Report plenary meeting
Report
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, Mia heeft Luc De Vos destijds onmetelijk populair en eigenlijk onsterfelijk gemaakt. Ik hoop dat dat ook gaat lukken met Mobiliteit Innovatief Aanpakken (MIA). Want u moet rekening houden met 161 dienstorders en 2500 bladzijden aan regeltjes, als u een bepaald mobiliteitsproject uit de startblokken wilt laten komen. En het wordt nog sarcastischer, en eigenlijk luguber. Er moeten x-aantal ongevallen gebeuren voordat het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) ook uit de startblokken komt om bepaalde verkeersveiligheidsprojecten te realiseren.
Via MIA kiest u voor de weg van de administratieve vereenvoudiging. Ik denk dat dat absoluut een hefboom kan zijn om een aantal zaken in beweging te brengen, ook op het vlak van ‘de daad bij het woord voegen’ als het gaat over verkeersveiligheidsprojecten. U linkt dat ook aan ons Vlaamse relanceplan Vlaamse Veerkracht. Hoe moet ik die link zien?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, mijnheer Keulen. Waarom hebben we MIA gelanceerd? Er zijn nog altijd iedere dag veel te veel verkeersslachtoffers. En anderzijds staan er heel wat regeltjes en procedures een versnelde oplossing van infrastructuurwerken, veiligere fietspaden en dergelijke meer en de uitvoering van tal van werkzaamheden in de weg.
U hebt al gezegd dat er 161 dienstorders en 2500 bladzijden aan vademecums zijn. Dat zijn allemaal regeltjes en richtlijnen van hoe het moet, maar daarmee zit de spade nog niet in de grond en zijn we nog niet bezig met het uitvoeren van verbeteringswerken. We hebben ons relanceplan Vlaamse Veerkracht goedgekeurd met de Vlaamse Regering. Dat relanceplan wil een antwoord geven op tal van maatschappelijke en economische uitdagingen. Specifiek voor mijn beleidsdomein hebben we van de 4,3 miljard euro die Vlaanderen ter beschikking stelt, 885 miljoen euro specifiek gereserveerd voor het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), waarbij de focus ligt op fietsinfrastructuur, op verkeersveiligheid en op duurzaamheid en duurzame verplaatsingen.
Daar komt nog een vierde werf bij, en dat zijn hervormingen. Ik wil hervormingen. Ik wil een bestuurlijke aanpak, waar MIA dan ook voor staat: sneller, samen en alert. We willen dus sneller overgaan tot actie, heel wat procedures herbekijken en heel wat regels afschaffen. We willen dat ook samen doen, samen met de burgers via een digitaal platform, samen met de lokale besturen. En alert: het moet ook allemaal gemonitord worden met het wetenschappelijk veld. Kortom, samen sneller voor een verkeersveilige aanpak, voor meer verkeersveiligheid en voor veiligere fietspaden. Dat is de boodschap. En dat is ook verankerd in het relanceplan.
De heer Keulen heeft het woord.
Woorden wekken, voorbeelden strekken. Ik denk dat de hele politieke geloofwaardigheid gekoppeld is aan ‘de daad bij het woord voegen’. U hebt recordbedragen wat betreft investeringsmogelijkheden. Ik herinner aan de 335 miljoen euro voor fietspaden. U gaat de mensen maar mee krijgen in de mate dat ze dat ook zien op het terrein, in hun eigen leefomgeving. Ik denk, minister, dat u die wind van de administratieve vereenvoudiging door alle onderdelen van uw departement MOW moet jagen.
