Report plenary meeting
Report
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, minister, vorige week bereikten de EU-onderhandelaars een akkoord over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het was een moeilijke bevalling, maar er is een akkoord. Het is een akkoord dat duurzaamheid centraal stelt, dat de rendabiliteit van onze landbouwondernemers centraal stelt. Men noemt het een eenvoudiger, eerlijker en groener GLB. Dat zien we aan de maatregel om 25 procent van de rechtstreekse inkomenssteun te reserveren voor ecoregelingen. Dat betekent dat een extra inspanning voor het klimaat en het milieu extra financiële middelen oplevert. We komen op die manier op een synergie van de Green Deal en het GLB.
Europa heeft dus het huiswerk gemaakt, afgewerkt en nu is het aan u, minister, om dit als leidraad te nemen en om te zetten in concrete maatregelen voor Vlaanderen en de Vlaamse landbouwers. Op welke manier zult u het nieuwe Europese landbouwbeleid vertalen naar een Vlaams beleid waarbij de ecologische verduurzaming van onze landbouw en het verzekeren van een degelijk inkomen voor onze boeren wordt nagestreefd?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik wens u veel succes met uw stem.
Dat komt helemaal in orde.
Het is al direct beter, merk ik.
Er is drie jaar onderhandeld om tot een akkoord te komen. Ik ben zelf maandag en dinsdag in Luxemburg geweest waar de Raad van Ministers principieel groen licht gegeven heeft. Er moeten nog wat details worden uitgewerkt tegen de volgende raad, maar het licht staat op groen.
We hebben als enig land toestemming gekregen om een Vlaams en een Waals plan in te dienen. Dat is nodig omdat de landbouw op een totaal andere wijze georganiseerd wordt. We hebben de tekst gezien, dat is een heel goede zaak. De Vlaamse Regering is al heel lang bezig met het voorbereiden van wat we dachten dat er zou komen. Principieel is de discussie al gevoerd, zodat ik de komende weken de MER op het Vlaamse plan kan opstarten.
Het is een goede regeling geworden. U hebt het ook gezegd, we moeten een evenwicht vinden tussen een duurzaam verdienmodel voor de boeren – als het van de Vlaamse regelgeving afhangt, is dat een actieve boer met een heel bijzondere focus op de jonge boeren, om de toekomst voor hen leefbaar te houden – en een vergroening van onze landbouw.
Vanaf 2023 zal het nieuwe GLB starten. Op de plannen die wij nu maken, moet er een MER komen en dan moet het plan worden goedgekeurd. Maar we hebben niet gewacht op dat nieuwe GLB, vanaf morgen zullen onze landbouwers al een hele reeks niet-productieve investeringen ondersteund krijgen. We hebben een pre-ecoregeling goedgekeurd. Dat betekent dat voor peilgestuurde drainage, het aanplanten van knotwilgen, hagen en heggen, zaken die goed zijn voor de duurzaamheid, maar niet direct gelinkt zijn aan het productieproces, steun kan worden aangevraagd vanaf morgen. Gedurende 2022 hoop ik dat we zo al een voorsprong nemen op het verduurzamen van het nieuwe GLB.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Bedankt, minister. Het was inderdaad een moeizaam proces in Europa. Het is goed dat we in Vlaanderen dus wat snelheid nemen, door al op voorhand nagedacht te hebben en door bepaalde beslissingen op snelheid te brengen vanaf morgen. Dat is goed.
Het is belangrijk dat we ook in het MER en in de plannen die we be-MER’en, goed het evenwicht bewaren tussen de drie dimensies van de verduurzaming: het ecologische, het sociale, maar ook het economische aspect. U weet als geen ander, minister, dat nog heel wat bedreigingen en uitdagingen op de landbouw afkomen. Ik wil het vandaag niet over stikstof hebben, maar we hebben onze uitdagingen wel in het vooruitzicht. Europa staat ons als Vlaanderen ook heel wat autonomie toe in het uitwerken van dat GLB. Het kan ons helpen om die schaalverandering waar we toch naar kijken in de sector, te realiseren.
U had het over de actieve boer. Dat wordt natuurlijk een zeer cruciaal begrip. Want de actieve boer heeft recht op die steun. Minister, welke accenten denkt u te leggen om die actieve boer en de middelen te leiden naar de jonge, startende ondernemers, maar ook naar de nieuwe verdienmodellen die we in de sector zien?
De heer Coel heeft het woord.
