Report plenary meeting
Report
De heer De Meester heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, in Zedelgem herdenkt het gemeentebestuur de Tweede Wereldoorlog met een vrijheidsmonument. Dat is geen monument voor de slachtoffers van het naziregime, ook niet voor het verzet. Het is een monument voor de Waffen-SS, de militaire vleugel van de nazipartij. Toen de nazi’s de oorlog verloren, werden er ongeveer 12.000 soldaten van de Waffen-SS uit Letland opgesloten in Zedelgem. Die nazisoldaten krijgen van het CD&V-bestuur daar een kunstwerk, een vergulde bijenkorf, met als titel ‘Ode aan de vrijheid’.
Ik vind dat hallucinant! In Zedelgem worden soldaten van de Waffen-SS die onze vrijheid hebben afgepakt, als vrijheidsstrijders verheerlijkt. Elke historicus, collega’s, zal u vertellen dat dat beruchte Letse legioen van de Waffen-SS vol zat met collaborateurs die in het begin van de oorlog betrokken waren bij oorlogsmisdaden. In Letland werden drie op de vier joodse mannen, vrouwen en kinderen op beestachtige wijze afgeslacht. Dit monument is een klap in het gezicht van alle slachtoffers van het naziregime.
Hoe kom je in godsnaam, ja, collega’s van het Vlaams Belang, ja, op het idee? Ik zal het u zeggen: het idee komt van het Vlaams Belang! Paul Denys, lokale politicus van het Vlaams Belang in Zedelgem, u kent hem zeer goed, wil eerherstel voor de Letse nazicollaborateurs, want ‘leve de strijders tegen het communisme’! Van het Vlaams Belang weten we dat, collega’s, dat is geen verrassing, maar dat CD&V in Zedelgem daar zomaar in meestapt, dat is toch wel vrij hallucinant.
Ziet u deze rode driehoek? Dat is de rode driehoek die verzetsstrijders in de nazikampen moesten dragen en die ik hier vandaag met veel fierheid draag als symbool van de strijd tegen het fascisme, gisteren en vandaag.
Minister, mijn vraag is zeer eenvoudig: veroordeelt u namens de Vlaamse Regering dit monument in Zedelgem? Hoe zult u met de lokale besturen samenwerken om dit soort hallucinante toestanden in de toekomst te vermijden?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Meester, de beslissing om het monument waar u naar verwijst, te plaatsen is drie jaar geleden in de gemeenteraad van Zedelgem unaniem genomen door alle lokale partijen. Dat gebeurde zonder een grondige historische reflectie en zonder een zeer uitgebreid voorafgaand debat. Sindsdien en relatief recent is er – ook internationaal – commotie ontstaan rond het monument. Paris Match heeft er een artikel aan gewijd, ook een Amerikaans historicus heeft er zich over uitgesproken, omdat het een monument is dat daar is geplaatst naar aanleiding van een krijgsgevangenkamp waar honderdduizend krijgsgevangenen na de Tweede Wereldoorlog zijn opgesloten, waaronder inderdaad twaalfduizend Letten die actief waren in het Waffen-SS, sommigen gedwongen maar het overgrote deel vrijwillig.
Dat veroorzaakt natuurlijk een gevoel bij nogal wat mensen dat men met dit monument misschien de collaboratie met het naziregime of het participeren aan het naziregime zou vergoelijken, minimaliseren of er sympathie mee zou betuigen. Daardoor is er natuurlijk een debat ontstaan. Sommigen zien dat daarin. Anderen gebruiken dat monument misschien om dat gevoel te creëren. Maar ik ben er ook van overtuigd dat de bedoeling van het gemeentebestuur en van alle partijen die lokaal in de gemeenteraad zaten, niet is geweest om een verheerlijking van het naziregime na te streven. Alleen is de internationale historische context daar onvoldoende doorgepraat en overwogen, alvorens men dat monument heeft geplaatst.
Ik heb contact opgenomen met het lokale bestuur. De burgemeester heeft mij gezegd dat men het bord dat daar ter duiding staat, vandaag verwijderd heeft en dat men erover nadenkt om daar een nieuw bord te plaatsen. Men zou ook de naam van het plein willen veranderen. Maar men heeft ook – en dat vind ik ook heel belangrijk – professor Lagrou van de Université Libre de Bruxelles (ULB), die samen met Bruno De Wever een van de toonaangevende academici is over kennis met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, ingeschakeld om te kijken hoe men met dit monument verder moet omgaan en hoe men dat al dan niet kan contextualiseren. Want uiteraard is de geschiedenis daar ook nogal complex. Ik vind dit de juiste aanpak, die voor een stuk verder bouwt op de aanpak die ik heb voorgestaan in debatten rond de dekolonisatie.