Mensen beseffen dat dat eigenlijk hun geld is. Doe er iets mee, want het gaat altijd over projecten waar iedereen achter staat. En als je dan moet zeggen dat dat in Vlaanderen gemakkelijk 10 tot 20 jaar duurt door die 161 dienstorders en die 2500 bladzijden aan regeltjes: wij zijn daar zelf verantwoordelijk voor. De hefboom is inderdaad administratieve vereenvoudiging. MIA, maar dan in alle onderdelen van MOW.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, moet er eerst een ongeluk gebeuren vooraleer er eindelijk iets gebeurt aan dit punt? Dat is een vraag die we allemaal al tientallen, misschien al honderden gekregen hebben in de loop van een politieke loopbaan. Ik ben er zeker van dat de mailboxen van burgemeesters en allerlei klachteninstanties al een mooi staal zouden opleveren van knelpunten waar inderdaad nog geen ongeval gebeurde, maar wel bijna-ongevallen, die dan een subjectief onveiligheidsgevoel voeden.
Het is een heel goed idee van u om dat te objectiveren door middel van innovatieve technieken, om quick wins te realiseren, de regelneverij te bestrijden… Ik sta daar volledig achter. Collega Ceyssens heeft u daarover trouwens al enkele maanden geleden ondervraagd. De proeftuin Limburg zou al in april van start gaan. Ik weet niet of dat al het geval is. Maar wat ik mij afvraag als inwoner van het centrum van het land, is waarom u kiest voor twee perifere provincies. Dat is een beetje contra-intuïtief. Ik zou denken dat er relatief meer kans op ongevallen is in dichter bebouwde provincies. Dit is gewoon een vraag om enige objectivering ter zake.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, uw MIA-plan is volgens ons niet de beste piste om het aantal verkeersdoden op nul te krijgen. De voorbije jaren steeg het aantal verkeersslachtoffers opnieuw tot 315. Er is snel actie nodig. Inzetten op innovatieve proactieve detectie van gevaarlijke punten om ervoor te zorgen dat onveilige verkeerspunten sneller aangepakt worden is zeker een positieve insteek maar we horen het al: het gaat om proefprojecten in twee provincies, niet de grootste, waarvan sommige pas in 2023 zullen aflopen. Wij willen niet zo lang wachten met de verkeersveiligheid, met maatregelen om het aantal verkeersdoden op nul te krijgen.
Wij hebben zelf, samen met de collega’s van Groen, een cruciale maatregel naar voren geschoven: zone 30 in de dorpskern in heel Vlaanderen. U steunde die maatregel niet. Er zouden ook vrachtroutenetwerken kunnen komen als oplossing. Er is volgens ons geen nood aan verder onderzoek, wel aan directe actie.
Steunt u ook de initiatieven die het aantal verkeersdoden op zeer korte termijn kunnen doen dalen? En hoe?
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, het is alleszins een goede zaak dat er out of the box wordt gedacht om de verkeersveiligheid te verhogen en de procedures te verkorten. Maar die MIA-regelluwe zone kan worden toegepast in heel Vlaanderen. Ik kom op dezelfde vraag als mevrouw Brouwers. Ik zou graag weten op basis van welke criteria u die proeftuinen nu werkelijk in Limburg met Limburgse partners en de Limburgse hogeschool doet, en in West-Vlaanderen. Dat zijn inderdaad perifere regio’s. Pas op, dat is voor mij oké. Maar ik vraag mij af: wat met de rest van Vlaanderen? Ik denk aan de Vlaamse Ruit waar het verkeer en de conflictpunten vrij hoog zijn. En dan zijn er de samenwerkingen. Waarom wordt er niet uitgebreid met bijvoorbeeld politiezones, openbare vervoermaatschappijen, autoconstructeurs, lokale besturen. Laat mij het zo zeggen: MIA heeft het licht gezien, maar het licht moet overal schijnen, ook buiten Limburg en West-Vlaanderen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, het MIA-experiment zal zomaar eventjes drie jaar duren. Dat is toch wel een hele tijd. Dat betekent dat we de resultaten zullen zien tegen het einde van deze legislatuur. Uw intentie is goed, maar ik denk dat er sneller moet worden gewerkt.
