Report plenary meeting
Report
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik neem jullie even terug mee naar april-mei 2020, toen er in België een debat ontstond over de zin en onzin van mondmaskers. Toen plots het advies kwam om ze te dragen, was er een klein probleempje: onze strategische voorraad was er niet meer. Dus deden we net zoals de meeste landen in Europa: we gingen aanbellen in China. Hetzelfde kan ik ook vertellen als we het hebben over groene waterstof, waarover we nu proberen akkoorden te sluiten met bijvoorbeeld Oman. Hetzelfde kan ik vertellen als we kobalt nodig hebben voor onder meer onze batterijen, dat komt vanuit Congo. Hetzelfde kunnen we zeggen over silicium dat we nodig hebben voor onze zonnepanelen, dat dan vooral komt uit China. Het doet ons terecht nadenken over deze afhankelijkheid voor wat betreft deze strategische goederen ten opzichte van niet-EU-landen. Van de in totaal 139 strategische goederen die in België algemeen worden gebruikt, komen er slechts 33 uit wat wij westerse landen mogen noemen. Van die 33 komen er dan 30 uit het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten.
Ook Europa deelde die bezorgdheid en daarom werd de Europese Commissie gevraagd om dat allemaal eens in kaart te brengen. Daarop is er een werkdocument gekomen. Minister, daarop heeft u aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) gevraagd om de impact te bekijken voor Vlaanderen. De SERV heeft daar een rapport over geschreven, dat een paar dagen geleden verschenen is, waarbij men logischerwijze eerst heeft gekeken naar België en niet naar Vlaanderen. Een van de concrete vragen die u hebt gesteld, was in welke mate de analyse van de Europese Commissie toepasbaar is op ons. Het antwoord van de SERV was dat Vlaanderen als open economie voor het toeleveren van heel wat grondstoffen, strategisch afhankelijk is van niet-Europese landen. Hoe gaat u gevolg geven aan dit advies van de SERV?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u voor uw interessante vraag. U hebt het correct geschetst. Dat bespaart mij al een stukje tijd.
Eerst is er de Europese Commissie die een onderzoek heeft gedaan. Een cijfer is daarbij van belang, namelijk dat als men binnen Europa kijkt, er 5300 producten zijn onderzocht en van 137 de EU afhankelijk is. Ik heb daarop een analyse van de SERV gevraagd, maar de resultaten daarvan zijn wel wat onthutsend. Als we kijken naar de Belgische cijfers – de Vlaamse kunnen we niet krijgen – gaat het niet over 134 producten maar zijn we voor 621 producten afhankelijk van landen buiten de EU. Dat is heel, heel veel. Er zijn 277 producten die zich bevinden in zeer strategische sectoren.
Die cijfers voor België zijn veel hoger dan de Europese cijfers. Daarom wil ik, gewapend met deze analyse, het debat over het verzwakken van onze eigen afhankelijkheid echt wel voeren. Wij volgen uiteraard alle Europese ontwikkelingen, maar nu is het vooral zaak om te kijken op welke wijze de Vlaamse waardeketens en de ecosystemen beter vervlochten kunnen worden met de Europese om zo een stukje kwetsbaarheid die we intra-Europees kunnen oplossen, ook opgelost te krijgen.
Ik heb daarover een analyse gevraagd aan onze diensten Economie. Ik hoop dat dit debat straks een plaats zal krijgen in de Septemberverklaring. Wij moeten met Vlaanderen onze afhankelijkheid in kaart durven te brengen maar moeten ook werken aan het minder afhankelijk worden. U hebt een heel goed voorbeeld gegeven van de mondmaskers, maar zo zijn er nog een aantal producten, zeker in de chemische industrie bijvoorbeeld, waarvoor onze kwetsbaarheid groter is dan de gemiddelde Europese. Dit is nu prioriteit nummer 1, terwijl we ook intra-Europees het debat zeer fors mee voeren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Wel, u haalt het terecht aan. Ik hoop inderdaad dat dit debat kan worden geopend. Want dit toont uiteraard het moeilijk evenwicht aan tussen enerzijds de groene economie/energietransitie en anderzijds onze geopolitieke afhankelijkheid. We moeten daarvoor breder kijken naar het circulair denken waarin we koploper zijn, maar we moeten ook denken over minder consumeren, substitutiemogelijkheden, productinnovatie, om minder afhankelijk te kunnen zijn en een grotere Vlaamse strategische autonomie te kunnen hebben.
Minister, ik heb daarover een bijkomende vraag voor u. Ziet u, naast het advies van de SERV, concrete zaken die u nu al zeer direct, op korte termijn kunt implementeren in ons beleid?
De heer Anaf heeft het woord.
De coronacrisis heeft een aantal dingen duidelijk gemaakt, ook dat zo'n internationale crisis kan zorgen voor problemen in de toelevering van bepaalde goederen. We hebben dat gezien bij de mondmaskers. Maar ik denk dat ook de klimaattransitie en de digitalisering uitdagingen zijn die de vraag naar bepaalde materialen zullen doen stijgen.
