Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over de ondersteuning van de professionele kunsten.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, dit is een belangrijk ontwerp van decreet op het vlak van Cultuur. Minister-president en collega’s, dit is belangrijk voor de kunsten. Het is dan ook met spijt dat ik u zal zeggen dat wij dit ontwerp van decreet toch niet zullen goedkeuren. Ik zal u zeggen dat dit mij wat ongelukkig maakt. Wat hier voorligt, maakt mij ongelukkig. Ik kan mij niet voorstellen dat het jullie, collega’s van Open Vld en CD&V, zeer gelukkig maakt.
Ik denk dat wij in de commissie Cultuur een traditie hadden. Mijn goede collega Bart Caron heeft het mij altijd zo verteld. Hij was er altijd bijzonder fier op dat er in die commissie heel vaak in consensus kon worden gewerkt. Meerderheid en oppositie konden tot vruchtbare compromissen komen. Wanneer dat niet lukte, konden er op zijn minst in samenspraak met de sector goede resultaten bereikt worden. Maar hier is geen van beide het geval. Er zijn zelfs geen pogingen toe ondernomen. Zoals Rudi Laermans in een stukje schreef: de participatie die er rond dit ontwerp van decreet is geweest, was eigenlijk participatie ‘pour amuser la galerie’. Dat schrijft hij letterlijk. De sector heeft nochtans in alle redelijkheid geprobeerd om een aantal zaken bij te sturen, om een aantal voor hem cruciale elementen waar hij problemen mee had, toch nog bij te sturen. De sector heeft geen gehoor gekregen. Dat is jammer.
Minister-president, wij zullen het vandaag nog eens proberen. We hebben dan ook vijf van onze amendementen, waarvan we denken dat ze fundamenteel zijn en het ontwerp van decreet echt kunnen verbeteren, nog eens ingediend. Die amendementen worden ondersteund door zowat alle artiestenorganisaties, door State of the Arts (SOTA), door de Artiestencoalitie, door het Overleg Kunstenorganisaties (oKo), zelfs door de kunstopleidingen, en door Kunstenpunt. Het gaat dan over de beurzen en de beperkingen op beurzen die nu in het ontwerp van decreet zijn ingeschreven.
Collega’s, beurzen zijn middelen die niet gigantisch zijn maar waar een kunstenaar een stukje vrij mee kan experimenteren. Dat is heel belangrijk. In de sector wordt dat ‘zaaigeld’ genoemd. We weten allemaal dat als je een eindproduct wilt hebben, als je resultaat wilt hebben, als je veel en voldoende grote bomen wilt hebben, je heel veel zaailingen nodig hebt. Net daarin wordt serieus gesnoeid. Samen met de sector verzetten wij ons daartegen. Wij vragen om die amendementen nog eens te overwegen, want ze zijn heel belangrijk.
In een van de eerste stukken die hierover in de krant verschenen werd het Kunstendecreet een ‘knutseldecreet’ genoemd. Ik vond dat een treffende term. Het is een knutseldecreet, omdat het echt wel voor een stuk onvoldragen is en losstaat van de realiteit. Men is aan dit ontwerp van decreet begonnen toen er van corona en van de effecten van corona nog geen sprake was. Maar dat heeft zo’n enorme impact gehad op de hele sector dat het eigenlijk vreemd is om wars van die crisis voort te doen en daar geen rekening mee te houden. De sector had gevraagd om even op adem te komen en om wat tijd te krijgen om de nodige aanpassingen te doen. Hij vroeg om geen drastische hervorming door te voeren, enkel een aantal herzieningen die gunstig zijn. Maar er is helaas toch een volledige herziening gekomen.
Het staat ook los van de grote herijkingsoefening die bezig is en die betrekking heeft op andere decreten. Daarbij wil men decreten op elkaar afstemmen. Ook daar is geen rekening mee gehouden.
Het staat ook voor een stuk los van de samenwerking met andere sectoren. Net dat is op dit moment zo cruciaal. Ik denk dat de coronacrisis ons voor een stuk heeft doen inzien dat cultuur niet los staat van de rest van de samenleving. Het is belangrijk om samen te werken met onderwijs, met de welzijnssector. Cultuur kan perspectief geven aan de hele maatschappij en kan belangrijk zijn voor heel veel domeinen. Dat is op geen enkele manier erkend in het ontwerp van decreet, en dat vinden wij een gemiste kans.
Iets wat in deze tijden ook cruciaal is, is het inzetten op participatie en diversiteit. Dat is zo cruciaal wanneer een nieuw decreet wordt opgemaakt. Wanneer het gaat over kunst en cultuur, zijn participatie en diversiteit toch kernwoorden. Ook dat komt vrij weinig aan bod.
We hebben het gevoel dat het een soort van trofeedecreet is dat er moest komen en dat een zekere daadkracht moest etaleren, maar dat te weinig doordacht, te weinig af is. Dat is jammer voor zoiets belangrijks.
Zitten er dan geen goede dingen in, minister-president? Jawel, er zitten een aantal goede dingen in. Ik denk bijvoorbeeld aan de landschapscommissie, een bijkomende commissie die ervoor zal zorgen dat er een evenwicht is in het cultuurlandschap. Daar waar er nog hiaten zijn, zal die landschapscommissie nog budgetten hebben om bepaalde werkingen toch nog op te pikken en voor een evenwicht te zorgen. Daar zijn we ook voorstander van. We zien daar echter – en dat is toch ook een manco aan dit ontwerp van decreet – dat de hele invulling van die landschapscommissie, zoals de criteria, de budgetten, wie daarin zal zetelen enzovoort, wordt overgeheveld naar de uitvoeringsbesluiten. Dat is iets wat heel vaak terugkomt in het ontwerp van decreet en wat we ook hebben aangekaart in de commissie.
In het vorige Kunstendecreet werden vijf zaken via uitvoeringsbesluiten geregeld. In dit ontwerp van decreet worden twaalf belangrijke zaken – rond beurzen, rond budgetten voor projectsubsidies, rond die landschapscommissie – via die uitvoeringsbesluiten geregeld die er officieel en formeel nog altijd niet zijn en die zo ontsnappen aan die democratische controle.
Minister-president, als we de voorbije weken nu iets hebben geleerd – en ik denk dat het geen verrassing is dat ik dat hier zeg – dan is het dat alles inzake subsidies dat ontsnapt aan de democratische controle, geen goede zaak is. Net die transparantie in onze subsidiëringsmechanismes en die democratische controle zijn cruciaal. Daarom alleen al is het een slechte zaak dat de regering zoveel via die uitvoeringsbesluiten regelt, zonder dat het parlement daar een decretale verankering voor en dus een democratische controle over heeft. Daar hebben wij samen met onder andere de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) fundamentele problemen mee.
Bepaalde meerderheidspartijen hebben een aantal argumenten gebruikt om via de uitvoeringsbesluiten nog een en ander te milderen of recht te trekken. We werd daar een beetje mee gesust in de commissie. Het zou immers wel niet zo erg zijn en men zou via de uitvoeringsbesluiten wel proberen om nog een en ander aan te passen rond die beurzen of rond het percentage voor de projectsubsidies. Dat kan zijn, collega’s. Ik ben benieuwd naar die uitvoeringsbesluiten. Ik hoop dat we die toch nog te zien krijgen in het parlement. En als daar een aantal goede zaken in staan, bijvoorbeeld over de budgetten voor de landschapscommissie en de projectsubsidies, dan is dat des te beter. Maar, en dat is misschien nog wel het meest fundamentele, wanneer de budgetten voor het globale decreet niet worden opgetrokken, dan zal het ontwerp van decreet de concurrentie tussen de verschillende subsidiemechanismen en sectoren organiseren en zal de precariteit voor de kunstenaar nog verhogen in plaats van te verminderen.
Naast onze opmerkingen op het ontwerp van decreet en de fundamentele bemerkingen die we nog hebben, hebben we een aantal amendementen waarvan we vragen om ze echt te overwegen, omdat het een vraag is van de sector. Daarnaast zijn we bijzonder benieuwd naar de budgetten. We hopen alvast dat u daar nog een aantal zaken kunt corrigeren en dat u er met voldoende budgetten voor kunt zorgen dat er via dit ontwerp van decreet een boost komt.
Minister-president, dat zijn dus de redenen waarom wij echt nog fundamentele bemerkingen hebben en het ontwerp van decreet niet zullen goedkeuren.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Beste collega’s, vandaag ligt hier een heel belangrijk ontwerp van decreet voor de kunstensector ter stemming. Het is eigenlijk het belangrijkste, want het is het enige decreet dat onze Vlaamse kunstensector ondersteunt en mee vormgeeft. Het is de derde belangrijkste aanpassing aan het oorspronkelijke Kunstendecreet van 2004, gemaakt onder het ministerschap van Bert Anciaux. Toen werd een heel belangrijke stap gezet naar ondersteuning van de kunsten, want het integreerde het toenmalige Theaterdecreet en het Museumdecreet en het maakte ook ondersteuning mogelijk voor sectoren die tot dan toe niet op steun konden rekenen, denk maar aan sociaal-artistiek werk, kunsteducatie, allemaal sectoren die zijn kunnen groeien en bloeien dankzij een decretaal kader.
Dat decreet en dat kader zijn dus van levensbelang voor onze bloeiende kunstensector, een sector die internationaal geroemd wordt, maar die helaas ook sinds het begin van de legislatuur zo zwaar getroffen werd, eerst door de besparing waar deze Vlaamse Regering resoluut voor koos, dan door covid. We hebben het er deze namiddag over gehad. We zijn nog lang niet aan een relance bezig, integendeel.