Twee weken geleden hadden we het hier nog over de knelpunten op de schoolroutes: 827 knelpunten werden doorgegeven, waarvan er nog meer dan 300 in onderzoek zijn. Ondertussen gaan de alarmbellen af. Het aantal fietsdoden zit weer in de lift. We zitten nog ver af van ‘vision zero’. Tegelijkertijd staan er nog een heleboel zwarte punten die nog onder handen moeten worden genomen al jaren op de lijst.
Van mij mag u experimenteren zoveel als u wilt, en hopelijk met een goed resultaat, maar heel wat lokale besturen hebben niet de tijd om daarop te wachten. Zou u niet beter snel inzetten op de aanpak van al die knelpunten en zwarte punten, en daar resultaten scoren, in plaats van steeds met nieuwe ideeën te komen waarvan we in de toekomst de resultaten nog zullen moeten afwachten?
De heer Bex heeft het woord.
Minister, het aantal verkeersslachtoffers in Vlaanderen daalt de laatste jaren niet meer. Zeker voor actieve verkeersdeelnemers – voetgangers en fietsers – wordt het gevaarlijker. Het is inderdaad heel belangrijk dat we daar snel iets aan doen.
Wij juichen uw MIA-plan toe, maar wij denken absoluut dat u tegelijkertijd werk moet maken van snelle ingrepen die op korte termijn de verkeersveiligheid kunnen verhogen.
Dan gaat het over de snelheid in woonkernen, dan gaat het over het weren van vrachtverkeer daar waar kinderen naar school rijden. En daar kunt u vanuit Vlaanderen heel veel voor doen, maar u schuift de verantwoordelijkheid af op de lokale besturen, wat wij niet correct vinden.
Een vraag die ik u vandaag wil stellen, is in welke mate MIA ook inzet op het delen van informatie en het ontsluiten van data. U weet bijvoorbeeld niet in welke dorpskernen in Vlaanderen al zone 30 geldt. Uw administratie heeft daar geen overzicht van. Zal daar beter op ingezet worden?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende tussenkomsten, collega’s. Iedereen is het erover eens, zo hoor ik toch in de tussenkomsten, dat het allemaal sneller moet gaan. We moeten sneller overgaan tot het aanpakken van gevaarlijke punten, van veiligere fietspaden en dergelijke. Dat is nu net waar MIA voor staat: een andere bestuurlijke aanpak die echt gebaseerd is op eenvoud, eenvoud in procedures en regeltjes.
Als een lokaal bestuur vandaag de dag ergens een gevaarlijk punt signaleert, dan moet het dat aanmelden bij de Provinciale Commissie voor Verkeersveiligheid (PCV), als het gaat over kleinere ingrepen. Wel, ik heb in januari in alle provincies verkeersveiligheidstafels georganiseerd en overal kwam hetzelfde pijnpunt naar boven: het duurt allemaal veel te lang, men moet sneller overgaan tot uitvoering. En dat is net wat ik beoog. Ik beoog niet om gewoon zomaar iets uit te dokteren. Wij hebben eigenlijk een regelluw kader gecreëerd – en dat geldt voor alle duidelijkheid voor heel Vlaanderen –, waarbij we kunnen afwijken van de bestaande regelgeving en bestaande procesmethodologie.
Wat houdt dat nu heel concreet in? Op dit ogenblik is de procesmethodologie verankerd in het decreet Basisbereikbaarheid, dat vastlegt welke stappen een voor een doorlopen moeten worden, vooraleer bepaalde dingen georganiseerd kunnen worden. Wel, die methodologie kan dankzij het regelluwe kader opzijgeschoven worden om snel over te gaan tot actie. Als het gaat over de PCV’s en de dienstorders, daarvoor hebben we specifiek in de proeftuinen – ik refereer naar de proeftuin in Limburg – wetenschappelijke en onderwijsinstellingen die zich daarover gaan buigen en ervoor gaan zorgen dat men eigenlijk heel snel kan komen tot een vereenvoudiging. Zij gaan dat ook voorstellen aan de diverse partners in heel het verhaal van de uitvoering van wegenwerken, alsook aan onze administraties.
