Report plenary meeting
Report
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, lokale besturen zijn nog volop bezig met het managen van de coronacrisis en daar staat de volgende crisis voor de deur: perfluoroctaansulfonaat (PFOS). Zaterdagavond hebben dan ook alle burgemeesters en lokale besturen een mailtje gekregen met de vraag naar een inventarisatie van mogelijk vervuilde gronden op hun site en inclusief ook de brandweersites naar aanleiding van het eventueel fluorhoudend blusschuim dat gebruikt zou zijn in het verleden. Ondertussen zitten de lokale besturen niet stil en gebeurt er ook heel wat op het terrein, net omdat er geen gezamenlijke aanpak is en net omdat de lokale besturen duidelijkheid willen. De lokale besturen zijn zelf al bezig om bodemonderzoeken uit te voeren. De brandweerzones roepen de lokale besturen op om op hun brandweersite ook al staalafnames te doen. Dit zorgt eigenlijk wel wat voor chaos op het terrein. Iedereen wil meer duidelijkheid en dat natuurlijk allemaal in functie van de gezondheid. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) is verantwoordelijk voor het organiseren van de onderzoeken en de lokale besturen zitten nu met de handen in het haar, want wie zal de kostprijs betalen van de onderzoeken die nu al georganiseerd worden op initiatief van de gemeentes? Daarom heb ik deze duidelijke vraag aan u als verantwoordelijke minister: Wanneer zal de OVAM eigenlijk op het terrein de bodemonderzoeken opstarten, zodat de burgemeesters, maar ook de lokale besturen duidelijke info kunnen geven aan de inwoners die toch echt nog wel heel ongerust zijn?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Rudder, sta me toe om u toch te corrigeren. Alle initiatieven, bijvoorbeeld ook in Sint-Niklaas, gebeuren in samenwerking met de opdrachthouder. Ik denk dat u dat weet. Dat is wel belangrijk om dat hier ook even te onderstrepen. Dat gebeurt samen. Dat is een gecoördineerde aanpak. De opdrachthouder Karl Vrancken zit mee in die cockpit en als die lokale besturen een initiatief nemen, als ze metingen doen, dan is dat altijd gecoördineerd. Ik vind dat ook heel belangrijk dat dat zo duidelijk gesteld wordt.
Er is beslist dat we samen met minister Beke en minister Somers een gemeenschappelijke brief sturen naar alle lokale besturen. Dat doen we omdat er natuurlijk al een lijst bestaat bij de OVAM. Ik denk dat het de logica zelve is dat we ons richten naar de burgemeesters. We hebben dat trouwens ook gedaan bij de provincies, ook naar onze federale ministers van bijvoorbeeld Defensie of Politie die die terreinen hebben. Daarin staat dat we onze lijsten aan het updaten zijn. Dat is ook de logica zelve. Dat doen we ook bij vervuilde gronden. We doen de update. We gaan dit verder aanpakken. We zijn een inventarisatie aan het maken en de burgemeesters weten natuurlijk direct wat er op hun terrein plaatsvindt. We hebben gezegd dat de hoogste prioriteit uitgaat naar terreinen waar er vroeger brandweeroefeningen zijn gebeurd, waar er vroeger industriële branden zijn geblust. We vragen welke dat zijn en of ze ons die nog even kunnen doorgeven, zodat we de lijst verder kunnen updaten, zodat we metingen kunnen doen. De burgemeesters die die metingen doen, doen dat altijd in opdracht en samen met de opdrachthouder Karl Vrancken. Morgen 24 juni 2021 is er ook een webinar met de lokale besturen om nog eens goed te duiden wat de bedoeling is en waarom we dat doen. Voor alle duidelijkheid: dat is uit voorzorg.
