de meerwaarde groter, stelde u. Minister, ‘waar voor zijn geld’, ‘klantgericht’, dat is als u het mij vraagt het binnenbrengen van een commerciële logica in een integratiebeleid. Dat hoort misschien thuis in een supermarkt of zo, maar als u het mij vraagt niet in het beleid om mensen in onze samenleving een plek te geven. Het gaat hier om mensen die graag deel willen uitmaken van onze samenleving, mensen die vandaag heel vaak vrijwillig een cursus volgen, die gebruikmaken van een openbare dienst die hen helpt om te kunnen participeren, mensen die al in financiële moeilijkheden zitten, die een busticket naar de cursus vaak niet kunnen betalen, die OCMW-hulp moeten vragen voor kopiekosten en die moeilijk opvang kunnen vinden voor hun kinderen. Het gevolg zal dus inderdaad gewoon zijn dat kosten worden doorgeschoven naar de OCMW’s en dat mensen zonder uitkering die afhankelijk zijn van een klein gezinsinkomen van hun partner, nog dieper in de financiële problemen komen.
U werpt dan tegen dat we die mensen vrijwilligerswerk kunnen laten doen, waarvoor ze dan een vergoeding kunnen krijgen voor zinvol maatschappelijk werk. Daarmee kunnen ze de retributie voor de inburgeringscursus betalen.
U vindt dat geweldig. Ze kunnen gaan helpen in een woonzorgcentrum. Ze kunnen de kinderen helpen oversteken aan school. Dat is allemaal heel mooi. Er is niets tegen vrijwilligerswerk en ik denk dat heel veel mensen dat doen. Maar het is wel de omgekeerde wereld als mensen die normaal gezien een cursus volgen om een volwaardige job te kunnen opnemen, eerst een soort ‘vrijwilligerswerk’ moeten doen tegen een kleine vergoeding om hun cursus te kunnen betalen. Dat is niet vrijwillig want het is eigenlijk verplicht als je wilt rondkomen. Dat is gewoon de wereld op zijn kop. Als u het mij vraagt, minister, lijkt het mij een voorafname op de gemeenschapsdienst die jullie willen invoeren en waarbij je vrijwilligerswerk moet doen voor een aalmoes.
De kosten nemen toe voor die cursussen en er zijn heel wat mensen die willen inburgeren. De logische conclusie is dat je riskeert dat heel wat mensen gaan afhaken wanneer ze ervoor gaan moeten betalen. In de commissie zei u dat u dacht dat dit niet zou gebeuren, omdat u kwaliteit biedt enzovoort. Beleid baseren op wat de minister vindt, is wel een heel interessant gegeven. Dat horen wij hier wel vaker. U zei ook dat u het ging monitoren en dat u dan wel ging zien of u moest ingrijpen. Maar dan is de vraag wanneer je moet ingrijpen. Is dat als er 1 procent afvalt, als er 5 procent afvalt, 10 procent, 60 procent? Als je het mij vraagt, moet je ingrijpen zodra er meer dan 0 procent afvalt. Als die hervorming ertoe leidt dat ook maar één iemand minder inspanningen gaat doen of minder hulp gaat krijgen om zich te integreren, wat is het punt dan nog van heel die hervorming? Dan zijn we toch slecht bezig. Dus is het mij nog niet duidelijk op welk moment u zult ingrijpen.
Het tweede punt is het invoeren van de gestandaardiseerde testen en de resultaatsverbintenis. Een inburgeringstraject wordt niet langer als een engagementsverbintenis beschouwd maar als een resultaatsverbintenis, waarbij alle doelstellingen van alle onderdelen behaald moeten worden. Gestandaardiseerde examens gaan daarbij worden ingevoerd, en wie niet slaagt, moet de cursus opnieuw volgen. Dat is weer tegen betaling, een dure grap zoals ik het al heb besproken. Vanuit het veld is er heel veel bezorgdheid over die gestandaardiseerde testen. U weet dat. U bent daar ook voor een deel op ingegaan. Misschien zult u nog een deel praktijk of ‘dagelijks werk’, zoals dat heet op de lagere school, permanente evaluatie dus, in aanmerking nemen. Of dat ook bij het onderdeel Nederlands zal zijn, weten wij niet. Minister Weyts weigert daarover te communiceren en te overleggen.
Wij hebben geen idee hoe die testen eruit zullen zien. Er is niet alleen geen tijd om die testen te ontwikkelen en te evalueren, zij worden niet alleen uitbesteed aan een private partner, het zijn ook momentopnames. Het zijn testen om kennis te testen op één bepaald moment. Het is één uniforme test voor cursisten die zowel digibeet, analfabeet, laaggeletterd, als hooggeletterd kunnen zijn. Een klein kind ziet dat dit niet goed kan gaan. Dat instrument zal niet meten waar die mensen effectief staan. Dat is zeker zo omdat er de laatste jaren vooral is ingezet op geïntegreerde trajecten, op de werkvloer, op stages, waar een functionele en praktische woordenschat wordt aangeleerd. Als wij nu teruggrijpen naar gestandaardiseerde testen dan riskeren wij ‘teaching to the test’, waarbij de kandidaten gaan leren om te slagen in de test. Van praktisch leren gaan wij dan naar wat men in het veld noemt ‘plastieken Nederlands’. De vraag is op welke manier dit de integratie in de samenleving bevordert.
Een derde punt is de verplichting om een hoger niveau van Nederlands B1 te behalen na twee jaar zonder werk of na twee jaar zonder zes maanden aaneengesloten aan het werk te zijn geweest. Zes maanden werk aan een stuk is moeilijk in de sectoren met precaire arbeid waarin veel van die mensen werken. Het gaat heel vaak om interimwerk. Zes maanden aan een stuk is niet evident. Zelfs voor heel wat mensen van hier en voor jonge afgestudeerden is zes maanden aan een stuk werken geen evidentie.
U blijft herhalen, minister, dat u dat onder andere en vooral doet om vrouwen uit hun isolatie te halen. De linkse oppositie zou dat dan moeten toejuichen. Ik parafraseer u even, minister: die arme vrouwen worden door hun man binnengehouden en wij moeten die leren emanciperen door ze kansen te geven door ze te verplichten een hoger niveau Nederlands te leren. Daar komt wat u in de commissie gezegd hebt min of meer op neer. Zo kunnen wij ze bevrijden uit hun traditionele genderpatronen, zei u letterlijk. Minister, ik vind dat paternalisme. Ik kan er niet aan doen. U zou volgens mij beter, zoals collega Moerenhout ook al heeft aangehaald, met uw regering investeren in voldoende en betaalbare kinderopvang. Zo maken die vrouwen kans om te gaan werken en moeten zij niet noodgedwongen thuisblijven om op de kinderen te passen. Dat zou kansen bieden. Maar wat doet u? U doet het omgekeerde. U schaft de tegemoetkoming voor kinderopvang af. U schaft de tegemoetkoming voor openbaar vervoer af. Maar u zegt dat u de mensen meer kansen geeft. Dat is een totaal omgekeerde wereld. Structurele drempels wegwerken zou betekenen dat u discriminatie wegwerkt op de arbeidsmarkt, ook voor die vrouwen die u zegt te willen bevrijden. Dat is kansen geven.
Volwaardige jobs voor laagopgeleiden in het algemeen, in plaats van onderbetaald vrijwilligerswerk. Fatsoenlijke jobs, dat is een weg naar integratie, en dat verhoogt het taalniveau. Laaggeletterden verbeteren hun Nederlands vooral op een praktische manier, via concrete ervaringen, via interactie met mensen – onder andere via het werk – en niet door hen te verplichten om een volgende cursus Nederlands te leren.
En een vierde punt, en daarvan weet u dat we van mening verschillen, is het uitsluiten van asielzoekers en een aantal andere groepen. Het is redelijk absurd om groepen die vrijwillig willen inburgeren, uit een ontwerp van decreet te halen, om die daarvan uit te sluiten. Terwijl de erkenningsgraad voor asielzoekers die internationale bescherming zoeken, veel hoger ligt dan vroeger. Maar u hebt in commissie gezegd dat u de verantwoordelijkheid een stuk van u afschuift omdat er in uw integratiebeleid geen hefbomen zijn voor hen, dat zijn andere beleidsdomeinen. Federaal moet dat doen. Die gaan dan een light cursus geven, daar kunnen ze dan later snel mee starten.
Ik vind dat onbegrijpelijk. Ik snap niet waarom je kansen of aanbod zou verminderen. We moeten aanbod vermeerderen, in plaats van aanbod verminderen. Ik snap niet waar het idee vandaan komt dat het om een ander niveau gaat, waar wij niet moeten om geven. Dat is geen inburgering of integratie, dat is nog asiel, enzoverder. We ontnemen de mensen de kans om vrijwillig een inburgeringstraject te volgen. Ik zie niet in wat dat anders kan doen dan leiden tot meer uitsluiting, en leiden tot meer verdeeldheid in onze samenleving.
Om al die redenen zullen wij – en dat weet u – tegen dit uitsluitingsdecreet stemmen. De uitgangspunten zijn verkeerd. Meer drempels invoeren gaat nooit leiden tot snellere integratie. Daar passen wij voor.
En u zei in de commissie, minister – en daarmee sluit ik af – ‘ik heb steeds geluisterd naar de sector en naar het middenveld, om hun terechte bezorgdheden op te vangen door gaandeweg bij te sturen.’ Dat is wat u hebt gezegd, en dat is ook een nobel streven. Maar vorige week hebben die sector en dat middenveld, hier voor de deur van dit parlement, duidelijk gemaakt dat het jammer genoeg is mislukt. Ze hebben luidkeels laten weten dat de bezorgdheden die ze hadden nog altijd recht overeind staan.
En u kunt van nee schudden, maar ik was daar. U was daar niet. Die mensen zijn onwaarschijnlijk ongerust over wat er gaat gebeuren als dit ontwerp van decreet erdoor komt. En dat zijn wel de mensen, minister, die elke dag helpen om mensen Nederlands te leren; die elke dag helpen om mensen in deze samenleving te integreren; die elke dag helpen om bruggen te bouwen, om linken te leggen. En als die mensen zeggen – ondanks het overleg dat er gebeurd is want niemand ontkent dat er overleg is geweest – dat hun bezorgdheden niet zijn weggenomen en dat dit een uitsluitingsdecreet is in plaats van een inburgeringsdecreet, dan kunnen wij niet anders dan tegenstemmen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik ben het eens met de collega’s dat dit inburgeringsdecreet een belangrijk ontwerp van decreet is. De toon zal wellicht een klein beetje anders zijn.
Onze fractie is zeer blij dat dit ontwerp van decreet vandaag op de agenda staat. Het is belangrijk. Inburgeren is noodzakelijk, en dat neem je er niet zomaar eventjes bij. Het is en blijft de weg om te integreren in onze samenleving, om deel uit te maken van onze Vlaamse samenleving. Het is een voorwaarde om te integreren en toegang te krijgen tot onze samenleving in al zijn aspecten.
Het integratiebeleid van Vlaanderen staat of valt met een gedegen inburgeringstraject. Daar zetten we nu op in. Ik geloof echt, en onze fractie gelooft echt, in de emancipatorische waarde van het inburgeringstraject. Vanaf volgend jaar gaat het hervormd inburgeringstraject van start met een bijkomende focus op zelfredzaamheid. We hebben hier als partij ook heel sterk op ingezet tijdens de regeringsonderhandelingen. Het nieuwe ontwerp van decreet ligt hier nu voor. We zijn daar verheugd over.
Meer dan ooit stellen we in dit decreet onze grondwaarden – de waarden van de verlichting, de waarden van de rechtsstaat – centraal. Onze waarden en normen, de manier waarop we in Vlaanderen met elkaar omgaan lijken een evidentie, maar dat zijn ze niet. Het is belangrijk om te leren hoe je Vlaming wordt onder de Vlamingen, en dat je daarbij wordt gewezen op je rechten, maar ook op je plichten.
In Vlaanderen hebben we respect voor ieders identiteit. Hierbij mogen we echter geen millimeter opgeven van onze verworven vrijheid en gelijkheid waar onze voorouders zo voor hebben gestreden. Dat is een duidelijke les die we van in het begin moeten meegeven.
Het Nederlands – ik heb dat hier al gezegd – is de taal die ons verbindt, de taal waarmee we met elkaar communiceren, die zorgt dat we elkaar verstaan, die zorgt dat we elkaar begrijpen, die zorgt dat we met elkaar kunnen samenleven. En we leggen de lat daar inderdaad bewust hoog, want net dat Nederlands is ook de sleutel tot werk, tot het hebben van een job. En dat zorgt voor maatschappelijke zelfredzaamheid, maar ook voor financiële zelfredzaamheid. En daarom gaan we de mensen ook sneller toeleiden tot de arbeidsmarkt.
Collega's, er wacht VDAB een heel belangrijke taak en dus ook de minister van Werk, maar ik heb haar zeer enthousiast bezig gehoord in de commissie.
Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat werk de sleutel is tot volledige integratie. Het zorgt niet enkel voor de financiële maar ook de maatschappelijke zelfredzaamheid. Het zorgt voor een netwerk, voor velerlei contacten, voor een maatschappelijk engagement. Het is de beste sleutel in de strijd tegen armoede en sociaal isolement. Het hebben van een job, is ook de weg naar meer sociale opwaartse mobiliteit.
Het inburgeringsbeleid wordt uitgebreid met een vierde, essentiële pijler: het netwerktraject. Het zorgt voor een betere en actieve participatie en integratie van de inburgeraar. Het kan met een buddyproject, met vrijwilligerswerk. De lokale besturen zijn een zeer belangrijke partner want zij staan heel dicht bij hun inwoners, oude en nieuwe. Nieuwe contacten leggen met je onmiddellijke omgeving en betrokkenheid bij de lokale gemeenschap, zijn essentiële ingrediënten voor een geslaagde integratie.
Het nieuwe inburgeringsbeleid zet in op die vier pijlers: kennis van het Nederlands, inzicht in onze Vlaamse samenleving, economische zelfredzaamheid en participatie aan onze maatschappij.
Ik heb daarnet ook gesproken over rechten en plichten. Dit ontwerp van decreet wordt door de criticasters al te gemakkelijk gereduceerd tot enkel en alleen het feit dat er een bijdrage wordt gevraagd of tot het feit dat de nieuwkomer zal worden getest. Maar een inburgeringstraject is niet vrijblijvend. Het kost ook aan de belastingbetaler een pak geld, meer dan 4000 euro. We vragen nu inderdaad een beperkte bijdrage van 4 keer 90 euro. Collega's, dat is minder dan het sociaal tarief in Nederland. In Nederland vraagt men enkel en alleen voor het ondertekenen van een nieuwkomersverklaring 150 euro. Voor de testen die moeten worden ondergaan vraagt men 250 euro. En dan zijn er nog de cursussen, waarover ik nog niet spreek. We vragen dus wel degelijk een zeer billijk tarief.
Onze fractie gelooft niet in een gratisbeleid. Het feit dat men moet betalen, geeft volgens mij ook een extra incentive om het inburgeringstraject snel en succesvol af te ronden. Dat moet ook ons doel zijn: snel en succesvol afronden en participeren aan de maatschappij.
We zullen informatie uitwisselen met de Dienst Vreemdelingenzaken. In het ontwerp van decreet staan voor mij twee zaken die eigenlijk een evidentie zouden moeten zijn. Ten eerste is dat informatie-uitwisseling met de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik heb er lang gewerkt. Die mensen moeten een beslissing nemen over het al dan niet verlengen van het verblijfsstatuut, onder andere op basis van elementen die aantonen dat de mensen ingeburgerd zijn. Het is dan toch maar evident dat we die objectieve informatie doorgeven van een Vlaamse overheidsdienst naar een federale overheidsdienst zodat men zich niet moet baseren op klachtenbrieven, zodat men zich niet moet baseren op bepaalde informatie waarvan men helemaal niet weet of die correct is of niet. Het is ook een evidentie dat het traject voorzien wordt voor mensen die zeker zijn dat ze hier kunnen blijven, dus niet voor mensen die nog in een procedure zitten. Enkel voor mensen die hier willen blijven en zullen moeten inburgeren, want die andere mensen moeten we toch geen valse hoop geven. We zien allemaal wat er gebeurt als we mensen die in zo'n precair statuut zitten, valse hoop geven. We moeten dit absoluut vermijden.