Nu, in het midden van de covidcrisis ligt een aanpassing voor, een aanpassing waarvan het traject in bijzonder schril contrast staat tot de vorige aanpassingen die we in 2018 doorvoerden, tijdens mijn eerste legislatuur. In die eerste legislatuur hebben we in de commissie Cultuur en Media eigenlijk constant partijoverschrijdend en kamerbreed, in het belang van de sector, ongelooflijk goed samengewerkt. Die laatste aanpassing van 2018 was er een die kamerbreed werd gedragen, die in collegialiteit werd voorbereid, in nauw overleg met de sector, gedragen door de sector.
Wat vandaag voorligt, is dat allerminst. Dit ontwerp van decreet is het resultaat van een worstelmatch, een worstelmatch van de minister-president en de meerderheid in dit parlement met de sector en met de oppositie, en wij van Vooruit betreuren dat ongelooflijk. Wat vandaag voorligt, hypothekeert de sector zwaar volgens ons, want het dreigt de kunstensector in onzekerheid te storten. Het nieuwe Kunstendecreet dat hier ligt is – op zijn zachtst gezegd – controversieel en allerminst een voorbeeld van goed bestuur. Het decreet is, zoals de sector aangaf, een ‘knutseldecreet’. Het dreigt de kunstensector in onzekerheid te storten. Ik ben zwaar teleurgesteld in de Vlaamse Regering, maar ook in de parlementsleden van de meerderheid die vandaag over dit decreet mee gaan stemmen.
Het kunstenveld heeft ons unisono heel duidelijk begrijpbaar aangegeven, onder andere via de hoorzittingen op 18 maart, via sociale media en via de pers, dat dit decreet ongevraagd was. Ze gaven ons zelfs verschillende oplossingen aan om het ontwerp te verbeteren naargelang de noden van het veld, maar er werd voor gekozen om de kritiek en de eisen van het veld in de wind te slaan. Ook nadat ik zelfs een tweede lezing heb gevraagd in de commissie van het ontwerp van decreet en dus de minister-president en de meerderheidspartijen eigenlijk de tijd kregen om tot bezinning te komen, is er nul komma nul nog aangepast in dit ontwerp, ondanks de vele amendementen die wij hebben ingediend.
Daarom wil ik namens mijn fractie nog eens duidelijk zeggen waarom dit ontwerp van decreet niet volstaat. U kent ondertussen mijn kritiek, maar ik vind het belangrijk om die in de plenaire vergadering toch nog eens kort en bondig mee te geven.
Het is ongevraagd, dit nieuwe Kunstendecreet. Het is de derde grondige herziening sinds 2004, 2013 en 2018, dus het is nog maar drie jaar geleden dat we dit decreet helemaal tegen het licht hebben gehouden. De herziening die vandaag op tafel ligt, heeft de sector niet gevraagd. Wat de sector gevraagd heeft, was decretale rust, en dat is ook wat alle partijen voor de verkiezingen hadden beloofd aan de sector.
Daarbij is het decreet geschreven op basis van hoe de cultuurcrisis eruitzag voor corona. We kunnen op zijn zachtst zeggen dat deze crisis de sector helemaal door elkaar heeft geschud en we hebben nog geen zicht op hoe de kaarten uiteindelijk zullen liggen, eenmaal we uit de crisis zijn geraakt. Het is dan ook onzinnig om in volle crisis dit decreet, dat de kunstensector toch wel gevoelig hertimmert, door te voeren.
Ten tweede is het onvoldragen. Heel de sector is unaniem kritisch ten aanzien van het ontwerp van decreet. Dat kan je lezen. Dat hebben we gehoord uit de adviezen, de reacties van de overkoepelende organisaties. Ook vandaag nog bereikte ons een noodkreet, van het Kunstenoverleg Limburg, dat haarfijn aangeeft waarom dit ontwerp van decreet niet alleen de hele sector in onzekerheid dreigt te storten, maar ook de Limburgse organisaties en kunstenaars in het bijzonder. De belangrijkste kritiek vanuit de sector is: de invoering van die nieuwe categorie van kerninstellingen, de vele zaken die naar de uitvoeringsbesluiten zijn verschoven, en de beheersovereenkomst voor de tienjarige. Dus: de hele politisering van het cultuurbeleid. Deze nieuwe categorie van kerninstellingen gaat het veld nog verder opdelen en nog meer concurrentie veroorzaken, en kleine spelers en beginnende artiesten nog meer in onzekerheid brengen.
Ten derde is het ontwerp decreet ondoordacht. Het staat vol met vage formuleringen, die inderdaad veel ruimte laten voor interpretatie, rechtsonzekerheid, en die gaan allemaal naar de uitvoeringsbesluiten gebracht worden. Bovendien zijn ook grote principes zoals ‘fair practice’ en de nieuwe landschapscommissie – die ook voor ons een positieve zaak is – niet uitgewerkt, ze zijn onduidelijk.
Ten vierde zorgt het ontwerp van decreet voor meer onzekerheid. Bijvoorbeeld: de beurzen. Hoe die beurzen voor de kunstenaars nu gaan ingeschreven zijn, is momenteel veel te beperkend. Beurzen dreigen daardoor inefficiënt te worden. De beperking van het aantal beurzen gaat ook in tegen de visie van een levenslang en carrièrebreed leren. De opdeling tussen beginnende en gevestigde kunstenaars komt gewoon niet overeen met de realiteit op het veld. We vrezen dus dat de restricties rond de beurzen ze ten eerste veel te ontoegankelijk gaan maken, zodat het een inefficiënt subsidie-instrument zal worden, maar ook dat ze voor planlast zullen zorgen, een vermeerdering van de administratie – een administratie waarop via de apparaatskredieten ook bespaard werd, laat ons dat niet vergeten.
Ten slotte is het ontwerp van decreet onrealistisch. Het ontwerp is wel ambitieus, maar het budget dat eraan vasthangt, volgt niet. Het kunstenveld is vandaag, door jarenlange besparingen, ondergefinancierd. De ambities van het ontwerp van decreet gaan onmogelijk worden ingewilligd met het budget dat ertegenover staat, zeker in tijden van besparingen en coronacrisis, en post corona, wanneer het gat in onze begroting zal moeten worden gedicht. Door onvoldoende budget naar de kunsten te laten gaan, zal de concurrentie, die nu al te groot is binnen het veld, nog moordender worden. Vooral de kleine opkomende kunstorganisaties en kunstenaars zullen het slachtoffer worden. Dus, minister-president, als u toch snel-snel dit ontwerp van decreet wil doorvoeren, zet dan de tering naar de nering, en zorg ervoor dat u het volgende jaar meer middelen inschrijft voor kunst en cultuur om die ambities – onder ander voor die tienjarige – waar te kunnen maken.
Daarom, het zal u al duidelijk zijn, en de twee voorgaande lezingen hebben dat ook al bewezen: wij kunnen dit decreet onmogelijk steunen. Met evenveel tegenzin als de zin waarmee we de vorige herziening echt met volle goesting hebben goedgekeurd. Bij de eerste bespreking hebben we acht amendementen ingediend, ze zijn weggestemd. Bij de tweede lezing: opnieuw amendementen, ook weggestemd. We hadden, zoals Groen, de amendementen nog opnieuw kunnen indienen, maar na de kater die de tweede lezing opleverde vanwege de onverzettelijkheid, hebben we dat niet gedaan. Maar wees gerust: niemand heeft dit decreet gevraagd en de steun voor dit decreet bij de kunstensector – die nochtans positief naar u heeft gekeken, minister-president, door de steun die u hen gegeven hebt tijdens de coronacrisis, onder andere via het coronafonds –, die bevindt zich vandaag op een dieptepunt. U zult veel moeten doen om dat opnieuw te keren.
De heer De Meester heeft het woord.
Voorzitter, wij zullen dit kunstendecreet niet goedkeuren, en ik leg u graag uit waarom. Het is het verkeerde decreet op het verkeerde moment. De cultuursector ligt al meer dan een jaar stil, en net op dit moment vindt de meerderheid het nodig om heel de kunstensector te hertimmeren. Veel kunstenaars weten niet hoe lang ze het nog volhouden, festivals worden afgelast, concerten worden uitgesteld. Er zijn theatergezelschappen die in zak en as zitten. U hebt waarschijnlijk ook gehoord dat bijvoorbeeld Studio Orka ermee stopt, een fantastisch gezelschap. Daar spelen persoonlijke redenen, maar ook, ik citeer: “De hoge druk, het continue tekort aan middelen, de besparingen en daar bovenop de corona-epidemie. Wij zijn radeloos en moedeloos”, hoor ik zeggen.
Het is voor de kunstensector pompen of verzuipen, collega’s. De cultuursector snakt naar perspectief, maar in plaats van dat perspectief te geven, gaan jullie midden in de coronacrisis het culturele landschap volledig hertekenen, tegen de sector in. Dat hebben mijn collega’s gezegd. Dat moet je dus durven. Misschien moeten we die mensen de ruimte en de tijd geven om eerst op hun positieven te komen. Dat hoor ik in de sector: temporiseren, tijd nemen. Niemand begrijpt waarom die grote hervorming moet worden doorgevoerd midden in deze grote coronapandemie.
