Report plenary meeting
Report
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de vorige weken heeft het nieuws over Jürgen Conings regelmatig ons aller aandacht gevraagd. Zondag kwam vrij abrupt een eind aan de zoektocht naar Jürgen Conings toen werd vastgesteld dat hij zelfdoding had gepleegd.
Collega’s, het lijkt misschien een thema dat niet meteen aansluit bij de vele vragen die rond dit dossier kunnen worden gesteld maar ik wil toch heel graag samen met u inzoomen op dit specifieke dossier met betrekking tot het niet respecteren van hele klare, heldere afspraken die zijn gemaakt samen met media, over de manier waarop wij over zelfdoding kunnen berichten, ongeacht of het hier gaat over de zelfdoding van iemand die wij niet kennen of de zelfdoding van een zeer bekend persoon, om welke reden dan ook.
Die mediarichtlijnen zijn niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. De eerste editie dateert al van 2004 en werd toen bij heel wat media nogal moeilijk verteerd. Ik denk dat we dat in alle eerlijkheid moeten kunnen toegeven. En het is dankzij de volgehouden inspanningen van zeer veel deskundigen in het domein van suïcidepreventie en van zeer veel dappere journalisten die ook voor dit thema en voor de manier waarop men daarover bericht, hun nek durfden uitsteken, dat we vandaag toch heel wat beterschap zien. Hen past daarvoor grote dankbaarheid.
Wat we zondag en de voorbije dagen hebben gezien, tart werkelijk elke verbeelding.
Waar heeft men gefaald? Door stelselmatig in te zoomen op de precieze locatie, tot en met close-upfoto’s, door zeer gedetailleerd te beschrijven hoe het lichaam werd aangetroffen en welk wapen er werd gebruikt, en uiteraard ook door totaal voorbij te gaan aan het bieden van enig uitzicht in geval van suïcidaliteit, en het voor te stellen alsof dit hier een logische uitkomst was. Minister, ik zou heel graag van u weten welke initiatieven u voor ogen hebt om het naleven van de mediarichtlijnen ook bij dit soort sterk gemediatiseerde gevallen te laten naleven.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank collega De Bruyn voor de vraag. Ik denk dat het een heel gepaste vraag is, ook hier. Daar zijn trouwens ook in de mediacommissie al verschillende vragen over gesteld, onder meer door collega’s Jans, Schryvers en Segers. En effectief, de berichtgeving over zelfdoding is uitzonderlijk belangrijk. Waar het gaat over preventie van zelfdoding is de wijze waarop dit thema aan bod komt in de media, uitzonderlijk relevant.
Het is het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie VLESP dat zeer recent, in nauwe afstemming met de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en ook de Raad voor de Journalistiek, nieuwe richtlijnen voor journalisten heeft uitgebracht. Dat is pas in maart gebeurd. Het is een uitgebreid en wetenschappelijk onderbouwd werkstuk. Het is inderdaad de vrucht van veel expertise in het veld in Vlaanderen. Daar is ook heel wat aandacht aan besteed op sociale media, onder meer met een promotiefilmpje daarrond. Dit is dus zeer erg belangrijk.
Ik heb samen met u vastgesteld, niet alleen de afgelopen dagen maar eigenlijk de afgelopen weken, dat er zowel in geschreven pers als op televisie berichtgeving was die, om het zacht te zeggen, op gespannen voet stond met die mediarichtlijn. Als minister van Media zal ik nooit ingaan op concrete gevallen, maar ik deel absoluut uw standpunt dat hier in de journalistiek nog veel meer aandacht rond moet zijn.
Wat heb ik concreet gedaan? Ik heb contact opgenomen met VLESP om te bekijken wat zij nog zinnens zijn. Zij hebben nog een aanbod van vorming, en dat zal ook in september verder lopen, na de zomer. Zij hebben ook heel wat campagnes die ze zullen voeren met communicatie en sensibilisering. Maar het belangrijkste is wat de journalistiek en de mediabedrijven zelf moeten doen. En daarvoor heb ik contact opgenomen met de Vlaamse Vereniging van Journalisten, en ik heb hun gevraagd om daar in hun nieuwsbrieven en in hun maandblad De Journalist nog extra aandacht aan te besteden. Want ik denk dat u volkomen gelijk hebt; deze mediarichtlijnen gaan over zelfregulering. Ik denk dat dat ook de gepaste manier is om dat te doen: journalisten hebben hier zelf de verantwoordelijkheid opgenomen, en zij moeten daar nog extra aandacht voor hebben in de toekomst.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw kordaat en duidelijk standpunt, waarin u samen met mij vaststelt dat, wat de voorbije dagen is gebeurd, echt niet door de beugel kan. Ik vind het ook fijn dat er vanuit VLESP, ons Vlaams expertisecentrum, maar ook vanuit de Vereniging van Journalisten, zo snel een signaal wordt gegeven om aan te geven dat zij een bijkomend initiatief willen nemen. Ik steun u daar alleen maar in.
