Report plenary meeting
Report
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Katrien Schryvers, Lorin Parys, Freya Saeys, Katja Verheyen, Maaike De Rudder en Koen Daniëls over een totaalaanpak van kindermishandeling.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Sta mij toe toch wat langer stil te staan bij dit voorstel van resolutie dan bij het vorige voorstel van decreet. Het is immers een ontzettend belangrijk thema.
In 2020 ontvingen de Belgische jeugdparketten niet minder dan 91.402 meldingen over verontrustende opvoedingssituaties. Dat zijn er niet minder dan 250 per dag. 54 procent van de kinderen in Vlaanderen werd al slachtoffer van emotioneel geweld, 31 procent van fysiek geweld en 7 procent van seksueel geweld, zo bleek uit cijfers van het schoolonderzoek ‘Geweld, gemeten en geteld’ uit 2018. Collega’s, dat zijn echt onthutsende cijfers. Achter die cijfers zitten overal drama’s, gevolgen voor kinderen die een impact hebben op hun directe leven, maar ook vaak op hun toekomst. Want mishandeling bij kinderen laat hele diepe sporen na, en belemmert de ontwikkeling en de mogelijkheden over de hele levensloop, zelfs tot in de volgende generaties.
Problematieken zoals trauma, onveilige hechting, laag zelfbeeld, middelengebruik, zelfdodingsgedachten en -pogingen komen vaker voor bij mensen die als kind slachtoffer werden van mishandeling. Wie als kind mishandeld werd – dat mogen we ook niet uit het oog verliezen – loopt bovendien een groter risico om later ook de eigen kinderen bloot te stellen aan vormen van mishandeling.
Kindermishandeling is een heel complexe problematiek, waarbij er verschillende factoren spelen. Het beleid ter zake verreist dan ook een totaalaanpak, gaande van preventie over snelle detectie, aangiftebereid tot effectief een einde maken aan verontrustende en gevaarlijke situaties.
Met dit voorstel van resolutie focussen we op een brede aanpak, waarin de diverse aspecten met betrekking tot kindermishandeling worden belicht, en waarmee het beleid echt een verschil kan maken.
Ik wil graag enkele aspecten uit dit voorstel van resolutie uitlichten, collega’s. Ten eerste is er detectie. Als samenleving dragen wij een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Te vaak worden signalen immers niet tijdig genoeg gezien, en blijft kindermishandeling onder de radar. Kindermishandeling voorkomen en al van in de kiem aanpakken vraagt dan ook van iedereen een alerte en zorgzame samenleving. Een eerste stap is daarbij om zowel burgers als hulpverleners goed in te lichten over signalen die mogelijk kunnen wijzen op kindermishandeling. Heel vaak gaat het knipperlicht niet snel genoeg branden, of wordt er te weinig naar gehandeld.
Wie kindermishandeling of een vermoeden ervan wil melden, moet weten waar dat kan, en moet ook weten dat dat anoniem kan. Ook kinderen zelf moeten daarbij aangesproken worden, opdat ook zij situaties die niet aanvaardbaar zijn, leren erkennen en kunnen en durven te melden. Door meer sensibilisering en gemakkelijk bereikbare hulplijnen kunnen niet alleen meer situaties aan het licht komen, ze kunnen ook sneller aan het licht komen. En vanzelfsprekend is een melding niet genoeg; er moet ook mee aan de slag gegaan worden. Daarom is ook afstemming tussen de hulplijnen zo belangrijk.
Punt twee is werken aan de gezinscontext. Het risico op kindermishandeling neemt toe wanneer de draagkracht van ouders – die verzwaard kan worden door ziekte, geldproblemen, mentale problemen, middelenverslaving, trauma’s uit de eigen kindertijd, enzovoort – wordt overschreden. Ouders moeten dan weten dat ze een beroep kunnen doen op hulpverlening en op opvoedingsondersteuning. Het is spijtig dat hier nog een groot taboe op rust, want zo zouden we echt de escalatie van situaties kunnen voorkomen. Daarom moeten we ouders meer en beter informeren en hen ook nauwer betrekken. Door met heel het gezin aan de slag te gaan, kan er rond risicofactoren gewerkt worden.
