Report plenary meeting
Actuele vraag over rechtsradicalisering bij militairen
Report
De beide ministers zullen een deel van het antwoord op zich nemen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, ik heb de voorbije dagen van heel nabij gevoeld hoe totale polarisatie kan zijn, hoe ze als het ware onder de huid van mensen kan kruipen. De polarisatie werd gevoed door een concrete dreiging van gewelddadig extremisme. Dat ontwricht ons sociaal weefsel. Ik heb dat gevoeld.
Het is nog maar twee weken geleden dat we hier in het Vlaams Parlement het decreet Lokale Integrale Veiligheidscellen hebben goedgekeurd. Ik heb toen heel expliciet benadrukt hoe belangrijk de informatie-uitwisseling is. De geschiedenis heeft ons in dit land geleerd dat heel wat veiligheidscrisissen te herleiden waren tot slechte informatie-uitwisseling. Opnieuw blijkt nu dat er zeer ernstige vragen te stellen zijn bij de wijze waarop informatie werd uitgewisseld, in casu en in eerste instantie bij Defensie.
Defensie is niet onze bevoegdheid. We zullen hier dan ook niet de evaluatie maken van de interne werking en de informatiestromen bij Defensie. Maar om lessen te trekken, moeten we bekijken hoe we hier in Vlaanderen de informatie uitwisselen. We moeten kijken naar de structuur die rond informatie-uitwisseling in Vlaanderen is opgebouwd in het kader van de strijd tegen de gewelddadige radicalisering.
Naast de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) waarnaar ik al heb verwezen, is hierin ook een belangrijke taak weggelegd voor de nieuwe Vlaamse verbindingsofficier, die verbonden is aan het kabinet van minister Demir. Ik zoom even in op het takenpakket. We lezen onder andere: ‘Instaan voor de verbinding tussen de deelstaten en de geïntegreerde politie’ en ‘Op basis van de verkregen informatie adviezen formuleren en beslissingen voorstellen aan de Vlaamse regering’.
Minister, heeft de Vlaamse verbindingsofficier zijn rol gespeeld? Heeft hij die rol kunnen spelen? Zijn er lessen te trekken uit het concrete geval, met het oog op een efficiënte informatie-uitwisseling over personen die op de lijst van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) voorkomen en die een gevaar vormen in het kader van gewelddadig extremisme?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega's, in tegenstelling tot collega Brouns zal ik minder ingaan op de zaak zelf. Maar het is wel duidelijk dat onze veiligheidsdiensten nu al enkele dagen met man en macht op zoek zijn naar die sterk bewapende terreurverdachte die dreigt met aanslagen. Het is een man die ook op de OCAD-lijst stond van potentieel gewelddadige extremisten – hetzelfde OCAD, collega's, dat al een tijdje waarschuwt voor een sterke toename van rechts-radicalisme in onze samenleving. In de Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering van dit parlement was men heel duidelijk: de voorbije vijf jaar is dat rechts-extremisme sterk toegenomen. Geweld wordt door deze mensen meer en meer beschouwd als een legitiem middel. En daardoor stijgt volgens onze eigen veiligheidsdiensten ook het gevaar op gewelddadig rechts-radicalisme. Jammer genoeg hebben we gezien dat er in onze buurlanden al aanslagen werden gepleegd. Er werden zelfs politici vermoord. Bij ons is er de brandstichting in Bilzen, waarvan de verdachte ondertussen ook uit rechts-extremistische hoek blijkt te komen.
Collega's, we moeten dat stijgende gevaar ernstig nemen. Ik ben blij dat twee ministers zo dadelijk zullen antwoorden dat de Vlaamse Regering dat ook doet. Vlaanderen heeft belangrijke preventieve bevoegdheden in de aanpak van dat radicalisme. Toevallig is er vorige vrijdag een nieuw actieplan tegen radicalisering goedgekeurd. Ministers, op welke wijze zal dit nieuwe actieplan inzetten op de bestrijding van dat rechts-extremisme en het stijgende risico op rechts-radicaal geweld?