Ik heb nog vele bekommernissen, maar er is één bekommernis die ik nog graag met u deel. Hoe bereiken we kleinere media-initiatieven die niet meteen tot een groot mediaconcern behoren, en die eerder zelfstandige ondernemingen zijn die, zeker op sociale media, een groot bereik hebben, maar wellicht minder geïnformeerd zijn over het aanbod aan opleidingen van de VVJ en opleidingen die door VLESP inhoudelijk worden onderbouwd? De vraag is of er een bijzondere inspanning kan gaan naar die media-initiatieven die niet meteen in de grote mediabedrijven vervat zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik dank collega De Bruyn voor de belangrijke vragen. Juiste berichtgeving rond zelfdoding is van levensbelang. De mediarichtlijnen die VLESP heeft uitgewerkt, samen met de VVJ en de Raad voor Journalistiek, al in 2004, zijn goed. Ze zijn nu ook vernieuwd, en die zijn opgebouwd rond drie pijlers. Die drie pijlers zijn allemaal belangrijk.
Media moeten heel terughoudend optreden over zelfdoding en zo weinig mogelijk details geven, omdat details een trigger kunnen zijn voor mensen die kampen met suïcidale gedachten. Helaas, ik heb de indruk dat artikels over zelfdoding vaak enkel het nummer van de zelfmoordlijn vermelden. Dat is vaak de enige richtlijn die nog gevolgd wordt. Dus we moeten ervoor zorgen dat die richtlijnen in de hoofden van alle journalisten zitten.
Minister, het zijn goede initiatieven die u al genomen hebt, maar kunt u bekijken hoe u, vanuit uw bevoegdheid en uw middelen, de VVJ kunt ondersteunen, zodat alle journalisten die nieuwe richtlijnen beter kennen en in het hoofd krijgen?
Mevrouw Schryvers heef het woord.
Als er in de media bericht wordt over zelfdoding, dan moet dat natuurlijk heel omzichtig gebeuren omdat de impact heel groot is. Dat gaat over respect voor de naasten, maar natuurlijk ook over het risico op copycatgedrag. Net daarom zijn er natuurlijk vanuit het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) mediarichtlijnen ontwikkeld die onvoorstelbaar belangrijk zijn. Inderdaad – ik wilde ook zeggen wat collega Segers zei – heb ik soms het aanvoelen dat men denkt dat het voldoende is met de vermelding van 1813. Dat is natuurlijk niet zo. Het gaat over veel meer dan dat: modus operandi, details vermelden, enzovoort. Ik heb doorheen de jaren toch al een aantal zaken zien evolueren in positieve richting, maar spijtig genoeg is dat niet overal zo. Dus ik denk dat het echt zaak is om iedereen bij de les te houden, continu ter zake.
Minister, nu we het hebben over 1813 wil ik het bruggetje maken naar 1712, want u weet dat ik in verschillende resoluties altijd heb gepleit om ook 1712 te vermelden in programma’s waarin bericht wordt over geweld en mishandeling. Ik ben ook heel dankbaar dat dat in de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT ook is opgenomen. Op welke manier wordt dat opgevolgd en geëvalueerd?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel collega De Bruyn, voor de zeer terechte vraag. Namens onze fractie kan ik ook de bezorgdheid en de verontwaardiging delen als we die berichtgeving zien omdat al heel lang duidelijk is, ook vanuit wetenschappelijk onderzoek, wat de impact en de risico’s van dergelijke berichtgeving zijn en wat de gevolgen ervan zijn. In de commissie Media en de commissie Welzijn komt dit thema regelmatig aan bod, en terecht. Het is dan toch hard om vast te stellen dat net op zo’n momenten blijkbaar alle richtlijnen en alle kennis die is opgebouwd zo snel door een deel van de mediasector dan wel, uit het oog verloren wordt. Minister, mijn grote bezorgdheid is dat we eigenlijk met onze richtlijnen zeer moeilijk tot op het niveau van de individuele journalist geraken. Ik denk dat daar inderdaad nog een grote uitdaging zit. Hoe bereiken we die kleinere media-initiatieven?