We zullen de nieuwkomers krachtig en zelfredzaam maken. Vlaanderen zet de komende jaren volop in op een snellere, actievere en succesvolle integratie. We verwachten inspanningen, veel inspanningen, maar daartegenover staat het deel uitmaken van een warme samenleving, het genieten van onze verworven vrijheden. Uiteindelijk streven we één doel na, en dat is een Vlaamse samenleving.
Minister, er staat heel wat werk te wachten. De uitdaging is groot en er moet nog verder worden uitgewerkt. Het nieuwe inburgeringstraject gaat begin 2022 van start. Dat is een strakke timing en een uitdaging, niet enkel voor u, maar ook voor minister Weyts met de lessen Nederlands en voor minister Crevits met VDAB en de toetreding tot de arbeidsmarkt.
Onze fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren. We wensen u veel succes met de uitwerking en zullen het verder opvolgen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Stel, u beslist om België te verlaten en te emigreren, iets wat steeds meer Vlamingen, jonge mensen, en joden ook, overwegen aangezien steeds meer wijken in onze steden aan het verworden zijn tot islamitische of Afrikaanse ‘hellholes’, ook wel eufemistisch omschreven als superdiversiteit. Stel dat u beslist om te emigreren naar een land ver hiervandaan, net zoals een groot deel van de Belgische immigranten afkomstig is uit een ver land in een ander continent met een compleet verschillende geschiedenis, waar een andere taal wordt gesproken, waar een totaal andere cultuur heerst, een land dus waar compleet andere normen en waarden, gebruiken en tradities heersen. China bijvoorbeeld, Marokko, Turkije, Afghanistan, Syrië, Irak of Somalië. Denkt u dan dat u daar met open armen zou worden ontvangen, en zo goed als gratis taal- en inburgeringscursussen en begeleiding naar werk aangeboden zou krijgen? Denkt u dan dat u daar überhaupt vrijheid van religie en van meningsuiting zou hebben? Denkt u dat u daar zou genieten van allerhande sociale rechten en uitkeringen? Neen, natuurlijk niet, eerder het tegendeel.
Nu zou u kunnen opwerpen dat dit toch niet betekent dat wij het hier in Vlaanderen ook op die manier moeten doen, zoals dus die genoemde ‘hellholes’ – China, Marokko, Turkije, Afghanistan, Syrië, Irak en Somalië. En dat klopt, alleen doet deze Vlaamse Regering al decennia precies het tegenovergestelde. Ze brengt het andere uiterste in de praktijk, waarbij elke nieuwkomer hier met open armen wordt ontvangen, en met fluwelen handschoentjes wordt behandeld. Dit nieuwe Inburgeringsdecreet brengt daar helaas nauwelijks verandering in. Nog altijd ligt er een woestijn van ruimte tussen enerzijds de intolerante, hatelijke of racistische wijze waarop islamitische en Afrikaanse hellholes omgaan met nieuwkomers, en anderzijds de wijze waarop de Vlaamse overheid dat doet. Dat is bijzonder problematisch voor onze vrije samenleving en vernietigend voor onze cultuur. Een heel groot aantal immigranten, asielzoekers en illegalen in Vlaanderen is nu juist afkomstig uit precies die islamitische en Afrikaanse hellholes, waardoor ze logischerwijze de normen en waarden belichamen die compleet haaks staan op de onze of er zelfs ronduit vijandig tegenover staan.
Bovendien bestaat er zoiets als wederkerigheid. De Nederlands-Iraanse rechtsgeleerde Afshin Ellian wijst erop dat wederkerigheid het wezen van de tolerantie is. Hij stelt dat waar de wederkerigheid niet bestaat, er geen sprake is van tolerantie maar van capitulatie. Dat is precies waar dit veel te tolerante nieuwe Inburgeringsdecreet voor staat: de capitulatie van onze vrije, extreem tolerante samenleving voor het intolerante deel van de migranten. Zoals onderzoeken en gebeurtenissen laten zien, is dat intolerante deel van mensen met een migratieachtergrond groot en ook groeiend.
Volgens het grootschalig onderzoek van socioloog doctor Ruud Koopmans, het Nederlandse hoofd van de cel Migratie bij het Berlijnse Centrum voor Sociale Wetenschap, zijn er in Vlaanderen ongeveer 200.000 moslimfundamentalisten. In Vlaanderen is dat ongeveer de helft van de moslimpopulatie. 66 procent van de moslims in Vlaanderen vindt dat moslims terug moeten naar de wortels van de islam. 82 procent vindt dat er maar één interpretatie van de Koran bestaat en dat elke moslim zich daar moet aan houden. 70 procent vindt – luister nu goed – dat de regels van de Koran belangrijker zijn dan de Belgische wetgeving. En dan maakt men vandaag plots ophef over de nieuwe islamitische regeringscommissaris, Ihsane Haouach, die gewoon hardop zegt wat zovele moslims willen, namelijk ons land islamiseren via de demografie en omvolking. Honderdduizenden moslims, zeker niet allemaal maar toch honderdduizenden, horen hier dus niet thuis in Vlaanderen. Voor hen zou er dan ook geen Inburgerings- maar een Uitburgeringsdecreet moeten komen.
Uit een enquête van VTM-nieuws en Humo bleek zelfs dat in Vlaanderen 1 op de 5 moslims begrip heeft voor Islamitische Staat en de manier waarop deze islamitische terreurorganisatie actievoert. Dat zijn 80.000 moslims in Vlaanderen die begrip hebben voor het onthoofden van ongelovigen en het tot seksslaaf maken van niet-islamitische meisjes en vrouwen. Laat dat tot u doordringen.
Hoe is dat toch zover kunnen komen? Simpel: de traditionele partijtjes Open Vld, CD&V en sp.a/Vooruit, die ook deze Vlaamse Regering besturen of hebben bestuurd, hebben nog nooit een strikt gecontroleerd en selectief migratiebeleid gevoerd. Nog nooit. En dat zijn ze ook niet plan. Dat willen ze niet. De facto is het dus al decennia zo dat iedereen die dat wil, dit land en dus ook Vlaanderen kan binnenkomen, legaal, dan wel illegaal. En de facto is het ook zo dat wie zich eenmaal op ons grondgebied bevindt, bijna nooit wordt uitgezet, wat hij ook op zijn kerfstok heeft. Met andere woorden, niet alleen de onderdrukten worden binnengelaten, maar ook de onderdrukkers. En dat zijn er velen. Dat heb ik hier twee weken geleden nog gezegd naar aanleiding van de resolutie tegen discriminatie en geweld tegen holebi's en transgenders.
En dus keurde het Vlaams Parlement, gelovend in de ultieme maakbaarheid, een kleine twintig jaar geleden het eerste Inburgeringsdecreet goed, alsof elke mens, afkomstig uit welke cultuur en met welke normen en waarden ook, door middel van wat cursusjes zou worden gekneed tot een vrijdenkende westerling, tot een Europeaan, tot een Vlaming. Die gevaarlijke illusie werd op een treffende manier verwoord door een bezorgde mevrouw, afkomstig uit Qatar. Na het volgen van zo'n integratiecursus in Noorwegen, zei deze mevrouw daarover, en ik citeer: “No Eastern man can be changed by a Norwegian class he goes to every Thursday. No one will change. As soon as they get their residency, they say goodbye to what they were taught.” Vrij vertaald: ‘Geen enkele man uit de islamitische wereld kan worden veranderd door een Noorse cursus waar hij elke donderdag naartoe gaat. Niemand zal veranderen. Zodra ze hun verblijfsvergunning krijgen, zeggen ze vaarwel aan datgene wat hun is geleerd.’ Dat zijn niet mijn woorden, maar wel die van een ervaringsdeskundige mevrouw uit Qatar.
De dom-naïeve maakbaarheidsidee dat alle mensen op aarde uiteindelijk vrijdenkende wereldburgers zijn of kunnen en zullen worden, en de daaraan gekoppelde globalistische ideologie dat de wereld een dorp moet, kan en zal zijn, heeft desastreuze gevolgen voor Vlaanderen. Het is opmerkelijk hoe zowel linkse als zogenaamd rechtse partijen elkaar daarin hebben gevonden. Samen vormen zij een giftige diversiteitscocktail tegen de belangen van de autochtoon, tegen de gewone Vlaamse man en vrouw. Zowel de links-progressieve wereldverbeteraar en ‘gutmenschliche’ utopist enerzijds, noem ze de culturele globalisten, als de liberaal en de kapitalist anderzijds, noem ze de economische globalisten, pleiten immers voor massa-immigratie en voor zogenaamde diversiteit.
Die culturele globalisten kan het in wezen niet echt schelen of de geïmmigreerde cultuurverrijkers willen en zullen werken en of ze op economisch vlak wel iets zullen bijdragen. Zij dromen immers vooral van een zogenaamde ‘melting pot’, van een superdiverse samenleving die niet meer dominant blank, christelijk en westers of Europees is. Hun oikofobie of zelfhaat, hun afkeer van onze eigen cultuur en beschaving, die door hen gretig wordt overladen met alle zonden van Israël, is zo groot dat ze alles omarmen wat anders is, zelfs wanneer dat andere, zoals de islam, haaks staat op of zelfs vijandig staat tegenover onze cultuur en vrije samenleving.
De liberaal, een economische globalist, gelooft dan weer dat mensen louter individuen zijn die, door er veel belastinggeld en energie in te steken, kunnen en zullen worden gekneed tot de gewenste globalistische kosmopolitische wereldburger.
De kapitalist tot slot kan het weinig schelen welke armoedige, achterlijke of barbaarse religieuze cultuur door de nieuwe consumenten en werkkrachten, die nota bene al te vaak werkloos blijven, wordt meegebracht. De maatschappelijke en sociaal-economische kosten daarvan worden toch afgewenteld op de belastingbetaler. Denk ook aan wat de bekende Nederlandse hoogleraar Paul Scheffer daarover zei. Ik citeer: “Het bedrijfsleven heeft in het verleden een groot stempel gedrukt op de immigratie, zonder enige verantwoordelijkheid te voelen voor de langetermijngevolgen.” En dus komt er door de massa-immigratie in dit land elke tien jaar een stad bij ter grootte van Antwerpen, zo’n half miljoen mensen, elke tien jaar opnieuw.
Volgens de recentste cijfers van Statistiek België is de bevolkingsgroei nu voor 100 procent het gevolg van massa-immigratie. In 1990 had slechts een op de veertig Vlamingen een niet-Europese achtergrond. Vandaag heeft al meer dan 1 op de 8 Vlamingen een niet-Europese achtergrond. In mijn eigen stad, Antwerpen, is het aandeel van mensen met een niet-Europese achtergrond de afgelopen dertig jaar meer dan verviervoudigd, van 8,3 naar 37 procent. In de Vlaamse centrumsteden betreft het zelfs een vervijfvoudiging op dertig jaar tijd, van 4 naar 20 procent. In heel wat steden, zoals de grootste Vlaamse stad, Antwerpen, zijn de autochtone Vlamingen al een minderheid in hun eigen stad. In Antwerpen is Mohammed al jaren de populairste voornaam voor pasgeborenen. In hele wijken in onze grote steden zijn moslims nu al de grootste minderheid, of zelfs de meerderheid. Men waant zich daar al lang niet meer in een Vlaamse, Europese, westerse vrije samenleving, maar in een islamitisch land zoals Marokko, Turkije, Pakistan of Somalië. De omvolking is volop bezig en resulteert in een culturele genocide waarbij onze niet-islamitische cultuur wordt vervangen door de islamitische cultuur.
Na zestig jaar massa-immigratie en naïeve en softe pogingen tot integratie of inburgering wordt onze samenleving dus in toenemende mate geteisterd door allerhande islamitische en Afrikaanse importfenomenen die hier, zestig jaar geleden, simpelweg niet bestonden, zoals: islamitische terreur en jihaddreiging; salafisme en moslimfundamentalisme; islamitische getto’s en bendegeweld; nieuwjaarsrellen en autobranden; de zogenaamde kleine jihad waarbij elke gelegenheid door moslims wordt aangegrepen om te rellen, te plunderen en de politie aan te vallen; haatpredikende imams; islamiserende moslimbeurzen waar moslimfundamentalisten prediken – dat heb ik zelf meegemaakt in Antwerpen; moskeeën die onze samenleving ondermijnen en ontwrichten – denk aan het Diyanetnetwerk van de Turkse sultan Erdogan; infiltratie door islamiserende organisaties zoals de Moslimbroederschap; koranscholen; tienduizenden kinderen die in die koranscholen door imams en hun islamleraren bang worden gemaakt met de hel en martelingen en het graf – luister naar wat onderzoeker Montasser AlDe'emeh daarover heeft gezegd; genitale verminking bij vrouwen; de opmars van de vrouwenonderdrukkende islamitische sluier, ook bij piepjonge meisjes; kindhuwelijken; levensgevaarlijke trouwstoeten; Midden-Oosterse clangevechten in onze straten, bijvoorbeeld tussen Turken en Koerden, waar overigens ook goed ingeburgerde mensen met een migratieachtergrond het slachtoffer van zijn. Ik denk aan een bevriend Indisch-Lets koppel, dat overigens geen inburgeringscursus nodig heeft gehad, dat de Antwerpse Brederodewijk is ontvlucht wegens de Turks-Koerdische clangevechten op leven en dood die daar soms plaatsvinden. Polygamie; groepsverkrachtingen; eerwraak en eerwraakmoorden; zelfcensuur of censuur inzake islamkritiek of het spotten met de islam; islamcritici en ex-moslims die massaal doodsbedreigingen krijgen en moeten onderduiken, denk aan het lesbische meisje Mila in Frankrijk en Lale Gül in Nederland; bange leraren die geen les durven te geven over de holocaust of Darwin; niqabs, boerka’s en boerkini’s in het straatbeeld; gescheiden zwemuren; handenschudweigeraars; zwembadterreur; islamitische chatgroepen zoals die Tsjetsjeense om homoseksuelen op te zoeken en in elkaar te slaan; geïslamiseerde wijken die door meisjes en vrouwen en herkenbare joden en homoseksuelen uit angst worden gemeden of waar ze hun kledij en/of gedrag aanpassen, enzovoort, enzoverder.
Wat een verrijking toch allemaal! In hele wijken in onze samenleving zijn het volkscafé, de kerk en de minirok vervangen door de halalwinkel, de moskee en de hoofddoek. Wie de islamitische wereld importeert – wat u allen gretig blijft doen – wordt uiteindelijk zelf de islamitische wereld. Jihadexpert Montasser AlDe'emeh, naar wie ik zonet verwees, heeft gezegd dat hij vreest dat we in Europa een potentiële burgeroorlog importeren. De islam europeaniseert of vervlaamst niet. Vlaanderen islamiseert. Recent stelde minister Somers echter dat de islamisering van Vlaanderen niet bestaat. Hoe blind kan een minister van Inburgering eigenlijk zijn?
Laat dit toch duidelijk gezegd zijn. Uiteraard zijn er uitzonderingen die de regel bevestigen, maar ik geloof niet in de integratie of inburgering van grote groepen mensen uit culturen en samenlevingen die totaal haaks op, of zelfs vijandig staan tegenover de onze. Dat er überhaupt zoiets moet bestaan als een inburgeringsbeleid, dat nota bene steeds meer belastinggeld kost en nu pas een heel klein beetje strenger gemaakt wordt – ‘too little too late’, natuurlijk –, toont het complete failliet aan van het integratiebeleid, dat zoals gezegd de facto een opengrenzenbeleid is. Dat migratiebeleid wordt reeds decennialang gevoerd door de traditionele partijen en recent ook vier jaar door de N-VA.