Normaal gezien hebt u vier minuten, maar ik zal iets guller zijn. Maar maak er dan alstublieft geen misbruik van.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u voor uw gulheid. Vraagstellers, ik dank jullie voor jullie vraag.
Collega's, wat we de afgelopen week hebben meegemaakt, is natuurlijk heel confronterend en zorgwekkend. Het is natuurlijk niet het eerste incident met mensen die geradicaliseerd zijn. De Vlaamse Regering heeft ongeveer een jaar lang gewerkt aan een nieuw actieplan rond radicalisering, waarbij we de goede elementen van het verleden meenemen, maar ook proberen in te zetten op nieuwe inzichten. Een van de inzichten is dat we de scope van op wie we ons moeten richten, moeten verbreden. Op basis van de OCAD-lijst blijkt vandaag heel duidelijk dat het jihadistische radicalisme, het jihadistische extremisme, nog altijd de hoofdmoot is van de dreiging. Zestig op de honderd mensen die op die lijst staan, zijn vanuit dat perspectief geradicaliseerd. Dertig op de honderd zijn rechts-extremisten en tien op de honderd zijn andere extremisten, vaak links-extremisten.
Daarom hebben we ons nieuw actieplan opengetrokken naar al die groepen. Dat is het eerste dat we hebben gedaan. We krijgen immers het signaal dat een op de drie burgemeesters wordt geconfronteerd met radicaliseringsfenomenen, met extreme polarisatie, toxische polarisatie vanuit extreemrechtse hoek. Twee jaar geleden was dat nog maar bij een op de vijf het geval. Er is daar dus een versterking.
Hoe willen we dat doen? Een actieplan is nooit een wondermiddel. Maar u weet dat wij heel hard vertrouwen op de lokale besturen, die met hun lokale integrale veiligheidscellen, waar politie en preventie samen aan tafel zitten, op basis van concrete dossiers en met gedeeld beroepsgeheim, dankzij het Vlaams Parlement geïnstalleerd, casus per casus op basis van maatwerk kunnen aanpakken. Zo kunnen ze trachten te voorkomen dat mensen verder worden meegesleurd op het pad van de radicalisering. Want onze taak is evident het preventiewerk.
Het tweede dat we willen aanpakken, is online haatspraak. We willen dat doen door de omstaander verder te empoweren. Niet alleen online, maar ook in de maatschappij: de leerkracht, de jeugdwerker, de trainer die geconfronteerd werd met extreme polarisatie, met extreme uitspraken, met gedrag dat aan alle vormen van respect voorbijgaat. Hoe ga je daarmee om? Hoe ga je de dialoog aan? Hoe ga je het gesprek aan? En hoe zorg je ervoor dat de mensen terug naar de normaliteit gaan, waarbij meningsverschillen kunnen bestaan – evident – maar waarbij men op een respectvolle manier en zeker zonder gewelddynamiek met elkaar omgaat?
Ik denk dat dat de belangrijkste elementen zijn van dat actieplan, waarbij we meer middelen zullen inzetten en ook meer ondersteuning zullen aanbieden aan die lokale integrale veiligheidscellen. Een school die wordt geconfronteerd met toxische polarisatie roept hulp in. Wel die hulp kan er nu komen door middel van deskundigen die samen met het lerarenkorps aan de slag gaan om de toestand te de-escaleren.
Voor alle duidelijkheid en daarmee wil ik ook eindigen: dit is geen wonderoplossing. Die bestaat niet. Een actieplan lost dit probleem niet op. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van heel de samenleving, waarbij we moeten nagaan en zoeken hoe we met elkaar kunnen omgaan op basis van het inzicht dat we niet altijd dezelfde mening hebben en waarbij we vooral luisteren naar de frustraties van mensen. Het antwoord op de frustraties van mensen kan echter nooit het stigmatiseren of het aanvallen van anderen in de samenleving zijn op basis van groepskenmerken. Als we dat gedeeld inzicht kunnen omarmen, dan ben ik ervan overtuigd, al zal het moeilijk werken zijn, dat we via de lokale besturen de stappen vooruit kunnen zetten in de strijd tegen extremisme en radicalisering.
