Report plenary meeting
Report
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, onze arbeidsmarkt staat in brand – dat hebben we hier al eerder gezegd – en misschien veel sneller dan we hadden verwacht. We hebben vorig jaar de grootste economische dip meegemaakt sinds de Tweede Wereldoorlog wegens de coronacrisis, maar de veerkracht van onze bedrijven is zodanig sterk mee ondersteund door het Vlaamse en federale ondersteuningsbeleid dat de economie eigenlijk weer volop opleeft samen met de versoepelingen die coronagewijs mogelijk worden gemaakt. Dat leidt tot recordcijfers. In geen 10 jaar is de werkloosheid in Vlaanderen zo laag geweest en tegelijk staan er op dit moment bijna 160.000 vacatures in Vlaanderen open. 160.000 jobs wachten om ingevuld te worden. Dat vergt een aangepast beleid. We hebben daar duidelijke ambities voor. We willen 120.000 mensen extra aan de slag in Vlaanderen. We willen de werkzaamheidsgraad van 80 procent bereiken. Ook de Federale Regering deelt die ambitie.
Alleen moeten we vaststellen dat de arbeidsmarkten van de verschillende entiteiten in dit land behoorlijk sterk verschillen. De werkzaamheidsgraad in Vlaanderen zit rond 75 procent. In Brussel halen ze net 60 procent. De werkloosheidsgraad zit bij ons rond 3,5 procent, in Wallonië is dit 7,5 procent en in Brussel is er meer dan 12 procent werkloosheid. Dat vergt een beleid op maat. Dat zegt ook de Federale Regering in haar regeerakkoord, waar ze een beleid op maat van bepaalde regio’s mogelijk wil maken vanuit haar eigen bevoegdheden. Minister, in uw recent opiniestuk in De Tijd geeft u daar ook een voorzet voor. U pleit voor een asymmetrisch beleid, waarbij de federale beleidshefbomen op een dusdanige manier ingezet worden dat ze de Vlaamse hefbomen gaan versterken. Dus minister, op welke manier wilt u dat asymmetrisch arbeidsmarktbeleid gaan invullen, zodat we op maat van de noden van de Vlaamse arbeidsmarkt, met de vele vacatures, kunnen gaan werken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Bothuyne, dank voor de vraag. Het is inderdaad mijn grote wens dat we met de federale overheid een akkoord kunnen sluiten om asymmetrische akkoorden te maken. Het staat trouwens uitdrukkelijk opgenomen in het federaal regeerakkoord. Het is dus geen bommetje of zoiets, het is gewoon een noodzakelijkheid. Deze ochtend – daar komen we straks nog op terug naar aanleiding van de vraag van collega Ongena – hebben we gezien dat de krapte op de arbeidsmarkt weer volop aan het ontstaan is. Het is een goede zaak dat het aantal werkzoekenden spectaculair daalt, natuurlijk in nuance want er zijn nog altijd veel tijdelijke werklozen. Maar het is echt van belang dat naast de bevoegdheden die we voluit kunnen uitoefenen in Vlaanderen, er federaal toch een aantal extra hefbomen gegeven worden.
Het is een beetje kort om dat tijdens een actuele vraag te zeggen, maar ik geef toch een paar topics mee. Eerst en vooral is er levenslang leren, met de leer- en loopbaanrekening. Zowel de federale overheid als Vlaanderen wil zoiets maken, maar het is van belang dat die twee zaken op elkaar ‘aantakken’ en dat wij ook onze eigen inkleuring willen geven. Ten tweede, wat betreft de verlofstelsels: voor mij is het echt van belang dat we daar veel meer kunnen harmoniseren en in functie van onze eigen arbeidsmarkt ook accenten kunnen leggen. Ten derde, wat de langdurige zieken betreft: jullie weten dat ik van vijfduizend naar tienduizend mensen wil die kansen krijgen op de arbeidsmarkt, maar dat vraagt een overeenkomst met de federale overheid, omdat zij natuurlijk instaat voor de toeleiding en voor een aantal prioriteiten. Als we de jobbonus zouden invoeren, dan is het ook van belang dat we een afspraak krijgen met de federale overheid dat zij dit niet helemaal wegbelast, want dan heb je natuurlijk niks aan je jobbonus.