Het derde punt waar ik het over wil hebben is de Kindreflex. Ook voor hulpverleners is het niet altijd gemakkelijk om kindermishandeling te herkennen of te melden. Niet het minst omdat ze zich belemmerd voelen door hun beroepsgeheim. Het beroepsgeheim is echter niet absoluut. De grondregel is dat men moet handelen in het belang van de minderjarige. Hierrond sensibiliseren en hieraan de nodige aandacht besteden in de opleidingen kan zorgen voor minder terughoudendheid bij zorg- en hulpverleners om een vermoedelijk geval van kindermishandeling te melden. Een toepasbaar afwegingskader of protocol kan hierbij helpen. Zoals de Kindreflex nu al op verschillende plaatsen wordt toegepast, maar zeker nog breder ingang kan vinden, zo kan de Kindreflex zeker ook van nut zijn in het onderwijs, in de brede gezondheidszorg en zelfs in de recreatieve sectoren waar volwassenen intensief met kinderen in contact komen.
Punt vier gaat over gemandateerde voorzieningen. In ons voorstel van resolutie besteden we daar ook ruim aandacht aan. Hun werkterrein blijkt in de praktijk niet altijd even duidelijk afgebakend. Daarom vragen we naar het monitoren van de dossiers die er worden aangemeld en de trajecten die vervolgens worden afgelegd, zodat de resultaten van het beleid beter in kaart gebracht kunnen worden. Bovendien lijkt het ons ook belangrijk om één aanspreekpunt voor maatschappelijke noodzaak te realiseren, zodat de gemandateerde voorzieningen zich kunnen blijven concentreren op hun kerntaak en er langetermijnopvolging kan gebeuren. Wat betreft de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s), vragen we een betere stroomlijning en ook het delen van goede praktijken. Vandaag zijn er immers te veel regionale verschillen in de werking. Het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling dient daarbij een begeleidende rol op te nemen. Ouders en kinderen die in een vrijwillig hulpverleningstraject zitten met een VK of een ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ), maar het niet eens zijn met een bepaalde beslissing of een handelswijze van de gemandateerde voorziening, moeten ook terechtkunnen bij het cliëntenforum.
In het vijfde en voorlaatste punt focus ik graag even op samenwerking. De afgelopen jaren werd er binnen het Vlaams Forum Kindermishandeling (VFK) goed samengewerkt tussen Justitie en Welzijn. Het VFK was echter niet meer actief, terwijl toch de nood van een nieuw samenwerkingsverband gevoeld werd. Korte lijnen tussen Justitie en Welzijn zorgen er immers mee voor dat escalaties van geweldsituaties vermeden kunnen worden. Minister, we zijn dan ook tevreden – en hij verdwijnt opnieuw – met het recente initiatief tot oprichting van een nieuw expertiseplatform.
Hij heeft de complimentjes nog in ontvangst genomen.
Ik denk dat hij dat gehoord heeft.
De samenwerking tussen Justitie en Welzijn is zeker van groot belang bij de begeleiding van daders, want niet alleen bestraffing, maar zeker ook gerichte daderhulpverlening kan het risico op herhaling van feiten immers gevoelig doen afnemen. Wetenschappelijke inzichten hieromtrent zouden nog meer vertaald kunnen worden naar de praktijk. Ook over het opleggen van daderhulpverlening bestaan bij de regionale parketten immers grote verschillen in visies.
