Report plenary meeting
Report
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de coronacrisis heeft er stevig op ingehakt wat betreft het mentaal welzijn. Geen enkele vergaderweek ging voorbij zonder verschillende vragen ter zake. Dat was en is meer dan terecht.
De hulpverlening heeft het ook enorm moeilijk gehad. Men heeft niet alleen een toename gekend van het aantal hulpvragen, maar ook logistiek gezien was het een hele uitdaging om op een digitale manier in alle hulp te voorzien. We zagen voorbeelden op het terrein van hulpverleners die via Zoom, Teams, en andere kanalen ad hoc moesten in actie schieten.
Het was eigenlijk gewoon roeien met de riemen die ze hadden. De gezondheidscrisis heeft ook de achterstand wat betreft digitalisering binnen de jeugdhulp pijnlijk blootgelegd. En het is niet alleen de achterstand, het zijn ook de verschillen tussen de verschillende voorzieningen binnen de jeugdhulp. Zo blijken er nog te veel voorzieningen binnen de jeugdhulp te zijn die helaas nog niet echt gedigitaliseerd zijn of nog niet de digitale sprong hebben gemaakt.
Gisteren kondigde u aan, minister, dat u samen met deze regering de keuze hebt gemaakt om volop in te zetten op de digitale transformatie van de jeugdhulp in Vlaanderen. Concreet zullen er vanuit het relanceplan middelen worden vrijgemaakt om wat men zo mooi de ‘blended care’ noemt, de mix van fysieke en digitale hulpverlening in de jeugdhulpsector, te stimuleren en te versterken. Dat is iets wat mijn fractie en ik uiteraard heel erg toejuichen. Want ook op het vlak van laagdrempeligheid kan dat een sterkte betekenen, zeker voor die jongeren.
Minister, wij zitten hier als parlementsleden ook om u voor eventuele valkuilen te verwittigen wat betreft de digitale omslag. Want wij kunnen wel het materiaal en de structuren aanpassen aan die digitale omslag, maar het personeel binnen de jeugdhulp, dat het al ontzettend druk heeft, moet natuurlijk ook nog mee zijn. Hoe gaat u garanderen, minister, dat de jeugdhulpverleners en de hulpverlening in het algemeen voldoende voorbereid en aangepast zijn om een definitieve omslag naar een meer digitale hulpverlening te maken?
Minister Beke heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag en voor uw inleiding, collega. Ik denk dat uw inleiding perfect de uitdaging heeft geschetst waar we in de jeugdhulpverlening voor staan. Dat is een thema dat in deze plenaire vergadering niet zo vaak aan bod komt, maar dat toch wel heel veel aandacht verdient.
Er zijn in de coronacrisis inderdaad ook een aantal pijnpunten blootgelegd. De digitalisering in de jeugdhulp is er daar een van. Maar het heeft ook aangetoond dat de technologie ons leven beter en draaglijker kan maken, ook in de jeugdhulp. Daarom heb ik aan de Vlaamse Regering voorgesteld, in het kader van het plan Vlaamse Veerkracht, dat als derde ambitie heeft om Vlaanderen digitaal te transformeren, om in te zetten op de digitalisering van de jeugdhulp via de ‘blended care’.
We willen dat doen door in te zetten op vier pijlers. Ten eerste gaat het over het voorzien van een jongerenprofiel, zodat jongeren hun eigen informatieverslagen van de jeugdhulp op een veilige en eenvoudige manier kunnen raadplegen en delen. Ten tweede: digitaal communiceren voor jongeren, ouderen, maar ook de hulpverleners, zodat dat ook online en op een veilige manier kan gebeuren. Ten derde: inzetten op gedeelde digitale werkruimtes. En ten slotte willen we de organisaties ondersteunen in het verder uitwerken van het ICT-beleid.
Ik denk dat we op die manier onze jeugdhulpverleners en jeugdhulpverlening in het algemeen voorbereiden op de omslag naar een meer digitale hulpverlening of een ‘blended care’-werking, bijvoorbeeld ook via mediacoachopleidingen, opleidingen via digitale competenties, het ontwikkelen van kaders en draaiboeken, het organiseren van intervisie en het beschikbaar stellen van digitale tools, om daarmee aan de slag te gaan. Ik ben er absoluut van overtuigd – en u ook, dat weet ik – dat we op die manier met een complementaire aanpak kunnen werken in de jeugdhulp.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister.
