Report plenary meeting
Actuele vraag over het Vlaams Intersectoraal Akkoord 6 voor extra koopkracht en minder werkdruk in de zorgsector
Actuele vraag over meer handen in de zorg
Report
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, “bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen”, schreef Johan Antierens eens. Wie had durven te dromen dat we gisteren, in het midden van een pandemie, een sociale relance van 1,1 miljard euro zouden afkloppen, inclusief het uitbreidingsbeleid? Ik heb het opgezocht: sinds 1981, dat was de eerste Vlaamse Regering, onder voorzitterschap van Gaston Geens, is er nog nooit een regering geweest die een socialer beleid heeft gevoerd dan de regering-Jambon, en die een sociale relance op poten heeft gezet die het budget van Zorg en Welzijn in één legislatuur zo doet stijgen als de regering-Jambon vandaag.
Er komen 14.000 extra jobs in zorg en welzijn bij, en daarvan zorgt het Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) voor 3700 jobs. In de ouderenzorg kennen we een gemiddelde loonstijging van 6 procent, die meteen ingaat. Er komen consumptiecheques van 300 euro. Iedereen in de zorg- en welzijnssector krijgt op zijn minst 1,7 procent opslag, en het gemiddelde ligt op 4,5 procent.
Het gebeurt niet veel dat we dat kunnen zeggen, maar de reacties van zowel werknemers als werkgevers waren unaniem positief. De werknemersverenigingen zeiden dat er na applaus nu ook de erkenning komt. ‘Dit is historisch, en we gaan dit met overtuiging voorleggen aan de achterban.’ De werkgevers waren zeer verheugd. Ze zeiden dat dit jobs in hun sector aantrekkelijk maakt. Ze kunnen hier maatwerk voor kwaliteit voor op poten zetten. Dit is een akkoord waar zij bijzonder tevreden mee zijn.
Minister, wij kunnen natuurlijk geen jobs decreteren. Er zijn 1900 openstaande vacatures in de zorg vandaag. Er komen er 14.000 bij deze legislatuur, en daarbij moet je ook nog eens de 46.000 jobs rekenen die 16.000 voorzieningen jaarlijks nodig hebben om onder andere de vergrijzing op te vangen.
Minister, waar zult u de mensen vinden om dit historisch akkoord ook effectief tot leven te brengen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Gisteren kregen we inderdaad het nieuws van de concretisering van het sociaal akkoord VIA 6, waarbij maar liefst 577 miljoen euro extra per jaar naar de zorg- en welzijnssector in Vlaanderen gaat. Dat sociaal akkoord, dat bedrag, is het dubbele bedrag van de drie vorige sociale akkoorden samen, om maar even de grootte aan te duiden. En dat komt er naast het uitbreidingsbeleid van meer dan een half miljard euro, en de relancemiddelen van 263 miljoen euro. 412 miljoen euro zal gaan naar hogere lonen, 165 miljoen euro gaat naar een verlichting van de werkdruk.
Collega’s, corona heeft ons allemaal laten zien en voelen hoe nodig het is om al die handen in de zorg te waarderen, en hoe belangrijk al die mensen zijn die in de zorgsector werken.
Niet alleen al die medewerkers in de Vlaamse zorg- en welzijnssector krijgen volgens het akkoord dat gisteren is geconcretiseerd, meer loon naar werk, er zullen in de komende jaren ook maar liefst 14.000 extra jobs bij komen in die sector boven op de vandaag bestaande vacatures. We weten dat Verso heeft berekend dat er door de dubbele vergrijzing 46.000 extra mensen in de zorg nodig zijn. In de komende jaren zal dat een hele uitdaging vormen.
Minister, u had het over een turbo op tewerkstelling. Dat is natuurlijk heel terecht, want dat is een ongeziene injectie. Maar we moeten ze natuurlijk vinden. Om die turbo te laten aanslaan en te zorgen dat hij niet sputtert, moeten we voldoende mensen kunnen aanspreken om mee in de zorg- en welzijnssector te gaan werken.
Minister, kunt u concreet aangeven hoe de bijkomende middelen zullen zorgen voor meer koopkracht en meer werkbaar werk? Op welke manier zullen de bijkomende medewerkers kunnen worden gevonden?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, sta me toe na deze historische woorden toch een klein beetje te proberen van onze wolk neer te dalen en met realisme op het terrein een aantal vragen te stellen.
Collega's, eigenlijk zeggen jullie dat dit ongezien is, dat we dit nog nooit hebben gedaan. Dat is eigenlijk zeggen: we hadden dit moeten doen voor de coronacrisis, maar we hadden een coronacrisis nodig om te beseffen dat het nodig was. Want dit was niet voorzien in de planning voor de komende jaren. De enige reden waarom dit er komt, is omdat de sector in de coronacrisis stelselmatig een alarmbel heeft geluid.