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil aanvullend nog antwoorden op de vraag van de heer Brouns over de rol van de verbindingsofficier. Ik denk dat het goed is dat wij in Vlaanderen eindelijk een verbindingsofficier hebben.
In het dossier Jürgen Conings heeft de verbindingsofficier zich meteen over vier punten geïnformeerd bij de betrokken veiligheidsdiensten, met name het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), de Staatsveiligheid, de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) en de federale politie.
Was er ten eerste een acute dreiging voor de leden van de Vlaamse Regering, van het Vlaams Parlement of van de Vlaamse instellingen? Het antwoord was negatief. Indien er een wijziging is in deze situatie, zullen de veiligheidsdiensten onmiddellijk de Vlaamse verbindingsofficier inlichten. Dat is zo afgesproken.
Werden er ten tweede op de OCAD-lijst ook Vlaamse ambtenaren vermeld zodat we eventueel noodzakelijke maatregelen kunnen treffen? Ook hier was het antwoord negatief.
Was er ten derde dringende actie vereist in dit dossier vanuit de Vlaamse overheid? Het antwoord was negatief.
Was Jürgen Conings ten vierde bekend bij de lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme Maasland (LIVC R)? Dat was het geval, ik denk dat u dat ook kunt bevestigen, maar gezien het lopende gerechtelijk onderzoek wordt het dossier nu verder besproken in de Lokale Task Force Terrorisme Limburg.
Ik heb vernomen dat er binnenkort een hoorzitting is waarin we het actieplan ten gronde kunnen bespreken. De rol van de verbindingsofficier kan in dezen dan ook besproken worden. Hij kan ook naar de commissie komen om de nodige toelichting te geven.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw toch wel heel duidelijke antwoord. Het is goed dat we nu weten dat de Vlaamse verbindingsofficier hierin al heel concreet zijn rol heeft kunnen spelen. Ik denk dat het goed is dat dat met het parlement wordt gedeeld en dat dat heel transparant wordt meegegeven.
Minister Somers, ik deel ook de mening dat het absoluut een gedeelde verantwoordelijkheid is en dat het nog steeds zo is dat we ook allemaal onze woorden goed moeten wikken en wegen, ook al verschillen we van mening. Zoals een wijze madame het ooit heeft gezegd, gaan woorden nog altijd vooraf aan daden. Het antwoord kan nooit geweld zijn.
Het Vlaams actieplan dat door de Vlaamse Regering is goedgekeurd is een goed plan dat gedragen wordt door de volledige Vlaamse Regering. Daarin staan tal van acties, maar ik hoop wel, en dat is meteen ook een vraag, dat dat het projectmatige kan overstijgen. Ik denk niet dat we elkaar moeten overtuigen van het feit dat dit een duurzaam verhaal, een duurzame ondersteuning van die lokale besturen en die LIVC’s, moet zijn zodat ze hiermee aan de slag kunnen gaan.
Hoe zult u dat in de toekomst duurzaam integreren en ondersteunen in die lokale besturen?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter en ministers voor uw antwoorden.
Ik denk dat we de voorbije dagen wel gemerkt hebben dat de steunbetuigingen voor die terreurverdachte groot en talrijk waren, vooral op sociale media. Dat toont toch wel aan dat heel veel mensen vatbaar blijken te zijn voor radicale ideeën. Ik denk daarom dat het echt belangrijk is dat we die dialoog blijven aangaan en opzoeken. Het is een taak die we allemaal hebben. We moeten mensen blijven overtuigen dat radicalisering nooit het juiste antwoord is, dat radicalisering altijd de tegenstellingen groter zal maken, het wij-zij alleen maar zal versterken, en ook altijd zal eindigen in geweld. Als het niet verbaal is, dan jammer genoeg ook soms fysiek.