We hebben een plan rond het herstructureren straks. Voor mij is het echt superbelangrijk dat er bij bedrijven die herstructureren een verplicht opleidingsplan bij komt, waardoor mensen opleidingen krijgen om gemakkelijk naar een andere job te kunnen gaan. Dat is ook iets waar we met de federale overheid afspraken over moeten maken. Uiteraard is er ook, zoals ik al zei, bijvoorbeeld de inschrijving bij VDAB voor mensen die tijdelijk werkzoekend zijn. Als de ene regio dat niet belangrijk vindt en de andere wel, dan vind ik dat we daar asymmetrische afspraken over moeten kunnen maken. De bedoeling is om al die topics mee te nemen en op tafel te leggen in het kader van de interfederale werkgelegenheidsconferentie in september, maar het is echt zeer urgent en dringend dat we daar goede afspraken over kunnen maken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord, dat van heel wat ambitie getuigt. De onderwerpen die u aanhaalt – opleiding en vorming, het betrekken van langdurig zieken bij onze arbeidsmarkt, de hervorming van de verlofstelsels, de jobbonus en het herstructureringsbeleid – vormen een heel ambitieus menu. Ik hoop dat dat ook werkt.
Minister Dermagne had al aangekondigd dat hij in de werkgelegenheidsconferentie met de deelstaten in september specifiek wil focussen op het eindeloopbaanbeleid. We hebben hier al – bijna kamerbreed – gesteld dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) wat ons betreft geen oplossing is in het eindeloopbaanbeleid. Collega Ongena zal daar straks ongetwijfeld ook over tussenkomen.
Welke oplossingen ziet u dan wel voor het eindeloopbaanbeleid? Wat is de agenda, wat u betreft, voor die werkgelegenheidsconferentie? Want, collega’s, ik denk dat onze arbeidsmarkt een copernicaanse omwenteling nodig heeft, niet om rond een bepaald bevoegdheidsniveau te draaien, maar om rond de noden van de mensen en de bedrijven te draaien. Werknemers en werkgevers in Vlaanderen hebben nood aan een beleid op maat, waarbij de twee niveaus hard samenwerken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
De arbeidsmarkt in Vlaanderen, Wallonië en Brussel is uiteraard heel verschillend. Daarom kan een asymmetrisch beleid – of noem het ‘maatwerk’, minister – voor elke streek of regio zeker een oplossing bieden. U weet dat ik, met de collega’s van Vooruit, ook mee geijverd heb om die asymmetrische samenwerkingsakkoorden in het federale regeerakkoord mogelijk te maken. We zijn daar dus zeker bondgenoten. Maar we mogen natuurlijk nooit verwijzen naar een andere overheid om ons eigen huiswerk niet te maken. We mogen onze paraplu – of vandaag eerder parasol – niet opentrekken.
Heel concreet hebben we deze week nog gezien dat er 190 knelpuntberoepen zijn bij VDAB en dat er inderdaad een heel grote mismatch is op onze arbeidsmarkt. Opleiden, opleiden, opleiden moet dus ons credo zijn. Hoe zult u concreet mensen vormen om ze toe te leiden naar die knelpuntberoepen, zodat onze economie heel snel weer kan opveren?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega Bothuyne, voor de vraag. Ik denk dat de analyse al vaak gemaakt is. De arbeidsmarkten zijn inderdaad zeer divers en verschillend en hebben dus ook een eigen beleid nodig. Binnen de eigen bevoegdheden kunnen we al veel doen. Maar daarnaast is een goede samenwerking tussen de verschillende niveaus cruciaal. We moeten elkaar niet tegenwerken maar mekaar net versterken. In die zin is de werkgelegenheidsconferentie, waarnaar u zelf ook verwees, al een goede stap, denk ik. Zoals collega Bothuyne al zei, beperkt die conferentie zich tot het verhaal van de eindeloopbaan, terwijl er, zoals u schetste in uw antwoord, nog vele andere aandachtspunten zijn. Ik vroeg me dus af in welke mate u er bij minister Dermagne voor zult pleiten om dergelijke werkgelegenheidsconferenties ook voor die andere thema’s, die misschien in Vlaanderen zelfs nog iets nijpender zijn, te organiseren.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, u hebt gelijk. Het is ook opgenomen in het federale regeerakkoord. Wat mij betreft: hoe meer er wordt samengewerkt, hoe beter, zeker als het gaat over dit soort problematiek. In een aanpak om overal zoveel mogelijk mensen aan de slag te krijgen, moet er zo optimaal mogelijk samengewerkt worden. Ik vind dat dus zeer goed.