Ook belangrijk – en dat is ook al gezegd – is dat er tegenover die grote hervorming van de ambities in het Kunstendecreet, geen extra budget staat. Het cultuurbeleid van Jan Jambon is de schaarste herverdelen: meer geld voor de kerninstellingen, maar een brede concurrentiestrijd tussen de kleintjes voor geld dat er niet zal zijn. Dat zal de realiteit zijn. Dat is niet wat de cultuursector nodig heeft. Wat we nodig hebben, is geen herverdeling van de schaarste, maar een betere structurele financiering van kunst en cultuur, waarbij de kunstenaar, de maker en de cultuurwerker centraal staan.
De regering zegt dat het een slank ontwerp van decreet is geworden. Maar ‘slank’ wil zeggen dat belangrijke punten uit dat nieuwe Kunstendecreet weggesneden worden en die zal de regering zelf beslissen via uitvoeringsbesluiten. Collega Vande Reyde van Open Vld heeft hier een tijd geleden heel terecht het zwijgakkoord aangeklaagd, waarbij parlementsleden van de meerderheid als schoothondjes aan de leiband van de regering moeten lopen, maar met dit soort decreten maken we van het Vlaams Parlement een applausparlement. Als er iets afgeslankt wordt in dit ontwerp van decreet, collega’s, dan is het onze democratische rol van wetgevende macht en van controleur van de regering. We zeggen gewoon tegen minister-president Jambon: ‘Doe maar uw goesting met dat cultuurbeleid. U krijgt carte blanche.’ De regering regeert en de democratie wordt afgeslankt. Door belangrijke punten in uitvoeringsbesluiten te steken krijgt dit parlement een maagring en wordt de discretionaire bevoegdheid van de minister-president aangevet. Dat is wat er hier gebeurt.
Wij zeggen dat niet alleen. De Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) zegt dat ook heel duidelijk en spreekt over een verregaande delegering aan de uitvoerende macht: een aantal elementen die tot de essentie van het Kunstendecreet behoren, wordt aan de regering uitbesteed. Hij heeft groot gelijk. We veranderen met dit ontwerp van decreet de hardware van de kunstensector, maar welke software we daarop laten draaien, laten we over aan de discretionaire macht van de regering. Het is voortaan de minister die met uitvoeringsbesluiten de spelregels vastlegt, met minder parlementaire controle. Ik had gehoopt, collega’s, dat er ook bij de meerderheid parlementsleden zijn die op de middellange termijn nadenken, niet alleen van dag tot dag. Ik vertrouw Jan Jambon al niet voor 100 procent. Maar je mag er niet aan denken wat er gebeurt als de aftastende gesprekken tussen N-VA en Vlaams Belang bij de volgende coalitieonderhandelingen misschien toch tot een of ander bestuursakkoord en een coalitie zouden leiden. Ik stel het me maar even voor. (Opmerkingen van Marius Meremans)
Als het collega Brusselmans is die met uitvoeringsbesluiten de regels zal bepalen, dan zijn we verder van huis. Dat is wat jullie hier straks zullen goedkeuren.
Een van de belangrijkste punten in het ontwerp van decreet is inderdaad het systeem van de beurzen, collega’s. Dit ontwerp van decreet legt vast dat de regering voortaan bepaalt hoeveel beurzen een kunstenaar nog kan krijgen en het maximumbedrag dat daaraan vasthangt. Maar kunstenaars zijn geen jojo’s. Kunstenpunt vreest voor een scenario waarbij kunstenaars nog maximum vijf beurzen kunnen aanvragen voor een maximumbedrag van 40.000 euro over de hele carrière. Ik ken politici die daarvoor nog geen nieuwe keuken zetten. We moeten toch even blijven stilstaan bij wat een artistieke carrière is. Een artistieke loopbaan is geen railpass met vijf beurten. Vandaag loopt in veel gevallen het aantal beurzen op tot meer dan vijf, soms tot meer dan 60.000 euro tijdens een carrière. In volle coronacrisis gaan we besparen op kunstenaars, die volgens de visienota de hoeksteen van het beleid zijn.
De regering zegt dan dat we de zelfredzaamheid van kunstenaars daarmee versterken. Misschien moeten we eerder de zelfredzaamheid van de politieke partijen versterken, collega’s. Als we zouden snoeien in die 73 miljoen euro partijfinanciering komt er misschien wat geld vrij voor de kunstensector, ik zeg het maar.
Collega’s, welk signaal willen jullie hier nu geven met die beperking van de beurzen? Dat kunstenaars nu maar aan het subsidie-infuus hangen, en dat die dringend geactiveerd moeten worden op de commerciële kunstmarkt? Is het dat? Is het kunst als belegging in plaats van als emotie? Is het de kunstenaar als ondernemer, als speler op de commerciële markt? Er zijn veel kunstenaars, zeker beeldende kunstenaars, die die beurzen nodig hebben, omdat ze niet commercieel werken maar wel een dure kunstvorm hebben. Er zijn kunstenaars die internationaal actief zijn en die dus de dupe zullen zijn van dit beleid.
Een andere fundamentele hertekening is de nieuwe categorie van de zogenaamde kerninstellingen, die nu op lange termijn zekerheid krijgen, met subsidies voor tien jaar. Maar niemand wil die kerninstellingen. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Mijnheer Jambon, niemand wil die kerninstellingen. (Opmerkingen van de heer Axel Ronse)
Niemand in de sector wil die kerninstellingen, vandaar wellicht dat die nu in de memorie van toelichting onder aanhalingstekens staan, en dat er nu gesproken wordt over kunstenorganisaties met tienjarige werkingssubsidies, om het woord niet te gebruiken.
Maar de essentie blijft. En de essentie is dat die kerninstellingen wel subsidies krijgen voor tien jaar, maar dat daartegenover een beheersovereenkomst staat die rechtstreeks met de minister van Cultuur zal moeten worden onderhandeld en afgesloten. En daar zit natuurlijk de angel. Dat zet de deur wagenwijd open voor politieke inmenging, voor het ondermijnen van de artistieke vrijheid van die instellingen. Voor wat hoort wat. Wij geven subsidies voor tien jaar, en in ruil gaan jullie aan onze verwachtingen moeten voldoen, jullie verantwoordelijkheid moeten nemen, en het liefst zoveel mogelijk in de Vlaamse canon passen. Dat is eigenlijk waar we, of jullie, naartoe willen met die kerninstellingen.
Collega’s, ik weet dat de waarheid pijn doet, maar ik vind dat cultuurhuizen en kunstenaars zo onafhankelijk mogelijk moeten zijn, en dat wij dit als wetgevende macht, als parlement, moeten beschermen en garanderen. Want wat gaan we tegen NTGent zeggen in het vervolg? Jullie krijgen voor tien jaar geld, maar dan moet je wel stoppen met die cultuurmarxistische voorstellingen over dekolonisering en de staat van rechtvaardigheid – kijk, ik zie het Vlaams Belang al knikken –, waarin jullie ons westers asielbeleid onder vuur nemen? Is dat de bedoeling? (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
U was misschien in de zaal, maar ik zal u iets zeggen, mijnheer Meremans. Wij zien toch met de VRT wat die nieuwe beheersovereenkomsten betekenen? Minstens tien keer per jaar moet de VRT nu aandacht schenken aan, ik citeer, “gebeurtenissen en herdenkingsmomenten op het vlak van de Vlaamse identiteit en cultuur”. Dat is KPI 29 (key performance indicator). Dat staat daar letterlijk in, in die beheersovereenkomst. Als dit kan, zijn dit dan ook het soort voorwaarden die jullie gaan opleggen in die beheersovereenkomsten met de kerninstellingen? (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
U zegt van niet, mijnheer Meremans. Maar hoe gaat u mij dat garanderen als we dat delegeren aan de regering, en als wij daar als parlement geen enkele controle meer over hebben? Hoe gaat u mij dat garanderen? Dat is een duidelijk standpunt, denk ik.
Mijnheer Meremans, ik heb er geen zin in dat wij, na BDW, de docusoap op de VRT, plots in het theater ‘BDW, de theaterproductie’ krijgen. Ik sta voor de volledige onafhankelijkheid van kunsteninstellingen op artistiek en inhoudelijk vlak. En ik zeg dat dat door dit decreet niet meer gegarandeerd wordt.
Ik kom tot een laatste punt, collega’s. Voorzitter, door al dat kabaal hier ben ik mijn tijd aan het opgebruiken.
U hebt ook slechts de helft van de tijd van een normale fractie.
Dat weet ik, maar ik heb nu nog vier minuten en vijftig seconden, en ik ga die nog even gebruiken.
Een laatste punt, en dat lijkt mij ook belangrijk, is dat er één grote les is over de cultuursector die corona ons geleerd heeft. Dat is wat wij ook de arbeidsvoorwaarden in de sector moeten verbeteren. Er is een soort van precarisering van het statuut van de cultuurwerking, en dat heeft ervoor gezorgd dat we vandaag met veel mensen zitten die compleet zonder inkomen gevallen zijn: jonge kunstenaars, veel techniekers, podiumbouwers die al jaren met korte contracten werken zonder vast inkomen. Dat zijn beroepsgroepen die extra hard door de coronacrisis zijn getroffen.
Ik mis in dit ontwerp van decreet toch een beetje de ambitie, de garanties om te zorgen voor betere arbeidsvoorwaarden in de sector. In het vorige decreet stond zeer duidelijk dat gesubsidieerde organisaties de cao's moesten volgen. Nu staat dat er niet meer zo duidelijk in. Ik geef toe dat er wel bepalingen instaan rond ‘fair practices’ enzovoort, maar het is me allemaal iets te vrijblijvend.