Wat kan de Vlaamse Regering specifiek doen om die dialoog met mensen te blijven zoeken en hen te blijven overtuigen dat radicalisering nooit een antwoord is? Wat voorziet de Vlaamse Regering daarvoor?
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Collega’s, extremisten van welke gezindte dan ook, verzieken onze samenleving. Zij luisteren nooit. Zij zijn alleen overtuigd van hun eigen gelijk en willen dat gelijk ook altijd opdringen, desnoods met geweld. Jürgen Conings vandaag is een symptoom, een symptoom dat woorden ertoe doen, dat systematisch haat zaaien, diaboliseren, intimideren niet onschuldig zijn. Ik heb dat als politica al eerder gezegd en ik herhaal dat vandaag.
Ja, luisteren is belangrijk. We moeten luisteren naar iedereen. Maar we moeten ook grenzen durven te trekken. Ik heb dat hier gedaan bij mijn eedaflegging. De universele rechten van de mensen, de Europese rechten van de mens zijn wat mij betreft die democratische grens. En we moeten dat niet alleen duidelijker durven te benoemen, maar dat ook consequent samen durven uit te spreken als democraten. Want ook bij ons zijn er politici die de grofste en meest hatelijke ideeën en leugens de vrije loop laten en propageren. Ik ben politica maar ik ben ook moeder van kinderen die als ‘omvolking’ worden voorgesteld, en vriendin van mensen met een andere geaardheid die als niet normaal worden voorgesteld. En dus is mijn vraag op het moment dat een mediagebouw wordt ontruimd heel eenvoudig. Deze Vlaamse Regering heeft een moeilijke verstandhouding gehad met het etnisch-culturele middenveld. Ze heeft een brokkenparcours gelopen wat de dialoog over die etnisch-culturele minderheden betreft.
Dus uw vraag luidt?
Mijn vraag naar aanleiding van die woorden en van dit parcours dat we nu meemaken is om rond het stappenplan een andere koers in te stellen.
Collega Almaci, dit is niet meer serieus.
Mijn zin is af.
Uw zin is af, maar heeft wel vijf minuten te lang geduurd. U had één minuut.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, elke vorm van gewelddadige radicalisering is even verwerpelijk, of het nu gaat over extreemrechts, extreemlinks of moslimextremisme. We moeten dan ook niet focussen op een van die vormen, maar een totaalplan klaar hebben dat op elk terrein werkt.
In Vlaanderen werken we al vijf jaar aan dat preventieve luik, en met succes. Er staat nu zelfs een nieuw actieplan klaar dat op elk domein die gewelddadige radicalisering zal aanpakken. Die eenzijdige focus op extreemrechts van sommige partijen en die eenzijdige focus op het moslimextremisme van andere partijen draagt werkelijk nergens toe bij, maar zorgt eerder voor een verdere uitholling van dit soort van extremisme. We moeten de focus leggen op gewelddadige radicalisering. ‘Gewelddadig’ is hier van belang. Termen als ‘haatspraak’ en ‘polarisatie’ moeten niet op diezelfde lijn worden gezet. Niet radicaliseren ook in een radicaliseringsaanpak, …
Ook u moet een vraag stellen.
… dat werkt echt wel contraproductief. Laten we gaan voor vrije meningsuiting. De grens ligt bij het oproepen tot geweld.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, de dreiging van een extreemrechtse aanslag door een geradicaliseerde militair drukt ons nogmaals met de neus op de feiten dat onze vrijheden niet vanzelfsprekend zijn. Ze moeten worden beschermd en verdedigd tegen elke vorm van gewelddadige radicalisering. En zoals we samen inderdaad gewelddadig moslimextremisme bestrijden, moeten we ook samen gewelddadig rechtsextremisme bestrijden. En wie dat nu nuanceert of zelfs extremisme goedpraat, zit niet in met de vrijheid of de veiligheid van de Vlaming.