Dat migratiebeleid zou dermate strikt en selectief moeten zijn dat een integratie- of inburgeringsbeleid simpelweg overbodig is. De immigratielat moet op zowel kwantitatief als kwalitatief vlak dusdanig hoog komen te liggen dat inburgeringstrajecten niet nodig zijn en al zeker niet op kosten van de belastingbetaler. Dat houdt concreet in dat we hier slechts een zeer beperkt aantal nieuwkomers ontvangen door middel van een strikt jaarlijks immigratiequotum. Die nieuwkomers selecteren wij bovendien zelf op basis van twee criteria: ten eerste hun socio-economische bijdrage, en ten tweede hun culturele inpasbaarheid in onze samenleving. Uiteraard moeten vluchtelingen louter worden opgevangen in de eigen regio.
Onderzoek wijst immers uit dat een meerderheid van de moslims in een land als Afghanistan de sharia verkiest, inclusief de islamitische opvatting over niet-moslims, afvalligen, vrije meningsuiting, homoseksuelen en vrouwen. Waarom zouden we dan grote groepen Afghanen binnenhalen om die krampachtig te proberen in te burgeren. Welk nut heeft dat? Welk voordeel heeft dat voor onze samenleving? Wie gelooft, zoals minister Somers, dat de inburgering van grote groepen immigranten met zulke achterlijke en barbaarse islamitische opvattingen kan lukken door er steeds meer belastinggeld tegenaan te smijten voor inburgeringscoaches, de fameuze buddy’s, voor inburgeringscursussen en voor sociale voorzieningen, is een gevaar voor Vlaanderen en voor onze toekomst.
Wanneer ziet deze Vlaamse Regering in dat een succesvolle integratie en inburgering alleen mogelijk is wanneer ten eerste het aantal immigranten strikt beperkt wordt en dus beheersbaar blijft? Want het demografische, socioculturele en financieel-economische draagvlak van Vlaanderen is natuurlijk verre van oneindig en begrensd. Dit Inburgeringsdecreet blijft echter dweilen met de kraan wagenwijd open. De aanhoudende instroom van grote migrantengemeenschappen leidt tot gettovorming, apartheid en een parallelle samenleving. Ga maar eens kijken in bijvoorbeeld Molenbeek of Borgerhout.
Succesvolle integratie en inburgering zijn ook alleen mogelijk wanneer de nieuwkomer in kwestie de wil en het doorzettingsvermogen heeft om Vlaming onder de Vlamingen te willen worden. De slaagkans op integratie hangt echter zeer nauw samen met de mate waarin de cultuur in het land van herkomst gelijkaardig is aan, of compatibel met de onze. Kort gezegd: Italianen, Brazilianen en Chinezen aarden en integreren hier logischerwijze veel beter dan Marokkanen, Turken, Afghanen en Somaliërs. De kans dat een Japanner, Pool of Braziliaan niet integreert is vele malen kleiner dan de kans dat een Irakees, Marokkaan, Afghaan of Turk niet integreert. Met het hindoeïsme of boeddhisme bijvoorbeeld hebben wij geen noemenswaardige problemen, in tegenstelling tot de islam. Met andere woorden, en voor wie het nog niet heeft begrepen: een beperkt aantal Italianen, Chinezen, Polen, Amerikanen, Brazilianen, Indiërs of Japanners – deze lijst is uiteraard niet limitatief – kan Vlaanderen best wel aan. Maar de massale, ongecontroleerde immigratiestromen uit de islamitische wereld zijn een ramp voor onze samenleving en daar kan geen enkel integratietraject tegenop.
Niet alleen het Vlaams Belang waarschuwt hier al zovele jaren voor. Vlaanderens bekendste filosoof, Etienne Vermeersch, gaf ons drie levensnoodzakelijke lessen, die kennelijk alleen het Vlaams Belang ter harte neemt. Les 1: over immigratie en demografie zei Etienne Vermeersch: “Homogeniteit van een bevolking is belangrijk. Het is gevaarlijk grote groepen met een andere cultuur op te nemen.” Les 2, over de islam, van Etienne Vermeersch: "De islam is in het algemeen iets negatiefs." Les 3 van Etienne Vermeersch, over de instroom van illegale asielzoekers: "Wij hebben die mensen niet nodig, absoluut niet. 95 procent van de Syriërs zullen een belasting vormen voor ons sociaal systeem." Aldus Etienne Vermeersch.
Wat ons natuurlijk brengt bij het tweede grote probleem, namelijk de enorme financieel-economische kostprijs van de massa-immigratie van niet-integreerbare nieuwkomers. Recent was er de studie van de Nationale Bank van België over de economische impact van immigratie. De schrandere Nederlandse wiskundige en antropoloog doctor Jan van de Beek , legde deze studie onder de loep, maakte de nodige berekeningen en daaruit concludeerde hij het volgende. Over de volledige levensloop brengt een autochtoon onze economie gemiddeld 63.000 euro op; daarentegen kost een allochtoon van de eerste generatie ons gemiddeld bijna 200.000 euro, een verschil van gemiddeld 263.000 euro met een autochtoon. Een allochtoon van de tweede generatie kost ons gemiddeld 83.000 euro. Dat is nog altijd een verschil van gemiddeld 146.000 euro met een autochtoon. En dan zijn heel wat belangrijkste kostenposten, zoals onderwijs, veiligheid, justitie, sociale woningbouw, asielopvang, illegale en transmigratie en, last but not least, integratie en inburgering nog niet eens meegerekend. Volgens demograaf Jan van de Beek vindt er via onze schatkist dus een herverdeling plaats, een enorme geldtransfer, van autochtonen naar vooral niet-westerse immigranten uit Afrika en het Midden-Oosten. Hij concludeert dan ook letterlijk: “Stop de massa-immigratie om onze verzorgingsstaat betaalbaar te houden.”
In 275 van de 300 Vlaamse gemeenten is de armoede de voorbije 12 jaar groter geworden. Vooral in de gemeenten rond Brussel en Antwerpen blijkt die toename van de armoede zeer sterk. Een financiële studie van de bank ING toont aan dat steeds meer Vlaamse steden verloederen en verarmen omdat ze de bevolkingsgroei met vooral mensen met een migratieachtergrond fiscaal niet aankunnen. Naar aanleiding van deze studie noemde Jan Leroy, directeur bestuur bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) "veel van de bevolkingsgroei in Antwerpen" op sociaaleconomisch vlak" niet kwaliteitsvol".
Dit brengt me bij een ander fundamenteel probleem met dit nieuwe inburgeringsdecreet, namelijk de enorme kostprijs van het falend integratie- en inburgeringsbeleid voor de Vlamingen. De krampachtige pogingen om grote groepen in te burgeren die een compleet andere en op fundamentele punten zelfs tegengestelde cultuur hebben, kosten steeds meer Vlaams belastinggeld.
Heel het verhaal van gelijke kansen, integratie en inburgering kost ons op jaarbasis nu al bijna 100 miljoen euro. In totaal geeft de zogenaamd centrumrechtse Vlaamse Regering van de N-VA, Open Vld en CD&V een half miljard euro uit aan een nieuwe poging tot integratie en inburgering. Laat dat tot u doordringen. De inburgeraars zouden een schamele vier maal 90 euro moeten betalen om inburgeringscursussen te volgen en examens af te leggen. Dat is een peulschil en doorzichtige windowdressing, want de huidige kostprijs van een inburgeringstraject bedraagt meer dan 4500 euro per inburgeraar. De Vlaamse belastingbetaler draait dus nog altijd op voor meer dan 90 procent van de kostprijs van de inburgering. En dan hoor ik de N-VA hier zeggen dat ze niet geloven in een gratisbeleid. Wel, beste N-VA, deze inburgeringscursussen zijn nog altijd voor meer dan 90 procent gratis voor de inburgeraar, maar niet voor de Vlaamse belastingbetaler.
En dat maakt mij kwaad, want zeker in tijden van coronacrisis en allerhande wachtlijsten die niet opgelost geraken, zoals in de gehandicaptenzorg, en in het licht van de honderden miljoenen euro’s aan besparingen die de Vlaamse Regering doorvoert, is elke eurocent die naar de inburgering van steeds meer vreemdelingen gaat een regelrechte schande en compleet onrechtvaardig. Over onze gehandicapten verklaart de Vlaamse Regering, bij monde van minister Beke, doodleuk: “We moeten daar eerlijk in zijn, we hebben niet voor iedereen een persoonsvolgend budget klaar, de middelen zijn daarvoor niet voor handen.” Maar ondertussen worden wel honderden miljoenen euro’s aan immigranten en vreemdelingen uitgegeven. Het is echt te schandalig voor woorden.
Voor het Vlaams Belang, als enige partij hier, moeten de hardwerkende Vlamingen, onze kinderen, onze gehandicapten, onze ouderen en onze zwakkeren op de allereerste plaats komen. Laat vreemdelingen gewoon de volle pot betalen voor hun inburgeringstraject, namelijk 4500 euro. Dat zal ook ontradend werken om zomaar naar ons land te komen.
Ook van een echte resultaatsverbintenis van aanpassen of opkrassen is in dit nieuwe ontwerp van Inburgeringsdecreet nog altijd geen sprake. Het blijft pappen en nathouden zoals de voorbije decennia. In een normaal land met een normaal inburgeringsbeleid is het evident dat er een koppeling wordt gemaakt tussen de inburgering enerzijds en het verblijfrecht en de nationaliteitswetgeving anderzijds. Anders gezegd: wie niet slaagt voor zijn inburgeringsverplichtingen, zou geen verblijfsvergunning of nationaliteit mogen krijgen. Maar dit is België en dat is geen normaal land. Wie immers niet slaagt voor het inburgeringsexamen of na jaren nog altijd niet werkt, zal het land niet worden uitgezet.
De conclusie van bijna twintig jaar pogingen tot integratie of inburgering is dat Vlaanderen helaas alleen maar voller, armer en islamitischer wordt. Dat zal de komende jaren dus niet veranderen. Met dit inburgeringsbeleid zal Vlaanderen voller, armer en islamitischer blijven worden. Zoals gezegd, mag de Vlaming daar ook nog serieus voor betalen. Niet alles hoeft natuurlijk te verbazen aangezien met instemming van de NV-A in deze Vlaamse Regering de Mechelse diversiteitsgoeroe Bart Somers minister van Inburgering mocht worden. Bart Somers vindt – ik kan het niet genoeg herhalen – dat wij Vlamingen moeten integreren in deze diverse samenleving. Bart Somers heeft gezegd dat de islam een realiteit is in Vlaanderen waar we moeten mee samenleven, of we dat nu graag horen of niet. Bart Somers vindt dat alle hier geboren mensen van Maghrebijnse en Turkse afkomst Vlamingen zijn, dus ook die vele moslimfundamentalisten waar onderzoeken op wijzen. Bart Somers stelde zelfs dat wie zich niet aanpast aan de multiculturele realiteit even conservatief is als Islamitische Staat. Daarom stelt deze minister van Inburgering vele Vlamingen, volgens alle peilingen van de laatste twee jaar meer dan een miljoen Vlaams Belang-kiezers, gelijk aan de verkrachters en massamoordenaars van Islamitische Staat. Met Somers op Inburgering is er een pyromaan verantwoordelijk gemaakt voor brandbestrijding in Vlaanderen en dit nieuwe ontwerp van Inburgeringsdecreet is daarvan helaas het zoveelste bewijs.
Zoals u weet zijn we een constructieve partij en in een poging om dit nieuwe erbarmelijke Inburgeringsdecreet toch nog min of meer aanvaardbaar te maken hebben we zeven amendementen ingediend. De teneur daarvan hebt u al begrepen uit mijn uiteenzetting. De belangrijkste drie wil ik hier nog even kort samenvatten. Ze omvatten het kostendekkend maken van de retributie voor het inburgeringstraject, het aansporen tot remigratie van nieuwkomers wanneer ze geen respect hebben voor onze Vlaamse en Europese cultuur, en het garanderen dat personen met buitenlandse nationaliteit die een gebrek aan loyaliteit hebben betoond, voor onze samenleving hun recht op verblijf onverkort verliezen en dat Belgen met een migratieachtergrond die hun verplichtingen als burger niet nakomen, hun Belgische nationaliteit sowieso verliezen. Mijn goede collega Chris Janssens heeft die zeven amendementen uitgebreid toegelicht in de commissie. U kunt ze nog nalezen en we leggen ze hier vandaag opnieuw vol overtuiging ter stemming voor. Dank u. (Applaus bij Vlaams Belang)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
De Vlaamse overheid heeft in het verleden een pioniersrol gespeeld in de verplichte inburgering en inburgeringstrajecten voor nieuwkomers. Ik ben blij dat we een regering en een minister hebben die bereid zijn om de uitdagingen van deze tijd aan te gaan in plaats van staan te roepen aan de kant want dat brengt allemaal weinig zoden aan de dijk. Ik heb liever een regering en een minister die er werk van maken om nieuwkomers te integreren in de samenleving en om hen deel te laten uitmaken van onze samenleving.
In dit nieuwe ontwerp van decreet wordt meer ambitie aan de dag gelegd en daar zijn we blij om. Ik denk dat we samen met partijen die net hebben aangegeven het ontwerp van decreet niet te steunen, de ambitie delen om mensen deel te laten uitmaken van onze samenleving, ook al zijn er misschien verschillen inzake modaliteiten of uitvoering.
In elk geval liggen de ambities hoog. Een ervan is de verplichte inschrijving bij VDAB. Wanneer momenteel slechts 48 procent van de personen met een inburgeringstraject bij VDAB terechtkomt, is dat een probleem. Dat wordt in dit ontwerp van decreet aangepakt om de economische zelfredzaamheid van inburgeraars te vergroten.
Het niveau van de Nederlandse taal, het is ook gezegd door collega De Vreese, de taal die ons verbindt en die vooral een poort is tot participatie aan de samenleving, wordt opgetrokken. We willen meer kansen geven om een toekomst uit te bouwen in onze samenleving maar dat betekent ook dat er het nodige aanbod en de nodige middelen moeten zijn om dat waar te maken. Dat betekent onder andere dat we aan de minister vragen om rekening te houden met een voldoende breed en bereikbaar aanbod. We hebben van de centra voor basiseducatie gehoord dat zij tot nu toe niet de mogelijkheid hebben om daar een rol in spelen. Er zijn ook de opmerkingen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de mogelijke vrijstellingen maar dat zijn modaliteiten die nog verder moeten worden bepaald.
Het netwerk- en buddytraject is nieuw, ambitieus en heel belangrijk. We staan daar 100 procent achter. We bekijken ook uit naar de ervaringen in de proeftuinen die daarover hebben plaatsgevonden bij verschillende besturen en naar de verdere monitoring zodra de nieuwe pijler ingang zal vinden. Het zal niet voor elk lokaal bestuur evident zijn om in voldoende aanbod te voorzien. Het is ontzettend belangrijk dat dat toch gebeurt en dat we de inburgeraars vaardigheden en kennis kunnen bijbrengen, maar dat moet gebeuren op een adequate manier. Er moet een voldoende en gegarandeerd aanbod zijn, ook bij de kleinere besturen. Daarnaast moeten er ook voldoende vrijwilligers zijn en dus een goede balans tussen professionaliteit en vrijwilligers. Minister, wij vragen u om de gemeenten daarin bij te staan.
De haalbaarheid van 1 januari 2022 moet worden bekeken. De gemeenten moeten voldoende ondersteund zijn en er moeten voldoende aanspreekpunten zijn om hulp te bieden. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) heeft ook aangegeven dat de financiering van dichtbij moet worden bekeken.