De heer De Meester heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister, maar ‘ze wisten het eigenlijk allemaal niet zo goed’ vind ik een beetje te gemakkelijk als antwoord. Wat bezielt dat gemeentebestuur in Zedelgem om een standbeeld op te richten voor nazisoldaten? Wat dachten ze dat die Letse krijgsgevangenen in Zedelgem dan kwamen doen? Dachten ze dat die op citytrip kwamen? Een geleid bezoek aan de gerestaureerde dorpsmolen? Een frietje steken in de lokale frituur? Serieus, is er dan niemand van heel dat schepencollege in Zedelgem die ook maar één seconde denkt dat die twaalfduizend Letten in dat krijgsgevangenenkamp daar met een reden zitten? Is er dan niemand die dat beseft heeft? Nazisme, fascisme, Jodenvervolging, oorlogsmisdaden. Niemand die denkt: ‘De Tweede Wereldoorlog, misschien moeten we daar toch even dieper op ingaan, zeker omdat het voorstel van het Vlaams Belang komt.’
Ik denk, minister Weyts, nu u hier toch bent, dat we de eindtermen voor lokale politici misschien een klein beetje moeten aanscherpen. En minister Somers, ik denk eerlijk gezegd dat we dit niet gaan oplossen met een nieuw excuusbordje naast dat monument. Met alle respect, maar ik denk dat het beter zou zijn om contact op te nemen met de burgemeester van Zedelgem en hem te vragen om dat monument te verwijderen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik sta er altijd van versteld hoe de Tweede Wereldoorlog – ik vat het altijd wat samen onder het concept ‘betwiste herinneringen’ – vaak aanleiding blijft geven tot een polemiek. We zijn daar trouwens ook met dit huis niet helemaal aan ontsnapt, herinner ik mij van een paar maanden geleden.
Ik ook.
Voilà. Dat daagde mij ook, toen ik opnieuw het debat zag. En dat blijft ook altijd moeilijk, omdat de grote vraag is wie de dirigenten van de herinnering zijn. Dat perspectief verschuift ook voortdurend. Ik moet eerlijk zeggen, collega De Meester, dat ik er wel degelijk van uitga dat de mensen in Zedelgem, zoals de minister ook heeft geantwoord, dit te goeder trouw hebben gedaan. Het is niet gemakkelijk om betwiste herinneringen in een publieke ruimte binnen te brengen. Ook in mijn eigen stad is dat gebeurd, op een heel goede en onderbouwde manier. Daarom, minister, geven wij ook steun vanuit mijn fractie om daar historici bij te betrekken en dat op een onderbouwde manier in zijn context weer te geven. Dan moet ook een betwiste herinnering in de publieke ruimte volgens mij kunnen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega De Meester, het doet mij plezier dat u als Oost-Vlaming interesse hebt in monumenten in West-Vlaanderen, meer bepaald in Zedelgem. Twee: ik heb ondertussen ook wel begrepen dat u een meeloper bent van de woke-waanzin die er heden ten dage heerst over het neerhalen van monumenten en standbeelden en dergelijke. Drie: dit is een dossier dat opgepookt is door een Franstalige journalist. Vier: de oorlog is ondertussen al 75 jaar geleden. Wij zitten in ieder geval al in de fase van de verzoening.
De minister heeft trouwens ook gezegd dat het niet alleen over Waffen-SS’ers gaat, maar dat er ook tal van Letse soldaten waren die verplicht werden om mee te vechten in het Duitse leger. Dit heeft, collega De Meester, absoluut niets, maar dan ook niets met het nazisme te maken.
De gemeente Zedelgem neemt al jarenlang initiatieven rond de verbroedering met mensen vanuit Letland. En dat mijn collega, de lokale mandataris van het Vlaams Belang, daar ook initiatiefnemer is, ja, dat klopt. Maar de oprichting van het standbeeld en de verbroedering met de Letten werden – minister Somers heeft ernaar verwezen – goedgekeurd door de hele gemeenteraad: Groen, Vooruit, CD&V en de N-VA.
U zoekt problemen waar er geen zijn. Ik stel voor dat u zich bezighoudt met monumenten en standbeelden in China en Noord-Korea. Daar is er veel meer werk. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik ben er ook van overtuigd dat het bestuur van Zedelgem dit te goeder trouw zal hebben gedaan, maar het is op zijn minst ondoordacht. Dit is geen koloniaal beeld dat in het verleden werd gezet, maar een recent beeld van 2018. Men had hierover moeten nadenken vooraleer het beeld er kwam, over de duiding en over het waarom men dit beeld zou plaatsen. Het is goed dat die reflex er nu komt, dat men nu met historici en experten gaat samenzitten, dat men nu zal bekijken op welke manier men dit beeld kan duiden en de dialoog daarover zal aangaan. Inderdaad, Zedelgem zal nu het werk moeten doen dat het eigenlijk op voorhand had moeten doen, vooraleer het de beslissing nam om dit beeld te plaatsen.