Ik ga er dan ook van uit dat u die ‘blended care’, de evolutie naar een combinatie van digitale en fysieke hulpverleningscontacten, echt op een doordachte manier gaat doen. Ik wil wel nog oproepen om echt rekening te houden met het personeel, dat het al zo druk heeft. Houd het personeel zeker mee in gedachten als u dit gaat uitvoeren.
Ik wil ook nog eventjes het online jongerenprofiel aanhalen. Zoals u weet, heb ik in het verleden ook al vragen gesteld over dat dossier. Ik ben zelf ook jaren actief geweest binnen de jeugdhulpverlening. Ik wil toch een belangrijke bedenking maken. Transparantie is heel belangrijk, dat ga ik niet ontkennen, maar duiding is evenzeer heel belangrijk. Als wij die informatie zomaar ter beschikking stellen, zonder duiding of de mogelijkheid dat er iets van duiding komt naar de jongeren over die informatie en over hun dossier, denk ik dat dat niet zo verstandig is. Ik had graag geweten hoe u daaraan tegemoet gaat komen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, we zijn het er allemaal over eens dat de jeugdhulp, net zoals vele sectoren, enorm heeft geleden tijdens de coronacrisis. In die periode moest er worden overgeschakeld naar digitale alternatieven. Onze fractie is voorstander van het geven van meer mogelijkheden aan hulpverleners om hun job naar behoren uit te voeren. Wel moet deze digitale component enkel complementair ingezet worden en mag hij zeker niet de reguliere hulpverlening vervangen.
Het toegankelijk maken van de hulpverleningsgeschiedenis voor de jongeren zelf kan mogelijk een meerwaarde bieden en kan ervoor zorgen dat de jongere zich ook meer betrokken voelt bij zijn hulpverleningsproces. Die transparantie kan dus een pluspunt zijn. Ik deel ook de bezorgdheid van collega Verheyen.
De vraag is echter wat er allemaal voor de jongeren toegankelijk zal zijn en hoe ze hier zelf mee omgaan. Daarom, minister, moet er worden nagedacht over waar de jongeren zelf terechtkunnen met hun vragen bij het lezen van hun dossier. Wij zijn allemaal heel erg benieuwd hoe dit idee zal worden uitgewerkt.
We mogen ten slotte ook niet vergeten dat er naast digitalisering ook verder moet worden geïnvesteerd in het personeel zelf.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, jongeren in de jeugdhulp zijn vaak niet of alleszins niet voldoende op de hoogte van hun dossier. Nochtans moet het hun recht zijn dat hun dossier voor hen transparant is.
Minister, het is goed dat u hier bijkomende stappen zet door het lanceren van Mijn Jongerenprofiel, waar jongeren binnen de jeugdhulp zelf een overzicht zullen kunnen krijgen van hun jeugdhulpgeschiedenis. Maar we moeten er niet alleen voor zorgen dat jongeren inzage kunnen krijgen. Ze moeten ook gemakkelijk hun weg kunnen vinden. Het profiel moet met andere woorden gebruiksvriendelijk zijn en afgestemd zijn op jongeren. Ik denk dat dit moet gebeuren in samenwerking met actoren die heel actief zijn met jongeren, zoals Cachet.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat het jongerenprofiel ook echt gemakkelijk consulteerbaar en op een goede manier leesbaar is voor jongeren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, collega Verheyen, voor de belangrijke vraag. Minister, ik ben blij dat u niet alleen spreekt van een digitale omslag maar dat u zelf zeer actief de nadruk legt op die ‘blended care’. Dat is natuurlijk de essentie. We mogen niet de illusie hebben dat alles kan vervangen worden door digitale hulpverlening. Het zal een gemengd verhaal zijn waarbij de zaken elkaar kunnen aanvullen. Vandaar een aandachtspunt naast onze intussen traditionele vraag om voldoende aanbod te voorzien in de fysieke hulpverlening. Hoe kijkt u naar de kwestie van de digitale kloof? We zouden ook de vergissing kunnen maken om te denken dat iedere jongere zowel de kennis als de tools heeft om op een digitale manier te participeren in zijn of haar jeugdhulpverleningstraject. Ik denk dat ook daar extra aandacht en investeringen nodig zijn om ervoor te zorgen dat jongeren op de juiste plaats de juiste kennis en middelen hebben om in iedere situatie waarin ze opgroeien voldoende toegang te hebben tot die digitale tools.