Ik wil er nog wel een bedenking aan toevoegen. Er werd gesproken over de verschillende gewesten met een eigen realiteit. Ook binnen Vlaanderen zijn er natuurlijk verschillende realiteiten. Als je een stad als Antwerpen, de tewerkstellingsgraad daar en de problemen die we daar kennen, vergelijkt met bijvoorbeeld West-Vlaanderen, dan zie je toch twee heel andere realiteiten. Vorige week werd er, naar aanleiding van een vraag van collega Ronse, kort naar verwezen: in de regio Antwerpen wordt er op dit moment gezocht naar 5000 mensen voor technisch geschoolde beroepen en zijn er ook heel wat mensen werkloos. U verwees daarbij in uw antwoord dan naar de grote verbinding in Oosterweel. Die is echter goed voor 150 mensen per jaar, terwijl er 5000 profielen opgevuld moeten worden. Mijn vraag is dan ook hoe er een extra turbo gezet zal worden om die knelpuntberoepen, via de lijnen die wel zelf hebben in Vlaanderen, in te vullen.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we het unaniem eens zijn. We moeten er alles maar dan ook alles aan doen om die vele jobs in te vullen. Dat is nodig. We hebben economische groei nodig om als we sociale herverdeling willen doen, dat te kunnen realiseren. Ik zie hier een regering-Jambon met een minister Crevits van Werk, en oppositie en meerderheid die het fundamenteel eens zijn op welke manier we dat moeten doen.
Mensen die tijdelijk werkloos zijn, verplicht bij VDAB laten inschrijven; uitdoving van SWT; re-integratie van langdurig zieken; mensen netto meer laten verdienen. Daar is de regering-Jambon het unaniem over eens. Minister Crevits heeft wat onze Vlaamse bevoegdheden betreft, kosten noch moeite gespaard om alles klaar te stomen.
De regering-De Croo is op dat vlak zeer verdeeld, is aan het dralen. Ik heb vorige week gevraagd om asap, voor de zomer, een tweede jobdeal rond te hebben met minstens de zaken die in ons Vlaams regeerakkoord staan. Minister, zal dat er voor de zomer komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, u hoort aan de geëngageerde tussenkomsten dat dit een ruimer debat verdient. Ik zal me tot de essentie beperken.
Eerst en vooral de werkgelegenheidsconferentie: ik ben eigenlijk zeer zeer blij dat het gaat over de eindeloopbaan, omdat daar een enorm knelpunt zit. We willen dat mensen langer blijven werken, en ik kom er in uw volgende vraag nog op terug, collega Ongena, maar dit vraagt aangepaste loopbanen. Mensen kunnen niet hun hele carrière aan dezelfde intensiteit blijven werken. De jobs moeten werkbaar zijn, we moeten daar oplossingen voor vinden. Het is goed dat Vlaanderen en het federale niveau daar de krachten bundelen. Dat is één.
De werkgelegenheidsconferentie gaat over de eindeloopbaan, wat niet betekent dat je niet over andere zaken kunt praten. Mijn kabinet is al meermaals bij federaal minister Vandenbroucke geweest om over het actieplan langdurig zieken te spreken. We hebben al meermaals met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) gesproken om een systeem te vinden om de tijdelijk werkzoekenden te verplichten zich in te schrijven, om de gegevens door te sturen. Er zijn zoveel zaken die Vlaams-federaal aan elkaar gekoppeld zijn en waarover we afspraken kunnen maken. Ik hoop alleen dat men het meent, dat men extra hefbomen wil geven aan de regio’s om een beleid op maat te voeren.
Collega Gennez, het is absoluut juist dat we ons eigen huiswerk moeten maken. Ik geef een voorbeeld: de wet-Renault is een belangrijke wet maar de procedure duurt ontzettend lang, tot 150 dagen. Zoiets zorgt ervoor dat mensen competenties, het arbeidsritme en soms hun motivatie verliezen. Als het van mij afhangt, zou ik liever hebben dat het sneller gaat, dat we sneller mensen aanklampend kunnen begeleiden, dat men niet een hele periode in werkloosheid zit voor men naar een nieuwe job kan gaan. Daarover moeten we dan wel afspraken maken met de federale overheid.