Mevrouw De Rudder, we waren niet in paniek toen er niets werd gedaan. Laten we dan alstublieft ook niet in paniek zijn nu we echt aan het handelen zijn, een inventarisatie aan het maken zijn en we metingen gaan doen en dat via een gecoördineerde aanpak.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ja, ik heb ook niet gezegd dat er ondertussen niets gebeurt op het terrein. Ik pleit alleen voor een gezamenlijke aanpak. U zegt ook dat er morgen een webinar is. Ik ben blij, omdat er ook in gemeentebesturen van gemeenten waar er nu nog geen bodemonderzoeken gebeuren, al de vraag is of zij dat ook moeten doen. Ik hoop dat dat morgen in die webinar verduidelijkt zal worden. Ik hoop ook – en dat is mijn oproep naar u, vermits de rol van de opdrachthouder naar de lokale besturen, ook in de komende maanden nog heel belangrijk zal zijn – dat het initiatief dat morgen georganiseerd wordt in de toekomst kan worden herhaald. Zodoende kunnen burgemeesters die informatie uit eerste hand blijven hebben, om op die manier weer de inwoners goed te kunnen informeren. Paniek moet er niet gezaaid worden. Als we de juiste info hebben als burgemeester dan ben ik daar ook heel blij om, en dan kunnen we dat ook verder doorgeven aan onze inwoners.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, de OVAM heeft normaal een overzicht van risicogronden. Dat is dan die basislijst, neem ik aan, die het uitgangspunt is om die brief te sturen naar de gemeenten. U vraagt dan of er op de risicogronden bijvoorbeeld een brand is geweest, waar wij niet van weten, omdat niet alle branden per se gerapporteerd worden. Dat is exact waar het over gaat. Natuurlijk, de collega heeft een fair punt gemaakt: dat vraagt van de gemeentebesturen best wel wat werk. Het zal meer zijn dan eventjes een archieffile openen, denk ik.
Is er met de opdrachthouder een afspraak gemaakt hoe gemeenten en steden ondersteund kunnen worden om snel alles in kaart te brengen? Want het gaat over 1 juli voor de brandweersites – dat zou nog wel moeten lukken – maar 15 juli voor alle andere sites. Krijgen de gemeenten voldoende ondersteuning om die lijst tegen die datum te voorzien van voldoende accurate en volledige informatie om nadien actie te kunnen ondernemen?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, voor die toelichting: ik heb een vraag die daarbij aansluit. Het gaat over de informatie aan de lokale besturen. In Antwerpen zijn er nu bijvoorbeeld een aantal metingen gebeurd. Men toetst die metingen dan aan de toetsingswaarden van maar van de OVAM, en op basis daarvan informeert men de bevolking. Maar als ik die toetsingswaarden van de OVAM bekijk, minister, dan zie ik dat die gebaseerd zijn op normen uit 2016. U hebt zelf, onder andere in Terzake, gezegd dat de wetenschap zeer snel evolueert, en dat er in 2018 nog nieuwe Europese normen zijn gekomen, en daar zijn er trouwens in 2020 nog bijgekomen.
Waarom informeren wij mensen op basis van wetenschappelijke kennis van vijf jaar oud, terwijl er nieuwe wetenschappelijke kennis is van vorig jaar?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, er is inderdaad een schrijven gegaan naar de lokale besturen, waarin u vraagt om mee te werken aan een onderzoek, want u wilt informatie over terreinen die mogelijk verontreinigd zijn, en die dus risicozones zijn, terreinen nabij woonzones en drinkwatergebieden. U stelt daarbij dat als eventuele resultaten uit onderzoeken beschikbaar zijn, dat die gedeeld zullen worden met de steden en gemeenten in kwestie, mét de bijbehorende duiding en de noodzakelijke gevolggeving ervan.
Kunt u verduidelijken wat die bijbehorende duiding en die noodzakelijke gevolggeving zijn?
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw toelichting, minister. U hebt ook heel duidelijk nog eens het probleem geschetst. U zegt: ‘We waren niet in paniek toen er niets gebeurde, laat ons nu ook niet in paniek zijn nu er wél iets gebeurt’. Ik denk dat dat heel hard een vinger op een wonde legt, en ik denk vooral dat er nu wel paniek is ontstaan op het terrein, net omdat er de voorbije jaren niets gebeurd is. Ik denk ook dat dit iets is wat in de onderzoekscommissie opnieuw heel erg tegen het licht zal moeten worden gehouden. Het is goed dat de problematiek nu wel ernstig wordt genomen, en dat er nu wel ook communicatie uitgestuurd wordt, niet alleen naar de gemeenten waar de problematiek al heel gekend is, maar naar alle gemeenten in Vlaanderen. Maar laat ons er ook voor zorgen dat dit niet louter symbolisch is.
Is er ook budget voorzien, of is het de bedoeling om budget te voorzien, als hieruit blijkt dat er nog heel wat sites zijn die bijkomende gesaneerd zullen moeten worden in Vlaanderen?
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat die proactieve aanpak de enige juiste is. Ik vind het ook moedig en ik vind het ook goed. We hebben inderdaad brieven ontvangen, als burgemeesters. We zijn bezig met die inventarisering, op het niveau van de brandweerzones. Steun daarbij is inderdaad welkom, maar ik denk dat samen met die inventarisering ook de vragen van de bevolking beginnen te komen. Mensen die branden gehad hebben in de buurt, beginnen vragen te stellen.
