Report plenary meeting
Report
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, minister, het afgelopen jaar was voor veel gezinnen een ongezien jaar. Veel mensen verloren familieleden, sommigen hun job. Ik denk dat we ons zowel collectief als individueel nog nooit zo kwetsbaar hebben gevoeld in dit land. Dat heeft niet alleen effect op de gezondheid, minister, maar ook de armoede neemt schrikbarend toe. Het zijn de meest kwetsbaren die de zwaarste klappen vangen. We weten dat het virus niet rechtvaardig is.
We zagen dat komen. Om die reden heb ik u in november al een vraag gesteld over de nieuwe kwetsbaren. Zal er een plan klaarstaan zodra de tsunami van armoede er is? U zei toen dat dat nog wat voorbarig was, dat u nog wat cijfers wou afwachten.
Goed, inmiddels hebben we cijfers van de Vlaamse OCMW’s. Alle alarmsignalen staan daar op rood. Er zijn 18 procent meer cliënten, dat zijn vierduizend mensen extra die naar het OCMW zijn getrokken. De OCMW’s hebben het voorbije jaar hard gewerkt. We mogen heel dankbaar zijn dat ze nog bestaan. Ze hebben hun belang bewezen.
Er zijn veel tijdelijke maatregelen genomen om mensen te steunen. Dat was een goede zaak. Maar heel veel mensen hebben voor het eerst moeten aankloppen voor steun. Dat vraagt om een gerichte aanpak, specifiek voor de problemen die de coronacrisis ons heeft gebracht. We zien de problemen – die die al bestonden en de nieuwe – enkel maar toenemen. We bouwen trager, we leveren te weinig sociale woningen op. Het groeipakket is onvoldoende gericht op de mensen die het het hardst nodig hebben. Er is wel beleid, er ligt wel geld op de plank, maar het wordt niet genoeg gericht ingezet.
Minister, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) stelt dat de OCMW’s hun hart vasthouden voor wat nog komen gaat als die steunmaatregelen stoppen. Wat gaat u doen als de steunmaatregelen stoppen? Staat Vlaanderen klaar?
Minister Beke heeft het woord.
Mijnheer Veys, veel overheden worden gevat door de enquête waar u naar verwijst. Wij als Vlaamse overheid worden erdoor gevat. Inzake inkomensbeleid wordt de federale overheid gevat. Ook de lokale besturen worden erdoor gevat. We worden er allemaal door gevat. Voor de coronacrisis – dat zien we ook in de cijfers – zagen we in Vlaanderen een daling van het aantal mensen met een leefloon. Zelfs in het eerste deel van 2020 was er een lichte daling inzake het leefloon en de meeste hulpvragen. Dat veranderde natuurlijk door corona.
Wat de cijfers ook duidelijk maken, is dat wat hier in het parlement soms als binair naar voren is gebracht –‘U steunt wel de economie, u steunt wel de horeca, maar wat doet u voor de mensen in armoede?’ – helemaal geen binair element is. Ik zeg niet dat u dat zegt, maar dat is hier in eerdere debatten wel vaak als tegenstelling naar voren gebracht: wat doet de overheid?
Wat doet de Vlaamse overheid? Zij heeft ervoor gezorgd dat sectoren die in de problemen kwamen, steun kregen. Toen de horeca in de problemen kwam, werd er steun gegeven. Wanneer de horeca opnieuw opengaat, moet er opnieuw gerekruteerd worden. De mensen die nu tijdelijk in de problemen zitten, moeten weer aan de slag kunnen gaan. Studentenjobs kwamen ook in de studie naar voren. Natuurlijk waren er in het voorbije jaar geen studentenjobs.
Ik heb gezegd dat ik zondag een dag aan zee ben geweest. Ik heb daar veel affiches gezien met ‘studentenjobs gezocht’. Ik heb er daar een paar gesproken. Ik heb mijn zoon daar zelfs een studentenjob laten aannemen. Maar velen hebben gewacht met het aannemen van studentenjobs, omdat men wilde weten of ze opnieuw zouden kunnen opengaan.