Minister, gefeliciteerd met uw bijdrage aan de totstandkoming van het akkoord. Het heeft lang geduurd. Het was een zware bevalling, maar het is er uiteindelijk. Dat is al een verdienste op zich. Het heeft ook een aantal goede accenten, zoals u al hebt opgesomd. De vraag zal natuurlijk zijn of het voldoende is om echt de omslag te maken naar een duurzame Europese landbouw. In het regeerakkoord staan daar een aantal belangrijke principes over. Enerzijds willen we niet aan ‘gold plating’ doen en onze boeren benadelen met te ambitieuze doelstellingen ten opzichte van lidstaten die dan minder ambitieus zijn. Anderzijds willen we wel ambitieus zijn op het vlak van klimaat, duurzaamheid en biodiversiteit en willen we onze jonge boeren kansen geven. Mijn vraag gaat dus over de vertaling naar dat Vlaams strategische plan. Hoe zult u die twee doelstellingen proberen te verzoenen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, de uitdagingen voor onze landbouwsector zijn natuurlijk gigantisch, zowel als het gaat over economische leefbaarheid als over duurzaamheid. En dan moet ik toch zeggen dat onze eerste appreciatie van het bereikte akkoord niet zo optimistisch is. We hebben enerzijds het rapport gezien van de Europese rekenkamer van het vorige GLB, dat zegt dat er 100 miljard euro is uitgegeven aan duurzaamheid, maar dat er niets bereikt is aan vergroening. En ten tweede zien we nu dat er een akkoord voorligt dat weinig aansluit bij de Green Deal en bij de Farm to Fork Strategy. Er is wat ons betreft dus een grote bezorgdheid dat dit toch wel weer een weinig impactrijk plan lijkt te worden, met een flop tot gevolg.
Het goede nieuws is inderdaad dat er meer autonomie is voor Vlaanderen om zijn eigen strategisch plan uit te werken. U wijst al op een aantal kansen of ideeën die daar rond leven, maar we hebben grote uitdagingen: het stikstofprobleem, vermesting, vermindering van de klimaatbijdrage vanuit de veeteelt, maar ook de economische leefbaarheid, waar ik mee begonnen ben en wat in dit parlement toch een grote prioriteit geniet. Bent u vanuit die autonomie bereid om bij de opmaak van het eigen strategisch plan nog verder te gaan dan wat er vandaag voorligt en ook verder te gaan dan het Europese compromis, om op die manier een veerkrachtige, klimaatrobuuste landbouwsector mogelijk te maken?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, het heeft inderdaad een hele tijd geduurd voordat we hier eindelijk ook wisten waaraan en waaraf. Ik denk dat het belangrijk is, minister, dat we op dit punt zijn om duidelijkheid en klaarheid te kunnen bieden aan onze landbouwers.
Het is, zoals de collega’s al hebben aangegeven, altijd een evenwicht zoeken tussen ecologie, economie en sociaal evenwicht. Ik denk dat we in dezen allemaal moeten erkennen dat onze land- en tuinbouwsector de afgelopen jaren immens veel bereikt heeft, ook op het vlak van innovatie en ecologische en milieukundige inspanningen. U hebt net verwezen naar extra steunmaatregelen op dat vlak, maar we staan ook voor een gigantische uitdaging qua generatiewisseling. We zien dat in 2016 nog maar 10 procent van onze bedrijfshoofden jonger dan veertig was, terwijl dat in 2007 18 procent was. We weten dat dat cijfer alleen nog maar dalende is en dat we dus zeker ook een stimulans moeten kunnen inbouwen voor onze jonge land- en tuinbouwers, om effectief nog land- en tuinbouwers te kunnen blijven motiveren om zich in te spannen voor deze mooie sector. Hoe ziet u daarop in te spelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de aanvullende vragen.
Collega Coenegrachts, u vraagt hoe ik dat zal inkleuren in Vlaanderen. Er zijn voor mij zes accenten.