De individuele feedback over wat er misloopt – dat is inderdaad niet aan u, noch aan ons als parlement om daar uitspraak over te doe, om daar in te duiken –, over bepaalde situaties komt niet voldoende terecht bij de journalisten of de mediaconcerns die daarvoor verantwoordelijk zijn. Minister, hoe wilt u daar nog een extra inspanning voor doen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de extra vragen. Ik wil echt wel verwijzen naar dit document: de mediarichtlijnen voor journalisten. Het is eigenlijk vreemd genoeg een goed moment om dit nog eens in de aandacht te brengen. Dat is in maart gelanceerd. Daar is al heel wat rond gebeurd. Ik denk dat het ook de verdienste kan zijn van dit debat om dit nog eens extra onder de aandacht te brengen.
Collega De Bruyn, ik kom dan bij uw vraag, maar dit sluit ook aan bij andere collega’s die vragen hoe dit kan doordringen tot het niveau van individuele journalisten, of ze nu werken voor een groot concern of voor een klein bedrijf. Het voordeel van VLESP is dat dit publiek toegankelijke informatie is die zowel via hun website als via hun sociale media heel actief is verspreid. Het is zeer goede lectuur. Het is namelijk wetenschappelijk onderbouwd, maar vrij toegankelijk. Het gaat over een thema dat eigenlijk niet zo eenvoudig is. Ik denk ook niet dat er bij de journalistiek of bij de mediabedrijven sprake is van slechte wil. Het is een zeer delicate aangelegenheid en dat vergt ook wat inzicht. Het voordeel is dat deze documentatie, deze brochure, deze richtlijnen daar de nodige onderbouw aan geven. Wat dat betreft, denk ik dat het voor iedereen toegankelijk is.
Collega Vaneeckhout, u vraagt naar feedback voor de individuele journalisten. Dat is ook wat VLESP probeert te doen. Als zij vaststellen dat er bepaalde problemen zijn, dat er bepaalde zaken niet goed lopen, gaan zij contact opnemen met de mediabedrijven en trachten zij ook tot het niveau van de individuele journalisten door te dringen om te zorgen dat zij ook feedback krijgen, niet vanuit het vermanende vingertje, maar van ‘kijk, dit is een moeilijke thematiek, wij kunnen u helpen om dat nog beter aan te pakken’.
Collega Segers, het is natuurlijk aan de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) om deze communicatie naar de beroepsjournalisten te doen. Het is een geval van zelfregulering. Ik wil daar de nodige ondersteuning aan geven. We doen dat natuurlijk structureel aan de VVJ, maar het is nu aan hen om dat ook verder te verspreiden naar hun leden. Ze zullen dat ook doen. Ze hebben mij ook verzekerd dat ze daar de komende weken extra aandacht aan zullen geven.
Tot slot, collega Schryvers, we hebben effectief in de beheersovereenkomst van de VRT extra aandacht gevraagd voor dit thema en ook voor zowel 1813, de zelfmoordlijn als voor 1712. De opvolging daarvan, aangezien het ook doelstellingen van de nieuwe beheersovereenkomst zijn, gebeurt door de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). Dat gebeurt jaarlijks.
Dat zal ook een van de doelstellingen zijn waarop we de VRT afrekenen. Uiteindelijk zal het ook hier in de commissie Media – en eventueel in de plenaire – aan bod komen. Het is in elk geval heel belangrijk dat ook de publieke omroep hierin een voorbeeldrol speelt. Het gaat over een belangrijk maatschappelijk thema. Het spreekt voor zich dat ook de openbare omroep daarin het voorbeeld moet geven.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Dank u wel. Collega’s, ik ben blij dat we vandaag al niet meer het debat moeten voeren over de tegenstelling tussen de mediarichtlijnen enerzijds, en het recht op vrije nieuwsgaring en -duiding anderzijds. Want dat was bij de eerste editie van de mediarichtlijnen nog het debat dat we moesten voeren. Zo ver is iedereen al mee. Het debat dat we nu nog moeten voeren, en de strijd die we samen nog moeten voeren, is duidelijk maken dat de mediarichtlijnen geen keuzemenu zijn, waar je naar believen één van de regeltjes – de meest gemakkelijke, zoals collega Segers zei, het vermelden van het nummer van de zelfmoordlijn – opvolgt, en dan kan zeggen ‘prima gedaan, ik heb me van mijn taak gekweten’. Neen, de verantwoordelijkheid van journalisten gaat verder. Niét correct berichten – daarmee bedoel ik dan: niet conform de mediarichtlijnen – is spelen met mensenlevens, niet meer, niet minder. Daarvoor is er voldoende wetenschappelijke evidentie. Van die verantwoordelijkheid, zou geen enkele journalist mogen weglopen.
De actuele vraag is afgehandeld.