Dit is een belangrijke eerste stap. Inderdaad, alle partners zijn tevreden. We moeten dat hier ook zeggen, we hebben in november bij het sluiten van het sociaal akkoord gezegd dat het een belangrijke eerste stap was. Tegelijk lees ik vandaag in de krant dat dit betekent dat we in de woonzorgcentra eigenlijk van 0,5 personeelsleden per bewoner naar 0,6 kunnen gaan, terwijl internationaal onderzoek uitwijst dat we op termijn naar 0,9 mensen per bewoner moeten gaan. Dit is dus nog maar een eerste stap.
Daarbij is de grote vraag nu: hoe krijgen we die jobs ingevuld? Het gaat niet alleen over de 3700 die nu worden aangekondigd. Het gaat jaarlijks over 40.000 jobs in de zorg – een berekening van Verso deze ochtend – die moeten worden ingevuld. Op dit moment halen we daar nog niet de helft van.
Minister, vandaag is er maar één duidelijke vraag. Het debat over wat er nog moet gebeuren, zullen we op een ander moment voeren. Nu is de acute vraag: wat is het tijdspad om die openstaande functies voor het komende jaar al ingevuld te krijgen? Hoe komen we aan die 40.000 jobs?
Minister Beke heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik kan u geruststellen, ik heb nooit op een wolk geleefd, dus ik moet er ook niet van afkomen. Het zijn de sociale partners – zeer terecht – die woorden als ‘een historisch akkoord’ in de mond hebben genomen. De socialistische vakbond heeft gezegd: het is een historisch akkoord qua personeel voor de zorg. Andere vakbonden hebben dat ook gezegd, net zoals de werkgeverskoepels. Het zijn hun woorden, en ik denk dat ze gelijk hebben.
Vóór dit akkoord staan er op dit ogenblik al tweeduizend vacatures open. We zoeken tweeduizend mensen. De voorbije weken en maanden, het voorbije jaar hebben we in het parlement heel dikwijls gedebatteerd over: ‘Ja maar, u zegt wel dat er vacatures zijn, maar u krijgt ze niet ingevuld. Waarom krijgt u ze niet ingevuld, minister? Omdat u ze beter moet betalen. En u moet zorgen dat er meer mensen zijn, want de werkdruk is een tweede grote prioriteit. ‘
Het zijn twee terechte bekommernissen, twee terechte beschouwingen, twee elementen die deze Vlaamse Regering heeft opgenomen en waarvoor ze budgettaire middelen heeft vrijgemaakt, namelijk 577 miljoen euro. Dat is een nooit geziene investering in welzijn en zorg. Dat komt boven op de 560 miljoen euro die we al hadden beslist voor het uitbreidingsbeleid, en boven op het besliste beleid van 600 miljoen euro in de vorige regering, dat we nu ook nog uitrollen.
Als u dat allemaal samen neemt, dan gaat het inderdaad over een gigantische opdracht voor de komende jaren, namelijk 14.000 bijkomende plaatsen die we gaan zoeken. Dit akkoord zorgt voor meer koopkracht, meer mankracht, meer vrouwkracht en op die manier ook voor meer veerkracht voor de mensen. Het gaat over veel meer dan alleen maar die 3700 jobs. Dat is een zeer conservatieve, behoudsgezinde inschatting. Ik denk dat het er in de realiteit veel meer zullen zijn, maar dat zullen we gaandeweg wel zien. Het gaat dus over veel meer dan alleen maar de uitdaging over die 3700 jobs. Het gaat ook over die 2000 jobs die openstaan en die 10.000 jobs die we met het uitbreidingsbeleid willen realiseren.
Als het gaat over meer koopkracht, is het toch wel een aanzienlijk element. Voor een verpleegkundige in een woonzorgcentrum met een jaar anciënniteit, pas opgestart, betekent dat 186 euro bruto erbij. Voor iemand die vijf jaar anciënniteit heeft, betekent dat 345 euro per maand erbij. Dat is dus aanzienlijk.
Dat was wat we eigenlijk eind vorig jaar al beslist hadden. Waar het nu vooral over ging, was die 165 miljoen euro bijkomend inzetten op kwaliteit om dat te kunnen doen. Dat gaan we dus doen. Dat gaat over 400 mensen in de gezinszorg, 2600 mensen in de woonzorgcentra, 400 vte’s, dus waarschijnlijk meer mensen, in de jeugdhulp. Dat gaat over 500 mensen in de kinderopvang. Dat gaat ook over die elementen die misschien niet groot in aantal zijn maar waarover we in het parlement al vaak terecht hebben gesproken. Want ook voor de hulplijnen zoals Tele-Onthaal, de Zelfmoordlijn enzovoort zorgen we voor versterking met dit sociaal akkoord.