De berichtgeving dat in totaal negentien militairen op de OCAD-lijst staan, toont aan dat het hier niet gaat over een eenmalig geval. Informatiedoorstroom en informatie-uitwisseling zijn cruciaal. En inderdaad, twee weken geleden is hier een decreet goedgekeurd, met onze steun, om die informatiedoorstroming lokaal te verbeteren. Ik heb dan ook een vraag: op welke manier komen geradicaliseerde militairen op de lokale radar terecht?
De heer Janssens heeft het woord.
Collega’s, de gretigheid waarmee sommige politieke partijen één casus aangrijpen om een hele politieke stroming verdacht te maken, geeft eigenlijk aan waar het jullie echt om te doen is: een concurrent treffen die jullie in het stemhokje niet kleinkrijgen. Diezelfde politieke partijen die verantwoordelijk zijn voor islamitische terreur in ons land, proberen nu op leugenachtige wijze de Vlaamse politieke rechterzijde te linken aan geweld. Net daarom komen steeds meer mensen in het verzet, net daarom verliezen de traditionele partijen geloofwaardigheid en vooral kiezers.
Wel, ik steun die mensen die in opstand komen, tegen censuur, tegen politieke correctheid, tegen een anti-Vlaamse regering, en ja, tegen islamsering. Meer nog: ik roep hen zelfs op om nog meer in het verzet te gaan. Gebruik alle democratische middelen om u te verweren tegen politieke partijen die u marginaliseren en criminaliseren. Ga in het verzet, zonder gebruik van geweld, en met het vrije woord als enige wapen. Want men kan proberen om het Vlaams Belang te censureren, maar men zal het Vlaams Belang dankzij onze honderdduizenden kiezers nooit kleinkrijgen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, voorzitter. Ik vind het opvallend hoe het Vlaams Belang zich hier aangesproken voelt wanneer het gaat over gewelddadige, extreemrechtse radicalisering. (Applaus bij de PVDA en Groen)
Ik vind het opvallend. Er is hier vandaag ook gesproken over extreemlinks en gewelddadige radicalisering, mijnheer Janssens. Ik voel mij daar hoegenaamd niet door aangesproken, maar u blijkbaar wel. (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
Als het vandaag gaat over extremisme, minister, dan weten we allemaal dat extremisme al veel te veel slachtoffers heeft gemaakt in onze samenleving, in heel veel verschillende vormen. Er werd daarnet gesproken over dodelijke slachtoffers van extreemrechts geweld in het buitenland, en we hebben die slachtoffers jammer genoeg bij ons ook al. In 2006 schoot Hans van Themsche Luna en Oulematou dood in Antwerpen. Ik was toen nog niet zo oud, maar die dag zal ik nooit vergeten.
Dan vind ik toch, als we zeggen dat we een succesvol beleid hebben gehad, dat de focus misschien toch niet helemaal juist heeft gelegen, of dat er misschien toch niet breed genoeg werd gekeken. Als ik hoor dat vandaag jongeren die een verkeerd Facebookbericht hebben geliket of op een verkeerde betoging terecht zijn gekomen, achteraf zelfs geen steward meer kunnen zijn op feestjes, maar dat ondertussen militairen die op een terroristenlijst staan wel aan wapens kunnen, dan is er iets mis.
En uw vraag luidt?
Mijn vraag is dus om extreemrechtse radicalisering minstens even serieus te nemen als de andere vormen van radicalisering die worden aangepakt.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, in 2015, toen de aanslagen gepleegd werden, en de jaren voordien, gold: wie toen wegkeek, was niet verantwoordelijk. Wie vandaag wegkijkt, is ook niet verantwoordelijk. Mijnheer D’Haese, u zegt dat men beide of alle vormen van extremisme op eenzelfde manier moet behandelen. Ik ben het daar volkomen mee eens. We moeten dat niet tegen elkaar afwegen.
