Report plenary meeting
Report
Mevrouw de Vreese heeft het woord.
Minister, het Nederlands is de taal die ons allen verbindt. Het is de maïzena van onze Vlaamse samenleving, en het zorgt ervoor dat iedereen – ongeacht afkomst of origine – elkaar begrijpt, elkaar verstaat, en met elkaar kan communiceren. Het Nederlands is dan ook meer dan alleen een taal, het is hier in Vlaanderen ook onze enige bestuurstaal. Het is de bakermat van onze Vlaamse cultuur. Het is dan ook meer dan logisch dat de Vlaamse Regering hier prioritair op inzet en het centraal stelt. Dat zien we ook in bepaalde voorbeelden: we stellen het Nederlands centraal in het inburgeringstraject, maar ook in ons onderwijs zetten we volop in op de goede kennis van het Nederlands.
In dat kader werd ook in het regeerakkoord een clausule opgenomen, namelijk de Nederlands-clausule. Concreet betekent dat dat de Vlaamse overheid in de samenwerking met derden die clausule oplegt. Ze verwacht dat die derden actief het Nederlands gaan gebruiken, zeker en vast ook in hun externe communicatie. Maar dat is natuurlijk niet alleen een taak van de Vlaamse overheid. We moeten ook rekenen op de lokale besturen, want zij zijn ook een belangrijk niveau in het promoten van de Nederlandse taal. Ook daar kijken we ernaar om een Nederlands-clausule te gaan opleggen.
Het is zeer logisch dat lokale besturen een belangrijke rol spelen, zij staan ook dicht bij de bevolking, dicht bij de burgers. Sommige lokale besturen hebben ook al zo’n clausule opgenomen, denk maar aan Antwerpen. Dit thema is ook veel te belangrijk om zo maar te laten liggen. We moeten hier echt prioritair werk van maken, want het Nederlands is er van en voor iedereen. Ook deze crisis heeft duidelijk gemaakt dat we hier volop werk van moeten maken.
Welke stappen onderneemt u om deze Nederlands-clausule toe passen bij de Vlaamse lokale besturen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, eerst en vooral bedankt voor uw vraagstelling. Er zitten eigenlijk twee elementen in.
Het eerste element: het belang van het Nederlands. Ik onderschrijf eigenlijk volkomen uw analyse ten aanzien van het belang van het Nederlands en dat niet alleen omdat we het wettelijk kader moeten respecteren. Nederlands is de bestuurstaal, daar waken we heel sterk over. We doen dat in de faciliteitengemeenten. We hebben dat ook tijdens de coronacrisis gedaan. Daar moesten we soms meertalig meer mensen informeren en mobiliseren om mee te werken, maar we hebben dat wel altijd gedaan in het kader van de taalwetgeving. Daar hebben we ook altijd goed op toegezien.
Het tweede element is natuurlijk de bepaling in het regeerakkoord, waarbij we vragen dat in de subsidiereglementen en samenwerkingsovereenkomsten een clausule zal worden opgenomen die het actief gebruik van het Nederlands, minstens in de communicatie naar het publiek, zou promoten. Dat is volgens mij inderdaad een belangrijke zaak. Zeker in het Vlaanderen van vandaag is onze taal – het Nederlands – het bindmiddel. Het is ook het middel om te emanciperen, om deel te zijn van de maatschappij, om niet in een parallelle samenleving terecht te komen. Een Vlaamse overheid die daar vandaag extra op inzet, werkt eigenlijk niet alleen mee aan de bescherming van het Nederlands als onze centrale taal, maar zorgt er bovendien ook voor dat we emanciperen en gelijke kansen creëren voor iedereen.