De wet op de terbeschikkingstelling bijvoorbeeld maakt tijdelijke mobiliteit, doorstroom en soms het delen van werknemers niet altijd even gemakkelijk en soepel. Die zaken hebben we juist nodig in de komende periode. Ik wil de verantwoordelijkheid niet afschuiven, maar voor sommige zaken is het voor mij van belang dat we wat souplesse krijgen.
Ik besef heel goed dat veel van de zaken die ik nu vertel aan het sociaal overleg raken. Dus moeten we eens gaan nadenken over hoe we meer ruimte kunnen maken in dat federale sociale overleg voor typisch Vlaamse beleidsthema’s en bevoegdheden in het interprofessioneel en sectoraal overleg op federaal niveau, waar we dan onze eigen accenten kunnen leggen. Daar ben ik geïnteresseerd in, om dat debat te voeren.
Collega Annouri, u hebt terecht verwezen naar de lokale realiteit. Ik heb vorige week – toen een collega de vraag stelde – verwezen naar Oosterweel. Ondertussen hebben we samenwerkingsakkoorden op maat van Mechelen, op maat van Lier. VDAB maakt dus in functie van de lokale situatie en prioriteiten – in West-Vlaanderen is dat bijvoorbeeld een hele regio samen – overeenkomsten om te kunnen inspelen op de lokale noden.
We doen iets nieuws. We hebben een vacaturebeleid, we hebben een jobhunting. Wie de sterke punten van kandidaten meeheeft, stapt naar de bedrijven om een geschikte job te zoeken voor de mensen. De manier van matchen verandert ook.
Collega’s, een een-op-eenrelatie hebben we niet, dat moet ik eerlijk bekennen. Dat komt ook omdat jongeren een studiekeuze maken. Vanmorgen was ik bij Recticel, een bedrijf in Wetteren dat heel veel technische profielen nodig heeft. Maar iemand die psychologie heeft gestudeerd, kun je daar natuurlijk niet zo makkelijk als ingenieur laten werken. De bereidheid op de werkvloer om zich om te scholen en bij te scholen, is dus ook wel nodig. Je ziet echter ook dat werkgevers daar totaal in aan het veranderen zijn in vergelijking met vroeger.
Collega Ronse, de regering-Jambon of de regering-De Croo? Voor mij is het eigenlijk simpel: als de kat maar muizen vangt, dus als we maar beter kunnen matchen. U zult mij in deze tijden absoluut niet de polarisatie zien oppoken. Integendeel, ik wil graag soepel en flexibel federale hefbomen kunnen inzetten die belangrijk zijn voor mij. Het is mijn doel om dat te bereiken tegen het najaar, en daar onderhandelen we elke dag over.
Collega Bothuyne, een aantal van de punten die u hebt aangehaald, onder andere omtrent het loopbaaneinde, komen ook nog aan bod bij de andere vraag. Ik denk echter dat het heel nuttig kan zijn om eens op een ander moment een uitgebreider debat te houden over dit thema, omdat dat ons allemaal raakt. We worden ook allemaal een beetje ouder. Ik merk dat ook, elke dag. Voor elk van ons zullen de werkbaarheid van de job en het langer kunnen en mogen werken heel, heel belangrijke uitdagingen zijn en blijven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel. Collega’s, ik dank ook jullie. Het is heel duidelijk dat dit heel urgent is. De arbeidsmarkt staat echt in brand. Er staan 160.000 vacatures open. Er is een heel lage werkloosheidsgraad, maar anderzijds zijn er heel veel mensen die uitvallen, die langdurig ziek worden, mensen die langs de kant blijven staan. We kunnen het ons niet permitteren om talent langs de kant te laten staan. Er is nood aan een beleid op maat. Het federale regeerakkoord maakt een heel duidelijke opening voor een asymmetrisch beleid, voor een werkgelegenheidsbeleid op maat van de noden van Vlaanderen. Eigenlijk krijgt de Federale Regering hiermee echt nog eens een kans om duidelijk aan te tonen, duidelijk te bewijzen dat ze ook onze regering is, dat ze ook een beleid op maat van Vlaanderen kan voeren en samen met Vlaanderen het verschil kan maken voor de arbeidsmarkt. Het is echt nodig.
Minister, u riep op tot een ruimer debat. Ik stel voor dat we dat doen in de commissie. Ik bereid een ontwerpresolutie voor om hopelijk kamerbreed een duidelijke agenda op tafel te kunnen leggen op federaal niveau over hoe we een Vlaams arbeidsmarktbeleid ook federaal kunnen versterken.
De actuele vraag is afgehandeld.