Collega’s, tot slot willen we ook dat er meer wetenschappelijk onderzoek gebeurt. We vragen meer wetenschappelijk onderzoek rond de prevalentie van kindermishandeling. Het is immers belangrijk om evoluties in de tijd te meten en een zicht te hebben op de maatschappelijke kost en de impact van kindermishandeling. Als maatschappij moeten we er zijn voor elk kind dat slachtoffer is van fysiek, emotioneel of seksueel geweld. Dat vraagt een totaalaanpak en een zeer brede verantwoordelijkheid van de hele maatschappij, van elke hulpverlener, van justitie, van politie, enzovoort. Met dit voorstel van resolutie willen we de noodzaak aan deze brede en gecoördineerde aanpak van de complexe problematiek van kindermishandeling benadrukken. De voorstellen zijn ook complementair met het samenwerkingsplatform dat de Vlaamse Regering recent heeft bekendgemaakt. Zij hebben als gemeenschappelijke rode draad dat elk kind moet kunnen opgroeien in een veilige omgeving.
De heer Parys heeft het woord.
Alles is nog niet gezegd, omdat dit een wel heel belangrijke problematiek is. Collega Schryvers heeft daarjuist inderdaad een aantal cijfers geciteerd die echt naar uw hart gaan. Als je weet dat er 250 keer per dag een kind wegens een verontrustende opvoedingssituatie wordt aangemeld bij een jeugdparket in dit land, dan moet je niet vragen hoeveel andere kinderen daarachter zitten die niet bij een jeugdparket worden aangemeld. En daarachter zitten nog een hele hoop kinderen die onzichtbaar zijn, en die wél iets meemaken, waarvan niemand iets zegt.
Daar willen wij met deze resolutie iets aan veranderen. De cijfers betreffende mishandeling zijn ook heel erg verontrustend: 1 op de 10 kinderen heeft een ernstige fysieke mishandeling meegemaakt in Vlaanderen, de helft heeft een emotionele mishandeling ondergaan. En als je mishandeld bent geweest, dan trekt dat echt diepe groeven in uw persoonlijkheid als een kind. Die groeven nemen echt de vorm aan van een canyon, in onze maatschappij. Waarom? Wetenschappelijk is het heel goed onderbouwd, dat iemand die een vorm van kindermishandeling heeft ondergaan, later meer kans heeft op zelfmoord, op middelenmisbruik, op depressie, op angststoornissen, op een laag zelfbeeld. Dus, zelfs als je niet louter dat misbruik wil voorkomen, dan kan je nog zeggen dat de effecten op de maatschappij zo groot zijn, dat we hierin moeten investeren, omdat we daar als maatschappij anders de gevolgen van dragen, en die duren meestal een heel mensenleven lang.
De hoofdpunten van de resolutie heeft collega Schryvers toegelicht, maar ik licht er toch nog een aantal punten uit die voor mijn fractie bijzonder belangrijk zijn.
Eerst en vooral: als het misgaat thuis, dan is het belangrijk dat we eerst thuis proberen ondersteuning te geven. Ouders moeten weten dat, wanneer zij problemen hebben met opvoeding, wanneer ze hulpverlening nodig hebben, dat ze daar ook effectief een beroep op kunnen doen. Dus moet die hulpverlening er ook zijn, en moet die kort op de bal kunnen spelen. Maar collega’s, laat ons van dat mantra – wat het vandaag is – dat een kind nergens beter is dan thuis, ook geen absolute waarheid maken. Soms is het overal anders beter dan thuis, en dan moeten we dat ook durven inzien, en snel genoeg durven handelen om een kind uit een heel gevaarlijke context te nemen. Die slinger is – wat ons betreft – wat doorgeslagen. In de jaren ‘60, ‘70, misschien nog begin jaren ’80, werd een kind veel te snel uit huis genomen. Daarna is er een tegenreflex gekomen, en werd een kind eigenlijk veel te lang thuis gelaten. Vandaag zeggen wij: laat ons die slinger brengen waar hij thuishoort, namelijk in het midden. Wanneer we alles geprobeerd hebben om een kind op een veilige manier thuis te houden, en besloten hebben dat dat niet kan, dat we dan ook onmiddellijk actie ondernemen om een kind uit zo’n verontrustende opvoedingssituatie te halen. Wat ons betreft mag dat heilige huisje van ‘het is altijd beter dat je thuis blijft’ zeker gesloopt worden.