Zal een correcte verloning meespelen in het toekennen van subsidies en nadien worden gecontroleerd door de administratie? Hoe zult u dat doen? Of zal het kabinet ervoor zorgen dat de administratie meer personeel krijgt, zodat ze die opvolging ook echt kunnen doen? Er zijn veel vragen, veel punten waar wij niet mee akkoord kunnen gaan.
Collega's, onze fractie zal dit ontwerp van Kunstendecreet dan ook niet goedkeuren en zal tegen stemmen. Ik hoop dat het parlement begrijpt dat dit ontwerp van decreet geen draagvlak heeft in de cultuur- en de kunstensector en dat wij met dit ontwerp van decreet onze eigen democratische controlemacht afslanken, om de discretionaire bevoegdheid van de regering in het kunstenbeleid aan te vetten. Wel, het zal niet met ons zijn. Wat ons betreft, moet dit huiswerk opnieuw worden gemaakt. We moeten de tijd nemen om met de sector, in overleg, in cocreatie, tot een breed gedragen Kunstendecreet te komen dat die naam waardig is. Ik dank u.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, na dit betoog kan in enkel in het niet verzinken. Eerst en vooral wil ik de collega's bedanken, ook voor het debat in de commissie. Ik moet zeggen dat mevrouw Segers, mevrouw Meuleman, ook de collega's van CD&V en Open Vld, net als de heer Brusselmans, de collega’s van het Vlaams Belang, aanwezig waren in de commissie en hebben gedebatteerd. We waren het niet altijd eens, maar er is gedebatteerd. Maar de persoon van de PVDA die daarnet een hele tirade heeft gehouden, was totaal afwezig bij de bespreking van dit ontwerp van decreet. Totaal afwezig! (Applaus bij de meerderheid en het Vlaams Belang)
En ik hoop dat de sector luistert! Want zó hard zit de PVDA met de sector in, dat ze het zelfs vertikt om aanwezig te zijn bij de bespreking van dit ontwerp van decreet! (Applaus bij de meerderheid en het Vlaams Belang)
Zó hard is de PVDA betrokken bij cultuur, dat er amendementen zijn geweest van Groen, van sp.a en ook van de meerderheid, maar dat ik er geen heb gezien van de PVDA. En dan komt u hier die dingen vertellen. Ik zou wegkruipen van schaamte, ergens in een Noord-Koreaanse bunker ofzo. Dit is toch al te belachelijk.
Ik vind het jammer. En ik wil dat de sector ook weet dat er stevig over hen gedebatteerd wordt – ook in deze plenaire vergadering, maar het werk gebeurt in de commissie –, maar dat u daar de opvallende afwezige was, mijnheer De Meester. Ik hoop dat u er straks een goed antwoord op kunt geven waarom u daar niet op aanwezig was. Welke andere betrachtingen dan te streven voor cultuur, waren er dan toch belangrijker? Dat vraag ik me af.
Collega's, eerst en vooral, dit ontwerp van decreet heeft een voorgeschiedenis. Nog vóór de verkiezingen van 2019, mijnheer De Meester, collega’s, hebben we gesprekken gevoerd. Want dat doe je op voorhand. Je tast de sector af. We hebben die gesprekken gevoerd. Er was toen, met alle respect, nog geen sprake van minister Jambon, van het kabinet-Jambon. We hebben die gesprekken toen gevoerd met het kabinet-Bourgeois. En wij hebben geluisterd.
Ik ben zelf indiener van het voorstel van decreet van 2013, van het Kunstendecreet. Ik denk dat ik hier op dit ogenblik nog de enige ben. En het klopt, mevrouw Meuleman en mevrouw Segers, dat was inderdaad met de heer Caron. Hij heeft daarin een rol gespeeld, dat klopt. Maar goed, de heer Caron is niet meer in deze plenaire vergadering. Hij geniet van een welverdiende rust, al zal hij wellicht aan niet veel rust toekomen.
Maar, collega's, van meet af aan is er rond cultuur, rond dit ontwerp van decreet, een totale sfeerschepping gecreëerd. Daarin moeten we eerlijk zijn. En nu komt men zeggen: ‘We wensen graag te worden betrokken, maar men heeft ons niet gevraagd.’ Tja, eerlijk gezegd, als je wilt meewerken, dan probeer je dat toch. In dit geval heb ik altijd gemerkt dat er een zekere sfeerschepping was. Als ik de tekst van mevrouw Segers in De Morgen lees, dan is dit ontwerp van decreet de aanzet tot Vlaamse onafhankelijkheid. Dat staat er letterlijk in, mevrouw Segers. Ja, ik ben zelf voor Vlaamse onafhankelijkheid. Maar of dat met dit decreet nu onmiddellijk morgen zal gebeuren, daar vrees ik toch wel een beetje voor. Snapt u het? Sfeerschepping. Dat wilde ik toch even meegeven. Maar goed.
Verder zou ik ook willen zeggen dat men zegt: ‘Heel de sector is daar tegen, alleman is daar tegen. De kerninstellingen of de mensen die voor tien jaar worden gesubsidieerd, die willen dat niet.’ Het is dan heel raar dat ik deze zomer uitgenodigd ben bij een aantal organisaties. Maar ik zal de naam dan weer niet noemen, want anders worden die mensen misschien nog gestigmatiseerd door sommigen. Maar het is wel zo. Een aantal organisaties hebben ons gezegd: ‘We doen die werking, we vinden dat wij wel in aanmerking komen daarvoor.’ Ik heb die mensen bezocht in de zomer, geluisterd naar hun besognes en problemen.
Eerst en vooral, collega’s, we gooien niet alles weg van het vorige decreet. Dat gebeurt niet. Elke spreker, zoals terecht aangehaald, heeft ook positieve elementen aangehaald. Komen zeggen dat er geen participatie is geweest, dat wij niet geluisterd hebben, klopt niet. Ik zou toch maar eens bellen met een aantal mensen van het kabinet en vragen hoeveel malen ze rond de tafel hebben gezeten. Wijzelf ook, vanuit onze fractie, hebben tot de laatste week toe, zij het digitaal, met mensen rond de tafel gezeten.
Dit ontwerp van decreet – en ik zal hetzelfde zeggen als in de commissie, al is het voor de heer De Meester dan nu de eerste keer – omvat als kernzaak de landschapszorg. Dat was al heel lang een vraag van het Overleg Kunstenorganisaties (oKo). Dat doen we met de oprichting van die landschapscommissie, met duidelijk mandaat. Een stabiele financiering op middellange termijn doen we voor sommigen voor twee beleidsperiodes. Dat was een vraag vanuit de sector. We begrijpen dat. Voor organisaties die op lange termijn willen plannen, is dit noodzakelijk. We komen tegemoet aan die vraag.
We professionaliseren de kunstenaar met ‘fair pay’ voor ‘fair practice’. Dat zijn belangrijke leidraden in het toekennen van projecten en werkingsmiddelen. Dat staat er allemaal in! U moet het eens lezen, mijnheer De Meester. We stellen de kunstenaarspraktijk centraal door duidelijke keuzes te maken op het vlak van discipline en aanvraag, projecten of werkingsmiddelen, bijvoorbeeld door reflectie over die artistieke praktijk. Crosssectoraal denken wordt gestimuleerd.
En dan komt het. Sommigen zeggen dat het een anorexiadecreet is, want er wordt te veel gedelegeerd. Wat zei de administratie? Dat het een flexibel en atletisch ontwerp van decreet is. Ik loop wel, maar ben geen marathonloper, maar ik moet de eerste nog zien die boven de 100 kilometer loopt. Een marathonloper is pezig, slank, maar haalt schitterende tijden. Het zijn topatleten. Een topdecreet moet ook flexibel zijn. De administratie noemt dit een atletisch ontwerp van decreet. Dat is moderne beleidsvoering. We leggen de essentie van het beleid vast en delegeren een aantal nodige aspecten, zodat we snel kunnen inspelen op plotse wijzigingen op het terrein, zoals een coronacrisis.
Er zijn drie hoofdingen. Wat is beleidsmatig de belangrijkste wijziging? Dat is de toevoeging van een landschapszorg. Wat is organisatorisch de belangrijkste wijziging? Dat is de delegatie van de beoordelingswijze aan de Vlaamse Regering. Wat is de meest opgeklopte wijziging? Dat is de mogelijkheid tot aanvraag voor twee beleidsperiodes. Wat is de meest misbegrepen wijziging? Dat is de planning rond de beurzen.
Dan weer hetzelfde, ik heb het weer eens gehoord. Ik probeer me deftig uit te drukken, maar ik krijg er stilaan het vliegend heen en weer van. Men zegt dat het een plan is met Jan Jambon in de rol van Scaramanga, een politieke greep op het kunstenveld. Het is nu al honderd keer gezegd. Ik zal nog eens iets zeggen: het is niet zo dat de N-VA daar samenzit rond de tafel met het idee om de kunstensector eens goed liggen te hebben, om een diabolisch plan te smeden. Neen, helemaal niet! Jammer genoeg voor u is het niet zo.
We hebben duidelijk gesteld dat de twee beleidsperiodes een antwoord zijn op de vraag naar meer financiële stabiliteit. Beheersovereenkomsten zijn een normale manier om afspraken op papier te zetten. Er is een misvatting over de politieke vertegenwoordiging die wij daar willen inbrengen. Dat is totaal niet de bedoeling. Dat is wel zo in Vlaamse kunstinstellingen, maar dat komt voort uit de 100 procentsubsidiëring van die instellingen, niet uit de beheersovereenkomst.