Dat is wat de tijdelijke steunmaatregelen betreft, die ervoor moeten zorgen dat een opening en een doorstart mogelijk worden.
Het tweede element is het plan Vlaamse Veerkracht.
Kunt u dat alstublieft heel kort uitleggen?
Het plan Vlaamse Veerkracht heel kort uitleggen?
Maar u komt straks opnieuw aan bod.
Het tweede element is het plan Vlaamse Veerkracht. Maar daarover zal ik straks heel graag wat meer vertellen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw beschouwing. Maar als antwoord op de vraag die ik u vandaag stel, ben ik daar niet veel mee.
U gaat kort in op de cijfers. Een belangrijk punt dat u aanhaalt, is dat veel overheden hierdoor worden geraakt. En als het gaat over het armoedebeleid, dan kijk ik ook naar wat u hebt beloofd in het regeerakkoord. Heel veel lokale besturen doen hun best, maar missen nog iets. En dat gaat over cijfers. Vlaanderen weet iets en de lokale besturen niet. Het gaat over de armoedecijfers, over het risico op armoede dat wordt gemeten door Kind en Gezin. U hebt beloofd dat u zult onderzoeken hoe die cijfers ter beschikking kunnen worden gesteld. Volgende maand verschijnen die cijfers normaal gezien. Het is al het tweede jaar sinds u minister bent dat de lokale besturen daar niets mee kunnen aanvangen.
Minister, hiermee kunt u het voor lokale besturen wel mogelijk maken om naar een meer gericht armoedebeleid te gaan. Dat zou een goede zaak zijn. Wanneer kunnen lokale besturen die kinderarmoedecijfers van Kind en Gezin krijgen, om effectief naar die gezinnen te gaan en een gericht armoedebeleid te kunnen voeren?
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega's, ik denk eerlijk gezegd dat de armoede niet meteen zal dalen. Maar goed, dat neemt niet weg dat we toch een inspanning moeten doen om die armoede te doen dalen. Want inderdaad, door de coronacrisis komen verschillende factoren samen. Er zijn factoren die vroeger al bepalend waren voor mensen om in armoede te belanden. Maar nu komt daar de coronacrisis bovenop die financieel harder toeslaat bij bepaalde bevolkingsgroepen. Er worden ondertussen ook nieuwe kwetsbaren gedetecteerd die zich wenden tot de OCMW's en de voedselbanken. Daarnaast is er de olifant in de kamer, die door niemand wordt benoemd. Sinds enige tijd zwengelt de illegale immigratie naar Europa en naar ons land opnieuw aan.
Statbel geeft ons daarover onthutsende cijfers. De nationaliteit van de ouders blijkt een zeer onderscheidende factor te zijn. Wie een ouder met een niet-Europese nationaliteit heeft, loopt gemiddeld 40 procent risico om in armoede te verzeilen. Het cijfer voor wie Belgische ouders heeft, ligt rond 7 procent. Als we de armoede willen doen afnemen en de stijgende lijn willen stoppen, hebben we alvast een eerste oplossing: stop de ongebreidelde immigratie.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, armoede is een groot probleem. We hebben de armoedecijfers de afgelopen jaren erg zien toenemen. En corona heeft de kloof tussen arm en rijk ook nog verdiept. We hebben gezien dat corona de ongelijkheid nog eens pijnlijk heeft blootgelegd. Heel concreet zien we dat mensen in armoede dubbel zoveel kans hebben om te sterven aan het coronavirus dan rijke mensen. We hebben ook gezien dat, hoe minder gefortuneerd je bent, hoe kleiner de kans is dat je je laat vaccineren. Dat heeft niets met slechte wil te maken. Het heeft ermee te maken dat we vaststellen dat mensen in kansarmoede heel wat drempels ervaren.