Er zijn nieuwe manieren om aan die gezinscontext te werken, bijvoorbeeld een hele familie uit huis te plaatsen, de volwassenen uit huis te plaatsen, en niet het kind. Dat zijn allemaal dingen die in deze resolutie staan, die belangrijk zijn, en die we meer willen onderzoeken en gebruiken.
Twee: je moet anoniem kunnen melden. Wat gebeurt er veel te veel? Buren hebben wel iets gehoord, op school hebben ze wel iets gezien, maar ze durfden geen melding te maken omdat ze dachten: ‘wat als het niet waar is? Dan sta ik daar.’ Die reflex willen we overwinnen door te zeggen dat je anoniem een klacht moet kunnen neerleggen, die dan ook discreet onderzocht wordt. Beter een melding te veel dan een melding te weinig. Wij hameren op het feit dat je anoniem die klacht moet kunnen neerleggen, en we willen er ook voor zorgen dat er een meldcode komt voor iedereen die in de hulpverlening werkt, om er voor te zorgen dat er een heel duidelijk kader is van wat er van jou verwacht wordt wanneer je signalen opvangt, wat je moet doen. We willen hiermee ook een tweede heilig huisje slopen, namelijk het feit dat het beroepsgeheim van alle hulpverleners altijd absoluut is. Dat is het niét, collega’s. Er zijn proefprojecten, zoals bijvoorbeeld het Protocol van Moed in Antwerpen, die bewijzen dat het anders kan. Dat is het tweede heilige huisje dat we hier met deze resolutie willen slopen.
Drie: de samenwerking Justitie-Welzijn was stilgevallen omdat het Vlaams Forum Kindermishandeling niet meer bijeenkwam. De minister heeft actie ondernomen om dat te verhelpen. Daar zijn we blij mee, maar het derde grote punt dat wij hier willen aankaarten is: het mag niet uitmaken waar je wieg staat om te laten bepalen welke hulp je krijgt.
Als je naar de cijfers van de ondersteuningscentra jeugd en naar de cijfers van het vertrouwenscentrum kindermishandeling gaat kijken, dan zie je dat er aan dezelfde klachten een heel ander gevolg wordt gegeven. Er wordt een heel ander traject gelopen tussen die twee gemandateerde voorzieningen, maar ook per provincie, bijvoorbeeld. Die dingen willen we eruit, door ervoor te zorgen dat er integratie komt tussen die twee gemandateerde voorzieningen, en doordat ze hun werking op mekaar gaan afstemmen, zodanig dat een kind dezelfde kans op hulpverlening krijgt, of het nu in Bree of in Oostende het slachtoffer is van kindermishandeling. Dat lijkt ons bijzonder belangrijk.
En als laatste punt, voorzitter, is het toch ook wel belangrijk en het stuit ook wel een beetje tegen de borst, dat wij vandaag geen wetenschappelijk onderzoek hebben dat op langdurige wijze de prevalentie van kindermishandeling in Vlaanderen in kaart brengt. Als je dan een goed beleid wilt voeren, dan vaar je voor een stuk blind.
Het is nauwelijks te geloven dat we hier in dit parlement zitten, in 2021, en dat we tot de vaststelling komen dat dat onderzoek er gewoon niet is. En met dit voorstel van resolutie vragen wij aan de Vlaamse Regering: maak daar werk van. Wij zullen u daar zeker over ondervragen en wij hopen dat het er ook snel zal komen, omdat we zo tot een beter beleid kunnen komen en zo meer kinderen die het slachtoffer zijn van kindermishandeling, kunnen detecteren en helpen. Het is uiteraard onze ultieme ambitie om te vermijden dat er nog slachtoffers vallen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Kindermishandeling is inderdaad een heel complexe problematiek. Kinderen die mishandeld zijn of worden, dragen daar de sporen van mee voor de rest van hun leven. En deze problematiek vergt dan ook een totaalaanpak. Een goede samenwerking tussen Justitie en Welzijn is van groot belang. Onze fractie heeft deze problemen ook al vaak aangekaart, in de commissie Welzijn en ook in de commissie Justitie en tijdens de hoorzittingen.