Wat de heer Conings betreft – iemand die misdrijven pleegt, wapens steelt, boobytraps maakt aan een wagen, mensen met de dood bedreigt: dat zijn mensen die voor de rechtbank moeten worden gebracht, en het zal de rechter zijn die hem veroordeelt of niet veroordeelt op basis van die misdrijven. Dat is heel duidelijk.
Daarnaast zijn er de omstaanders, de sympathisanten, met een zeer confronterende situatie, waarbij tienduizenden mensen zeggen dat zij dat liken. Zij gaan achter die man staan. Hoe ga je daar als samenleving mee om?
In de samenleving zijn er heel veel frustraties, en die frustraties zijn het voorbije jaar groter geworden. Wat er het voorbije jaar gebeurd is, is wat we eigenlijk weten vanuit de ervaringen met islamitisch extremisme. Daarbij zeggen we dat mensen die in een isolement terechtkomen, dreigen te radicaliseren. Waar normale maatschappelijke contacten temperen in opvattingen en uitdrukkingen, zorgt een isolement op sociale media, de bubbel, eerder voor het aanwakkeren van frustraties en het uitvergroten ervan. En dat is een jaar lang gebeurd, waardoor mensen die kwaad of gefrustreerd zijn, terecht of onterecht, in een tijd van grote beperkingen in de strijd tegen het virus, op een zeker moment overtuigd kunnen worden dat niet een virus de vijand is maar de viroloog, het systeem, de anderen in de samenleving. En dat proces van isolement en radicalisering is eigenlijk exact hetzelfde als wat we op andere momenten hebben gezien.
Ik heb in 2015 en nadien altijd gezegd dat hoe fout, hoe irrationeel, hoe onjuist, hoe onredelijk sommige motieven ook zijn om sympathieën te hebben met extremisme, we altijd moeten blijven zoeken hoe we die mensen weer kunnen verbinden met de samenleving. Hoe kunnen we een antwoord zoeken op hun frustraties? Ik heb altijd gezegd dat dat alleen maar kan door te verbinden. Ik zeg dat vandaag opnieuw.
Het is evident dat ik geen sympathie heb voor mensen die dat ‘liken’. Evident vind ik dat gevaarlijk. Maar we moeten wel opnieuw op zoek gaan, en beter proberen te begrijpen vanwaar die frustraties komen. Hoe geven we daar een antwoord op? Daar is geen wondermiddel voor. Een actieplan is dat zeker niet. Maar wel door samen projecten te maken, door mensen mee te nemen in een samenlevingsverhaal, door respect op te brengen voor hun zorgen en frustraties, door mensen perspectief te geven – op tal van vlakken –, door te bouwen aan één gemeenschap. Het antwoord kan nooit liggen in het meegaan met een verhaal waarbij de oplossing voor de frustratie van de ene het afnemen van rechten en vrijheden van de andere is. De oplossing kan er nooit in bestaan anderen te stigmatiseren om er zelf beter van te worden. De oplossing kan er alleen maar in bestaan door te zoeken naar: hoe kunnen we gedeeld verder gaan? Hoe kunnen we respect opbrengen voor iedereen in onze samenleving?
Als we verder stappen op het pad van de toxische polarisatie, dan verliest iedereen in de samenleving. Dan gaat onze samenleving kapot, en daar verliezen we allemaal bij. Mijn laatste woord daarover: in onze samenleving is dat heel moeilijk, omdat er nu eenmaal krachten zijn die garen willen spinnen uit die polarisatie, en die de mensen willen wijsmaken dat de oplossing voor hun probleem het aanpakken van de anderen is. Als je politieke partijen hebt die dat graag spelen, en daar graag in mee gaan, en dat elke dag opnieuw oppoken, dan is die uitdaging in een democratische samenleving nog moeilijker. Maar we moeten die uitdaging opnemen. Het is onze verantwoordelijkheid, omdat het de enige manier is om te voorkomen dat we meegezogen worden in een negatieve cirkel van verdere polarisatie. Dat doe je door respect, door te luisteren, door niet af te wijken van je principes, maar wel door bruggen te bouwen. En dat doe je op de eerste plaats lokaal. (Applaus bij Open Vld)
Minister Demir heeft het woord.