Verder minister, maar we zijn er zeker van dat u dat zult doen, willen wij u vragen ervoor te zorgen dat dit budgetneutraal zal zijn voor de lokale besturen en dat er onderweg voldoende overleg is met die lokale besturen.
Over het betalend karakter van het inburgeringstraject is al heel wat gezegd. We gaan helemaal akkoord met de bijdrage die moet worden geleverd maar wat de vrijwillige inburgeraars betreft, moeten we ervoor zorgen dat we geen mensen verliezen. Ook hier moeten we de kosten voor de lokale besturen bekijken. Het betalend maken moet voldoende worden gemonitord, maar we zijn ervan overtuigd dat dit zal gebeuren, om ervoor te zorgen dat niemand wordt verhinderd om deel te nemen. Hetzelfde geldt voor de resultaatsverbintenis. Ook hier moet er veel aandacht zijn voor de uitwerking van de testen. Het mag geen extra drempel worden, het moet een motivatie blijven om meer in te burgeren. Er moet ook over gewaakt worden dat de uitwerking van die testen voldoende en tijdig zal gebeuren.
Over sociaal tolken en vertalen hebben we al vaak van gedachten gewisseld. Voor inburgeraars is dat kosteloos, voor het vervolgtraject is dat betalend en ook daar blijven er toch signalen komen dat er extra aandacht nodig is voor een aantal Vlaamse bevoegdheden zoals Gezondheid en Onderwijs, bijvoorbeeld in gezondheidstrajecten, maar dat valt buiten dit ontwerp van decreet.
U zult ook moeten rekenen op uw collega-ministers. De minister van Onderwijs is hier al bij ons. Ik denk dat er nog heel wat werk op de plank ligt, ook voor de minister van Onderwijs. Ook de minister van Werk zal nog heel wat voorbereidingen moeten treffen. Het is voor de hele regering een uitdaging om dat tot een goed einde te brengen. Er moeten nog heel wat modaliteiten worden bepaald. Net zoals de collega's, wil ik u daarbij veel succes wensen. We zijn ervan overtuigd dat dat zal lukken. We willen u ook nog vragen om voldoende oog en oor te hebben voor mensen die daar dagelijks op het veld mee aan de slag zijn en voor de steden en gemeenten die uiteraard een zeer grote rol moeten vervullen. We zijn er zeker van dat het ontwerp van decreet de basis legt van een nog meer solide beleid dat nieuwkomers kansen zal bieden om deel uit te maken van onze samenleving. We gaan dit uiteraard met onze fractie volmondig steunen. We wensen u veel succes bij de verdere uitwerking.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank aan de collega's die hun hongerige maag nog even trotseren. Als laatste spreker vanuit de parlementaire banken in het debat, heb je een voor- en een nadeel. Het nadeel is dat er al heel veel gras voor je voeten weggemaaid is. Ik zal proberen niet te veel in herhaling te vallen, maar mijn excuses als dat toch gebeurt. Het voordeel is dat je alle tussenkomsten aandachtig hebt beluisterd en de argumenten al hebt gehoord.
Ik doe alvast die vaststelling dat ik extreemrechts over het nieuwe Inburgeringsdecreet hoor fulmineren dat dit een schande is, dat we veel te soft zijn voor nieuwkomers en dat dat een fluwelen handschoen is. Ik hoor aan de linkerzijde en de extreemlinkerzijde zeggen dat dit ontwerp van decreet een pure schande is want we vragen veel te veel van die nieuwkomers, dat ze dat allemaal niet zullen kunnen en dat men drempels optrekt. Dan is mijn eerste conclusie dat dit ontwerp van decreet misschien wel de gulden middenweg is en misschien toch niet zo slecht is, mocht men daaraan twijfelen, wat ik voor alle duidelijkheid niet doe. Ik ben daarvan overtuigd, niet door die binaire vaststelling die ik hier maak, maar vooral door de inhoud van dit ontwerp van decreet.
Collega's, ik denk dat het ongeveer twintig jaar geleden is, in 2004, toen nog onder mijn dierbare collega, toenmalig minister van Inburgering Marino Keulen, dat we in Vlaanderen de inburgeringscursussen voor nieuwkomers hebben ingevoerd. Daarmee was Vlaanderen een voorloper inzake inburgeringsbeleid in de wereld. Ik wik mijn woorden, maar ik denk dat we met dit ontwerp van decreet, ongeveer twintig jaar later, opnieuw voorloper zullen worden in het inburgeringsbeleid voor de rest van de wereld. Hier zitten immers belangrijke hervormingen in die deze stelling echt wel onderbouwen.
We hebben lessen getrokken. De voorbije twintig jaar hebben we natuurlijk ook vastgesteld dat er zaken zijn die nog niet zijn opgelost met de inburgeringscursussen die we tot nu toe kennen. Ik som er twee op. We moeten vaststellen dat vandaag nog te weinig nieuwkomers of mensen met een vreemde herkomst, aan het werk zijn. Het aantal werkenden is de voorbije jaren sterk gestegen: er is nu een werkzaamheidsgraad van 59 procent. Dat is een enorme vooruitgang, maar we kunnen er natuurlijk niet buiten dat er nog altijd een kloof is ten aanzien van mensen van Belgische afkomst, waar we een werkzaamheidsgraad van 75 tot 76 procent kennen. Er is dus nog een achterstand inzake werk. Collega's, we kunnen er ook niet buiten dat we moeten vaststellen dat we nog al te vaak naast elkaar en te weinig met elkaar samenleven.
Dat zijn twee vaststellingen waar we met dit ontwerp van decreet iets aan willen doen. Hoe doen we dat? Door extra inspanningen te vragen van nieuwkomers. Dat is juist. Daar kunnen we ook niet buiten. Dat moeten we durven doen. Maar dat doen we niet om hen te jennen, zoals men vanuit links probeert de mensen wijs te maken, maar vooral om hen daardoor sterker te maken. Daarom trekken we de taalvereiste op en scherpen die aan, onder andere met die gestandaardiseerde testen. Daarom zeggen we aan nieuwkomers dat ze binnen de twee maanden ingeschreven moeten worden bij VDAB en een individuele begeleiding op maat krijgen richting een job of richting een opleiding. Dat is juist. Dat vragen we hen om hen sterker te maken en om hun kansen op onze arbeidsmarkt serieus te verhogen.
Dat is niet enkel goed voor henzelf. Ze worden daardoor zelfredzaam. We weten dat een job nog altijd de grootste motor van integratie is. Maar dat is ook een goede zaak voor ons allemaal. Het is in het parlement al vaak gezegd dat onze Vlaamse economie een enorme krapte op de arbeidsmarkt kent. Heel veel vacatures geraken niet ingevuld.
Dus ik denk dat het dom zou zijn om het potentieel, dat we daar hebben liggen aan nieuwkomers, links laten liggen. Ik denk dat we die net kunnen gebruiken om bijvoorbeeld die openstaande vacatures in te vullen.
Maar, collega’s, ik sprak van de gulden middenweg. Waarom? Omdat we niet enkel extra inspanningen vragen van nieuwkomers, we geven ook extra kansen op integratie en participatie, op een sociaal netwerk in onze samenleving. Daarin zit misschien wel de grootste hervorming van dit decreet, namelijk de invoering van de ‘vierde pijler’. Dat is een pijler waarbij we mensen niet alleen onze taal leren, niet alleen onze fundamentele waarden en normen, de fundamentele spelregels, het respecteren van onze vrijheden, niet alleen begeleiden in de richting van een job, maar vooral ook: hun de kans geven om zich te integreren in onze Vlaamse samenleving. Hoe doen we dat? Door het in te schakelen in vrijwilligerswerk, via een bedrijfsstage, of mee op pad te laten gaan met de buddy. Die vierde pijler, daarvan werd in de hoorzitting ook gezegd, door professoren, dat we daarmee een belangrijk hiaat van het inburgeringsbeleid – zoals het tot nu toe was – opvullen. Die vierde pijler gaat ervoor zorgen dat we met Vlaanderen terug voorloper gaan worden. Het is een baanbrekende hervorming die in dit decreet zit ingebakken.
Kortom, collega’s, met dit decreet verhogen we niet enkel de kansen op werk, maar ook op samenleven. Ik heb de kritieken gehoord. Vooral aan de linkerkant. Van de extreemrechtse kant verbaast het me natuurlijk niet, maar langs de linkse kant verbaast het me eigenlijk wél, in alle eerlijkheid. We verhogen de drempels? Ik ga daar niet mee akkoord. We verhogen niet de drempels, we verhogen vooral de kansen voor die mensen om hier in onze samenleving te integreren.
Trouwens, de kritieken die ik nu hoor vanuit de linkerzijde, die komen ook zeer goed overeen met de kritieken die destijds kwamen toen we gestart zijn met die inburgeringscontracten. Ook toen kwam de kritiek dat we veel te veel zouden vragen van nieuwkomers. Ondertussen hoop ik toch dat – behalve extreemrechts – iedereen overtuigd is van het belang dat dergelijke inburgeringscontracten hebben voor de integratie van nieuwkomers. Wil dat zeggen dat we stoïcijns doof moeten blijven voor de bekommernissen die geuit zijn? Nee, natuurlijk niet. Maar collega’s, laat ons eerlijk zijn, veel van de bekommernissen die geuit zijn, zijn bekommernissen die gaan over de uitvoering van het decreet. Ik heb soms het gevoel dat sommige mensen niet weten wat een decreet is, en wat uitvoeringsbesluiten zijn. Heel veel van die kritiek, dat alles nog niet tot in detail is uitgewerkt, vind ik niet correct. Natúúrlijk moet hier nog veel over worden uitgewerkt, maar daarvoor dienen natuurlijk uitvoeringsbesluiten. De minister heeft hier in de commissie heel duidelijk aangegeven dat hij voor de uitwerking van die uitvoeringsbesluiten en voor de uitwerking van dit decreet, volop de dialoog aangaat met het werkveld, met de expertise die er vandaag is, en dat hij dus ook gehoor zal geven aan de bekommernissen die daar leven. Hij heeft dat trouwens al bij de voorbereiding van het decreet gedaan, en ik twijfel er dus geen seconde aan dat het bij de uitwerking van het decreet ook zal gebeuren.
Toch nog even iets over de kritiek over het verhoogde taalniveau naar B1, en dan kijk ik toch een beetje naar collega D’Haese, die eigenlijk wat provocerend tegen de minister zei: ‘U gebruikt dat ook als argument richting de emancipatie van vrouwen uit de moslimgemeenschappen.’ Collega D’Haese, ik zal u een citaat geven: “Het is bij bepaalde migrantengemeenschappen zeer moeilijk om ook de vrouwen te bereiken (...). Als ze moeten, hebben ze meteen een argument om thuis weg te moeten”. Collega’s, dat is een citaat, niet van Bart Somers, maar van Mieke Vogels, 14 oktober 2002 in De Standaard. Geen partijgenoot van u, mijnheer D’Haese, gewoon om maar te zeggen dat het verhaal om ons te verwijten dat we hiermee ook iets emancipatorisch willen doen, richting vrouwen uit die gemeenschappen, dat beschouw ik echt niet als een verwijt, want ik krijg daarvoor ook steun van een voorvechtster uit linkse hoek, vanuit Groen. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Collega’s, deze aandachtspunten, die er zeker zijn, moeten we opvolgen. Zoals gezegd, dat engagement is er. Maar die aandachtspunten mogen, wat ons betreft, toch nooit een excuus zijn om het decreet, zoals het hier nu voorligt, in zijn geheel af te wijzen. En dan mag je het mij niet kwalijk nemen, maar dan kijk ik toch vooral naar de linkerzijde. Ik begrijp écht niet dat jullie hier zo tegen kunnen zijn, tegen dit decreet.
Het is een ontwerp van decreet waarmee we mensen meer kansen geven op een job. Het is een ontwerp van decreet waarmee we de deuren zullen openen tot participatie. Kortom, het is een ontwerp van decreet waarbij we de kansen op zelfredzaamheid, op integratie en dus emancipatie zullen verhogen. Hoe kun je daar als links-progressieve partij tegen zijn?
Ik verwijs opnieuw naar Mieke Vogels, die in het begin van dit millennium, in 2000, in aanloop naar het Inburgeringsdecreet van 2004, volop mee aan de kar trok van het inburgeringsverhaal en van de inburgeringscursussen. Zij wist goed hoe belangrijk dit is, niet alleen voor de nieuwkomers, maar ook voor onze samenleving zelf. Want zulke inburgeringscursussen en zo'n inburgeringsbeleid kunnen voor een stuk de voedingsbodem wegnemen van al degenen die niet liever hebben dan dat de problemen in onze samenleving en tussen de verschillende gemeenschappen alleen maar groter zouden worden. Met dit inburgeringsbeleid had zij ook de bedoeling om die voedingsbodem mee weg te nemen en die problemen aan te pakken. En dat is wat we met dit ontwerp van decreet opnieuw doen, waarin we verdergaan. En ik begrijp dus echt niet hoe je als links-progressieve partij... Je kunt vragen hebben bij de uitwerking, dat begrijp ik. En zoals gezegd, zal daar rekening mee worden gehouden. Maar je met hand en tand verzetten tegen de principes van dit ontwerp van decreet, sorry, dat begrijp ik niet. Maar goed, dat zal misschien aan mij liggen.
Want, collega's, dit ontwerp van decreet bevat echt wel belangrijke en noodzakelijke hervormingen om van inburgering een groter succes te maken. Collega's, dat is een succes dat we misschien niet zozeer moeten afwegen aan het aantal cursussen die we zullen geven en het aantal attesten die zullen worden afgeleverd, maar vooral aan de mate waarin we erin zullen slagen om nieuwkomers effectief deel te laten uitmaken van onze samenleving, door een job te hebben, maar ook door te participeren, in de jeugdclub, in de sportclub, op school, in ons verenigingsleven. Kortom, door hen de kans te geven om volop mee te bouwen aan onze Vlaamse samenleving.
Wij zijn ervan overtuigd dat dit ontwerp van decreet de kansen op succes aanzienlijk zal verhogen. Het zal, voor alle duidelijkheid, niet het enige middel zijn. Dat moeten we elkaar niet wijsmaken. Er zal natuurlijk veel meer nodig zijn dan een nieuw Inburgeringsdecreet. Maar dit nieuwe Inburgeringsdecreet zal er wel een belangrijke bijdrage toe leveren. En daarom, mocht u daar nog aan twijfelen, collega's, zal onze fractie dit ontwerp van decreet met heel veel overtuiging mee goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega's, een aantal sprekers hebben er al naar verwezen, zowel op de oppositiebanken als op de meerderheidsbanken: het ontwerp van decreet dat hier ter debat en ter stemming voorligt, het Inburgeringsdecreet, is een heel fundamenteel decreet. Het gaat over een heel fundamentele en omstreden maatschappelijke uitdaging: hoe slagen we erin om gemiddeld ongeveer 10 à 12.000 mensen per jaar die illegaal in ons land zijn en die van de federale overheid de toelating hebben gekregen om een verblijfstitel te krijgen, die vallen onder de verplichting om zich in te burgeren, op een succesvolle manier een plaats te geven in Vlaanderen, zodat ze op een actieve manier kunnen bijdragen aan de Vlaamse samenleving en van hun persoonlijk leven een succes kunnen maken?
Het gaat over 12.000 mensen per jaar. In hoofdorde gaat het over 2 groepen: de groep van mensen aan wie wij asiel verlenen omdat ze op de vlucht zijn en de groep van mensen die behoren tot de huwelijksmigratie en volgmigratie. Daarnaast is er een iets grotere groep van mensen die rechthebbend zijn, die een beroep kunnen doen op het inburgeringsbeleid, om de tools, de hefbomen te krijgen om zich in te passen in Vlaanderen. Daarbij gaat het over een orde van grootte van 30.000 à 40.000 mensen per jaar. Het gaat vooral over mensen uit de EU en mensen die hier tijdelijk werken voor bedrijven en op basis van bijvoorbeeld een arbeidscontract.