We gaan nu die mensen moeten vinden. Dat is een terechte opdracht. Ook daarvoor staan er in het sociaal akkoord heel wat ambities. Ik zal dat niet alleen kunnen doen. Ik was bijzonder blij dat we dat gisteren met de hele Vlaamse Regering hebben kunnen voorstellen, met de minister-president maar ook met de minister van Onderwijs en de minister van Werk. Waarom zeg ik dat? Omdat het zal gaan over hoe we ervoor kunnen zorgen dat die opleidingen, zoals Science, Technology, Engineering and Mathematics (STEM) en opleidingen in de zorg en welzijn aantrekkelijker gemaakt worden voor degenen die vandaag 17, 18 jaar zijn en de keuzes voor de toekomst moeten kunnen maken, of degenen die vandaag 13, 14 jaar zijn en die keuzes willen gaan maken.
Het gaat over het heroriënteren van mensen die vandaag een job hebben of die vandaag te horen hebben gekregen dat ze hun job zullen verliezen. Hoe kunnen we zorgen voor heroriëntatie? Daar hebben we natuurlijk VDAB voor nodig. Het gaat ook over hoe we elders verworven competenties, waar al heel lang over wordt gesproken en wat al is aangepakt, nog verder kunnen aanpakken om mensen die die elders verworven competenties hebben, mee in te zetten in zorg en welzijn. Ten slotte gaat het ook over de vraag hoe we kunnen zorgen dat degenen die vandaag werken in de zorg, in de zorg blijven werken. Dit onder andere door de schotten verder weg te nemen en door te zorgen dat men over de sectoren heen binnen zorg en welzijn sneller van job kan veranderen. Wanneer je na tien of vijftien jaar uitgekeken bent op een bepaalde job maar wel in de sector wilt blijven maar een andere uitdaging zoekt die gelijkaardig is, dan moeten we zorgen dat dat mogelijk is.
Het gaat dus over multidisciplinaire samenwerking. Het gaat over een sectoroverschrijdende aanpak. Het gaat ook over het flexibel inzetten van de personeelsnormen.
Hiermee hebben we gisteren een heel belangrijke steen in de rivier verlegd. Maar het is niet de laatste steen. Er is nu ontzettend veel werk om wat gisteren plechtig ondertekend is, in de komende jaren concreet te maken.
De heer Parys heeft het woord.
Ik begrijp dat het pijn doet aan de oren van mijn gewaardeerde collega van Groen dat de vakbonden dit akkoord historisch noemen. Het zijn niet onze woorden, mijnheer Vaneeckhout, het zijn de woorden van de sociale partners die zeggen dat wat hier gebeurt, goed is. Wij zeggen dat, als men naar de cijfers kijkt, er nog nooit een Vlaamse Regering is geweest die een socialer beleid heeft gevoerd dan het beleid van minister-president Jambon en van minister Beke.
Minister, in de sector is dit uiteraard goed nieuws, maar iedereen wil eerst zien en dan geloven. Ik wil heel graag mijn hoop uitspreken dat de sociale partners, in de geest van een heel duurzame sociale vrede, nu ook snel werk zullen maken van het uitwerken van een Vlaams loonhuis. Dat Vlaams loonhuis is nodig om die nieuwe loonschalen in te voeren en dus ook iedereen de opslag te geven die nu is afgesproken. Er is de 1,7 procent, maar in de verschillende sectoren komt daar nog wat bij. Dus is mijn vraag, minister: wanneer zal de laatste sector klaar zijn met het bouwen van dat Vlaams loonhuis, zodanig dat die koopkrachtverhogingen ook op de rekeningen van de werknemers in de zorg terechtkomen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is goed nieuws dat de verschillende sectoren binnen zorg en welzijn worden versterkt met extra medewerkers, maar het is natuurlijk inderdaad de uitdaging om die medewerkers te vinden. Dat is geen taakstelling van u alleen, minister, dat zegt u terecht. Dat is ook een taakstelling van het beleidsdomein Werk en van het beleidsdomein Onderwijs. Dat is zelfs ook een taakstelling van ons allemaal, door mee te werken aan een positieve beeldvorming. Daarbuiten zullen we ook creatief moeten zijn en andere pistes moeten durven te exploreren. Dat we jongeren moeten aanspreken, staat buiten kijf, maar dat zal niet voldoende zijn. We moeten zorgen voor zijinstroom, dat kan bijvoorbeeld via mensen die nu werkloos zijn geworden, via nieuwkomers, ik denk bijvoorbeeld ook aan mantelzorgers, maar we zullen ook andere groepen moeten aanspreken. We zullen meer mannen moeten aanspreken, meer mensen met een migratie-achtergrond. En we zullen ook de zorg op een andere manier moeten organiseren. Minister, ik denk dat we meer moeten gaan naar flexibiliteit, minder stringente regeltjes, zodat de directies hun personeelsequipes en hun teams op een goede manier kunnen invullen.