Daarom heb ik aan het advocatenbureau Stibbe gevraagd om mij een advies te bezorgen over deze Nederlands-clausule. Die clausule moet natuurlijk conform zijn met de wetgeving en met de grondrechten van mensen. Zodra ik dat advies binnen heb – en ik verwacht dat eerstdaags – zal ik samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), onze administratie, kijken hoe we dit kunnen vertalen naar de lokale besturen toe. Het is evident dat het in eerste instantie ook de Vlaamse overheid zelf is die deze bepaling van het regeerakkoord moet waarmaken. Dat gaan we samen met de hele ploeg doen, daar ben ik van overtuigd. Maar naar de lokale besturen toe zijn we dit dossier aan het voorbereiden op basis van een advies van het advocatenkantoor Stibbe.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Wegens het belang van deze prioriteit voor onze partij zal ik dit blijven benadrukken. U weet als geen ander dat wij, vanuit de N-VA, het Nederlands in alle aspecten van onze samenleving centraal stellen. Daar liegen ook onze inspanningen in het onderwijs niet om. Het is wel zo dat wij al meermaals onze zorgen geuit hebben. Het waren mijn collega Nadia Sminate en mijn collega De Coninck, die bij herhaling gewezen hebben op hun zorgen over het wat versoepeld gebruik van meertalige communicatie in de Vlaamse Rand. Zij zullen dat ook blijven aankaarten. Minister, u zei: ‘herhaling is de moeder van de perfectie’. Zij zullen die perfectie zeker en vast proberen te benaderen. De taalwetgeving is voor ons dus zeker belangrijk, maar ook de gemeenten spelen daar een belangrijke rol in. Ik verwacht van u daarin ook een bepaalde creativiteit. Zult u naast deze clausule nog andere initiatieven of ondersteuningen aanbieden aan de lokale besturen, om het Nederlands nog sterker te integreren in de werking en de ondersteuning van derden?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Taal, en dus ook het Nederlands, kan een verbindend en emanciperend middel zijn om mensen sterker te maken, zeker ook nieuwkomers. Tegelijkertijd moeten we voorzichtig zijn dat we geen extra drempels creëren om mensen echt stappen in onze samenleving te laten zetten, om werk te vinden, om een betaalbare woning te vinden en op een leefbare manier hun leven te organiseren. Ik ben een beetje bezorgd. U bent minister van zowel Inburgering en Gelijke Kansen als van de lokale besturen. Hoe streng ziet u dat instrument? Op welke manier wilt u optreden? Wilt u dat dwingend opleggen voor alle lokale besturen, ook degene die vinden dat het op dit moment niet voor hen van toepassing is? Creëert u daarmee geen zeer log instrument? Hoe zorgt u ervoor dat het voor mensen geen extra drempel is om te integreren en om hun toekomst in Vlaanderen uit te bouwen? Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat het een versterkend en geen verzwarend instrument zal zijn?
De heer Warnez heeft het woord.
Onze fractie is er uiteraard ook van overtuigd dat we er alles aan moeten doen om het Nederlands te promoten. We hebben het gebruik van het Nederlands altijd naar voren geschoven en we zullen dat blijven doen. Die Nederlands-clausule is dan ook een heel goede stap wat ons betreft. Het Nederlands is de start van alle kansen op het vlak van onderwijs, werk, vrije tijd enzovoort. De Vlaamse Regering heeft al een aantal stappen ter zake genomen op enkele beleidsdomeinen. Dat blijkt uit een schriftelijke vraag van collega Janssens.
Ik heb een vraag over de lokale besturen. Hebt u zicht op het veld en op het aantal gemeenten dat werkt met zo’n Nederlands-clausule en daarmee juridische problemen heeft? Het advies kan daarvoor een oplossing bieden.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, af en toe kunt u heel snel handelen. De praktijktesten hebt u heel snel door de regering gejaagd. Toen Black Lives Matter standbeelden aan het vernielen was, hebt u heel snel een handleiding opgesteld om het straatbeeld te dekoloniseren. Dat zijn trouwens allemaal zaken die niet in het regeerakkoord stonden. Maar een eenvoudige kwestie die wel in het regeerakkoord staat, namelijk dat wie subsidies van de overheid wil, een minimum aan respect voor Vlaanderen moet tonen door het Nederlands te gebruiken, lijkt allemaal veel moeizamer te verlopen. Twee jaar na de verkiezingen zitten we nog altijd in de fase van het advies inwinnen. Het pesten van werkgevers met praktijktesten kan wel. Het onderwerpen van onze samenleving aan de woke-waanzin kan ook. Maar respect vragen voor onze taal en onze cultuur lijkt veel moeizamer te verlopen. Ik wil u en ook de N-VA in de Vlaamse Regering oproepen om daar een prioriteit van te maken. Eis van mensen die subsidies van de overheid willen, respect voor onze taal en cultuur.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank alle sprekers. Laat me opnieuw nog eens het een en ander heel duidelijk benadrukken. Ik begrijp mevrouw De Vreese. Uw fractieleden bewijzen ook in de commissie dat uw fractie een grote aandacht voor het Nederlands heeft in Vlaanderen. Ik deel die volkomen. Ik ben het daar volmondig mee eens. Ik denk niet dat een samenleving kan functioneren als mensen met elkaar niet in dezelfde taal kunnen communiceren. Ik geloof dat mensen geen echte kansen hebben in Vlaanderen als ze geen Nederlands kennen. De leefbaarheid in buurten wordt ondergraven als mensen niet met elkaar kunnen praten. Het beheersen van de Nederlandse taal is een eenrichtingsstraat richting parallelle maatschappij en parallelle gemeenschappen die naast en met elkaar leven. Daarom is het kennen van het Nederlands een absoluut belangrijk instrument. Het is een emancipatorisch instrument voor de betrokkene, maar ook voor de hele samenleving. De heer Vaneeckhout wijst erop dat we voorzichtig moeten zijn dat we geen drempels inbouwen.