Hoe doen we dat succesvol? Wel, we doen dat op dit moment niet goed. Wij falen daarin, in belangrijke mate. Wij falen daarin als je naar de cijfers kijkt. Die cijfers zijn confronterend.
We zijn in Europa het land met de grootste activiteitskloof. Nergens in Europa is het verschil tussen mensen met autochtone roots die participeren aan de arbeidsmarkt en mensen met allochtone roots die participeren aan de arbeidsmarkt, zo groot als in Vlaanderen. De tóp.
We stellen tegelijkertijd vast dat maar een op de twee van de mensen die in ons land binnenkomt, gaat aankloppen bij VDAB om te zeggen: ‘Kijk, ik ben nieuw in deze maatschappij, ik zou actief willen zijn op de arbeidsmarkt, hoe kunt u mij helpen, wat kan ik doen?’ Slecht één op de twee van die mensen. Na twee jaar is slechts 50 procent van de mannen aan de slag. Na twee jaar is slechts 30 procent van de vrouwen aan het werk. Dat is niets om fier op te zijn. Dat zijn kansen van mensen die we weggooien, mensen die vaak eerst een jaar in een asielcentrum zitten, in afwachting van een erkenning, die dan maatschappelijke oriëntatie volgen in de taal die ze begrijpen, dan Nederlands volgen en dan bekijken wat ze op de arbeidsmarkt gaan doen. Vaak zijn we dan tweeënhalf tot drie jaar verder. Neem uzelf als voorbeeld. Beeld u in dat u drie jaar in zo’n situatie zit, in een situatie van afhankelijkheid, van inactiviteit. Hoeveel talent, hoeveel energie, hoeveel attitude verlies je daardoor? Je komt in een cultuur van afhankelijkheid terecht. Zo gebeurt het vandaag met nieuwkomers in Vlaanderen. Dan moet u weten dat 39 procent van die mensen in inburgeringstrajecten hooggeschoold is. Ook ons beeld van die mensen is immers vaak fout. Dan kun je nog zeggen dat een universiteit in Syrië of Turkije niet vergelijkbaar is met een van bij ons. Daar kan men over discussiëren, maar alleszins zijn het mensen die een zekere opleiding hebben genoten, die dus zouden kunnen bijdragen aan de samenleving. Toch doen we dat absoluut niet goed.
16 procent van hen die in een inburgeringstraject zitten, leeft van een leefloon, en 30 procent van hen die verplicht zijn. Dat is een spectaculair cijfer, als je weet dat 70 procent van degenen die verplicht inburgeringscursussen volgen, volgmigranten zijn, over wie de wet zegt dat ze maar kunnen komen tot een nieuw gezin, dat ze maar kunnen trouwen met iemand als ze een minimaal inkomen hebben dat een stuk hoger is dan datgene wat recht geeft op een leefloon. Dan zitten heel veel mensen inderdaad in een precaire situatie van ongelooflijke afhankelijkheid. Is dat echter een wet van Meden en Perzen? Hoeft het zo te zijn dat mensen die in een nieuwe samenleving komen, met energie, met talent, op arbeidsactieve leeftijd, als enige perspectief hebben dat ze moeten wachten, wachten, wachten en leven van een leefloon? Ik geloof dat absoluut niet. Dat doet me revolteren. Ik denk dat wij in Vlaanderen beter kunnen dan dat.
Als ik dan luister naar de tussenkomsten over het Vlaams inburgeringsbeleid dat de voorbije jaren is opgebouwd, dan hoor ik een verwachte reactie. Van extreemrechts hoor ik een heel somber verhaal. Het schildert een zwartgallig toekomstbeeld van Vlaanderen, dat ons volgens mij nergens verder helpt. Wat ons helpt, is de problemen onder ogen zien, de dingen bij naam noemen, maar vooral werken aan oplossingen, aan vooruitgang. Hoe kunnen we tienduizend mensen op een bevolking van 6,6 miljoen op een veel efficiëntere en betere manier doen inburgeren?
Mijnheer D’Haese, u hebt veel gezegd, en ik voel me niet rap gekwetst, maar één ding is bij mij wel blijven hangen: u zegt dat ik vanachter mijn laptop moet komen. U bent de tolk van die mensen. Dan wil ik via u aan die mensen zeggen dat ik in mijn leven niet achter een laptop heb gezeten, dat ik in de samenleving heb gestaan, in een superdiverse stad. Ik heb daar dag in dag uit aan gewerkt. Op het moment dat er de laatste keer een kans was om te regulariseren, waarbij de voorwaarde was dat men Nederlands moest spreken, was ik de enige burgemeester die al die honderden mensen een voor een op zijn bureau heeft ontvangen, om met hen te praten en te bekijken hoe hun Nederlands was. Ik heb al hun verhalen gehoord. Ik ben daar dag in dag uit mee bezig geweest. Ik zie dus de mogelijkheden en de kansen om vooruitgang te boeken, en ik wil die grijpen. Ik vind het mijn plicht als minister om te proberen een inburgeringsbeleid te maken dat tot de top van Europa behoort.
En dan ben ik niet verbaasd van wat extreemrechts vertelt, maar ik ga eerlijk zeggen, en dat komt uit de grond van mijn overtuiging, dat ik echt teleurgesteld ben – collega Ongena heeft het ook al gezegd – in hoe sommige linkse partijen dit evalueren. Ik zeg sommige, want ik heb een onderscheid gehoord tussen een aantal partijen. Ik heb de collega’s van Vooruit goed beluisterd: kritisch, maar genuanceerd. Ik heb twee andere partijen uit de linkerzijde gehoord die echt negatief zijn. De voorbije weken heb ik van hen eigenlijk niet veel meer gehoord dan dat dat Inburgeringsdecreet vooral drempels opwerpt. Men gaat dan heel vaak terug naar het feit dat mensen vier keer 90 euro moeten betalen op twee jaar tijd. Dat is eigenlijk de mantra om een ongelooflijke emancipatorische uitdaging keer op keer neer te sabelen.
Men is blind voor alle nieuwe kansen en alle nieuwe emancipatorische trajecten die in dat Inburgeringsdecreet staan. Dat revolteert mij. Dat maakt me opstandig. Ik kan niet begrijpen hoe een linkse partij daar zo naar kan kijken. U kunt zeggen: ‘dat is een probleem van timing, want minister, u bent niet zeker dat op het einde, begin 2022 iedereen al een buddy gaat hebben.’ Alsof iemand een inburgeraar gaat veroordelen als de overheid hem geen buddy kan geven. Ik hoop dat we er op 1 januari voor iedereen een hebben. Als we er op 1 januari maar voor 95 procent van de mensen een hebben of maar voor 80 procent en als die andere 20 procent pas in april en mei geregeld is, dan wacht ik niet tot in april en mei, dan begin je al met die 80 procent. Want voor die mensen is dat een kans om vooruitgang te boeken.
Ten tweede zou het niet voldoende uitgewerkt zijn. Het is een ontwerp van decreet! Natuurlijk moeten er nog uitvoeringsbesluiten komen. Dat is de evidentie zelf. Ik begrijp niet dat men zich achter zulke opmerkingen verschuilt om niet mee de schouders onder zo’n beleid te zetten, om dat mee te omarmen. Want wat doen wij? Ik heb niemand horen zeggen, toen ik minister werd, dat er tienduizend mensen op een wachtlijst stonden. Dat zijn dus mensen die al gemiddeld anderhalf jaar in een asielcentrum zitten en daar met hun vingers zitten te draaien, afwachten of ze erkend kunnen worden of niet, en dan in Vlaanderen voor het inburgeringsbeleid moeten komen. Dan moet men tegen die mensen zeggen: u moet nog een jaar of zes of negen maanden wachten. Nog eens wachten. Nog eens wachten voor het leven kan beginnen, voor u kunt bijdragen, voor u een toekomst kunt bouwen. Op één jaar zijn die wachtlijsten gehalveerd van tienduizend naar vijfduizend. Mijn engagement is dat die tegen het einde van het jaar helemaal weg zijn. U hebt dat niet gehoord?
Binnen de twee maanden zal iedereen naar VDAB gaan. Binnen de twee maanden zorgen we ervoor dat elke inburgeraar bij VDAB langsgaat, waardoor hij een gesprek heeft over hoe hij kan functioneren op onze arbeidsmarkt: welk aanbod is er voor u, wat is voor u realistisch en wat niet, welke omscholing zou u moeten volgen, in welk traject kunnen we u steken? Gaat VDAB dat wel kunnen? Gaat VDAB dat wel willen? Verdorie, een afspraak in de regering. Minister Crevits heeft dat mee ondertekend. Minister Crevits zet daar haar schouders mee onder. In de plaats van te zeggen ‘eindelijk kan men binnen de twee maanden naar VDAB’ krijgen we gezeur en gezanik.
Vervolgens is er het buddyproject: dat wordt weggezet als een faits divers. Vanuit heel Europa komt men hier naar kijken. Dat is een project waar professor Phalet van KU Leuven van zegt: ‘als je een buddy hebt, verdubbelen je kansen op de woning- en de arbeidsmarkt. Als we in een klankbordgroep spreken met mensen die het inburgeringstraject al achter de rug hebben, wat is dan het eerste dat ze zeggen? Hun probleem is dat ze niet kunnen connecteren met de Vlaamse samenleving. Ze kennen geen Vlaming. Ze kunnen amper hun Nederlands oefenen. Niemand spreekt met hen.
We zorgen ervoor dat die een buddy hebben, dat die veertig uur samen kunnen optrekken en uit de ervaring in de steden waar we dat al doen, blijven die banden bestaan. Die mensen krijgen een hechte connectie met de samenleving. Ik hoor altijd zeggen dat we segregatie moeten tegengaan. Wel, zo gaat u segregatie tegen. In al die gezinnen van die buddy’s gaat voor de eerste keer, waarschijnlijk in de geschiedenis van dat gezin, iemand binnenkomen met andere roots die in de intimiteit van dat gezin zal zijn, die daarmee zal praten. De steden die dat vandaag al doen, hebben daar alleen maar uitsluitend positieve ervaringen mee. Wat zegt links? In de plaats van te zeggen: ‘dat is een fantastisch project, dat moeten we doen, we moeten daar achter zitten, dat voluntarisme, die positieve energie in de samenleving, het mobiliseren van wat er in de samenleving bestaat’, zeggen ze: ‘is dat voldoende administratief onderbouwd? Is dat voldoende kwaliteitsvol? Is dat voldoende…?’ We gaan dat doodslaan voor het begonnen is. Het moet kapot voor het begonnen is.
Ik revolteer daarvan. Ik word echt kwaad. Dan zegt u een burgemeester te hebben gehoord die daartegen is. Ik heb er tientallen gehoord die daarvoor zijn. Ik heb alle burgemeesters gesproken van de centrumsteden, waar 60 tot 70 procent van de mensen terechtkomen. Zij zijn er een voor een enthousiast over. Zij begrijpen dat dit een van hun problemen zal wegwerken, namelijk de segregatie. Dat is toch iets waarvan de linkerzijde zou moeten zeggen: wauw! Het is gemeenschapsopbouw van onderuit. Maar neen, de reactie luidt: is het wel administratief genoeg geregeld en gaat het op 1 januari voor iedereen in orde zijn?
Wat een derde of vierde emancipatorisch traject betreft: hoe gebeurt dat vandaag? Paternalistisch. Eerst maatschappelijke oriëntatie, in een taal die men verstaat. ‘Mevrouw of mijnheer, welke taal kun je spreken? In die taal geven wie die cursus.’ En als die cursus gedaan is, gaan wij u Nederlands leren. En als uw Nederlands gedaan is, gaan wij even naar de arbeidsmarkt kijken. Wel, wij schuiven dat nu in elkaar. Wij zorgen ervoor dat dat gelijktijdig gebeurt, dat het veel rapper kan. Wij zorgen ervoor dat mensen door op de arbeidsmarkt actief te zijn Nederlands leren op de werkvloer, dat maatschappelijke oriëntatie geen theorie is maar praktijk wordt. Ik heb geen enkele van de linkse partijen dit horen toejuichen: ‘fantastisch, eindelijk, geen jaar wachten, het gaat veel sneller’. Ik heb dat niet gehoord.
Wij maken cursussen op maat. Vandaag gebeurt dat niet. Vandaag wordt een professor en een analfabeet, een langgeschoolde en kortgeschoolde, samen in dezelfde klas gezet. Zij moeten dezelfde cursus maatschappelijke oriëntatie volgen. Dat is vernederend voor de ene en onmogelijk voor de andere. De leerkracht die dat moet geven, beschikt zelf niet over een gestandaardiseerde cursus. Als wij dat op maat kunnen maken, als wij ervoor kunnen zorgen dat de cursus op het niveau van de mensen is, dat wij dat kunnen personaliseren, dan is dat toch iets dat de progressieve linkerzijde fantastisch zou moeten vinden. Wij digitaliseren. Heel het Agentschap Inburgeringsbeleid heeft dat fantastisch gedaan in de coronatijd. Ik ben het absoluut oneens met degenen die zeggen dat de sfeer in het agentschap niet goed is; die sfeer is er spectaculair vooruit gegaan. Dat is een agentschap met trots en fierheid. Zij zijn erin geslaagd in volle coronacrisis razendsnel te digitaliseren.
Wat geeft dat als voordelen? Een nieuwkomer in onze samenleving werkt inderdaad vaak in precaire situaties. Zo begint men op de maatschappelijke ladder. Ik ben daar niet trots en niet fier op. Maar het zijn ook jobs die de zelfredzaamheid verhogen, die het mogelijk maken een plaats te veroveren in de maatschappij. Men kan gaan werken op de arbeidsmarkt en ’s avonds cursussen volgen, of in het weekend, op ieders ritme en maat. Vanuit de linkerzijde zou ik dat fantastisch vinden: mensen kunnen onmiddellijk aan de slag, kunnen onmiddellijk uit de armoede, kunnen onmiddellijk onafhankelijk worden van een leefloon en op eigen benen staan, kunnen zich onmiddellijk emanciperen. Ik heb een dergelijke reactie niet gehoord.
Een nieuwkomersverklaring is een groot probleem op de linkerzijde. Maar hoe kan dat nu? Bij iemand die ons land binnenkomt, begint het traject onmiddellijk met een eerste lang gesprek. Als overheid gaan we onmiddellijk praten met die nieuwkomer, die van een andere samenleving, een andere cultuur komt. We gaan onmiddellijk praten, twee uur lang. Hij krijgt rustig uitgelegd wat de fundamentele basiswaarden zijn van onze samenleving en men laat hem dat ondertekenen, zodat hij weet dat dit onze samenleving is. In de cursus maatschappelijke oriëntatie gaan wij daar dieper op in. Wat is daar in godsnaam fout aan? Hij gaat hier in een klas zitten met een holebi, die misschien vanwege zijn seksuele geaardheid het land is ontvlucht waar dat niet wordt aanvaard. Hij moet toch weten dat in ons land holebi’s hun seksuele geaardheid vrij kunnen beleven? Dat is toch essentiële informatie die wij aan de mensen geven. Als hij voor zijn klas een vrouwelijke leerkracht ziet, dan is het toch niet zo idioot om te denken dat het niet voor iedereen in de wereld evident is om een vrouw in een gezagspositie te zien. Is het dan niet belangrijk dat wij dat tegen die persoon zeggen als hij aan die cursus begint?
Dat er zoiets bestaat als vrijheid van meningsuiting in ons land, dat je dus dingen mag zeggen die kwetsen, is toch belangrijk om mee te delen aan mensen die nieuw zijn in de samenleving. Dat is in hun belang! Ik zou verwachten dat de linkerzijde dat fantastisch vindt. We beginnen onmiddellijk met de waarden van de verlichting, waar de linkse partijen mee voor geijverd hebben, waarbij ze mee gezorgd hebben voor de gelijkheid en de vrijheid. Ze zouden het fantastisch moeten vinden dat hun project onmiddellijk wordt uitgelegd aan de mensen. Maar nee, ze vinden het een probleem. Dat mag niet.