De heer Veys heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: het feit dat dat beeld daar is gekomen, is een ongelooflijke blunder van dat lokale bestuur. Laat het duidelijk zijn: voor Vooruit is er in ons land geen plek voor een haatzaaiend monument, vermomd als een kunstwerk voor de vrijheid. Ik vind het jammer dat hier wordt geprobeerd om dat te vergoelijken.
Minister, tot op vandaag hebben de berichten vanuit de gemeente zelf mij nog niet bereikt. Het laatste wat ik ervan hoorde, is dat zij nog altijd beweren dat dit een monument voor de vrijheid is, dat er niets aan de hand is, dat de buitenwereld hen verkeerd begrijpt. Nu, in mijn ervaring ligt dat vaak aan de manier waarop je zelf iets duidt en uitlegt.
Dit is iets nieuws. We hebben het hier vaak over erfgoed dat hier, met ons oncomfortabel oorlogsverleden, al heel lang staat. Dit is een nieuw feit.
Minister, u hebt goede stappen genomen. Het is goed dat die historici hierbij betrokken worden. Maar ik wil graag de vraag van collega De Meester nog eens herhalen: hoe kunnen we vermijden dat dit nog eens voorkomt? Zult u stappen nemen om ervoor te zorgen dat dit echt niet meer kan gebeuren? Want voor de nabestaanden is elk moment dat het daar nog staat, echt wel een grote slag in het gezicht
Mevrouw Vandromme heeft het woord
Mijn fractie sluit zich graag aan bij de minister. Je moet een standbeeld altijd in zijn context zien. Of dat nu is door het te verwijderen of door het in een museum te zetten of gelijk waar. Het beste is dat je er een bord bij plaatst met wat duiding. Dat is ook wat het gemeentebestuur gaat doen. Het gaat in overleg met experts om de juiste duiding te geven en zal dat plein ook een andere naam geven. Wat ons betreft is dat een goede oplossing. Het belangrijkste is dat er duiding komt. We sluiten ons dus graag aan bij de minister.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, dat er maatschappelijk debat en beroering ontstaan naar aanleiding van het plaatsen van een monument dat een periode in de geschiedenis wil herdenken, is op zich niet slecht. We moeten een maatschappelijk debat kunnen voeren over dergelijke zaken. Alleen moet zo’n debat altijd grondig gevoerd worden. Er moet luisterbereidheid zijn. De verschillende elementen moeten in acht worden genomen. Vanuit een maatschappelijk perspectief moeten we vooral vertrekken vanuit de vraag wat we daaruit kunnen leren voor de toekomst. Hoe kunnen we onze samenleving beter maken door juiste lessen te trekken uit het verleden?
Ik vind het op zich zeer waardevol dat het gemeentebestuur ons laat weten dat het bereid is en zelfs het initiatief heeft genomen om een van de meest toonaangevende academici inzake de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in te schakelen om hen te helpen nadenken over wat er nu juist met dat monument moet gebeuren en welke plaats en functie het kan krijgen. Moet dat monument in dezelfde vorm worden behouden, ja of neen, en in welke context?
Men heeft zich ten tweede ertoe geëngageerd om dat plein, dat een geladen betekenis heeft, te zullen herdopen. Dat bewijst dat men daarin voor een stuk voortschrijdend inzicht heeft.
Ik vertrek absoluut van de overtuiging dat het lokale bestuur op geen enkele manier, expliciet of impliciet, heeft willen bijdragen aan het verheerlijken van het naziregime of van de collaboratie.
Ik denk dat er deels ook onwetendheid over de complexe context van die periode is. Dat is een eerste zaak.
Een tweede zaak is dat monumenten die de collaboratie impliciet of expliciet verheerlijken of vergoelijken voor mij onaanvaardbaar zijn. Daar mag geen enkele discussie over bestaan. De situatie die zich daar nu aftekent, heeft te maken met 12.000 van de 100.000 krijgsgevangenen die daar na de Tweede Wereldoorlog hebben gezeten. Die mensen uit Letland hebben, voor het overgrote deel op vrijwillige basis en een gedeelte ook gedwongen, aan de Waffen-SS geparticipeerd. Ze hebben in het Balticum gruwelijke zaken gedaan. Ze hebben namens een misdadig regime zowat elk misdrijf gepleegd dat iemand kan bedenken.