Eerst en vooral een focus op de actieve boer. De directe steun die we geven moet naar actieve boeren gaan. Twee, er moet een grotere variëteit van verdienmodellen komen. Wij zullen vanuit Vlaanderen geen verdienmodel opleggen. Het is de vrije keuze van een boer om te kiezen op welke manier hij zijn bedrijf rendabel kan runnen. Drie, de ambities inzake klimaat en milieu zijn niet vrijblijvend. Ik zal daar straks nog iets meer over zeggen. Vier, we trekken radicaal de kaart van de innovatie. Dat wordt veel te weinig belicht als het gaat over landbouw, maar het is spectaculair wat we allemaal kunnen realiseren met innovatie. Collega’s, ik geef een voorbeeldje. Vandaag is er een studie van de KU Leuven naar buiten gekomen over hoe duurzaam onze melkkoeien zijn. De koolstofvoetafdruk per liter melk in Vlaanderen is minder dan de helft van het wereldwijde gemiddelde. Dat is te danken aan de efficiëntie, de innovatie, het onderzoek en de investeringen die we doen. We focussen ons veel te weinig op het verschil dat we kunnen maken dankzij innovatie. Vijf, veel meer samenwerking. Als je alleen staat, ben je kwetsbaar, als je in groep je belangen verdedigt, ben je sterker. Daar hebben we met onze boeren toch nog wel wat werk aan de winkel. En zes, uiteraard, collega Rombouts verwees er ook al naar: de jonge boer. Jongeren, zowel met een landbouwachtergrond als jonge nieuwkomers in de sector, hebben heel specifieke uitdagingen. De grootste uitdaging is: grond, grond, grond. Waar vinden we nog grond om onze stiel te kunnen uitoefenen? Vandaar dat het GLB inzet op de jongeren in de sector, en ons toelaat om daar nog meer op in te zetten. Er staat zelfs in het ontwerpakkoord dat minstens 3 procent van de inkomenssteun moet worden ingezet voor instrumenten die naar jongeren gaan. Wij hebben in Vlaanderen al de keuze gemaakt om meer te geven aan de investeringssteun voor de jonge boer. Net om mensen in de sector te houden. We willen ook veel meer onze jongeren bijstaan met advies en vorming, ook rond duurzame verdienmodellen. Men denkt vaak in generaties: ‘Wat mijn ouders en grootouders deden, dat zullen wij ook doen.’ Die tijd is voorbij. Niet noodzakelijk helemaal, maar het is ook onze opdracht om de nieuwe teelten en de nieuwe verdienmodellen in de kijker te zetten.
Vaak komt er kritiek. Collega Coel en collega Vaneeckhout, zal het voldoende zijn? Ik ben ervan overtuigd dat we een grote sprong voorwaarts maken en kunnen maken. Collega Coel, u hebt terecht gesteld dat we niet aan ‘gold plating’ zullen doen, maar een deel van de steun die wordt gegeven, is steun waarbij we afhankelijk zijn van de goesting van de boeren om erop in te tekenen. Als we morgen starten met de niet-productieve investeringen en er doet niemand mee, dan heeft ons beleid gefaald. We moeten boeren op weg zetten om hen nog veel meer dan tot nu kon de sprong te laten maken naar de niet-productieve investeringen.
Collega Vaneeckhout, ik heb ook die kritiek gelezen, maar ik ben optimistischer gestemd dat uzelf. U zult het mij niet kwalijk nemen. De groenarchitectuur is een van de fundamenten van het nieuwe GLB. Voor bijvoorbeeld basisinkomenssteun zijn er veel meer voorwaarden. De ecoregelingen zijn wat mij betreft het paradepaardje. Wij zijn volmondig akkoord gegaan dat het een kwart moest zijn. Sommigen zeiden dat het meer moet zijn, maar dit is een heel groot bedrag, zeker als je weet dat boeren er vrijwillig op moeten intekenen.
Daarmee kom ik bij de slotzorg van collega Rombouts: je kunt maar zo ambitieus zijn als je mensen meekrijgt. We zien nu al dat een op de drie boeren niet ziet hoe hij een opvolging zal kunnen voorzien in de toekomst. Dan moeten we toch rekening houden met het feit dat duurzaamheid ook sociale duurzaamheid impliceert. Dat betekent dat je mensen in staat moet stellen om mee die omslag te maken. De evenwichten tussen al die belangen zullen we goed vertalen in ons Vlaams plan, waarvan ik hoop dat we het eind dit jaar goedgekeurd kunnen krijgen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de bijkomende antwoorden. De landbouwsector is klaar om een omschakeling te maken en beseft welke uitdagingen er op de boeren afkomen. Wij moeten hen vooral beschouwen als een partner in de zorg voor de natuur en het milieu. Het GLB kan een instrument zijn om de verduurzaming te stimuleren, onder andere door, zoals u zegt, de innovatie te stimuleren.
Maar we moeten daarbij niet uit het oog verliezen dat landbouwers ondernemers zijn die ook hun boterham moeten kunnen verdienen. We moeten aandacht hebben voor dat economisch verdienmodel. Een veelheid aan verdienmodellen mag in Vlaanderen spelen maar we laten dat inderdaad het best over aan de ondernemer zelf.
De actuele vraag is afgehandeld.