Wat een karikatuur van kritiek hebben jullie op Nederlands B1. Mensen die door de cursus A2 geraakt zijn en een basiselementaire kennis van het Nederlands hebben verworven, maar twee jaar later nog geen half jaar gewerkt hebben of een opleiding gevolgd hebben, willen wij niet loslaten. Wij blijven in die mensen investeren als maatschappij. Wij waarschuwen die mensen dat ze in hun eigen belang beter Nederlands zouden moeten leren. Dat is nodig voor hun emancipatie. Dat is nodig om op eigen benen te kunnen staan, om te kunnen converseren. Wij weten immers uit de arbeidsmarkt dat taalkennis een drempel is voor een serieuze job. Laten wij verdorie geen komedie spelen tegenover elkaar. Wij weten dat er ook vrouwen zijn die niet vanwege de kinderopvang niet uit hun huis mogen komen maar omdat ze uit een cultuur komen die dat niet aanvaardt.
Ik zou, verdomme, denken dat een linkse partij die vecht voor de emancipatie en de gelijkheid van man en vrouw, er als eerste voor zou pleiten om die vrouw minstens de kans te geven dat ze Nederlands kan, en beter Nederlands kan. Dat is iets wat ik zelf zou amenderen! (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Heb ik daarmee gezegd dat dat in alle gezinnen een probleem is? Dat is trouwens ook in christelijke gezinnen zo. Mensen, dat heeft niets met christendom of met islam te maken, dat heeft te maken met een conservatieve maatschappijvisie. Die bestaat in sommige dingen! Als mijn moeder moest horen hoe linkse partijen hierover spreken, mijn moeder die zelf van een generatie in Vlaanderen is die heeft moeten vechten om te mogen werken, die zou verdomme kwaad zijn. En ze heeft gelijk ook. Ik word daar ook kwaad van!
Aan mensen zeggen dat we, als je twee jaar lang niet gewerkt hebt, ervoor gaan zorgen dat uw kennis Nederlands beter is, en dat we daar cursussen gaan voor aanbieden, en dat we dat met de centra voor basiseducatie gaan doen, dat is toch iets wat we willen?! Basiseducatie vraagt om die bevoegdheid te krijgen, we gaan dat ook organiseren! Al is het maar dat ze in de winkel, op straat, met een leerkracht beter over haar kinderen kan praten. We dwingen haar niet om te werken. Uiteindelijk hoef je niet te werken. Dat geldt trouwens ook voor mannen. Mannen die de kans niet krijgen in de maatschappij om aan een job te geraken, vanwege discriminatie en racisme. Mannen die aan de zelfkant zitten. We gaan ervoor zorgen dat die mannen tenminste al beter Nederlands kunnen. Dat gaat hun kansen vergroten. Ik begrijp dat echt niet.
Dan kom je bij de retributie. Het feit dat je bijdraagt: zelfrespect. Het feit dat je zegt: ik ben hier in een nieuwe maatschappij, ik krijg hier rechten, maar ik heb hier ook een stuk verantwoordelijkheid, en ik neem die verantwoordelijkheid op. 39 procent hooggeschoolden. Ja, er is het probleem van de mensen met een leefloon die dat niet kunnen betalen. Maar is het onze ambitie om 30 procent leefloners te houden?
Als we mensen binnen de twee maanden naar VDAB sturen, is het toch de bedoeling dat ze hier zo snel mogelijk aan de slag kunnen? Dat het percentage omhooggaat, daar leggen we ons toch niet bij neer? En voor hen die dat niet kunnen betalen – en die zijn er –, voor wie vier keer 90 euro op twee jaar veel geld is – je moet dat niet minimaliseren –, daar werken we verdorie een systeem voor uit dat opnieuw emancipatorisch is. We zeggen: ‘Als je het echt niet kunt betalen, als je geen job hebt, ook al heb je ernaar gezocht en je hebt geen kans gekregen, dan gaan wij, als lokaal bestuur, jou de kans geven om dat door zinvol maatschappelijk werk te verdienen. Dat gaat een paar dagen werken zijn. Zinvol werk, waardoor je opnieuw een netwerk opbouwt, opnieuw in onze samenleving staat, iets kunt teruggeven aan de maatschappij.’
Als ik ter linkerzijde zat, zou ik zeggen: ‘Fantastisch systeem, verdorie.’ Je geeft opnieuw kansen aan mensen. En waarom zou een lokaal bestuur dat niet doen? Omdat haar alternatief is via het OCMW te geven? Is dat de wereld die links wil? Dat mensen om geld gaan via het OCMW? ‘Je krijgt het zo van ons. Trek het u niet aan, mijnheer, mevrouw.’
We hebben misschien een klaar-over aan de school nodig ’s morgens. We zouden misschien mensen willen hebben die in een woonzorgcentrum wat komen helpen. Ik ben onlangs naar een re-integratieproject van gedetineerden geweest in Mechelen. Die mensen gaan, om iets terug te doen voor de maatschappij, met de mensen van het woonzorgcentrum met de rolstoel in het park gaan wandelen. Men zoekt daar mensen voor. Beeld u in dat nieuwkomers dat moeten doen omdat ze niet rondkomen. Ze hebben een leefloon, ze hebben het geld niet. Maar ze engageren zich om dat met senioren te doen in de gemeente waar ze wonen. Wat een positief beeld zet je neer van nieuwkomers! Wat een kracht kan daarvan uitgaan! Wat een wederzijds respect kan er in de maatschappij groeien! Dat is toch een fantastische oplossing daarvoor?! Ik begrijp niet dat links daar tegen is. Ik versta, ik begrijp dat echt niet. Ik wind mij daarover op.
En dan de schijnsymbolen! De woonwagenbewoners vallen uit het integratiebeleid. Verdomme, de woonwagenbewoners zijn autochtone mensen in Vlaanderen, die horen niet thuis in een integratiebeleid, in een inburgeringsbeleid. Ik weet niet of je dat weet, mijnheer D’Haese, maar het overgrote deel van de woonwagenbewoners in Vlaanderen woont hier al generaties. Die mensen moeten op een andere manier worden ondersteund. Die moeten vanuit het woonbeleid worden ondersteund. Vanuit Onderwijs, vanuit sociaal beleid. Dat is de keuze die we hebben gemaakt. Die horen niet thuis in een inburgeringsbeleid! Daar hebben wij geen hefbomen voor. Moeten wij die mensen Nederlands leren? Ze spreken het al zeven generaties! Welke Nederlandse cursus moeten we ze geven?
Een tweede categorie zijn de asielzoekers, mensen die nog in de asielprocedure zitten. We hebben met staatssecretaris Mahdi afgesproken. Die man zegt: ‘Luister, zolang zij onder mijn bevoegdheid vallen federaal, en de mensen absoluut nog niet weten of ze al dan niet erkend gaan worden, gaan we die ook een initiatie geven, omdat ze hier toch een half jaar of een jaar in de maatschappij zitten. De basiselementen.’
Wij hebben aan de staatssecretaris aangeboden om te helpen omdat we heel veel knowhow hebben. Wat die mensen leren, kunnen ze inbrengen in hun cursus. Als ze later toch een erkenning krijgen, hebben ze al een voorsprong. Wat verliezen we? Nederlandse les kunnen ze nog altijd volgen en we helpen ze nog altijd via VDAB. Wat een symbolische discussie is dit in godsnaam. Mensen zullen exact op dezelfde manier worden ondersteund, maar de federale overheid gaat voor haar luik haar deel doen. We creëren geen valse verwachtingen. We zetten ze niet naast diegenen die hier al legaal zijn. Ik vind dat een zuivere oplossing. Ik versta niet dat je daar tegen kunt zijn.
Ik geloof dat de emancipatorische kracht die in dit ontwerp van decreet zit, op twaalf punten een verschil maakt.
Er zijn nog twee dingen waarover wordt geprotesteerd. Men protesteert over de examens. Sommigen vinden examens een probleem. Die examens worden met de mensen op het terrein gemaakt. Ik heb me er uitdrukkelijk toe geëngageerd dat de evaluatie ook gebeurt op basis van hun inzet in de les. We leiden niet op tot een examenperspectief, maar we gaan het breder doen. We zijn de cursussen al aan het maken en we zijn de examens al aan het opstellen. We zullen in de examens zelfs rekening houden met het feit dat mensen analfabeet zijn of niet. We zullen dat op een ernstige manier doen. Waarom is dat belangrijk? Dat is belangrijk voor de inburgeraar zelf die toch zelf ook wel weten of men sterk genoeg staat en of zijn Nederlands goed is. Wat is daar in godsnaam verkeerd mee? Het bestaat overal. Overal waar men een cursus volgt of een getuigschrift krijgt, wordt er op een bepaald moment gecheckt of men mee is of niet.
Een tweede probleem is de informatiedeling met de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik ben het volledig eens met de collega van de N-VA: het gaat over de geloofwaardigheid van de rechtsstaat. Hoe gebeurt het in Nederland en Denemarken? Wij zijn een federaal land: de voordeur wordt dus door de federale overheid bepaald. Zodra men binnen is, is inburgering een Vlaamse bevoegdheid. In alle landen is er een koppeling tussen beide. Iemand die manifest zijn voeten veegt aan alles, geen Nederlands wil leren, niet naar de les gaat, voor wie VDAB kan ontploffen, voor zo iemand is het toch niet meer dan terecht dat dit wordt doorgegeven aan DVZ? Waarom zou DVZ die informatie niet mogen hebben? Het gaat toch over de geloofwaardigheid van onze rechtsstaat? Dat is toch het sluitstuk? Ik ben ervan overtuigd dat het overgrote deel van de mensen al die inspanningen wel gaat doen. Je kunt toch niet tegen dat sluitstuk zijn? Ik zou de Internationale kunnen citeren, tweede strofe. Ik heb de vertaling van 1899 van Henriette Roland Holst bij: “Geen recht waar plicht is opgeheven.” Dat zingt gij in uw volkslied. (Applaus bij Open Vld)
Er bestaan geen rechten als er geen plichten zijn. De Internationale zingt het, en wij zouden dat in Vlaanderen niet mogen doen.
Een laatste punt is het meest kwetsbare element voor mij. We hebben een zeer merkwaardige situatie die haaks staat op de perceptie die soms wordt gecreëerd. Het schommelt van jaar tot jaar, maar 10.000 tot 12.000 mensen zijn wettelijk verplicht om een inburgeringscursus te volgen. Daarnaast zijn er mensen, rechthebbenden, die vrij zijn om het te mogen doen. Merkwaardig, 40 tot 45 procent doet dat op vrijwillige basis. Ze doen de inspanning, niet omdat het moet van de overheid, maar omdat men erin gelooft. Ze vinden het belangrijk om Nederlands te kennen, om een beter inzicht krijgen in de maatschappij. Het zijn mensen waar we respect voor moeten hebben. Als we het morgen betalend maken, bestaat inderdaad het gevaar dat een aantal mensen afhaken. Persoonlijk geloof ik dat niet, omdat ik ervan overtuigd ben dat het beleid dat we uitstippelen, zoveel meerwaarde heeft in het leven van iemand die nieuw is in onze maatschappij, dat die die kans met twee handen gaat grijpen. Ook al zit hij in een precaire financiële situatie, dan nog weet hij dat hij door iets terug te geven aan de maatschappij, hij het zo opnieuw bijeen kan verdienen. Hij wordt geconnecteerd met een buddy, kan beter Nederlands leren en zal een beter inzicht hebben in onze samenleving. Hij zal door VDAB worden geholpen om werk te vinden. Als je een nieuwkomer bent in de samenleving, moet je bijna gek zijn om dit niet te volgen.
We moeten het wel monitoren en daartoe heb ik mijn geëngageerd. Als de cijfers terugvallen – ik hoop het omgekeerde –, dan moeten we ernstig nagaan hoe we daar verder mee omgaan, omdat het belangrijk is dat zoveel mogelijk mensen dit volgen.
Tot slot, collega's, ik zeg vaak tegen de mensen van het agentschap dat wat ze doen als ambtenaren, het mooiste werk is, dat het inburgeringsbeleid misschien de mooiste plaats in onze organisatie is. Ze zijn de kansenfabriek van Vlaanderen: nieuwe mensen tot Vlamingen maken, Vlamingen met kansen, die geëmancipeerd zijn, met uitzicht op werk en een nieuwe toekomst, met een netwerk in Vlaanderen. Ik vind dat dat de mooiste job is die een ambtenaar kan doen. Het is een beleid waar Vlaanderen zijn fierheid zou moeten uithalen, internationaal moet excelleren in het belang van de hele gemeenschap en van de nieuwkomers. Het inburgeringsbeleid is geen wondermiddel, maar een ongelooflijk krachtige hefboom om zo’n beleid mogelijk te maken. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Er zijn twee zaken. Ten eerste, minister, u lijkt te denken dat hoe luider u roept, hoe meer het klopt wat u zegt. Dat klopt niet. Ik heb de laatste vijf minuten zitten denken dat de mensen van de integratiesector vandaag aan het kijken zijn. Die volgen dag na dag de parlementaire werkzaamheden. Ze stonden hier vorige week. Als ik bedenk dat ze vandaag naar uw theatrale stukje hebben moeten kijken, vind ik dat bijna beschamend. U spreekt altijd – en de heer Ongena ook, en ik hoorde het ook in andere uiteenzettingen – over de linkerzijde. Minister, het is niet alleen de linkerzijde. We moeten zelf niet veel zeggen, want we zijn de spreekbuis van de sector en van tal van actoren zoals de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG), de Raad van State, Atlas, Ligo, de SERV. Ze zijn allemaal gepasseerd en hebben allemaal een superkritisch advies. Ze zijn naar de hoorzitting gekomen, mijnheer Ongena. Ik weet niet of u dat daar gehoord hebt, maar iedereen was hyperkritisch. Het was onmogelijk om iemand te vinden die dat ontwerp van decreet steunde. Ik hoor de minister en u zeggen dat u niet begrijpt dat wij als progressieve partij dat ontwerp van decreet niet omarmen. U vindt niemand anders die het omarmt. Hoe zouden wij het dan in godsnaam kunnen omarmen?
Het is niet de linkerzijde, minister, het is de sector. Die stond hier vorige week voor de deur met honderden leerkrachten, honderden mensen die dagelijks bezig zijn met deze problematiek en thematiek. Ze staan met hun voeten in de klei en weten waarover ze praten, want ze gaan al heel lang mee en ze hebben ongelooflijk veel kennis en ervaring. Die mensen zijn ongerust dat de hogere drempels zullen leiden tot minder integratie en tot minder inclusie. Want, minister, wat is er emancipatorisch aan een handtekening zetten onder een VDAB-papier zonder bijkomende begeleiding of stage? Mijnheer Ongena, u mag dan zeggen dat er ook een stage is. Die is er niet. Lees uw eigen ontwerp van decreet. Er is alleen een verplichting om in te schrijven en om een handtekening onder een papier te zetten. (Opmerkingen)
U mag het verslag nalezen. U hebt daarnet gezegd: een verplichte inschrijving bij VDAB met bijhorende begeleiding. Er is vandaag geen bijhorende begeleiding, anders zouden we dat hier vandaag toejuichen. Dat is de kern van de zaak. Er is geen begeleiding. Er moet alleen een handtekening worden gezet. Daar is niets emancipatorisch aan.
Wat is er ten tweede emancipatorisch aan een nieuwkomersverklaring waarvan niemand zal begrijpen wat hij ondertekent? Minister, u zegt dat we hen dat allemaal zullen uitleggen in de intake. Neen, minister, de mensen die de maatschappelijke oriëntatielessen geven, meer bepaald Atlas, hebben op de hoorzitting gezegd dat het zo niet werkt. Mocht het zo eenvoudig zijn, kun je het doen, maar dat is het niet. Er zijn verschillende lesuren nodig om die verklaring te begrijpen. Een intake is een gesprek. Omdat het net over normen en waarden gaat, is dat niet zo eenvoudig. Een intake kan dat niet vervangen. Dat zegt iedereen van de sector.