Minister, armoede is geen natuurfenomeen. Ik zal dat hier nog een paar keer herhalen. Het heeft te maken met politieke keuzes. U hebt daarnet gezegd: wat doet de overheid? Dat is inderdaad mijn vraag: wat doet de overheid en wat zult u doen om de armoede te doen dalen?
Ik wil daar drie concrete vragen over stellen.
U mag maar één vraag stellen.
Ik houd het kort. Rond betaalbaar wonen: zult u de huursubsidie en de huurpremie versterken? Zult u het bouwritme van sociale woningen versterken? Zult u de sociale huur uitbreiden? U, als minister van Armoedebestrijding, moet daar ook verantwoordelijk voor zijn. Zult u de sociale toeslagen in het groeipakket doen stijgen?
Dat is al vier, als ik mij niet vergis.
En zult u de maximumfactuur in het secundair onderwijs instellen?
En dat is vijf.
De heer Parys heeft het woord.
Het onderwerp van deze vraag is ontzettend belangrijk. Alle overheden, en in het bijzonder de Vlaamse Regering, hebben in de coronacrisis adequaat ingezet op financiële steun. Er is directe steun gekomen, ik denk aan de energietoelage of de toelage bij het groeipakket. We hebben hier ook voor indirecte steun gestemd, bijvoorbeeld met een resolutie die 45 miljoen euro beschikbaar heeft gemaakt voor kwetsbare gezinnen. Nu de horeca en andere sectoren zachtjesaan opnieuw mogen openen, zal het zaak zijn om zoveel mogelijk mensen van die steun naar een duurzame job te begeleiden. Dat is een opdracht van de Vlaamse overheid.
Collega’s, velen van u die een lokaal mandaat hebben, weten dat niet alle steden en gemeenten dat geld ook al effectief hebben opgebruikt. In Leuven was er bijvoorbeeld 1,2 miljoen euro beschikbaar. Daarvan is nog altijd 1 miljoen euro beschikbaar. Gelukkig, zou ik zeggen.
Minister, mijn fractie wil vooral aandringen op het feit dat we met de Vlaamse Regering moeten inzetten op het preventief aanpakken van schulden zodat de schuldenput die sommige mensen opbouwen niet dieper wordt dan vandaag, maar dat we hen daar duurzaam kunnen uittillen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, weet u wat de smaak van honger is? Dat is niet dat hol gevoel in de maag van geen eten te hebben, maar dat is de schaamte om niet onder de mensen te durven komen omdat je je factuur niet hebt kunnen betalen, dat is het gevoel van permanente minderwaardigheid, dat is het gebrek aan Vlaamse veerkracht en het gebrek aan mentale bandbreedte om andere uitdagingen te kunnen aanpakken. Deze Vlaamse Regering, de vorige Vlaamse Regering en de Vlaamse Regering daarvoor hebben tot nu nog nooit een trendbreuk rond armoede kunnen realiseren. Nog nooit. Als een ding duidelijk is tijdens corona, is het wel dat voor armoede een structurele aanpak op verschillende fronten nodig is. Dat betekent, inderdaad, een structurele aanpak op het vlak van het groeipakket.
Zult u wachten om het beter te doen na corona, minister, als u dat tijdens corona al kunt? Bent u van plan om werk te maken van een sociale toeslag die de ongelijkheid verkleint en die kinderarmoede effectief aanpakt, zoals Ive Marx ook heeft gezegd? Bent u van plan om uw collega’s aan te moedigen om op het vlak van huisvesting een stap in de richting van structurele maatregelen te zetten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, de coronacrisis heeft inderdaad een heel grote impact gehad op veel mensen. Er was een toename van het aantal mensen dat hulp zocht, vooral door mensen die door corona niet konden werken. Denk daarbij aan de horecasector, de evenementensector. Vlaanderen heeft daar op gereageerd en sterk ingezet op een aantal steunmaatregelen. Vanuit Welzijn wijs ik bijvoorbeeld op de coronatoeslag voor kinderen, het supplement bij de sociale toeslag van het groeipakket, maar er zijn vanuit Vlaanderen ook twee pakketten middelen gegaan naar de OCMW’s om kwetsbare mensen te ondersteunen.