Er wordt ook gezegd dat er met dit ontwerp ruimer wordt gedelegeerd aan de Vlaamse Regering dan in het vorige decreet, waardoor meer zaken ontsnappen aan parlementaire controle. Dat is ook gezegd door een aantal sprekers. Het antwoord is dat er in dit ontwerp kwantitatief minder wordt gedelegeerd aan de regering dan in het huidige decreet. Ik heb dat ook gezegd in de commissie. In het huidige decreet staan er tachtig verwijzingen naar ‘nadere bepaling door de regering’, in dit ontwerp zestig. Maar je moet kijken naar de kwaliteit van delegatie.
Heel het uitgangspunt van dit ontwerp is ook geënt op de herijkingsoefening die het departement al een aantal jaren aan het uitvoeren is en die vertrekt van een aantal duidelijke vragen. Welke elementen zijn essentieel om in het decreet te bewaren om de autonomie van die sector te waarborgen? En welke elementen delegeer je het best aan de Vlaamse Regering, om snel te kunnen inspelen op situaties die wijzigen? Dat is een evenwichtsoefening. Je moet snel kunnen schakelen als het nodig is. Want wat is de belangrijkste delegatie? Dat is de beoordelingswijze. Dat is net dat onderdeel dat het meest aan wijzigende omstandigheden onderhevig is. En dat is wat het meest flexibel moet zijn. De algemene criteria en de belangrijkste voorwaarden in het kader van subsidieaanvragen blijven in het decreet aanwezig.
Er is ook een stelling die zegt dat het ontwerp een aantal schotten opwerpt en zorgt voor beperking in kans op subsidiëring. We horen ook dat het geen goede zaak is dat er geen combinatie meer mogelijk is van werkingsmiddelen en projectmiddelen. Dat is een foute voorstelling. Het klopt inderdaad dat organisaties die werkingsmiddelen ontvangen, geen projectsubsidies kunnen aanvragen en vice versa, maar dat wil nog altijd niet zeggen dat individuele kunstenaars die verbonden zijn aan een organisatie in kwestie, geen projectmiddelen kunnen aanvragen.
Een tweede schot dat wordt ontwaard, is dat het niet meer mogelijk zou zijn om voor verschillende disciplines in te dienen. Dat staat nergens. Wel staat er dat je een projectaanvraag maar één keer kunt indienen. Dat is iets anders.
Er wordt ook gezegd dat de beperking van de beurzen een kaalslag betekent onder kunstenaars en zorgt voor een verschraling van het veld. Collega’s, een belangrijk uitgangspunt van dit ontwerp is de zorg voor de ‘fair practice’ en de ‘fair pay’, met andere woorden: de socio-economische positie van de kunstenaars. En beurzen zijn misschien een middel om financiering te verwerven, maar zijn geen goede manier om sociale rechten op te bouwen. Iemand die een hele carrière op beurzen heeft gewerkt, heeft geen pensioen. Die heeft ook geen werkloosheidsuitkering. Nu kun je zeggen dat dat niet fair is, of dat dat wel zo moet, maar volgens het wetboek inkomstenbelastingen, artikel 90, geldt een beurs niet als inkomsten. De belastingvrijstelling van beurzen is dus expliciet gekoppeld aan het feit dat ze niet als inkomsten gelden. Het zou trouwens raar zijn dat wij het hebben over ‘fair pay’ en ‘fair practice’, en daar als decreetgever en overheid dan zelf geen rekening meer mee zouden houden.
De bedoeling van het beperken van het aantal beurzen dat men kan aanvragen, is dat we kunstenaars toeleiden naar subsidies, naar project- en werkingsmiddelen, zodat ze zichzelf een loon kunnen uitkeren en sociale rechten kunnen opbouwen. Met andere woorden: professionalisering en die mensen uit de precariteit halen.
Nog een stelling die ik al gehoord heb, is dat het door corona niet het moment is. Oké, collega’s, dan moeten we stoppen. Laat ons dan hier gewoon stoppen. Waarom moeten we nog wetgevend werk doen? Dat is toch onze job hier? Laat ons stoppen. We gaan allemaal een blikje halen, we gaan in het Warandepark in een kring staan en we drinken ons Carapilsje op. Dat gaan we dan doen. Dat is volgens mij toch niet de weg van dit parlement? In feite zegt de heer De Meester dat we nu moeten stoppen. Het parlement moet dan monddood zijn. Je mag niets meer doen, want we gaan niets wijzigen.
Corona toont juist aan, collega, dat dit onderwerp noodzakelijk is. ‘Fair pay’ en ‘fair practice’ zijn ‘hot’ vandaag, en terecht. En net daar werkt dit ontwerp aan. De collega's die de hoorzitting over de herijking hebben kunnen bijwonen – dat waren heel wat mensen, buiten de heer De Meester, die andere dingen te doen had – hebben gehoord dat dit ontwerp net door de flexibiliteit en dankzij de delegatie van een aantal zaken, meer pandemieproof is dan het huidige decreet.
Acht u zichzelf dan bekwamer dan de deskundigen die dit hebben aangehaald? Dat vind ik bizar.
Het laatste dat ik wil zeggen, is iets over de projectsubsidies. Het is de eerste keer dat we een vast percentage gaan koppelen aan die projectsubsidies. Dat is inderdaad het zaaigeld, dat klopt. Dat heb ik ook altijd gezegd. Het is nodig om een aantal zaken in beweging te brengen. Het is belangrijk, niet enkel voor startende kunstenaars, maar ook voor anderen of voor organisaties. Daar zorgen wij voor.
Collega's, ik hou het hierbij. Ik wil iedereen bedanken voor het debat. We hebben een goed ontwerp van decreet. Ik ben het niet eens met de collega's van de oppositie. Een deel gaat naar uitvoeringsbesluiten, en dat gaan we allemaal opvolgen. Ik geloof wel dat we hier een goede stap zetten richting een beter decreet, een betere positie voor de Vlaamse cultuur. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Brusselmans heeft het woord.
Collega's, er is al heel veel gezegd over dit ontwerp van decreet, in de pers, door de sector, de collega's, via e-mail, via brieven in de commissie Cultuur, een eerste lezing, een tweede lezing, waarvan ik het nut nog steeds een beetje in vraag stel. We hebben ieders standpunt al meermaals gehoord, behalve dat van de PVDA, want die lijken al enige tijd de weg niet meer te vinden naar de commissie. Misschien is het wel omdat er minder camera's aanwezig zijn van de VRT of van VTM. Maar goed, daar hoeft u zich niet voor te verantwoorden. De mensen kunnen zelf het best concluderen waar uw prioriteiten liggen en waar niet.
Ik zal ons standpunt nog eens verduidelijken, daar bent u waarschijnlijk allemaal op gebrand. Onze eerste bedenking gaat over de opportuniteit en de timing van dit ontwerp van decreet. Collega Meremans, u maakt van die bezorgdheid een karikatuur, maar dat is volledig onterecht. In deze uitzonderlijke tijden een dergelijk initiatief uitrollen, dat houdt een risico in. Daar kun je niet rond. Nu zeggen dat je expres veel ruimte hebt gelaten om daarna nog in te spelen op een nieuwe ruimte waarin je ageert, dat is praten voor je beurt. Het is de bedoeling dat het parlement zich kan uitspreken over iets. Ik kan geen blanco cheque geven, maar daar kom ik straks nog op terug.
De effecten die dit decreet ongetwijfeld zullen hebben op deze sector, zijn bijzonder moeilijk in te schatten, temeer omdat men zich bij het uitschrijven enkel en alleen heeft gebaseerd op de karakteristieken van een sector pre-corona, dus voor deze crisis. Men kan nog helemaal geen inschatting maken van hoe het er straks zal uitzien, en daar is dus ook geen rekening mee gehouden, dus is het eigenlijk een beetje nattevingerwerk.
Er bestaat tot op vandaag geen echte duidelijkheid over de verhouding tussen het decreet en de uitvoeringsbesluiten. Dat is al meermaals gezegd. Zonder concreet zicht te hebben op die uitvoeringsbesluiten, is het moeilijk om de impact van het decreet correct in te schatten. Vaagheid is eigenlijk de rode draad, het sleutelwoord van heel dit ontwerp van decreet. Het is een carte blanche die wij als parlement niet mogen geven.
Mocht ik zelf die de uitvoeringsbesluiten schrijven … Collega De Meester, ik onthoud dat u daarover al heb nagedacht, misschien zelfs hebt gedroomd, dus moet ik die piste misschien toch wel ernstig overwegen. Ik put in ieder geval moed uit uw woorden.
Er blijft ook onduidelijkheid heersen over de in het ontwerp van decreet vastgelegde subsidie-instrumenten. Er wordt door diverse actoren terecht gewezen op het arbitraire karakter van de spelregels voor de toewijzing van beurzen, waarbij vooral jonge, instromende kunstenaars wel eens uit de boot zouden kunnen vallen. Ik heb die bezorgdheid ook duidelijk gemaakt aan u, minister-president, tijdens de bespreking, maar ik heb daar nooit een afdoend antwoord op gekregen om mijn bezorgdheid weg te nemen.
Misschien is het belangrijk om nog iets te zeggen over de kerninstellingen. Ten gronde zijn we helemaal niet tegen het principe van een beheersovereenkomst, laat dat duidelijk zijn. Het probleem is natuurlijk dat er met dit ontwerp van decreet weinig controle is op wat er precies in de beheersovereenkomsten zal staan.