De context in Letland is nog iets complexer en dat maakt dit een interessant gegeven. Letland is het slachtoffer geweest van de botsing tussen twee totalitaire regimes. De communisten hadden met de nazi’s een duivelspact gesloten. De nazi’s hebben Stalin de vrije hand gegeven om het Balticum te bezetten. Stalin is dat onafhankelijk land binnengevallen en heeft Letland ingelijfd. Daarna zijn honderden mensen doodgeschoten en duizenden mensen naar de Goelag gestuurd. Een belangrijk gedeelte van de bevolking is gedwongen door het Rode Leger ingelijfd.
Eigenlijk is de Letse geschiedenis ongelooflijk tragisch. Tijdens de botsing tussen twee totalitaire regimes zijn mensen tussen hamer en aambeeld terechtgekomen. Dit vergoelijkt echter op geen enkele manier de collaboratie met de nazi’s. Het brengt echter de geschiedenis van de twintigste eeuw en de gevaren van totalitaire regimes ongelooflijk dichtbij. De strijd voor mensenrechten, vrijheid en democratie zou de inzet kunnen zijn van een herdenking van waar totalitaire regimes toe leiden en van de lessen die we daaruit moeten trekken. Die lessen zijn ‘nooit meer oorlog’, ‘vrede, democratie en respect voor de mensenrechten’ en ‘de gevaarlijke gevaren van waar extremisme toe kan leiden’. Dat zou een interessante context kunnen zijn voor een monument dat kan worden geplaatst waar na de Tweede Wereldoorlog honderdduizend mensen in krijgsgevangenschap hebben gezeten.
Ik wil het gemeentebestuur aanmoedigen om, samen met een eminent academicus, die oefening te maken en na te denken over de herinneringen die daar moeten worden bewaard. Een goed en uitgebreid maatschappelijk debat daarover kan de samenleving enkel sterker maken. Ik ben het volledig eens met iedereen die het onaanvaardbaar vindt de nazi-collaboratie te herdenken, te minimaliseren of te vergoelijken. Maar de vraag is wat we moeten doen met die plek in een gemeente waar 70 jaar geleden 100.000 krijgsgevangen hebben gezeten, waaronder 12.000 mensen die, vaak op vrijwillige basis, met de nazi’s hebben gecollaboreerd, zich bij de Waffen-SS hebben aangesloten en alle mogelijke en onmogelijke misdaden hebben gepleegd. Wat doen we ten aanzien van een klein land dat het slachtoffer is geworden tussen twee verderfelijke totalitaire regimes, het nazisme en het communisme?
Dat is de uitdaging die de gemeente Zedelgem op haar frêle schouders heeft genomen. Als daar op een zinvolle, maar moeilijke manier iets mee wordt gedaan, kan dat iets waardevols zijn. Ik hoop dat het gemeentebestuur van Zedelgem daar rekening mee zal houden. Na de burgemeester te hebben gehoord, ben ik ervan overtuigd dat het gemeentebestuur dat niet vrijblijvend zal doen. Dat geeft me de hoop dat dit verhaal op een mooie manier kan eindigen.
De heer De Meester heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, het Vlaams Belang zit duidelijk niet in de fase van de verzoening, maar nog altijd in de fase waarin de collaboratie wordt goedgepraat. U hebt gezegd dat de Waffen-SS niets met het nazisme te maken had. De Waffen-SS was de gewapende vleugel van de nazipartij. Dat is de realiteit. U ontkent de geschiedenis. (Rumoer)
Minister, laat ons ervan uitgaan dat het college van burgemeester en schepenen van Zedelgem in de val is gelokt door een partijgenoot van de heer Sintobin. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Mijnheer Sintobin, het klopt dat u dat niet hebt gezegd, maar we laten de heer De Meester uitspreken.
Ik weet dat dit het Vlaams Belang pijn doet. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin en Sam Van Rooy. Rumoer)
Mijnheer Van Rooy, de heer De Meester heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Minister, in plaats van dat monument voor de Waffen-SS zouden we in Zedelgem als signaal of als symbool beter een monument voor het verzet tegen het fascisme zetten, waar trouwens ook de communisten een belangrijke rol in hebben gespeeld, want zonder het communistische verzet zaten we hier vandaag ook niet. (Opmerkingen. Rumoer)
Voorzitter, heb ik het woord of heeft het Vlaams Belang het woord?
Ik denk eerlijk gezegd dat andere partijen momenteel meer lawaai maken dan het Vlaams Belang, maar goed.
Heb ik nog het woord, voorzitter? (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
U hebt nog kort het woord.
Ik wil de minister een constructieve suggestie doen voor het gemeentebestuur in Zedelgem om daar een standbeeld op te richten voor Ferdinand De Lil. Dat is geen communist, collega’s, dus geen paniek. Hij was de leider van het geheime leger en van de verzetsorganisatie in Zedelgem en hij heeft zijn verzet met de dood moeten bekopen. Dat zijn de echte strijders voor onze vrijheid en niet de Waffen-SS.
De actuele vraag is afgehandeld.