Ik steun het feit dat we ervoor moeten zorgen dat we die strategische waardeketens robuust maken. Om de voorzitter een plezier te doen, zal ik het kort houden en de bijkomende vraag stellen. Welke rol ziet u hierin voor de sociale economie in Vlaanderen, om ook de productie opnieuw meer in Vlaanderen te kunnen krijgen?
U doet mij daar inderdaad een plezier mee, maar tegelijk leeft u daarmee het reglement na. Maar toch bedankt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, ik zal ook proberen u een plezier te doen. Laat dat de teneur zijn van de rest van de vergadering.
Collega's, dit is een bijzonder belangrijke vraag. Het onderzoek wees inderdaad uit dat we voor een op de acht strategische producten in ons land afhankelijk zijn van het buitenland. Dat buitenland kijkt soms ook met een begerig oog naar strategische bedrijven, strategische activiteiten in ons eigen land. Daar is de verankering natuurlijk bijzonder belangrijk. We willen strategische bedrijven, sterke bedrijven hier in Vlaanderen verankeren en houden, minstens wat betreft hun beslissingscentrum. Bovendien is er al heel lang sprake van een screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen, om vijandige overnames van strategische bedrijven te kunnen blokkeren.
Minister, welke initiatieven plant u inzake verankering en het beschermen van onze strategische investeringen en bedrijven?
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Collega's, minister, Vlaanderen blijkt uit een analyse door de SERV een netto-importeur van een groot aandeel essentiële strategische hulpbronnen, onder andere bestemd voor de gezondheidszorg en het medisch onderzoek. Veel van deze producten komen uit China of uit de Verenigde Staten. Er zijn grote risico's verbonden aan de grote importafhankelijkheid van derde landen, zeker wanneer leveringen kunnen worden beïnvloed door andere dan alleen economische overwegingen.
De COVID-19-pandemie schetste voor Vlaanderen de noodzaak van een meer strategisch economisch beleid. Vlaanderen staat in de wereldtop wat betreft innovatie en ontwikkeling. Door het inzetten op specifieke geografische innovatieve clusters kunnen bedrijven ervan worden overtuigd om in onze regio te ondernemen rond bijvoorbeeld biotechnologie.
Minister, voor welke specifieke strategische producten kan Vlaanderen zijn afhankelijkheid van derde landen verlagen door innovatieve start- en scale-ups aan te trekken om in onze regio te ondernemen?
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, dit is een belangrijke vraag van de heer Gryffroy. Ik wil het niet zozeer hebben over het tekort aan mondmaskers, maar vooral over het grondstoffentekort, dat onze economische relance daadwerkelijk bedreigt. We weten dat door een tekort aan computerchips bijvoorbeeld onze autofabrieken in Vorst en Gent hun band al hebben moeten stilleggen. Maar we weten ook dat uit een enquête van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) onlangs nog bleek dat 60 procent van de ondernemers vreest dat dat grondstoffentekort een zwaardere impact zal hebben op onze economie dan de covidcrisis in haar geheel. Dat is dus toch een serieus reëel probleem: een tekort aan aluminium, hout en vele andere grondstoffen.
Minister, mijn vraag is heel kort: neemt u op korte termijn al maatregelen of denkt u er te kunnen nemen om er toch voor te zorgen dat die grondstoffen ook Vlaanderen en onze economie kunnen bereiken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de zeer interessante aanvullende vragen. Ik geef een paar algemene zaken. Collega Gryffroy, ik heb het eigenlijk net gezegd: voor mij is het nu echt van belang dat we eerst en vooral onze verhoudingsgewijs meer kwetsbare positie ten opzichte van het Europese geheel verbeteren. Hoe kunnen we dat doen? We kunnen dat doen door in te stappen in waardeketens of waardeketens te maken, waardoor we onze afhankelijkheid van regio’s buiten Europa verminderen door intra-Europees een oplossing te vinden.
Je kunt natuurlijk ook, zoals andere collega’s suggereren en zoals u zelf ook zegt, investeren in minder consumptie, in innovatieve oplossingen. Dat is absoluut juist, maar ook voor innovatieve oplossingen heb je vaak grondstoffen nodig waarvoor je mogelijkerwijze opnieuw afhankelijk bent van regio’s buiten Europa. Die waardeketens moeten we dus goed in kaart brengen. Voor mij is fase 1 ervoor zorgen dat we wat die afhankelijkheid betreft minstens de norm bereiken die de Europese Commissie heeft vastgelegd, want we zijn een stuk kwetsbaarder. Dat is dus supersuperbelangrijk, en dat is de vraag die ik ook heb gesteld aan mijn administratie Economie: hoe kunnen we ook als overheid voluit een rol spelen in het kleiner maken van die kwetsbaarheid?
Dan is er de rol van de sociale economie. Collega Anaf, het is eigenlijk heel interessant dat u die vraag stelt. Collega Ongena, ik ga het toch eventjes over de mondmaskers hebben. Via superstrategische steun zijn we er de voorbije maanden in geslaagd om de productie van grondstoffen voor mondmaskers hier te realiseren. Dat is aan de aandacht van sommigen ontsnapt. Dat is die ‘melt blown’ grondstof. We konden hier wel mondmaskers produceren, maar ook om die te maken, heb je een stof nodig. We zijn erin geslaagd, dankzij superstrategische steun, om die grondstof hier te krijgen. Het gevolg is dat we ondertussen productielijnen hebben. We hebben dus niet stilgezeten. We hebben absoluut alles wat mogelijk is gedaan om via innovatie onze afhankelijkheid al een stukje kleiner te maken.