Ik hoor langs de linkerzijde van het spectrum een enorme bekommernis om de onafhankelijkheid van de cultuursector en die heilige artistieke vrijheid tegenover de overheid. Ik zal een geheim vertellen. Dat is voor ons ook heilig. Dat is voor ons ook enorm belangrijk, maar de enige manier om echte artistieke vrijheid te verkrijgen, is net het stoppen met de oversubsidiëring van van alles en nog wat. Door te oversubsidiëren wordt de sector ontwricht en wordt de markt ontwricht, waardoor de culturele instellingen de facto afhankelijk van overheidsfinanciering en -subsidies zijn en verplicht worden zich te wringen in een bepaald kader waar ze vaak niet in willen zitten. De subsidies zorgen net voor een beknotting van de artistieke vrijheid. Wie meer artistieke vrijheid wil, moet met ons op de kar springen en hier en daar wat van die subsidies terugschroeven. Het is gewoon een wet van de markt, of we dat nu graag horen of niet.
Tot slot stel ik me enkele vragen bij het wollige gericht toezicht dat volgens dit ontwerp van decreet zal worden uitgeoefend. Dat is niet verder uitgewerkt en is heel vaag. Dat is een gevaarlijk denkspoor in een raamwerk waarin de subsidiëring op basis van vertrouwen wordt verleend.
Ik wil bij uitbreiding nog eens benadrukken dat het Vlaams Belang er absoluut voorstander van is te doen wat nog geen enkele Vlaamse Regering heeft aangedurfd. Ik heb hier gehoord dat de sector niet om dit ontwerp van decreet heeft gevraagd. Ik zal zeggen waar de kiezer wel om heeft gevraagd, maar wat de kiezer niet krijgt, namelijk dat de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement inzake het cultuurbeleid de oefening maken met betrekking tot de vraag wat de cultuursector eigenlijk nodig heeft. Wat voor cultuurbeleid willen we in Vlaanderen? Hoeveel en welke instellingen moeten er zijn? Welk aanbod willen we als Vlaamse overheid verzekeren? Welke randvoorwaarden willen we realiseren en, vooral, hoeveel centen hebben we daarvoor over? Hoe zullen we, zeker met de actualiteit in het achterhoofd, controleren dat de subsidies en de beurzen goed worden besteed? Wat willen we met die gelden concreet bereiken? Wat is de concrete return on investment?
Ik zal u namens mijn fractie een antwoord op die vragen geven. Schaf de subsidiehandel af. Het is er het perfecte tijdstip voor. Never waste a good crisis. Mijn fractie pleit niet voor een kaalslag van het cultureel werkveld, maar voor een doordacht en vooral herdacht beleid. Het is soms beter wat meer aan weinigen te geven dan minder aan velen te geven.
Jammer genoeg, wordt die volgens ons noodzakelijke oefening niet gemaakt. Die kans laat de Vlaamse Regering weer liggen. Om die reden, samen met de andere argumenten die ik hier heb aangehaald, zien we ons genoodzaakt ons te onthouden. We kunnen dit ontwerp van decreet jammer genoeg niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, er is al bijzonder veel gezegd en geschreven over dit nieuw ontwerp van decreet. Soms waren het intentieprocessen en zelfs wat fake news. Het is dan ook goed dat we dit belangrijk ontwerp van decreet vandaag in de plenaire vergadering bespreken.
Ik wil namens de CD&V-fractie nog enkele puntjes op de i zetten, maar eerst en vooral wil ik benadrukken wat voor mijn fractie de drie belangrijkste positieve veranderingen zijn die we met dit nieuw ontwerp van decreet willen doorvoeren.
Het eerste punt betreft de landschapszorg. Andere sprekers, ook van de oppositie, hebben al aangehaald dat ze dit goed vinden. Het is namelijk een oud zeer in de toepassing van het Kunstendecreet dat het globaal overzicht van welke disciplines werden gesubsidieerd soms ontbrak ten gevolge van de beoordeling in aparte expertencommissies. De aparte landschapscommissie met een decretaal verankerd eigen budget die er nu zal komen, is een belangrijke stap om de minister na de beoordeling door al de disciplinecommissies een evenwichtig en globaal advies te bezorgen.
Het tweede belangrijke positieve punt is hier ook al vermeld, namelijk de nadruk op fair pay en fair practice. De coronacrisis heeft de reeds bekende sociale en financiële kwetsbaarheid van kunstenaars en freelancers nog maar eens heel duidelijk gemaakt. We zijn dan ook bijzonder tevreden dat er in dit ontwerp van decreet terecht aandacht is voor de fair pay, want al wie professioneel actief is in de kunstsector heeft recht op een correcte en eerlijke verloning.
Zo kan er ook voor de vergoedingen van de zelfstandige artiesten gezocht worden naar afspraken over duidelijke minimumbedragen per prestatie. Dit Kunstendecreet kan en moet daarbij een steun zijn. We roepen de sector ook op om dit debat in alle geledingen aan te gaan. Overigens zal ook de nadruk op ‘good governance’ en integriteit bijdragen tot de verdere professionalisering van de sector.
Een derde heel positief punt is de decretale verankering van een verdeling tussen de kortlopende en de werkingssubsidies. Ook dat is een ‘golden oldie’ in het kunstenbeleid, die er nu eindelijk komt. Collega’s in dit halfrond herinneren zich wellicht nog het luide protest bij het begin van deze legislatuur, toen er bespaard werd op die kortlopende projectsubsidies. Die besparingen zijn gelukkig teruggedraaid door de Vlaamse Regering. Het gemarchandeer tussen budgetten voor projecten en voor meerjarige werkingssubsidies zal in de toekomst stoppen. Dit zal er enerzijds voor zorgen dat de dynamiek en vernieuwing in de sector gegarandeerd worden en anderzijds dat de kunstenaars niet meer de dupe zijn van meer vragen bij de werkingssubsidies.
Dan zal ik nu kort nog even stilstaan bij de belangrijkste bedenkingen die over dit ontwerp van decreet circuleren. Ik haal er drie uit. Een eerste bedenking die we veel hebben gehoord, en vandaag opnieuw: in volle pandemie kan je dergelijke belangrijke hervormingen niet doorvoeren. Ja, we hebben uiteraard enorm veel begrip en respect voor de bijzonder moeilijke omstandigheden waar de hele kunstensector al meer dan een jaar mee geconfronteerd wordt. Maar wat is het alternatief? Een standstill, dus geen nieuwe subsidieronde? Of een nieuwe beoordelings- en subsidieronde volgens het huidige Kunstendecreet, dat trouwens ook pre-corona werd opgesteld?
Voor ons is het duidelijk: de impact van deze pandemie gaan we pas over enkele jaren precies kunnen inschatten. Maar organisaties zijn zich nu al wel aan het voorbereiden op dit nieuwe decreet. Het Kunstendecreet is ook niet het enige ondersteuningsinstrument voor de kunstensector. Wij zijn er dus van overtuigd dat goede aanpassingen aan een decreet nooit op een slecht moment kunnen komen.
Een tweede bemerking die we dikwijls horen, is de volgende: dit nieuwe Kunstendecreet is een voorafname op de herijkingsoefening van al die andere cultuurdecreten. We begrijpen deze kritiek, omdat die herijkingsoefening – dat werd hier al gezegd – een doorlichting is, een afstemming van de drie grote cultuurdecreten door het departement Cultuur, die inderdaad nog niet helemaal klaar is. We delen ook de bekommernissen van de cultureelerfgoedsector en het sociaal-cultureel werk, om ook in dit sjabloon geduwd te worden. We hebben die bedenkingen ook overgemaakt aan de minister en hebben hem nadrukkelijk gevraagd om bij de wijzigingen aan de andere decreten, die nog op til zijn – die aan het Cultureelerfgoeddecreet en aan het decreet Sociaal Cultureel Werk – respect te hebben voor de sectorspecifieke noden en dus geen eenheidsworst te creëren. De sterkte van onze cultuursector is immers steeds geweest dat elke sector het ondersteuningsmodel krijgt dat beantwoordt aan de sectorspecifieke noden. Uiteraard is een efficiëntie-oefening zinvol, maar die moet steeds vertrekken vanuit het standpunt van de sector en niet enkel vanuit de bekommernissen van een slanke overheid.
In dat verband blijft de CD&V-fractie trouwens een voorstander van een verdere ‘verfondsing’ van de kunstensector. Dat is voor ons duidelijk niet hetzelfde als een fondsmatige aanpak binnen het departement. De bestaande fondsen – Literatuur Vlaanderen en het Vlaams Audiovisueel Fonds – hebben de voorbije twintig jaar overduidelijk hun meerwaarde aangetoond. Ze hebben een solide, decretale basis, die wat ons betreft helemaal niet ter discussie kan staan. Minister-president, we blijven daarom ook vragen en met klem aandringen op die externe wetenschappelijke vervolgstudie, die u oorspronkelijk aankondigde in de strategische visienota Kunsten. We zijn er bij CD&V immers van overtuigd dat verfondsing voor bepaalde kunstensectoren, zoals muziek, beeldende kunst en design, een uitstekende zaak zou kunnen zijn. Maar we zouden het graag onderzocht weten.
Een derde punt dat we vaak hoorden, is: dit decreet is een veel te beperkt kaderdecreet, er wordt veel te veel doorgeschoven naar de uitvoeringsbesluiten. Dat is op zich een zeer terechte bekommernis, die wij zelfs voor een stuk delen. Juridische experts kunnen dan wel pleiten voor beknopte, flexibele, – of zoals collega Meremans het uitdrukte – atletische decreten.
