Report plenary meeting
Report
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, het is al meerdere keren gezegd. Het regeerakkoord heeft de hoogbegaafdheid hoog op de agenda gezet. Dat is heel belangrijk omdat deze kinderen al te vaak onder de radar blijven. We hebben vorige week in de plenaire vergadering tijdens de bespreking van de conceptnota van het Leersteundecreet aangegeven dat het heel belangrijk is om in begeleiding te voorzien voor kinderen met ondersteuningsnoden, maar dat het even belangrijk is dat we de kinderen met uitdagingsnoden niet vergeten.
U hebt in oktober 2020 voor het eerst een bedrag van 497.000 euro vrijgemaakt om een proefproject over die hoogbegaafdheid op te starten. Een kenniscentrum en dertien scholen hebben middelen gekregen om de kennisopbouw over hoogbegaafdheid vorm te geven. Er is een eerste evaluatie van dat project gebeurd en veertien dagen geleden hebt u opnieuw met de Vlaamse Regering een bedrag van 497.000 euro vrijgemaakt om dat project voort te zetten. Het is de bedoeling dat er op basis van dat project maatregelen zullen worden genomen en dat de richtlijnen over de regelgeving mogelijk worden aangepast.
De vraag is hoe u de evaluatie van dat eerste project hebt doorgenomen. Wat hebt u daaruit gehaald? Zijn er al enkele quick wins die mogelijk al sneller in voege kunnen treden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb dat project inderdaad verlengd en opnieuw bij benadering een half miljoen euro toegekend. Wat betreft de stand van zaken moet ik misschien een slag om de arm houden, in die zin dat het project nog maar halverwege is. Er is een leernetwerk gevormd, namelijk een expertisecentrum in combinatie met de deelnemende scholen. Ik kan al een aantal aangeduide goede praktijken meegeven. Zo is er de manier waarop je hoogbegaafdheid zo snel mogelijk kunt signaleren. Andere voorbeelden zijn: het vervangen van herhalingsoefeningen of de al gekende leerstof door verrijkende oefeningen; de klasexterne verrijking, namelijk niet alleen binnen de reguliere uren zorgen voor bredere inhoud, maar ook daarbuiten; een jaar overslaan, twee jaar samen doen of een vak versneld volgen in het lager onderwijs; vakken en projecten aanbieden in het secundair onderwijs buiten de reguliere lessentabel; en cognitief sterk functionerende leerlingen steunen om een graad af te werken via de Examencommissie. Secundaire scholen laten leerlingen in samenspraak met een hogeschool of een universiteit al proeven van het aanbod hoger onderwijs. Daarbij kunnen ze in het zesde of in sommige gevallen zelfs het vijfde jaar secundair onderwijs ook vakken aanbieden die worden aangeboden aan een hogeschool of aan een universiteit. Dat gebeurt allemaal om de hoogbegaafde leerlingen te prikkelen en te zorgen voor een verrijkt aanbod.
We zullen die voorbeelden nog verder uitwerken voor het einde van het schooljaar. Daarbij zullen we in het tweede projectjaar ook focussen op het verspreiden van die goede praktijken, niet alleen binnen dat netwerk, maar ook daarbuiten en de stap zetten naar alle scholen in Vlaanderen. We willen een minimum aan praktijk en goede concrete voorbeelden om met hoogbegaafde leerlingen om te gaan kunnen opnemen in een inspiratiegids.
Dat is de doelstelling maar dat zal dus pas het tweede projectjaar zijn en dan eerder op het einde van dat tweede projectjaar.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de concrete voorbeelden die u hebt gegeven. Het is heel belangrijk om voor onze sterk cognitief functionerende leerlingen een goed onderwijscurriculum uit te werken. De voorbeelden die u hebt gegeven, zullen zeker mee worden gedragen.
Ik wil ook nog even ingaan op de resolutie die we vorige legislatuur hebben goedgekeurd en waarin aandacht werd gevraagd voor een prioritaire bijscholing rond hoogbegaafdheid. U hebt waarschijnlijk ook vernomen dat de Hogeschool PXL in Hasselt een postgraduaat Hoogbegaafdheid heeft ingericht. Zij gaan daar volgend jaar mee van start. Ik weet niet in welke mate de prioritaire bijscholing rond hoogbegaafdheid ook nog bij u of de Vlaamse overheid op de agenda staat maar ik vroeg me af of daar misschien een win-winsituatie kan worden gecreëerd. Ik weet dat de organisatie van het postgraduaat uiteraard de autonomie van de hogeschool is maar misschien kan de Vlaamse overheid daar op de een of andere manier op inschrijven om leerkrachten aan te moedigen mee vorm te geven aan het hoogbegaafdenbeleid op hun school.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, ik dank u voor de vraag. Onze fractie is altijd bereid om mee te werken aan de doelstelling om leerkrachten te versterken om net die doelgroep van cognitief zeer sterke leerlingen te herkennen en voldoende uitdagend onderwijs aan te bieden. Dat zit ook vervat in de conceptnota leersteun.
Ik heb een aantal gesprekken gehad met ouders van cognitief zeer sterke leerlingen. Minister, wanneer er een lerend netwerk wordt gevormd, zitten die betrokken ouders dan ook in dat netwerk? Hebben zij een stem?
Verder hoor ik dat er weinig wetenschappelijk onderzoek is over die doelgroep. Houdt u daar rekening mee in uw verder beleid?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik dank u voor uw zeer interessante vraag en voor het vermelden van het postgraduaat aan de PXL.