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, we weten al langer dat online hulpverlening een serieuze meerwaarde kan zijn bij face-to-facecontacten. Het laat volgens mij ook toe dat je jongeren intensiever kunt opvolgen en ook vaker kunt spreken. Men geeft aan dat dat nog altijd beter kan. Jongeren klagen aan dat ze toch liever vaker in contact kunnen treden met hun consulent. Ik vind het heel goed dat jongeren hun dossier kunnen inkijken. Dat zal hen ook versterken in hun communicatie met hun consulent. Het is ook heel belangrijk dat we hen ondersteunen bij het inkijken van hun dossier. Als zij daar vragen over hebben, moeten zij terechtkunnen bij mensen om daar meer duiding over te krijgen.
Minister Beke heeft het woord.
Ja, collega’s, ik ben blij met de steun voor dit initiatief en dit project. Het is uiteraard nooit ter vervanging van, maar het is een vervollediging. We mogen de digitale geletterdheid van de jonge generatie en de manier waarop ze daarmee willen en kunnen omgaan niet onderschatten. Dat kan ons zeker helpen in de jeugdhulp.
Maar uiteraard moeten we dat doen in partnerschap met hen, ook de uitrol daarvan, en dat zijn we met het agentschap Opgroeien ook aan het doen. De vier dimensies die ik daarnet besproken heb, zullen we in nauwe samenwerking met de stakeholders uitwerken. De bedoeling is namelijk niet om iets op te leggen, maar om iets te hebben dat een succes kan opleveren.
De manier waarop we informatie ontsluiten is ook belangrijk. Ik verwijs naar ‘Signs of Safety’, met de drie huizen: een huis van zorgen, een huis van leuke dingen en een huis van dromen. Dat categoriseert ook de manier waarop er informatie kan zijn en ter beschikking kan worden gesteld. Dat is een insteek die daarvoor zou kunnen dienen. Maar we willen dat uiteraard absoluut doen met de stakeholders. Dat spreekt voor zich, zoals ook collega Schryvers heeft aangegeven.
Is dit het enige waarin we willen of moeten investeren? Neen, ik wil ook verwijzen naar het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6), waarmee we ook een belangrijke inspanning doen om in personeel te investeren. Personeel zal – en dat heb ik in mijn antwoord ook gezegd –natuurlijk ook een belangrijke rol moeten spelen om alles te implementeren. En dat kan misschien ook voor een dubbel effect zorgen: door het feit dat je hierdoor kunt investeren, kan het ook bepaalde opdrachten wegnemen waar ze vandaag soms nodeloos of mateloos hun tijd in moeten steken. Het kan ruimte creëren om andere dingen te doen, om die fysieke contacten en fysieke hulpverlening op een goede manier te kunnen verderzetten naar de toekomst toe.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister, maar het gaat hier inderdaad over twee belangrijke werven. De ene werf is de mix van digitale en fysieke hulpverlening, die zeker een stap vooruit is. Ik denk ook dat we moeten durven innoveren, wat ook de laagdrempeligheid zeker gaat verhogen, zonder natuurlijk in te boeten op de echte fysieke nabijheid, die er ook nog wel moet zijn.
Het online jongerenprofiel is zeker ook een stap vooruit. Mits die nodige duiding er komt, kan de inhoud van die dossiers van die jongeren cruciaal zijn om het eigen leven, verleden, de eigen situatie in de juiste context te plaatsen en te verwerken. Dat is uiteraard een zeer nobele doelstelling.
De actuele vraag is afgehandeld.