Wat is er ten derde zo emancipatorisch om een hoger niveau Nederlands te vragen wanneer je de betrokken personen niet kunt bereiken? Ik heb het in mijn eerste uiteenzetting aan u gevraagd, maar u hebt geen antwoord gegeven. U draait om de hete brij heen. Hoe zult u die mensen bereiken? U legt de verplichting op twee jaar, nadat het integratietraject gedaan is. Hoe zult u die mensen in godsnaam bereiken? De Raad van State vraagt het. Wij vragen het. De linkerzijde vraagt het. Maar u en Open Vld geven geen antwoord. U bent de betrokken minister, u bent de verantwoordelijke, maar u antwoordt niet hoe u die mensen zult bereiken.
En ja, kinderopvang is ook belangrijk. U moet niet doen alsof het een karikatuur is. Kinderopvang ís belangrijk. Dat zegt de sector. Dat zeggen wij. Dat zeggen de mensen op het terrein. Dat zei zelfs de vorige minister. Kinderopvang is belangrijk en het is een van de redenen waarom vrouwen vandaag stoppen. U moet daar dus niet met zo’n toontje over spreken. Kinderopvang is belangrijk. Er moet meer kinderopvang komen als u meer vrouwen wilt laten inburgeren.
En tot slot, wat is er emancipatorisch aan retributies, aan geld vragen waardoor waarschijnlijk minder mensen – en dat erkent u zelf – een traject zullen volgen, of waardoor meer mensen in armoede zullen kunnen belanden? Ook dat zegt niet alleen de linkerzijde. Dat zegt zelfs uw eigen administratie. Uw eigen administratie heeft het berekend. Het armoederisico onder niet-EU-burgers is vandaag al ongelooflijk hoog: bijna de helft, 48 procent, minister. Dan zegt u dat het niet veel geld is. Voor mensen die elke euro moeten omdraaien, is dat veel geld. En dat zal gevolgen hebben, punt, zowel voor de rechthebbenden als voor de verplichte nieuwkomers.
Mijnheer Ongena, het dedain in uw tussenkomst stootte mij tegen de borst. U deed het af alsof wij, de linkerzijde, de mensen wijsmaken dat de drempels gaan verhogen. Dat stoot mij tegen de borst, mijnheer Ongena, omdat u er de voorbije weken toch bij was. Wij hebben een vlijmscherpe hoorzitting gehad. Oké, u wilde die niet. Dat was een heel debat. U wilde die hoorzitting niet. Ze is er toch gekomen. Die mensen hebben zich in twee, drie dagen tijd allemaal voorbereid. Die hebben de tijd genomen. Die hopen dat wat ze daar zeggen, ten minste gehoord wordt. En mijn aanvankelijke kritiek was: u luistert, minister en meerderheid, maar ik zie geen verschil zwart-op-wit. Daar sta ik nog altijd achter, maar na vandaag vind ik het nog erger. U praat er met dedain over.
U kunt ten minste voor de mensen die op die hoorzitting zijn geweest, die terdege een onderbouwd advies en onderbouwde kritiek hebben gegeven, die ik bijvoorbeeld mevrouw Partyka wel heb horen herhalen, respect tonen en zeggen dat u zult proberen om tegemoet te komen, dat u zult evalueren, dat u het in het oog zult houden en dergelijke, ten minste voor die mensen die daar dagelijks in staan en die het beste voor hebben met heel de sector en met alle nieuwkomers.
Mevrouw Moerenhout, mag de heer Ongena u onderbreken?
Mag ik nog één zin? Dan ben ik klaar.
Zeg nog uw ene zin. Dan krijgt de heer Ongena het woord.
Naast de hoorzitting hebben we dus ook al die adviezen binnengekregen de voorbije maanden. Die adviezen waren omvangrijk en onderbouwd. Ik snap niet dat u daar zomaar omheen fietst. Ik begrijp dat u zelf een tussenkomst moet doen en dat u de minister wilt verdedigen, maar ik begrijp echt niet dat Open Vld zo om de kern van de zaak heen fietst. Want u zei dat er een paar vraagjes zijn. Neen, het gaat over de fundamenten. De fundamenten van dit ontwerp van decreet kloppen niet.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik heb ooit iemand horen zeggen, en ik kan het daar volmondig mee eens zijn: zodra de argumenten op zijn, beginnen de persoonlijke beledigingen. Spreken over dedain en zeggen ‘hoe luider u spreekt, minister...’, dat getuigt van weinig overtuiging van uw argumenten, in alle eerlijkheid, collega.
Dat neemt niet weg, collega’s, dat wat ik daarnet heb gezegd en wat de minister op zijn manier ook nog eens heel duidelijk heeft gezegd, natuurlijk wel snoeihard is voor jullie positie. Ik hoop dat u daar toch even bij stilstaat. Want het is wel degelijk een probleem, vind ik, dat je als links-progressieve partij dit Inburgeringsdecreet zomaar wegzet. Zoals ik in mijn tussenkomst al zei, heb ik alle begrip voor het feit dat er vragen zijn. Niet ‘vraagjes’, zo heb ik het niet gezegd, mevrouw. Ik heb ‘vragen’ gezegd.
Ik heb alle begrip dat er vragen zijn over de uitvoering en dat er bekommernissen zijn. Maar dat neemt niet weg dat je ten gronde, als je hier rustig over nadenkt, toch ook moet erkennen dat we hier maatregelen nemen, zoals de vierde pijler – en in die vierde pijler zit de stage waar ik naar verwees –, maar ook de andere maatregelen die daarin zitten, die de nieuwkomers net sterker gaan maken en die hun kansen op een job gaan verhogen. Dat is dus een door en door emancipatorisch verhaal. Dan begrijp ik niet dat je je daar als linkse partij zo met hand en tand tegen verzet. Ik begrijp dat gewoon niet.
En ja, dan denk ik terug aan de tijden van Mieke Vogels, die wel doorhad dat je daar iets aan moet doen, dat je nieuwkomers wel meer instrumenten moet geven om in onze samenleving te participeren. En dit ontwerp van decreet doet dat. Er is dus vooral een evolutie geweest bij jullie, niet bij ons.
De heer Veys heeft het woord.
Ik weet dat communicatieadviseurs zeggen: spreek de naam niet uit van andere collega’s. Het is heel verwarrend als men alles op een hoop gooit. Ik zal reageren, aangezien ik me progressief noem en toch aan de linkerzijde sta, vergeef me als u niet mijn partij bedoelde.
Minister, u hebt een tekst van de Internationale, kunt u de volgende zin ook eens voorlezen?
U zei: “geen recht waar plicht is opgeheven”. Wat is de volgende zin? Dat is ook een belangrijke. (Opmerkingen. Gelach)
Het is geen zangwedstrijd. “Geen plicht leert zij, waar recht ontbreekt.” En dan volgt ook nog: “De rijkaard leeft zelfzuchtig voort, tot het merg wordt d’arme uitgezogen.” Daar zullen we het een andere keer over hebben.
“Geen plicht leert zij, waar recht ontbreekt.” Dat was precies de opmerking van mijn fractie. De lat wordt hoog gelegd voor de inburgeraar. Dat mag, het is goed om ambitie te hebben. De lat voor de overheid ligt er nog niet, of wij zien die nog niet. Mijnheer Ongena, u zegt dat u opnieuw voorloper in de wereld gaat worden met dit ontwerp van decreet. Ik ben daar niet zo zeker van. U ook niet, u kunt dat nog niet zeker weten, ‘the proof of the pudding is in the eating’. We zullen dat moeten zien.
Wij krijgen hier het verwijt dat wij blind zijn, maar ik denk dat wij net niet blind zijn. Ik zou graag verwijzen naar twee van onze drie amendementen. Het eerste ging over de retributie. Als we zien hoe deze meerderheid de afgelopen jaren met VDAB is omgegaan, is het maar normaal dat we ons afvragen of het er wel zal zijn. Mijnheer Ongena, wij hebben een amendement om de bijhorende middelen te kunnen garanderen. Daarmee kan dat misschien worden gegarandeerd.
Mijnheer Veys, de heer Bothuyne zou u graag even willen onderbreken.
Ik word liever niet onderbroken, voorzitter.
Ik vind het leuker als men u mag onderbreken, maar het is uw volste recht om door te gaan.
We hebben nog even tijd, voorzitter.
Ik heb alle tijd van de wereld.
De heer Veys heeft het woord.
Het tweede amendement gaat over ‘teaching to the tests’. Er is een steunpunt in Onderwijs dat die testen bekijkt. We zouden het goed vinden dat zij daarbij betrokken worden om dat uit te werken. We willen zekerheid over de uitvoering. We hebben hier niets volledig afgeschoten.
Wij zijn niet blind, ik vind het niet terecht dat dat gezegd wordt over ons, over Vooruit. We zijn al zeker niet doof, we zijn niet doof voor de stemmen uit het veld. We hebben zoals iedereen, of toch de leden van de commissie Gelijke Kansen, een email of drie- à vierhonderd ontvangen van de leerkrachten Inburgering. Die mensen doen iedere dag keihard hun best om inburgeraars vooruit te helpen op basis van het decreet dat vernieuwd moet worden. Dat hebben wij nooit ontkend. Ze zeggen dat er nog zoveel te regelen valt en wij zien dat niet haalbaar op vandaag.
Het is aan jullie, vooral aan de minister, om hen daarvan te overtuigen, om te bekijken hoe u dat kunt doen. U kunt ons toch niet kwalijk nemen dat we luisteren naar die stemmen en een hoorzitting vragen waar ze nog een keer zeggen dat ze bezorgd zijn. Dat zouden we dan niet mogen zeggen. ‘The duty of the opposition is to oppose’. Er zijn hier genoeg andere fracties om met bloemetjes en complimenten te gooien, soms met weinig nuance, met alle respect, naar de minister, maar dat gaan wij toch niet beginnen te doen?
Tot daar mijn repliek. “Geen plicht leert zij, waar recht ontbreekt.” Wij rekenen op Vlaanderen om zijn deel van de deal te doen. We zullen streng waken over de uitrol vanaf januari. Dit ontwerp van decreet zal wel goedgekeurd worden door de meerderheid. Wij zijn bezorgd.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik vind dit een boeiend debat. Collega Moerenhout had het net over dedain. Een zin later sprak ze over de inschrijving bij VDAB. Dat is een papiertje waar gewoon een handtekening onder wordt gezet en waar geen actie op volgt.
Collega Veys had het over de meerderheid die van alles zou doen met VDAB en dat er geen lat wordt gelegd qua dienstverlening. Deze meerderheid heeft net de resultaten binnen van een audit om kwaliteit te garanderen bij VDAB. Deze meerderheid heeft voor een recordbudget voor VDAB gezorgd. Deze meerderheid heeft voor het eerst gezorgd voor een talenkamp bij VDAB dat de capaciteit fors zou verhogen, dat ervoor zou zorgen dat elke werkzoekende die het Nederlands niet machtig is effectief een aanbod zou krijgen dat kwaliteitsvol is. Het dedain waarmee jullie spreken over VDAB vind ik echt stuitend.
Het zal inderdaad aan ons zijn, aan de meerderheid, aan VDAB, om over de lat te gaan, om de kwaliteit te bieden. Die was er in het verleden niet, maar met dit ontwerp van decreet en met de inspanningen die we doen bij VDAB, voor VDAB, en om het aanbod uit te breiden en te versterken, ben ik er zeker van dat we over de lat zullen gaan. Het aanbod voor de inburgeraars zal kwaliteitsvol zijn, dat garanderen we.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, dank u om tussen te komen. Er is absoluut geen dedain in het pleidooi ten aanzien van VDAB. Maar het is uw minister Crevits die, op basis van het verslag van het Rekenhof, heeft gezegd – en ik heb het nog eens opgezocht om er zeker van te zijn – dat VDAB de voorbije vijftien jaar er niet in geslaagd is om zijn rol als regisseur in de arbeidsmarkt op te nemen. Dat is mijn persoonlijke frustratie maar ook die van Groen: ik volg dit werk met nieuwkomers al heel lang. Dat was mijn job toen ik tien jaar geleden in de politiek kwam. Meer dan tien jaar geleden waren er projecten van VDAB, samen met de agentschappen, de overheid en de OCMW’s, om, zoals de minister schetst, gecombineerde trajecten te hebben waar je én Nederlands leert én een stage en een opleiding volgt. Dat waren ongelooflijk succesvolle trajecten. Dat weet de minister en dat weet u ook. VDAB is vragende partij om dat vaker te doen. Om de zoveel jaar komt dat in de krantenkoppen. Maar vandaag zijn we meer dan tien jaar verder en is het er nog altijd niet. En ik wil zo graag geloven dat het komt.
U zei daarnet dat minister Crevits er haar schouders zal onder zetten. Ik hoop het, maar ik hoor het nu al zoveel jaren dat ik gewoon wantrouwen heb. Als ik dan in het ontwerp van decreet zwart-op-wit alleen ‘inschrijven’ zie staan – vergeef me dat ik de woorden niet meer geloof, dat ik het zwart-op-wit wil zien staan. Inschrijven is niet genoeg.
We zijn daarmee niet alleen. Op de hoorzitting heeft de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen duidelijk gezegd dat inschrijven niet genoeg is, dat er een begeleiding aan gekoppeld moet worden, of een stage. Atlas heeft hetzelfde gezegd. De Raad van State heeft opheldering gevraagd bij de minister, en de minister heeft gezegd dat het louter een formele voorwaarde is. Dat zijn allemaal objectieve inhoudelijke argumenten waarom ik vandaag enig wantrouwen heb.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik binnen een paar jaar kan zeggen dat ik fout ben geweest en dat het inderdaad de ommekeer is geweest waarover u spreekt. Dat hoop ik echt oprecht. Maar u mag mij niet kwalijk nemen dat ik dat, met alles wat ik weet van de voorbije tien jaar en met wat er vandaag zwart-op- wit staat in dit ontwerp van decreet, vandaag niet kan doen.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, ik begrijp dat u zegt dat in dit ontwerp van decreet niet alles tot in de details staat uitgewerkt en dat u daar ongerust over bent. Maar een decreet heeft ook uitvoeringsbesluiten. We hebben daar in de commissie ook over gepraat. Er zijn verschillende trajecten die nog moeten worden ingevuld. We zullen die ook invullen.
Wat VDAB betreft, is het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat dat maar een formaliteit is. Maar het ontwerp van decreet mobiliseert niet alleen de minister van Inburgering, mijzelf, maar ook de minister van Werk, minister Crevits, en de minister van Onderwijs, minister Weyts. Onze drie namen staan onder het ontwerp van decreet. Dat heeft een betekenis. Als ik zeg dat wij in de cursussen maatschappelijke oriëntatie, die onder mijn bevoegdheid vallen, op dit moment bezig zijn met het uitwerken van de leerplannen en de examens, dat we dat samen doen met de mensen van maatschappelijke oriëntatie die op het terrein zitten, en dat wij zullen klaar zijn tegen 31 december, dan spreek ik over mijn bevoegdheid. Ik ben in zekere zin beschroomd om in de plaats van mijn goede collega van Onderwijs te antwoorden. Wat ik wel weet, is dat de mensen van basiseducatie, vandaag LiMiNo genoemd, vragen om die onderwijsbevoegdheid te kunnen krijgen en dat wij die onderwijsbevoegdheid aan hen willen geven. Zij zijn zich daarop aan het voorbereiden.