Daar ontbreekt het ons, zeker in kleinere gemeenten, wel vaak aan expertise.
Als je ziet hoe moeilijk het debat hier al is, en hoe moeilijk sommige zaken te vatten zijn, wel, dan denk ik dat wij ook zeker vanuit de Vlaamse overheid steun op communicatief en wetenschappelijk vlak moeten kunnen geven, aan die gemeenten die nu reeds worden geconfronteerd met vragen vanop het terrein.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega’s. Ik weet niet wie er even naar heeft verwezen, maar de lokale besturen hebben nu inderdaad de vraag gekregen om zo snel mogelijk de nodige informatie over de brandweeroefenterreinen te bezorgen. Wetenschappers zeggen dat dit momenteel de hoogste prioriteit is, dus laten we daarop focussen. Tegen 1 juli 2021 willen we informatie over locaties waar in het verleden een ernstige brand heeft gewoed en tegen 15 juli willen we feedback krijgen over andere terreinen.
Collega Schiltz, ik ben het eens met u, dat er daar ook ondersteuning moet zijn. Aan de lokale besturen, zeker diegene die misschien niet over een grote administratie of wat dan ook beschikken, zal de OVAM de nodige ondersteuning moeten bieden. Heel deze operatie gebeurt ook onder de coördinatie van opdrachthouder Karl Vrancken. Wij zullen het ook nog eens bij hem onder de aandacht brengen, dat als lokale besturen niet goed weten hoe of wat, men daar zeker terechtkan.
Ik denk dat het belangrijk is dat we een omvattende lijst hebben, dat we goed weten wat en waar de problematiek zit. Want akkoord, de OVAM had al een lijst, maar die was natuurlijk van 2018, 2019. Dus ik denk dat het goed is dat we nu wat updaten, en dat we eerst de terreinen onderzoeken met de hoogste kans op ernstige verontreiniging. Dat is ook een keuze geweest die op communicatief en wetenschappelijk vlak met de OVAM, de experten daar, en ook met de opdrachthouder, is afgesproken, omdat er terreinen zijn waar de brandweer oefeningen heeft gedaan met dat fluorhoudende blusschuim. Wij krijgen ook signalen dat niet alle brandweerkorpsen daar gebruik van hebben gemaakt, dus vandaar dat het van belang is dat we dat nu in kaart brengen, dat we daar zicht op hebben.
Ik wil ook benadrukken dat de OVAM ook, binnen de huidige contracten voor bodemonderzoek, al maximaal ruimte heeft gemaakt om binnen een maand stalen te kunnen nemen op de meest prioritaire terreinen. Dat kan op basis van het contract dat we vandaag hebben. En ook de analyses zullen zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Daar spreken we over een termijn van twee à drie weken. En dan is het de bedoeling dat dat ook – inderdaad, akkoord – gecoördineerd gecommuniceerd kan worden naar alle lokale besturen.
Morgen is er ook een webinar waar de problematiek aan bod komt, en er nog eens heel duidelijk gecommuniceerd zal worden wat er allemaal moet worden gedaan, wat de vervolgstappen zijn en de acties daarna. Voor alle duidelijkheid: in het PFAS-actieplan van 2020 stond ook dat we van alle terreinen een foto gingen maken en dit vervolgens gefaseerd zouden aanpakken. Maar op deze manier zijn we wel het actieplan van 2020 versneld aan het uitvoeren. Ik denk dat dit wel een hele goede zaak is.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank voor uw bijkomende antwoorden, minister.
Ik denk dat iedereen het er hier mee eens is dat we op het terrein onderzoeken moeten voeren om duidelijkheid te hebben. Ik verneem hier nu ook dat dit in de toekomst, in de komende dagen en weken, zal worden verdergezet.
Ik onthoud ook dat er steun zal zijn vanuit de OVAM richting lokale besturen, als er nog verdere vragen zouden zijn voor wat betreft de inventarisatie.
En ik pleit ervoor en ik roep allen nog maar eens op – ook als burgemeester, minister – om toch verder in te zetten op die opdrachthouder, die ook richting de lokale besturen een heel belangrijke rol zal opnemen. Ik hoop dat hij op regelmatige tijdstippen burgemeesters zal informeren via diverse kanalen, zodat ook wij, als burgemeesters, ons werk kunnen doen op het terrein en richting onze inwoners.
De actuele vraag is afgehandeld.