Collega Anaf, we hebben daarnaast ook gezien dat onze sociale-economiebedrijven ook voluit de kaart hebben getrokken van de productie van mondmaskers. In de crisis heb ik sommigen hun werking helemaal zien omturnen om op die zaken te springen waarvan er tekorten waren. Dat siert hen echt. Ook in een periode waarin men mensen probleemloos tijdelijk werkloos kon maken, zijn er echt bedrijven geweest die dat niet wilden doen, die echt die sprong wilden maken. Ze zijn daar ook voor beloond.
Collega Bothuyne, uw vraag is eigenlijk dubbel. Ten eerste ging het over die vijandige overnames. U weet dat we al een tijdje werken aan een screeninginstrument voor buitenlandse investeringen, waarbij er wat discussies zijn over de bevoegdheden. Wat ik niet wens, is dat we uiteindelijk twee instrumenten hebben. Ik wil dus absoluut dat onze Vlaamse bevoegdheden worden gerespecteerd, maar ik wil wel tot één instrument komen, anders moet men door twee screenings gaan. Dat zou eigenlijk een totaal verlies van energie zijn.
Het tweede luikje van uw vraag is natuurlijk ook superinteressant. Er wordt immers soms wel eens gevraagd of wij eigenlijk nog een orgaan zoals de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv) moeten hebben. Net in deze tijden vind ik dat superbelangrijk. Ik heb ook aan Gimv gevraagd om eens te bekijken hoe zij, bijvoorbeeld in het kader van de relance, voor een stuk die duurzame verankering kunnen garanderen. Ik wil daar wel die voetafdruk van zien. Net in tijden zoals deze, die zeer volatiel zijn, kunnen zij een beduidend verschil maken. Hetzelfde geldt trouwens voor wat ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) kan betekenen voor ons Vlaamse bedrijfsleven.
Collega Sterckx, ik heb al wat voorbeelden gegeven. Uiteraard hebben we grote inspanningen gedaan om start-ups en scale-ups te krijgen. U moet maar naar de cijfers kijken. Er zijn nog nooit zo veel innovatieve starters geweest als vorig jaar, en dat heeft ook te maken met de goede samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen, wetenschappelijk onderzoek en het bedrijfsleven.
Collega Ongena, u had het ook over de tekorten aan grondstoffen. Ik kan als minister natuurlijk niet beginnen te bekijken waar ik bepaalde bouwmaterialen kan krijgen. Wat we wel kunnen doen, is heel intense contacten onderhouden met het bedrijfsleven om te kunnen inschatten hoe en wat, maar ik sluit niet uit dat er in het najaar bijvoorbeeld bij bouwstofleveranciers problemen gaan ontstaan. We zijn dus alles in kaart aan het brengen. We zijn aan het bekijken hoe we kunnen ondersteunen, hoe we ook kunnen anticiperen op een aantal zaken. Collega’s, het is echter geen dag te vroeg om bijvoorbeeld onze relancemiddelen te gaan investeren in circulair bouwen. Als je circulair bouwt, kom je immers in een situatie waarbij je eigenlijk veel minder afhankelijk wordt van de import van allerhande grondstoffen, omdat je datgene wat je hebt, kunt hergebruiken.
Tot slot: hoe kan Europa veel strategischer werken? Daarvoor kijk ik vooral naar de IPCEI-projecten (Important Projects of Common European Interest). Dat zijn grote projecten van gemeenschappelijk belang zoals wat wij nu doen met waterstof. Daarmee kun je intra-Europees een groot stuk onafhankelijker worden ten opzichte van de rest van de wereld. Dat is een heel palet aan maatregelen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Als wij de discussie voeren op het niveau van de Vlaamse strategische autonomie, dan is dat omdat Vlaanderen heel kwetsbaar is en kwetsbaarder zal zijn en blijven ten opzichte van Europa. Wij hebben immers een zeer open economie en wij hebben weinig eigen grondstoffen in onze eigen bodem. Het gaat hier voor mij niet om een vorm van protectionisme. Het gaat er voor mij om hoe wij in de toekomst omgaan met onze eigen productinnovatie en met ons eigen circulair denken. Ik vind het voorbeeld van het circulair bouwen, dat u zelf aanhaalt, heel mooi. Maar als wij te maken hebben met nieuwe technologieën zoals batterijen, dan kunnen die nog niet circulair aangepakt worden want er zijn nog te weinig batterijen in omloop. Het zal minstens nog tien jaar duren vooraleer misschien 10 procent van de nieuwe batterijen circulair zal zijn. Voor mij gaat het om een moeilijk evenwicht tussen groene economie en groene energietransitie enerzijds en anderzijds de geopolitieke afhankelijkheid.
De actuele vraag is afgehandeld.