Aanvullend heb ik nog twee dingen. Er was een vraag van een collega over hoe geradicaliseerde militairen op de radar van lokale besturen terechtkomen. Ik denk dat dat de vraag is die de collega heeft gesteld. Dat kan op verschillende manieren: het kan het OCAD zijn, het Justitiehuis, of andere actoren. Daarom hebben we ook een decreet goedgekeurd, zodat die mensen een beroepsgeheim hebben, en zich ook verzekerd voelen om dat te kunnen doen. Dat is ook zo gegaan in dit geval, voor alle duidelijkheid. Dat is in februari-maart op de radar gekomen van de lokale LIVC.
Ten tweede: ik heb hier verschillende meningen en standpunten gehoord, en ik wil hier ook beklemtonen dat het belangrijk is – collega Somers heeft dat ook benadrukt – dat we alle vormen van radicalisering au sérieux nemen. Dat is ook de essentie van het actieplan, daar zitten verschillende maatregelen in. Maar sta me toe om te zeggen dat de regering niet de bedoeling heeft om mensen monddood te maken. De vrijheid van meningsuiting gaan we niet beknotten – dat wil ik wel benadrukken – tenzij, collega’s, tenzij er geweld of bedreiging aan te pas komt. Dan moet dat beoordeeld worden door een rechter. Die nuance wil ik wel nog toevoegen.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, aan beide ministers. Ik herhaal hoe ik de voorbije dagen geschrokken ben van hoe totaal die polarisatie kan zijn – ik heb dat lokaal van heel dichtbij meegemaakt – en hoe ze onder de huid van de mensen kan kruipen. Wanneer ze dan gevoed wordt vanuit een heel concrete dreiging van gewelddadig extremisme, dan ontwricht dat uw samenleving. En dat terwijl de verbondenheid net de kracht is van een lokale samenleving. Het is dan ook onze collectieve verantwoordelijkheid om elke vorm van gewelddadig extremisme ten strengste te veroordelen. Als we naar de taakstelling van Vlaanderen gaan kijken, dan is dat net de essentie, de kern: het voorkomen van gewelddadige radicalisering. Daarin zijn twee elementen belangrijk. Ik herhaal ze. Dat is ten eerste de informatie-uitwisseling. We hebben de informatiestructuren goed op poten in Vlaanderen. Dat is vandaag gebleken. Daar moeten we aan vasthouden. En ten tweede: de lokale verankering, de lokale integrale veiligheidscellen, die moeten duurzaam versterkt worden, ministers, omdat daar altijd de eerste signalen opgevangen zullen worden, en het beste antwoord geboden kan worden.
De heer Ongena heeft het woord.
We staan vandaag voor een belangrijke keuze. We kunnen zwijgen, dit wegmoffelen en wegkijken of we kunnen het probleem durven benoemen en er iets aan doen. Mijn keuze is duidelijk. Ik hoop dat elke democraat dezelfde keuze maakt en zich niet laat intimideren door beledigingen, haatberichten en dreigementen. Dat eindigt met zelfcensuur, en dat is het grootste plezier dat we extremisten kunnen geven. Dat wil ik niet doen. We moeten de moed hebben hier op een verstandige manier tegen in te gaan, niet door zelf te beledigen, mensen in een hoek te duwen en te marginaliseren, en ook niet door te ontvrienden, wat we nu ook vaak zien. Ik denk dat dit een foute keuze is, want door mensen te ontvrienden, sluiten we hen nog meer op in hun echokamers. We weten dat een samenleving waarin wordt ontvriend, uiteindelijk eindigt in een samenleving vol vijanden, haat en geweld. Te veel mensen hebben te lang voor onze democratie gevochten om ze nu te grabbel te gooien en aan extremisten over te laten. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.