Het is dus evident dat er nog een aantal stappen moeten worden gezet. Hetzelfde met die vierde pijler. We zijn nu met proefprojecten bezig in tientallen gemeenten. We hebben in november een evaluatie. Heel veel gemeenten zullen willen starten. Maar ik ben ook zo eerlijk om in de commissie te zeggen dat ik niet 100 procent zeker ben dat iedereen overal op 1 januari al een traject zal hebben. Maar is dat zo’n ramp? Neen! Of dat nu op 1 januari is of op 1 juli volgend jaar, dat is toch ondergeschikt aan de ambitie en de wil om dat te realiseren? We zullen op 1 november een evaluatie hebben. We hebben een definitief rapport in mei. We hebben dat ook in de commissie gezegd. Onze ambitie is om dat zo snel mogelijk voor iedereen te realiseren. Ik maak mij sterk dat het overgrote deel dat op 1 januari zal hebben, en ik ben er zeker van dat we dat aan iedereen zullen kunnen aanbieden tegen de zomer. Dat is wat ik in de commissie heb verteld.
Maar dat vraagt natuurlijk nog een voorbereiding. Dat is een nieuw spoor. Dat is uniek in Europa. Dat bestaat nergens. Maar dat zijn toch dingen waarover we samen enthousiast zouden moeten zijn en waarover u, vanuit de oppositie, evident zou moeten zeggen dat u dat mee zult opvolgen en dat u dat gaat bewaken?
Mevrouw Moerenhout, u zou toch een voorstander van het principe daarachter moeten zijn. Wat me een beetje revolteert, is dat u hier per se wil aantonen dat het onze ambitie is die mensen enkel bij VDAB een papiertje te laten ondertekenen. Ik ben niet gek. Als we mensen naar VDAB sturen, is het de bedoeling dat die mensen zo snel mogelijk een job kunnen vinden en kunnen worden begeleid. Dat is de idee. Betekent dit een reorganisatie van VDAB en de inzet en de focus van middelen? Dat zal zo zijn. Minister Crevits heeft zich geëngageerd om dat ernstig te nemen. We vinden de activiteitsgraad te laag. Als we ergens winst kunnen boeken, is het daar. Als die mensen sneller aan de slag gaan, zullen minder mensen een leefloon krijgen en zullen meer mensen in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Daar winnen we allemaal bij. Dat is uitdrukkelijk de ambitie. U hebt al driemaal verklaard dat het enkel om het ondertekenen van een papiertje gaat. Dat wordt decretaal verankerd, maar het is dan natuurlijk aan VDAB om dat beleid op het terrein te realiseren.
In het ontwerp van decreet staat dat die mensen lessen NT2 moeten volgen, maar het is aan de minister van Onderwijs om voor die cursussen te zorgen. Dat is zijn job en hij heeft zich daartoe geëngageerd. Om dat mogelijk te maken, zal hij met de mensen van Ligo praten. Ik zal niet in de plaats van de minister van Onderwijs in detail uitleggen wat hij moet doen. We doen dat samen. Het is een gedeeld engagement van de Vlaamse Regering.
Ik begrijp dat u dat goed opvolgt en dat u bezorgd bent, maar ik begrijp niet waarom u zich tegen de principes in het ontwerp van decreet kant. Ik zal het minder gedreven zeggen, want als ik gedreven ben, roep ik blijkbaar. Het is nochtans het hart dat dan spreekt. Ik zal het rustig zeggen. Ik begrijp dat, in alle eerlijkheid, niet van de klassieke linkerzijde. Ik maak het onderscheid met de Vlaamse volksvertegenwoordigers van Vooruit, waarvan ik, in alle objectiviteit, moet vaststellen dat ze kritisch zijn, maar een genuanceerder beeld hebben van wat hier voorligt dan uw partij en de vrienden van de PVDA.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, u hebt al een twintigtal keren verklaard dat u niet begrijpt waarom de links-progressieve zijde dit ontwerp van decreet niet steunt. Mijn fractie en ikzelf steunen dit ontwerp van decreet duidelijk wel. Het draagt natuurlijk een mooie centrumrechtse stempel. In tegenstelling tot de linkse partijen willen we niet pamperen en willen we de nieuwkomers niet als afhankelijk behandelen, maar wel emancipatorisch, gericht op zelfredzaamheid en met rechten en plichten. (Opmerkingen bij Vooruit en Groen)
Voor mijn geloofwaardigheid in mijn fractie wil ik daar graag even op reageren. Het siert u werkelijk dat u iedereen in het Vlaams Parlement wilt overtuigen, maar ik wil u hier toch op wijzen. (Applaus bij de N-VA)
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, ik ben het volkomen met u eens. Ik ben wel verbijsterd dat de linkerzijde stelde dat het beleid is ontmaskerd en dat het geen links beleid is toen u zei dat we niet voor een pamperbeleid kiezen. We kiezen niet voor een pamperbeleid en de reactie is dat het dan niet links kan zijn. Ik ben absoluut tegen een pamperbeleid, maar voor een emancipatorisch beleid. (Applaus bij de meerderheid)
Welk etiket daarop wordt gekleefd, interesseert me niet. Iedereen weet dat hier een liberaal zit. Ik geloof in een emancipatorisch beleid, waardoor elke mens kansen krijgt. Dat iemand dat rechts of links noemt, kan me gestolen worden. Ik hoop alleen dat er een groot draagvlak is om ervoor te zorgen dat de mensen in Vlaanderen op een volwaardige manier aan onze maatschappij kunnen participeren en een toekomst kunnen opbouwen. Laten we daarvan een brug tussen links en rechts in Vlaanderen maken. Zou het niet mooi zijn om dat concept van links tot rechts te omarmen? Spijtig genoeg, blokkeert het met een aantal conservatieve gevoelens ter linkerzijde. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Veys heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, u hebt me geïnspireerd tot een ongelooflijk korte vraag.
Minister, zal VDAB deze begeleidingen zelf uitvoeren of wordt dat uitbesteed? Is dat al geweten? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Mijnheer Veys, dat staat in de uitvoeringsbesluiten.
Minister Somers heeft het woord.
Dat is, voor alle duidelijkheid, een interessante vraag voor minister Crevits. Zij zal antwoorden dat de raad van bestuur zal nagaan hoe ze die uitdaging, die in het Vlaams regeerakkoord staat, die decretaal is verankerd en waar ik als minister van de Vlaamse Regering voor teken, concreet zal invullen. Dat zal de komende weken en maanden duidelijk worden. Het is evident dat dit een duidelijk engagement van de Vlaamse Regering is. Het is de taak van VDAB dit op een ernstige manier te doen. Hoe VDAB dat doet, betreft de praktisch-organisatorische uitwerking, die we aan de raad van bestuur van VDAB toevertrouwen.
Of vindt u dat wij vanaf nu in de regering heel direct VDAB mogen sturen? Is dat een nieuw standpunt van Vooruit? Moeten wij de raad van bestuur van VDAB opzijschuiven en rechtstreeks vanop het Martelarenplein bepalen hoe VDAB zijn job moet doen en aan wie er al dan niet wordt uitbesteed? Is dat iets wat wij moeten beslissen of is dat de taak van de raad van bestuur van VDAB?
De heer Veys heeft het woord.
Het is nog niet geweten, dat kan, maar als ik vijf maanden voor dit ontwerp van decreet wordt uitgerold, vraag of VDAB dit zelf zal doen of uitbesteden… Sorry maar als ik dat al niet meer mag vragen.
U mag hier alles of nagenoeg alles vragen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, wees gerust, ik zal het kort houden. Net als de minister, had ik twaalf punten opgeschreven maar mevrouw Moerenhout heeft dat zo goed gebracht dat ik niet alles zal herhalen.
Ik ben in elk geval blij dat mevrouw De Vreese de puntjes op de i heeft gezet. Het is een centrumrechtse trofee, opnieuw het achterna huppelen van echt goed extreemrechts. Het is een trofee, een duidelijke stempel en dan mogen de liberalen hier komen uitleggen waarom wij dit als progressieven zouden moeten steunen. We hadden ons eigenlijk geen betere bondgenoot kunnen wensen dan u, mevrouw De Vreese, om in dit debat de lijnen helder te trekken.
Minister, ik vond het ook aandoenlijk – ik zal dat woord gebruiken – hoe u hebt proberen te betogen wat wij moeten denken. Ik dacht dat liberalen voor vrijheid van denken waren maar wat u betoogt is wat wij als progressieven zouden moeten denken en bij uitbreiding, en dat is, beste collega’s, niet onbelangrijk, wat het werkveld zou moeten denken. En dat vind ik belangrijker. Mij maakt het helemaal niets uit wat u over mij zegt, ik zeg ook dingen over u. Maar bij uitbreiding zegt u eigenlijk wat het werkveld zou moeten denken en daar heb ik wel een probleem mee.
De heer Ongena zei dat hij niet begrijpt waarom wij ons hiertegen verzetten en die principes niet omarmen. Ik zal heel kort uitleggen hoe dat komt.
We krijgen dit lange en technische ontwerp van decreet, we lezen het maar begrijpen het niet helemaal en gaan dus verder op zoek. In een tweede fase komen de adviezen binnen – mevrouw Moerenhout heeft ze allemaal opgenoemd – die het ontwerp van decreet niet bepaald bewieroken. Vervolgens gaat men, zo doen wij dat toch met onze partij, naar het veld – mevrouw Moerenhout komt zelfs van het veld – en vragen wat zij daarvan vinden. En dan merken we dat niet over de uitvoering, zoals de heer Ongena zegt, bezorgdheden bestaan maar over de principes. Men is in overleg gegaan maar eigenlijk zit dat vast. Er is een respectvol overleg geweest, daar is iedereen het over eens, maar het zit vast en men geraakt er niet uit.
Vervolgens gaan we naar de commissie, met de minister en met de meerderheid die er, met alle respect, niet in slagen om die bezorgdheden weg te nemen. Collega’s, op dat moment zullen wij dat uiteraard niet omarmen en zijn wij daar negatief over omdat we denken dat het slechte uitgangspunten zijn. Daarover kunnen wij van mening verschillen en ik vind het heel jammer dat jullie doen alsof wij dat zouden doen uit pure kwaadaardigheid omdat wij tegen de decreten van de meerderheid zijn. Wij keuren heel wat decreten goed die hier worden voorgelegd maar als wij daartegen zijn, dan heeft dat een goede reden. En de goede reden is nu exact dat die bezorgdheden van het veld komen. Het gaat over mensen die elke dag in de klei staan om te doen wat jullie zeggen wat ze moeten doen. Als die mensen zeggen dat zij met dit ontwerp van decreet hun werk minder goed kunnen doen en dat er minder inburgering en meer uitsluiting zullen zijn, dan komt dat niet van mij, beste collega’s, maar van de mensen die elke dag dat beleid uitvoeren. En het gaat niet over de uitvoering maar over de principes. Daarom zullen wij ons tegen het ontwerp van decreet verzetten.
En ik vind het heel jammer dat liberalen, die normaal gezien niet alleen voor het vrije woord zijn maar ook voor de emancipatie van mensen zijn, toch een beleid goedkeuren en zelfs opstellen en uitvoeren waarvan de mensen op het veld zeggen dat het drempels zal opwerpen om mensen te emanciperen.
Minister, niemand heeft hier met dedain gesproken over VDAB en al helemaal niet over de werknemers van VDAB.
Want wat zeggen de werknemers van VDAB, mijnheer Bothuyne, mijnheer Ongena? Zij zeggen dat doorheen de jaren het steeds moeilijker is geworden om mensen echt persoonlijk te begeleiden, dat men de laatste tijd als werknemer bij VDAB nog mails kan sturen en mensen nog kan uitnodigen voor cursussen sollicitatiebrieven schrijven, maar dat de persoonlijke begeleiding er zwaar op achteruit gaat. Wat doen jullie met jullie regering? Personeel wegsnijden bij VDAB. Er staat zelfs een cijfertje op van hoeveel er weg moeten. Dan zeggen jullie dat jullie zullen zorgen voor meer persoonlijke begeleiding, terwijl dat effectief nergens staat. Dat is geen dedain tegenover VDAB, dat is een kritiek ten opzichte van het regeringsbeleid van deze regering. Mijnheer Bothuyne, u hebt het rapport zelf besteld. Ik neem aan dat u weet dat er enige reden tot ongerustheid is over wat er daar gebeurt, zeker als het over uitbestedingsbeleid gaat maar ook als het over doelgroepenbeleid gaat. Daarom zijn wij heel kritisch over de belofte dat iedereen een persoonlijke begeleiding zal krijgen bij VDAB.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik zal heel kort zijn over hoe deze meerderheid met VDAB omgaat. Inderdaad, de interne organisatie, het management van VDAB en de manier waarop er wordt uitbesteed, moeten beter. Wij hebben dat met de audit proberen bloot te leggen. Er is al een actieplan om daar aan te remediëren. Ik nodig u graag volgende week uit in de commissie om er mee over te debatteren. Deze meerderheid geeft middelen en mogelijkheden op een recordniveau aan VDAB. Om maar twee cijfers te noemen: het budget van VDAB in 2016 was 833 miljoen euro, dit jaar in deze begroting na de aanpassing, is dat 968 miljoen euro. Dat zijn vrij indrukwekkende cijfers denk ik, die erop wijzen hoe belangrijk deze meerderheid VDAB, zijn medewerkers en zijn partners vindt. Dat kadert uiteraard in de ambitie die we hebben met het inburgeringsbeleid, die hier vandaag op de agenda staat.
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb nog een laatste bedenking. Mijnheer D'Haese, het is inderdaad goed dat we het in het parlement niet over alles eens moeten zijn. Dit is een debat, niet over uitvoering maar over een aantal fundamentele principes, en eigenlijk over ons mensbeeld. Hoe kijken we naar mensen in de samenleving? Kijken we daar emancipatorisch naar, vanuit kansen, vanuit een verhaal van rechten en plichten? Of kijken we daar betuttelend, paternalistisch en conservatief naar?
Evident, bij veranderingen in de maatschappij is er altijd weerstand. Ik heb het nooit anders geweten. Ik heb al meer dan twintig jaar een uitvoerende verantwoordelijkheid op een ander beleidsniveau. Ik heb het nooit anders geweten dat wanneer men een steen wil verleggen, er weerstand is, er angst en aarzeling zijn. Het ongemak van het status quo is altijd veel kleiner dan de angst voor verandering. Dat is altijd aanwezig in de maatschappij. Het is een sociaaldemocraat die dat ooit heeft gezegd. Het is een citaat. Het is des mensen dat de angst voor verandering vaak groter is dan het ongemak van het status quo. Dat citaat heeft helemaal niets met dedain te maken, mijnheer D'Haese. Ik ben ervan overtuigd, het is mijn enige overtuiging als iemand die twintig jaar lang op het terrein heeft gezien hoe moeilijk het is om een samenleving in diversiteit te creëren en hoe moeilijk het is om mensen eerlijke kansen te geven, dat dit ontwerp van decreet dat doet. Ik zeg als liberaal en als lid van een brede coalitie in Vlaanderen, van een meerderheid van christendemocraten, Vlaams-nationalisten en liberalen, dat ik ervan overtuigd ben dat dit de manier is om mensen kansen te geven en te verzoenen met het bouwen van een gemeenschap. We zullen de volgende maanden en jaren zien hoe dat evolueert. Ik wil daar zelfs op afgerekend worden. Ik heb daar geen schrik van omdat ik denk dat we met dit ontwerp van decreet meer mensen kansen zullen geven in Vlaanderen. We verschillen daarover van mening. Maar ik vertrek vanuit mijn mensbeeld. Ik denk dat dit de juiste aanpak is om mensen in Vlaanderen te integreren en te verheffen. (Applaus bij Open Vld)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/5)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 en 2.
Er zijn amendementen op de artikelen 3 en 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/7)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 5 tot en met 7.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 8. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/7)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 8/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/7)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 9 en 10.
Er is een amendement op artikel 11. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/7)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 12 tot en met 20.
Er zijn amendementen op de artikelen 21 en 22. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nrs. 818/6 en 818/7)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 23.
Er is een amendement op artikel 24. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 818/6)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 25 tot en met 44.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.