Het komt er nu op aan om ook een sterk relancebeleid te kunnen voeren waarbij zoveel mogelijk mensen aan de slag gaan. We moeten er natuurlijk ook heel goed op letten dat we iedereen meekrijgen en dat er geen mensen achterblijven.
Vanuit onze fractie, minister, is bij monde van mevrouw De Rudder al meermaals opgeroepen om een uitwisseling van gegevens mogelijk te maken met de lokale besturen, zodat die ook meer tools in handen krijgen om kwetsbare gezinnen te bereiken. U hebt trouwens al toegezegd om daar werk van te maken. Is dat iets wat we op korte termijn mogen verwachten?
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Mijnheer Veys en mevrouw Schryvers, ik vind inderdaad dat we die gegevens met elkaar moeten kunnen delen en dat we instrumenten aan de lokale besturen moeten geven om een effectiever armoedebeleid te kunnen voeren. Dat is inderdaad wat ik daarover vind. Wij hebben daarvoor ook de nodige zaken in voorbereiding. Dat vraagt een aanpassing van de regelgeving. Als dit parlement de aanpassing van die regelgeving wil goedkeuren, dan kunnen we daarmee aan de slag. Wij hebben daarvoor alleszins de nodige voorbereidingen getroffen.
U weet dat dat geen gemakkelijke oefening is geweest met betrekking tot de GDPR. Welke gegevens mogen worden gedeeld en welke gegevens mogen niet worden gedeeld? Het is even zoeken geweest naar het kader waarbinnen we dat volgens ons kunnen doen, maar we hebben dat gedaan en we zijn uiteraard bereid om dat met dit parlement te delen.
Collega De Reuse, wat u daar hebt gezegd, vindt u wel niet terug in de studie waarnaar verwezen is. In die studie staat dat de stijging van het aantal mensen met een leefloon het minste is bij mensen van niet-Europese origine. Over interpretaties kan men discussiëren, maar de cijfers waar de vraag hier over gesteld is, hebben dat niet aangegeven.
Collega’s Vandecasteele en Almaci, jullie zeggen dat Vlaanderen er nooit in geslaagd is om die armoedecijfers naar beneden te krijgen. De SILC-indicatoren (Statistics on Income and Living Conditions) hebben aangegeven dat we in 2012 op 16 procent zaten, in 2018-2019 op 13 procent. Er was dus wel degelijk een daling van deze cijfers, maar dat wil niet zeggen dat we er zijn. Dat heb ik absoluut niet gezegd. Daar moet dus bijkomend in geïnvesteerd worden.
Dat hebben we tijdens de crisis gedaan. Er is 15 miljoen geïnvesteerd via de sociale toeslag van het groeipakket. Er is ook rechtstreeks steun gegeven aan de lokale besturen met tweemaal 15 miljoen euro om het lokale armoedebeleid te kunnen versterken. Wij hebben de lokale besturen toen gevraagd wie gebruik wilde maken van de gegevens van Kind en Gezin. Er zijn lokale besturen die daarop zijn ingegaan om daar op die manier een extra stimulans aan te geven.
Collega Veys, dat heeft me inderdaad getriggerd om te zeggen dat ik vind dat we daar ondanks alle strijd die we daar al rond hebben gevoerd – en collega Anaf is daar in het verleden ook al over tussengekomen –, partners in zijn. We moeten alleen inzien dat dit op een juiste manier kan gebeuren en dat de gegevensdeling correct, volgens de GDPR en de privacyregels kan gebeuren.
Naast die gegevensdeling is de vraag ook hoe we diegenen die in armoede leven, beter kunnen detecteren. Via het geïntegreerd breed onthaal moet worden nagegaan waar de hulpvragen zitten en hoe we ervoor kunnen zorgen dat die efficiënter worden opgevolgd, ongeacht of ze binnenkomen via de ziekenfondsen, de sociale diensten of andere. Hoe kunnen we dat goed en versterkt kanaliseren. Is daar een instrument voor?