Wat hebben we gedaan om snel over te gaan tot actie? We hebben onder meer raamcontracten in de markt geplaatst waar de aannemers straks op kunnen intekenen en waarbij ze zelf een studiebureau ter hand kunnen nemen om snel over te gaan tot het aanpakken van heel wat pijnpunten die nu gedetecteerd zijn, zodat we niet de hele PCV-procedure moeten doorlopen. Dat zijn allemaal maatregelen om heel snel over te gaan tot actie op het terrein. En de burgers, die inderdaad gaan klagen bij de lokale besturen, zien heel snel actie op het terrein. Dat is vooral de bedoeling.
Men stelt dan de vraag: waarom Limburg en waarom West-Vlaanderen? Die provincies zijn niet lukraak gekozen; daar hebben we wel degelijk over zitten nadenken. Die keuze is enerzijds gebaseerd op een onderhoudsachterstand in West-Vlaanderen en Limburg. Er gaan veel minder middelen – als u het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) controleert, kunt u dat ook vaststellen – naar die regio’s. Het heeft ten tweede ook te maken met ongevallenstatistieken, de vele fietsongevallen op die locatie. Ook dat was een reden om net daarop te gaan focussen.
Het regelluwe kader, waarbij men afstand kan doen van de procesmethodologie, geldt ook inzake onteigeningen, want ook dat is een pijnpunt dat heel vaak wordt ingeroepen. Wel, er is een regeling opgenomen in het kader van de regelluwe zone die Vlaanderen nu is, dat men afstand kan doen van bepaalde regels rond onteigeningen en men als het ware via een derdenovereenkomst kan laten vaststellen wat de vergoeding is voor een specifieke strook die ingenomen moet worden, om zodoende ook snel over te kunnen gaan tot actie.
Kortom, dat geldt voor heel Vlaanderen. Er zijn al brieven vertrokken naar alle lokale besturen met de vraag om, als ze bepaalde punten hebben die ze willen verhelpen, zo gezamenlijk en snel het een en ander te realiseren.
Ik vind het fout dat sommige collega's hier durven stellen dat ik alles delegeer aan lokale besturen. Ik doe dat niet, maar ik bevestig eens te meer dat lokale besturen hun eigen grondgebied het beste kennen, dat ze heel vaak aankloppen bij het Agentschap Wegen en Verkeer of bij andere entiteiten binnen het beleidsdomein MOW om bepaalde dingen gedaan te krijgen, maar dat zij ook klagen dat het allemaal lang duurt.
De burgers die een melding doen via het meldpunt worden ook heel vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Ze krijgen vaak te horen ‘sorry, er is nu geen geld voorzien’ of ‘sorry, de lokale besturen zijn het nog niet eens in dit verhaal’ of ‘sorry, er moet nog een onteigening gebeuren’. Daarmee moeten we komaf maken. De burger moet actie zien op het terrein.
Dat is mijn bedoeling met MIA: sneller, samen en alert, ook samen met onderwijs- en wetenschappelijke instellingen, om snel te komen tot meer verkeersveiligheid en tot veiligere fietspaden. Dat is mijn betrachting en het is ook verankerd en opgenomen in het Vlaamse relanceplan, waarin uit maatschappelijke en economische overwegingen is gehamerd op het feit dat én verkeersveiligheid én fietsinfrastructuur versneld een heel pak beter moeten. Daarom trekken we er heel wat extra middelen voor uit.
De heer Keulen heeft het woord.
Het is heel belangrijk dat u de partij bent die kiest voor de lokale besturen, want de mensen wonen in onze steden en gemeenten. De combinatie van technologie via drones, participatie met burgers en burgergroeperingen, subsidiariteit, samenwerking met de lokale besturen is inderdaad de weg om de vaart erin te krijgen om op die manier het geloof van de burger in de politiek te herstellen en om in Vlaanderen te zorgen voor meer verkeersveiligheid. Dus, minister, vooral doorzetten!
De actuele vraag is afgehandeld.