Mijnheer Vaneeckhout, de grootste drempel die mensen ondervinden in de marge van de maatschappij, is het niet beheersen van het Nederlands. Ik heb het als burgemeester te vaak ervaren dat mensen hier soms al tien tot dertig jaar zijn en zich niet in onze taal kunnen uitdrukken. Hoe kunnen ze participeren in de maatschappij? Hoe kunnen ze begrijpen wat de overheid hun zegt? Hoe kunnen ze hun buren of de leerkracht op school begrijpen?
De kennis van het Nederlands is cruciaal. Daarom vind ik het ontwikkelen van een beleid waarbij we uiteraard een stap verder gaan dan in het verleden belangrijk. Dat de administratie die de subsidies moet toekennen, vraagt aan die organisaties om ter zake extra inspanningen te doen in het gebruik van het Nederlands als communicatietaal, vind ik een belangrijke stap. Ik schrijf me ook volledig in de vraag aan lokale besturen in om hetzelfde te doen en ter zake een beleid te ontwikkelen.
Uiteraard moet dat gebeuren met respect voor de grondwaarden, met respect voor het rechtskader waarbinnen we werken. En daarom heb ik een advies gevraagd aan Stibbe. Niet om dat op de lange baan te schuiven. Ik wil daar ook mee vooruit. Want er zijn hier en daar al problemen opgedoken met kaders die men heeft aangereikt, omdat ze ingingen tegen een aantal grondrechten, en dat kan niet. En dus moeten we de juiste formulering, de juiste aanpak vinden. En ik zal daar zeker niet mee aarzelen, omdat ik er zelf sterk in geloof. We zullen daar ook in vooruitgaan.
We hebben op dit moment geen beeld van het terrein. We weten niet om hoeveel gemeenten het gaat. Ik weet dat alleszins niet. Maar ik vind het de moeite waard om dat inderdaad ook te onderzoeken en na te gaan waar we dat kunnen doen. Op basis van het advies wil ik de volgende weken en maanden daarin stappen vooruitzetten, zodat de Vlaamse overheid in haar geheel een aantal stappen ter zake kan zetten binnen de verschillende vakdomeinen en de vakrichtingen.
Dat doet niets af aan de rijkdom die Vlaanderen heeft in zijn meertaligheid, in de kennis van vele talen. Dat moeten we blijven promoten. Dat wil niet zeggen dat we ons moeten afsluiten van de rest van de wereld. Maar in onze onderlinge communicatie, in de communicatie als burgers, als lid van deze gemeenschap is het onderlijnen, het uitbouwen en het versterken van het Nederlands volgens mij een heel belangrijke troef. De lokale besturen kunnen in een clausule vragen om, in ruil voor subsidies, mee te werken aan die maatschappelijke cohesie, aan die emancipatie en die kansen, door het Nederlands maximaal te gebruiken. Zo’n clausule lijkt mij een belangrijk instrument dat de samenhang in onze maatschappij alleen maar kan versterken.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw positief antwoord. Nederlands, Nederlands, Nederlands: we kunnen er niet voldoende een prioriteit van maken. In tegenstelling tot de collega’s van Groen ben ik er volledig van overtuigd dat dit emancipatorisch werkt, dat hiermee veel drempels worden weggewerkt en dat de mensen hiermee worden geholpen in plaats van omgekeerd. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
En daarvoor moeten we inderdaad niet alleen kijken naar de Vlaamse overheid, maar ook naar de lokale besturen en eigenlijk naar iedereen die hier zit, om daar samen werk van te maken. Want Nederlands verbindt ons. Dat verdeelt ons niet, niet in geuren en in kleuren. Dat zorgt voor een verbonden maatschappij, voor communicatie tussen de verschillende mensen, van welke origine of afkomst zij ook zijn. Het is een centraal baken van onze maatschappij. Ik hoop dat iedereen in dit halfrond daarvan overtuigd is en met een duidelijke stem spreekt. Het Nederlands is de essentie van Vlaanderen en Vlaanderen vindt zijn essentie in het Nederlands. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De actuele vraag is afgehandeld.