Maar we hebben natuurlijk ook het Cultuurpact. Dat bepaalt dat elke subsidieaanvrager vooraf een volledig zicht moet hebben op de erkennings- en subsidievoorwaarden en op de wijze van beoordeling. Het toekennen van dergelijke artistieke subsidies is bij uitstek een delicate en subjectieve kwestie. Dus moet het beoordelingsproces zo objectief en transparant mogelijk gevoerd worden. Daarom roepen we u op, minister-president, om toch nog eventjes voldoende tijd te nemen om die belangrijke uitvoeringsbesluiten bij dit nieuwe kunstendecreet in nauw overleg met de sector en de adviescommissie Kunst op te stellen. Zo kan hierbij voor een stuk rekening worden gehouden met bijvoorbeeld de impact van de pandemie.
Wat die uitvoeringsbesluiten betreft, willen we u alvast onze belangrijkste bekommernissen meegeven. Bewaak in elk geval het delicate evenwicht tussen terechte aandacht voor de landschapszorg en het respect voor de autonome werking van organisaties bij het opstellen van die uitvoeringsbesluiten. Vooral bij het vastleggen van de bijkomende afspraken in beheersovereenkomsten met de kunstenorganisaties die een tienjarige werksubsidie gaan vragen. Op dat vlak kan het immers niet de bedoeling zijn dat dergelijke bijkomende opdrachten een soort van buitendecretaal uitsluitingscriterium worden voor deze organisaties. We zeggen zeker niet dat dat de bedoeling is, maar we wensen dit toch nog eens duidelijk te stellen. Anderzijds mogen we van organisaties die toch een langdurig financieel engagement van de samenleving vragen – tien jaar, dat overspant meerdere regeringen – verwachten dat ze op een volwassen manier afspraken maken met de overheid over de uitvoering van een beleidsplan en het toezicht hierop. En dat dit wordt vastgelegd in een beheersovereenkomst.
Dat er via deze beheersovereenkomsten politieke inmenging zou komen in de raden van bestuur van die organisaties, dat dit zou binnensluipen, dat mag toch na de duidelijke verklaringen van de minister-president en de meerderheidsfracties ook eerder al in de commissie toch echt wel naar het rijk der fabeltjes worden verwezen. Deze organisaties behouden hun volledige artistieke en bestuurlijke autonomie. Er zullen dus geen politieke benoemingen komen in de bestuursorganen.
Wat betreft de selectie en beoordeling van de aanvragen voor de tienjarige werkingssubsidies zult u, minister-president, in het uitvoeringsbesluit de decretale voorwaarden nog verder uitwerken. We willen daarbij oproepen om niet louter met kwantitatieve drempels of uitsluitingscriteria te werken. Het is toch altijd een globale appreciatie en afweging van alle beoordelingscriteria samen die zal bepalen of een kunstenorganisatie in aanmerking komt voor een tienjarige werkingssubsidie. Het is bovendien ook niet evident om zo’n objectieve kwantitatieve drempel voor schaalgrootte te bepalen wegens de grote verschillen tussen disciplines.
In het ontwerp van decreet is voorzien dat in het uitvoeringsbesluit maximale bedragen kunnen worden bepaald voor de verschillende types van beurzen. Daar is ook heel wat rond te doen geweest. We willen u vragen om deze bedragen in overleg met de sector vast te leggen en daarbij beducht te zijn voor de negatieve gevolgen voor kunstenaarscarrières door al te sterke beperkingen voor het gebruik van de beurzen. We vragen daarbij extra aandacht voor de sector van de beeldende kunsten omdat men vooral daar gebruik maakt van het specifieke subsidie-instrument van die beurzen en omdat dit het dichtste aansluit bij hun ondersteuningsnood en artistieke ontwikkeling.
Minister-president, we steunen uiteraard uw principiële keuze om meer projectsubsidies toe te kennen wegens de grotere financiële en sociale zekerheid. Maar dan moeten we er samen met de belangenbehartigers en het steunpunt wel voor zorgen dat de beeldend kunstenaars een inhaalbeweging kunnen maken bij de toekenning van de projectsubsidies. Daarvoor rekenen we echt op u.
Mijn laatste punt is iets wat u ook zeer belangrijk vindt. Dat hebt u al herhaaldelijk gezegd. Wij vinden de planlastreductie ook belangrijk. Dat is terecht een doelstelling van dit ontwerp van decreet. We hopen dat men dit ook permanent voor ogen zal houden bij het opmaken van het uitvoeringsbesluit.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, collega’s, we kennen allemaal de verhalen: acteurs zonder podium, beeldhouwers zonder galerie, beeldhouwers zonder atelier. Zij hebben allemaal aangetoond hoe complex en fragiel die sector is.
Wanneer we dus het debat over het Kunstendecreet voeren, hoop ik echt dat we ons niet verschuilen in de bunker van ons grote gelijk maar dat we toch altijd voor ogen houden hoe precair de situatie van de kunstensector is, hoe zwaar men heeft afgezien door de crisis, hoe die versnippering van bevoegdheden er niet altijd voor geeft gezorgd dat men wist waar men ondersteuning kon krijgen en hoe luid die sector heeft geschreeuwd voor een betere omkadering. Ik vind dat dit altijd het kader moet zijn waarbinnen we redeneren en handelen. Dit ontwerp van decreet is een opportuniteit om daar voor een stuk aan tegemoet te komen. Dit ontwerp van decreet is dus geen bedreiging, het is geen fake news maar het is vooral een oprecht uitgestoken hand naar de sector. Die sector heeft heel veel bekommernissen die ook de onze zijn.
Er is heel veel overleg voorafgegaan aan deze tekst en het is een heel duidelijk compromis. We hebben dat voor en achter de schermen gedaan, collega Meremans. We hebben dat gedaan met de sector en in de commissie. Ik heb ook heel goed geluisterd naar Vooruit en naar Groen en ik had eigenlijk ook naar u willen luisteren, minister-president, maar dat is spijtig genoeg niet gelukt.
Vele zaken worden in dit ontwerp van decreet negatiever voorgesteld dan nodig. Ik heb absoluut heel veel vertrouwen in het woord dat u hebt gegeven, minister-president, dat u die kunstensector sterker wilt maken en dat het ontwerp van decreet daarbij moet helpen. Ik ga er dan ook vanuit dat de uitvoeringsbesluiten in diezelfde lijn kunnen liggen en dat ons kunstenlandschap daar sterker door zal worden.
De woorden ‘fair practices’ en ‘fair pay’ zijn hier al vaak gevallen, en dat is terecht, want ze zijn ook heel belangrijk. Ook de focus op de landschapszorg en het inspelen op lacunes in het Vlaams kunstenbeleid zijn een stap in de goede richting.
En dan kom ik bij mijn stokpaardje, als ik dat zo mag zeggen, namelijk de projectsubsidies. Het decretaal vastleggen van een minimumpercentage voor die projectsubsidies is een zeer goede beslissing. Dat wordt al heel lang gevraagd, en ik kijk dan naar de collega's die hier al langer zitten dan ikzelf. Die kortlopende subsidies mogen echt geen stoplap zijn van middelen die we aan het eind van de rit over hebben en die bijkomend worden gegeven. Ze moeten zorgen voor de Vlaamse meesters van morgen, de volgende Jef Neve of Anne Teresa De Keersmaeker. Ik ben er dus echt wel van overtuigd dat de artistieke praktijk versterkt uit deze decreetswijziging komt. Kunstenaars krijgen doorheen hun loopbaan te maken met verschillende uitdagingen en verschillende noden. Het is dan ook van het allergrootste belang dat het Kunstendecreet maatwerk is en dat de sector gepast en zinvol wordt ondersteund.
Toch vind ik niet dat we op onze lauweren mogen rusten. We hebben nog de uitvoeringsbesluiten. Dat is een grote vracht die eraankomt. Daarnaast moeten we ook blijven inspelen op de noden van de sector. We moeten wendbaar zijn en in die zin ben ik blij dat het een slank ontwerp van decreet is, mijnheer Meremans. Er volgt echter nog een zeer groot luik waarin we met de federale collega’s verder zullen moeten samenwerken. Het cultuurbeleid is immers een gedeelde verantwoordelijkheid. Vlaanderen kan zelf niet inspelen op de sociale statuten van de kunstenaars. Dat is eigenlijk een federale bevoegdheid. En daarom roep ik iedereen, over alle partijgrenzen heen, op om op dat niveau te vechten voor een sterker en volwassener statuut voor de kunstenaars.
Ja, mijnheer De Meester, het is heel raar maar ik ben het eens met één puntje uit heel uw tirade. Eentje maar, spijtig. Ik vind dat we absoluut oog moeten hebben voor de volledige loopbaan van de kunstenaar. We moeten de kunstenaar niet bepamperen met een subsidietje waarbij hij of zij dan nog heel vaak geen sociale rechten opbouwt. We moeten een volledig zicht krijgen, vanaf het moment dat hij of zij bij wijze van spreken de schoolbanken verlaat tot wanneer hij of zij een laatste werk maakt.
En natuurlijk, collega’s, zou ik geen liberaal zijn indien ik niet zou willen afsluiten met de centen. De ambities van dit ontwerp van decreet staan of vallen uiteindelijk met het budgettaire kader. Wanneer we te weinig geld hebben, zullen we eindigen in een bottleneck, zullen we opnieuw veel te veel aanvragen en veel te veel administratieve last hebben en zal er uiteindelijk te weinig geld zijn voor aanvragers die aan de voorwaarden voldoen.