Ik ben nog bezig met de uitrol van zorgzame buurten in Vlaanderen. Daar hebben we in de commissie ook al vaak over gesproken. Op die manier kunnen we aan een bredere detectie doen en evolueren naar een efficiëntere hulpvraag.
Er moet inderdaad worden geïnvesteerd in sociale woningen. Dat is een terecht punt. De Vlaamse Regering zorgt bijkomend voor nooit geziene investeringen in sociale woningen. Wat de concrete operationalisering betreft, stel ik voor dat u collega Diependaele daarover bevraagt.
Er zijn ook de wijkverbeteringscontracten. Ik heb ook geïnvesteerd in de STEK-huizen. Dat zijn plaatsen waar mensen in armoede samenkomen. Ik heb er vorige week een bezocht in Ronse. Armoede gaat immers niet alleen over financiële armoede maar ook over maatschappelijke armoede. In Ronse vertelde een alleenstaande moeder met zes kinderen me hoe ze door iemand is getriggerd om naar een dergelijke ontmoetingsplaats te gaan. Ze had het alleen nooit gekund, maar omdat iemand letterlijk de voet tussen de deur stak, is ze daar vandaag al twintig jaar actief, niet alleen als een hulpvrager maar intussen ook voor een deel als hulpgever, als iemand die anderen ook mee kan versterken. Dat is wat veerkracht betreft iets waar we verder in moeten investeren en waar we, collega Almaci, ook in hebben geïnvesteerd. Ik denk aan investeringen in de STEK-huizen, aan ArmenTeKort, waar we extra in hebben geïnvesteerd, aan de miljoenen euro’s investeringen in de Centra Algemeen Welzijnswerk. En zo zijn er nog andere zaken waar we in het kader van het plan Vlaamse Veerkracht aan willen werken, zoals de investeringen in de voedseldistributieplatformen waar ook nog optimalisaties mogelijk zijn.
U kunt dit allemaal terugvinden in het plan Vlaamse Veerkracht, waar we onverdroten uitvoering aan zullen geven.
De heer Veys heeft het woord.
Dank aan de minister en aan de collega’s voor de bijkomende vragen. Ik denk dat het duidelijk is dat iedereen de problematiek van armoede heel belangrijk vindt. Ik zou schrikken mocht dat niet het geval zijn.
Minister, ik denk dat het een goede zaak is dat er met Kind en Gezin en de cijfers van de armoede-index een mogelijkheid is. Ik zou graag ook naar u de hand uitsteken. U vindt daarin ook bij ons een partner. Ik denk dat iedere lokale Vooruitbestuurder heel blij zal zijn als die gegevens beschikbaar zijn. Ik wil dat gerust zelf indienen als voorstel van decreet, dus bezorg mij dat gerust, en dan doen we dat zo snel mogelijk.
Waarom zeg ik dat? We mogen echt niet meer treuzelen. Dat treuzelen maakt uit, dat maakt uit voor die 45.000 mensen die tussen wal en schip zijn beland. En wat ik daarnet bedoelde met mijn kritiek, is dat daar het probleem ook zit. Ik zit nu in de commissie Wonen, en we hebben het daar elke week over het te traag bouwen van sociale woningen. Maar dat is een groot probleem, net zoals het niet gericht richten van kinderbijslag om ongelijkheid tegen te gaan ook niet goed is. Dat is geen structureel beleid, we verliezen daar heel veel tijd. De manier om het op te lossen is heel simpel, we zien dat iedere dinsdag op tv in ‘Zorgen voor mama’. Dat is een goede sociaal werker die u en ik allebei kennen, minister. Het is door sterk sociaal werk dat we vooruitgaan.
Dus alsjeblieft, zet er vaart achter, ook met de gezinscoaches. Als we pas starten in 2024 zal het veel en veel te laat zijn. ‘It’s time to act.’
De actuele vraag is afgehandeld.