Deze problematiek is niet nieuw, ze bestaat al jaren. De voorstellen in dit voorstel van resolutie zijn zeer goed en dringend nodig. Collega Schryvers heeft de belangrijkste punten net toegelicht. Ik zal ze hier niet herhalen, maar het zou prachtig zijn als dit allemaal gerealiseerd kan worden. Onze vraag is alleen: welke budgetten staan hier tegenover en op welke termijn wil men deze doelen uitvoeren?
Dit voorstel van resolutie focust op een brede aanpak van kindermishandeling en doet concrete aanbevelingen aan de Vlaamse Regering. Onze fractie gaat dit voorstel dan ook goedkeuren.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Onze fractie is heel blij dat dit onderwerp op de agenda staat. Laat ik daarmee, heel expliciet, beginnen.
Bij dit voorstel van resolutie hebben we, zoals u weet, wel enige reserves.
Ten eerste, omdat het niet echt een eenduidig voorstel is. Het voorstel kan op verschillende manieren worden gelezen, verschillende passages, verschillende doeleinden. Het ene loffelijk, het andere misschien potentieel schadelijk.
Ten tweede, omdat het lacunes vanuit het Vlaamse beleid soms ten onrechte lijkt te leggen bij de sector en de hulpverlening. En dan komen we natuurlijk bij een van de olifanten in de kamer, namelijk de wachtlijsten en de investeringen in de hulpverlening. Als een kind, maar ook een dader – misschien zelfs zeker een dader – de moed heeft om in de spiegel te kijken en zichzelf aanmeldt, dan moeten we ervoor zorgen dat die persoon ergens terechtkan, dat dat gezin ergens terechtkan. Want anders creëer je een situatie van nog onhoudbaardere spanning in een gezin. Op dit moment zijn die wachtlijsten onhoudbaar in dringende hulpverlening.
Ten derde zien we ook wel wat lacunes in de aanpak van de problemen die voorgesteld worden. Ik ga eentje aanhalen. Als we het hebben over cijfers bijhouden, dan is het heel terecht wat wordt gezegd. Er zijn inderdaad te weinig cijfers. Mijn allereerste vraag in de plenaire vergadering ging onder andere daarover, en over de Kindreflex. Als we het bijvoorbeeld hebben over de Kindreflex, dan zorgde een gelijkaardige invoering in Nederland voor een verzestigvoudiging – als ik het uit het hoofd juist heb – van het aantal aanmeldingen. We moeten er dan wel voor zorgen dat die hulp klaarstaat. Als het gaat over cijfers, dan hoor ik de vraag om – dat staat in de tekst – de kost van kindermishandeling te gaan bijhouden, ook de maatschappelijke kost.
Ik begrijp uw bedoeling, maar wij hebben dan de vraag: is er geen eerdere prioriteit? Werkt de huidige aanpak van de Vlaamse Gemeenschap inzake kindermishandeling?
Historisch gezien is ons land een voortrekker in de aanpak van kindermishandeling. Decennialang waren onze vertrouwenscentra wereldwijde pioniers, er werd wereldwijd naar ons land gekeken. De jongste decennia geven specialisten echter aan dat we blindvaren.
In Nederland stelt men elke vier jaar een gemengde commissie samen van specialisten van verschillende universiteiten wat de onafhankelijkheid garandeert, en die evalueren het beleid inzake kindermishandeling. Elke vier jaar wordt er gemeten, wordt er in de spiegel gekeken: doen wij het goed? Doen we het goed genoeg?