We moeten eerlijk toegeven dat de crisis van de voorbije maanden onze begroting een serieus pak rammel heeft gegeven. Laat dat een aanleiding zijn om die aanvullende financiering nog steeds ten gronde te bekijken. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat daar nog een groot en soms zelfs onaangeroerd potentieel zit van middelen en manieren om de sector te ondersteunen. Het moet natuurlijk altijd gaan om een combinatie en we moeten dus niet, mijnheer Brusselmans, de volledige subsidiëring op de schop nemen. We moeten vanuit een gezonde blik durven kijken naar aanvullende financiering uit de private sector, met een ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid.
Minister-president, ik wil het hier echt niet te lang maken, maar ik denk dat u goed bezig bent met dit ontwerp van decreet. Ik denk dat ook door de uitkomst van dit debat: aan de ene kant roept de PVDA dat het veel te weinig is, en aan de andere kant roept het Vlaams Belang dat het veel te veel is, dus ik denk dat we ons in een mooi en gezond evenwicht bevinden. Ik ben vandaag graag even een CD&V’er, Karin, of zoals we in Gent zeggen een ‘tjeef’. We zitten vandaag even in het moedige midden.
Collega’s, ik rond af. Er is nog werk, maar de basis is er. Wanneer onze acteurs weer op de planken staan, onze muzikanten opnieuw zullen spelen en hopelijk onze cultuurhuizen weer zullen vollopen, zal dit Kunstendecreet ervoor zorgen dat ze kunnen schitteren.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zou mijn uitdrukkelijke dank willen richten naar de fracties Groen, Vooruit, N-VA, Vlaams Belang, CD&V en Open Vld voor wat het gewaardeerde commissielid Gustaaf Pelckmans een hoffelijk debat heeft genoemd. Natuurlijk waren we het niet over alles eens, dat blijkt ook nu. Maar het was wel een hoffelijk en verrijkend debat. Ik betreur ook dat mensen die niet aan dat debat deelnemen, dan hier het grote woord komen voeren alsof ze inzitten met de sector en het belang van de sector. Een paar uren mee komen debatteren, een paar uren hoorzittingen komen volgen, zou waarschijnlijk van een engagement getuigen dat je niet van iedereen kan verwachten.
Maar goed, dit gezegd zijnde, zou ik, omdat zo meteen de amendementen van Groen voorliggen, specifiek op het gegeven van de beurzen willen ingaan. Dat is misschien tijdens de debatten niet voldoende benadrukt. Wat alle andere opmerkingen betreft: de verschillende tussenkomsten die ik gedaan heb in de commissie, kunnen die wel kaderen. Maar wat de beurzen betreft, wil ik toch nog herhalen vanuit welke bezorgdheid we de hervorming van de beurzen opstarten. Door die hervorming willen we extra aandacht geven aan iets – het is hier door een aantal mensen ook genoemd – dat tijdens de coronacrisis toch bijzonder naar boven gekomen is: de precaire socio-economische positie van heel wat mensen uit het kunstenveld. Soms wordt gesproken van de kunstenaar, maar dat is ook niet helemaal waar. Wij kunnen vanuit Vlaanderen niet garanderen – omdat wij die bevoegdheid niet hebben – dat er belastingvrijstellingen gelden voor beurzen.
Het is hier gezegd, het Wetboek van de inkomstenbelasting, artikel 90, §2, stelt dat belastingvrijstelling enkel mogelijk is voor, ik citeer: “prijzen en subsidies toegekend aan geleerde schrijvers of kunstenaars met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen diensten en dus beroepsinkomsten”. Er zijn, en dat is in de commissie ook al toegelicht, dus twee voorwaarden om te kunnen genieten van die belastingvrijstelling. Dat is ten eerste: geleerde schrijver of kunstenaar zijn, daar zullen die mensen wel aan voldoen. Maar ten tweede: het mag niet gaan over een bezoldiging, waardoor dit als beroepsinkomen gezien wordt. Het is juist vanwege dat tweede punt, het mag niet gaan over een bezoldiging, dat we die beurzen herzien. De belastingvrijstelling van een beurs heeft als reden dat dit niet gezien wordt als een beroepsinkomst of een loon door de belastinginspectie. Dat is dus de inschatting van de belastinginspectie. Het is niet aan ons om dat te beoordelen. Dat is de inschatting die de belastinginspectie doet.
Voor alle duidelijkheid: we schaffen het systeem van de beurzen niet af, maar kunstenaars zullen een keuze moeten maken. Dat zal hun eigen verantwoordelijkheid zijn. Ze kunnen kiezen: ofwel gaan ze voor een belastingvrije beurs die ze niet mogen inzetten voor verloning om sociale rechten te kunnen opbouwen, want anders kan die belast worden. Een beurs, het staat in de memorie van toelichting met zoveel woorden omschreven, kan worden ingezet voor allerlei kosten die verbonden zijn met praktijkontwikkeling zoals huur, materiaal, prospectie, verplaatsingen, vergoedingen aan derden, enzovoort. De beurs wordt dus toegekend aan een natuurlijke persoon. De kunstenaar is nadien zelf verantwoordelijk wat hij of zij met de toegekende middelen doet. Als hij of zij die in beheer wil geven aan een derde partij om er toch een verloning uit te halen, dan is dat zijn of haar keuze. Maar men moet er dan rekening mee houden dat er dan ook sociale bijdragen op betaald moeten worden en dat de beurs dan een beroepsinkomst wordt waarop belasting betaald moet worden. Dan wordt het verschil met een projectsubsidieontwikkeling bijzonder klein.
Ofwel kunnen ze een projectsubsidie ontwikkeling aanvragen, waarbij ze hun loon kunnen begroten en opnemen, en waarmee ze eindelijk de verlangde sociale rechten kunnen opbouwen. Bij deze projectsubsidie ontwikkeling wordt net zoals bij de beurzen geen concreet eindproduct gevraagd. Soms hoor je als kritiek dat je dat moet doen. Neen, als we het over de projectsubsidie beurzen hebben, dan wordt er geen concreet eindproduct gevraagd. Bij de projectsubsidies ontwikkeling staat er ook geen enkele limiet op het aantal aanvragen of op de hoogte van de bedragen. De beperking op de beurzen is dus juist bedoeld om de kunstenaar te motiveren om niet in de precariteit te belanden. Dat is hetgeen wat wij in het kader van het kunstendecreet kunnen bijdragen aan het ruimere debat.
Mevrouw D’Hose, u hebt 100 procent gelijk dat we in het federale parlement zullen moeten samenwerken om dat basisstatuut van de kunstenaars gevoelig te verbeteren, maar dit is de bijdrage die wij kunnen leveren om de kunstenaars te behoeden voor de precariteit. We zullen dus vanuit Vlaanderen samen met de federale collega’s verder werken om dat ruimere debat te voeren.
Er moeten inderdaad nog een aantal uitvoeringsbesluiten komen. Daarover zijn we in overleg met de sector. Daar zullen we ook niet te lang mee talmen. Ik denk dat we daar het goede evenwicht moeten vinden tussen goed overleg met de sector en met de sector snel duidelijkheid geven over hoe ze zich moeten voorbereiden op het indienen van nieuwe dossiers en zo. Dat zal met bekwame spoed gebeuren. Dan ben ik ervan overtuigd dat voor een aantal dingen die vandaag nog kritiek zijn, de soep niet zo heet zal worden gegeten als die wordt opgediend.
Ik dank de meerderheidspartijen voor hun steun. Ik hoop dat we een aantal oppositiepartijen in de uitvoering van het decreet toch kunnen overtuigen dat dit niet zo slecht is zoals het hier wordt voorgesteld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister-president, ik zal inhoudelijk niet veel meer toevoegen. We hebben er, zoals u zegt, inderdaad al in meerdere commissievergaderingen uren over gediscussieerd. Er waren ook tweede lezingen, enzovoort. We blijven het jammer vinden dat een aantal goede principes rond landschapszorg, rond oplossingen voor de precariteit van de kunstenaar, rond fair pay, enzovoort, eigenlijk niet de uitwerking hebben gekregen die ze in dit ontwerp van decreet verdienden. U hebt ons dus niet kunnen overtuigen.
U hebt hem al vernoemd, ik heb dat niet gedaan en ik wil het toch doen omdat ik ook geen pluimen op mijn hoed wil steken die ik niet helemaal verdien: in de commissie is het inderdaad onze goede collega Staf Pelckmans geweest die het debat heeft gevoerd, en meer dan gevoerd heeft. Hij heeft dit ontwerp van decreet tot in de puntjes en tot na de komma uitgeplozen, zoals we dat van hem gewoon zijn. Het zal waarschijnlijk zijn laatste wapenfeit zijn geweest, want hij zal op 1 mei vertrekken. Ik wil dit nog even aangrijpen om toch hulde te brengen aan een ontzettend goede collega, die voor cultuur heel mooi werk heeft geleverd. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/8)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 10.
Er is een amendement op artikel 11. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/9)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 12 tot en met 17.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 18. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/9)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 19 en 20.
Er is een amendement op artikel 21. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/9)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 22 tot en met 27.
Er is een amendement op artikel 28. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/9)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 29 tot en met 34.
Er is een amendement op artikel 35. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 677/9)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 36 tot en met 98.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.