Hoe onze sterkste presteerders worden begeleid, is eigenlijk een beetje een kanarie in een koolmijn voor de algemene onderwijskwaliteit. Het is dan ook heel goed dat u daarop inzet. Minister, ik ga ervan uit dat die voorbeeldscholen scholen zijn die sowieso al expertise hadden of die al bezig waren met die hoogbegaafde leerlingen. Ik wil u alleen vragen erover te waken dat die goede voorbeelden ook haalbaar zijn voor de andere scholen die op dat vlak niet zoveel ervaring hebben.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, dit is een zeer interessante vraag want dit gaat over een wat miskend of onderschat probleem. Een hoogbegaafde leerling in de klas die niet genoeg wordt uitgedaagd en daardoor verveeld dreigt te geraken, moeten we koste wat kost vermijden. Minister, ik kijk dan ook uit naar de bevindingen van het proefproject daarrond. Maar uiteindelijk zal het toch allemaal staan of vallen met de vraag of we bijvoorbeeld onze basisscholen ook niet extra moeten ondersteunen. Probeer maar eens als juf van een klas van 28 leerlingen te diversifiëren waarbij de eerste aandacht gaat naar de zwakkere leerlingen maar waarbij nu van die juf ook nog wordt gevraagd om die sterkere leerlingen extra uit te dagen. Dat lijkt me allemaal niet evident.
Minister, in welke mate bent u akkoord dat er ook extra ondersteuning nodig zal zijn op het veld, in de klas? Zo ja, houdt u daar dan ook rekening mee?
De heer Bex heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik dank u voor de vraag.
Minister, ook onze fractie vindt het goed dat u aandacht hebt voor hoogbegaafde en uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen. Het valt ons nu wel op dat de maatregelen die u opsomt, vooral gaan over de cognitieve uitdagingen en hoe we die interessant genoeg kunnen maken voor die leerlingen. Maar er is natuurlijk ook een grote bezorgdheid over het welbevinden van die leerlingen die zich vaak slecht in hun vel voelen. Hebt u wat die thematiek betreft, ook specifieke bevindingen uit uw werk gehaald?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Bex, goed leren is zich goed voelen en het ene versterkt natuurlijk het andere. We willen in de eerste plaats zorgen voor een verrijkt inhoudelijk lesaanbod. Dat zal er ook voor zorgen dat die kinderen en jongeren zich beter in hun vel voelen.
Maar dat is inderdaad niet evident. Daarom is het heel goed dat we vandaag het Programmadecreet en Onderwijsdecreet XXXI goedkeuren waar net heel wat inzit voor extra handen in de klas en het versterken van leerkrachten in het uitoefenen van hun functie. Dat is goed. Postgraduaat hoogbegaafdheid is ook een goed initiatief aan de betrokken hogeschool. Het is wel onze doelstelling om finaal te komen tot de integratie van de aanpak van hoogbegaafden in de basiszorg. De doelstelling moet zijn dat dat niet exceptioneel is maar dat leerkrachten hoogbegaafdheid kunnen detecteren en vervolgens weten hoe ze daarmee kunnen omgaan en hoe ze die kinderen en jongeren kunnen prikkelen en hun aandacht gaande kunnen houden.
Dat is dus integratie in de lerarenopleiding, maar dat is betrekkelijk onontgonnen terrein. Dat werd hier terecht geopperd. Ook wetenschappelijke literatuur daaromtrent is niet in groten getale aanwezig, laat staan de concrete praxis. We willen nu vooral die concrete praxis gestalte geven met die goede praktijken en verder verspreiden, niet alleen bij de leerkrachten, en dus in de integratie in de lerarenopleiding, maar we moeten ook zien dat we de CLB's, de pedagogische begeleidingsdiensten en de ondersteuners ten aanzien van dit onderwerp kunnen bijscholen. Ik krijg ook het signaal dat we misschien hier en daar regelgevend moet kijken of we de minimumleeftijd die vandaag geldt voor het verwerven van een diploma basisonderwijs voor dergelijke uitzonderlijke gevallen niet eens tegen het licht moeten houden alsook de minimumleeftijd voor deelname aan de examencommissie moeten bekijken en of we regelgevend moeten optreden in uitzonderlijke situaties waarbij sommige kinderen gehinderd zijn in hun ontwikkeling en doorstroming door de decretale beperkingen die vandaag bestaan.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. U geeft terecht aan dat er nog vele zaken zijn om over na te denken. Er liggen nog heel veel belangrijke uitdagingen rond hoogbegaafdheid voor ons, die we zeker moeten aanpakken. Het is een belangrijke mijlpaal dat we dat nu effectief doen. Dat we daar als parlementslid ons steentje in kunnen bijdragen, vinden wij heel fijn, zowel voor de leerlingen met ondersteuningsnoden als de leerlingen met uitdagingsnoden, niet alleen voor die kinderen zelf maar ook voor het maatschappelijk belang.
Ondertussen kennen we allemaal Laurent Simons uit de krant, de elfjarige die een bachelor fysica heeft behaald. Dat is een van die leerlingen die de uitdaging in ons onderwijs nodig heeft gehad. Het is belangrijk dat ons onderwijs ook dergelijke kinderen omarmt en daar ruimte voor creëert en dat we het innovatief denken kunnen aanmoedigen. Hij spreekt over het ontdekken van een manier om onsterfelijk te worden. Misschien is dat nog wel heel ver van ons af, maar het feit dat hij daar durft over na te denken, die innovatie durft te bedenken en het een uitdaging vindt om met de grote breinen daarover te spreken, is al iets heel belangrijks. Dat moeten we durven aanmoedigen in deze wereld waar vele innovatieve zaken voor ons liggen.
De actuele vraag is afgehandeld.