Kijken naar de maatschappij is natuurlijk goed, maar is er in de eerste plaats geen evaluatie van het huidige beleid nodig? Zou dat kinderen en gezinnen niet verder brengen? Andere landen doen het. Het zou goed zijn als de Vlaamse Gemeenschap de moed had om dat te doen.
Voorzitter, wij zullen ons positief onthouden, zoals altijd.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik wilde hetzelfde zeggen als mevrouw Groothedde.
Voorzitter, u zei dat na mevrouw Schryvers alles gezegd was, maar er was één belangrijk ding dat niet gezegd was en dat waren de wachtlijsten in de thuisbegeleidingsdiensten, in de residentiële voorzieningen, de pleegzorg en de geestelijke gezondheidszorg en de personeelstekorten bij de CLB’s. Het is heel jammer dat dit voorstel van resolutie daarrond fietst en daar niet over spreekt. Dat maakt het ons moeilijk om het zonder voorbehoud te steunen. Wij zullen ons ook onthouden.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik zal kort de reden voor onze onthouding weergeven. Mevrouw Van den Bossche is daar in de commissie dieper op ingegaan. Wij appreciëren dit voorstel van resolutie zeker, er zitten een aantal heel sterke punten in, er zitten aanbevelingen in die we helemaal kunnen steunen, maar er zitten ook zaken in waar we het niet mee eens zijn. Ik zal de bespreking van de commissie niet overdoen, het is mevrouw Van den Bossche die dit dossier opvolgt.
Als we ons straks zullen onthouden, is dat vooral om onze appreciatie uit te drukken voor de punten die we wel zeer terecht vinden. We kunnen het voorstel van resolutie niet goedkeuren omdat we het niet overal mee eens zijn.
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral, dat de wachtlijsten een probleem zijn, bespreken we elke week in de commissie. Elke fractie, zeker de mijne, vindt dat een probleem. Dus, ja, dat is een probleem, ja, daar wordt extra in geïnvesteerd, en ja, wij volgen dat zeer sterk op. Of dat dan uw zogezegde positieve onthouding kan justifiëren, daar twijfel ik aan.
Mijnheer D’Haese, ik wil u toch een klein beetje meenemen in het verhaal. Er zijn wachtlijsten, inderdaad, maar de wachtlijsten in de pleegzorg hebben absoluut niets te maken met financiering. Elke pleegzorgplaats is een externe kostendrijver. Dat wil zeggen dat elk kind dat een gezin vindt, dat ouders vindt, altijd gefinancierd wordt. De wachtlijsten voor pleegzorg hebben niets te maken met wat de Vlaamse overheid kan doen. Het gaat over een tekort aan kandidaat-pleegouders. Ik denk dat we tot nu toe alles hebben gedaan om dat tekort ook effectief in te dijken. Alstublieft, dat zijn twee verschillende soorten problemen.
Collega Groothedde, u zegt, en dat is dan de reden voor uw positieve onthouding, zouden we niet beter eerst evalueren wat we vandaag doen? Dat is altijd een goed uitgangspunt waar ik het mee eens ben.
Maar, mevrouw Groothedde, we hebben het decreet integrale jeugdhulp nog dit jaar geëvalueerd. Er is zoals in Nederland waar u naar verwees, een onafhankelijke commissie geweest van academici die gekeken heeft naar het decreet. De commissie heeft op de knelpunten gewezen en gezegd: ‘hier gaat het goed en hier moet je bijsturen’. We hebben die evaluatie gekregen, die was redelijk lijvig. We hebben daar een hoorzitting over gehouden in de commissie. En nu komt u hier zeggen dat u zich gaat onthouden want dat u eerst een evaluatie wilt.
Sorry, maar dat snap ik gewoon niet. zeg dan gewoon dat u niet wilt meestemmen met de meerderheid, ook al gaat het over kindermishandeling, ook al staan hier allemaal goede dingen in. Kom alstublieft niet af met redenen die er effectief geen zijn. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.