Minister, zult u ook meer flexibele invulling van die personeelsinzet op heel korte termijn mogelijk maken, zodat mensen met meer profielen kunnen worden ingezet in die teams en directies het daar gemakkelijker hebben om de nodige inzet te verzekeren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Collega’s, wij worden helemaal niet nerveus als we positieve feedback horen van de vakbonden. Integendeel, ik ben enorm blij dat zij na tientallen jaren aan de alarmbel trekken, na veel witte woede, eindelijk gehoor gekregen hebben van deze regering, die met dezelfde partijen de voorbije jaren die noodkreten wel genegeerd heeft. Het is dan ook logisch dat zij, op het moment dat er wel gehoor is, zeggen: ‘Oké, het is goed dat we die eerste stap zetten.’
Maar, collega Parys, ik nodig u uit om op het terrein te gaanvragen hoe enthousiast men is over het beleid en over hoe men zich erkend voelt na het voorbije jaar, wat er allemaal op het terrein op hen afkomt en hoe krachtig zij daar staan op dit moment, door de beperkte investeringen van de afgelopen jaren. Dát is voor mij ook een belangrijk signaal.
Minister, ik vroeg u zonet naar het tijdspad voor de invulling van de vacatures. Ik heb daar geen concreet antwoord op gekregen. Dat geeft mij wel een aanvoelen dat het inderdaad niet allemaal dit jaar ingevuld zal kunnen worden. Er zijn ook geen toverformules voor, ik verwijt u dat ook niet. Maar, collega’s laat het ons blijven uitdrukken: zelfs met dit sociaal akkoord zijn de mensen in de kinderopvang de slechtst betaalde beroepsgroep in dit land.
Minister, vandaar de fundamentele vraag: hoe zult u zorgen dat er meer doelgroepen, meer mensen zich aangesproken voelen om die stap te zetten? Hoe kunt u dat waarmaken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Als er iets is wat deze coronacrisis echt bewezen heeft, dan is het dat we de extra handen aan het bed echt wel nodig hebben. Het VIA 6-akkoord is alleszins veelbelovend: betere arbeids- en loonsvoorwaarden en ook het verminderen van de werkdruk. Maar het is al gezegd: de grote uitdaging zal vooral zijn om de mensen te vinden. We hebben de voorbije jaren al heel wat inspanningen gedaan om juist meer mensen aan te trekken voor de functie van verpleegkundige en zorgkundige. Maar we zitten nog altijd met een tekort. Dus naast de instroom gaan we vooral naar de zijstroom moeten kijken, en naar elders verworven competenties. Ik denk dat daar nog een aantal hiaten zitten die we toch moeten oplossen. Als we die extra handen effectief in de praktijk willen, wat zijn dan de nieuwe, concrete, innovatieve acties die er zullen plaatsvinden om meer zijinstromers aan te trekken?
De heer Sintobin heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad historisch dat collega Parys zich op één lijn stelt met de vakbonden. Dat is inderdaad historisch te noemen. Maar uiteraard, minister, ook onze fractie is tevreden dat er een akkoord is bereikt. Het is trouwens de uitrol van eerdere overeenkomsten ,eind vorig jaar.
Maar ik wil toch ook een aantal nuanceringen brengen bij het euforisch verhaal dat hier door de meerderheidspartijen, en uzelf, wordt gebracht. Het is inderdaad zo dat een grote investering wordt gedaan, maar – zoals collega Vaneeckhout zegt – dat konden we ook al een aantal jaren geleden gedaan hebben. En wanneer u spreekt over honderden miljoenen extra investeringen: ja, ook de lonen zijn gestegen, dat wordt nooit mee in rekening genomen door de mensen hier. ‘Gemiddeld 6 procent’, zegt collega Parys, maar zijn een heel aantal mensen die niet die 6 procent opslag krijgen. Dat wordt vermeld alsof iedereen 6 procent loonopslag zou krijgen, wat helemaal niet het geval is. En zelfs na uw antwoord, minister, blijft ook bij mij de vraag van 1 miljoen: waar gaat u in godsnaam al dat personeel halen ?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega Parys heeft vaak een nogal creatieve manier om naar de zaken te kijken. Maar als u zegt dat het toch wel straf is dat er net tijdens een pandemie zo’n straf akkoord wordt aangekondigd, dan overtreft u toch wel uzelf. Want de realiteit is natuurlijk net het tegenovergestelde. Net voor de crisis stond heel de zorgsector hier nog voor de deur, en toen bleven de Vlaamse Regering en deze meerderheid nog Oost-Indisch doof voor hun wensen. Er is dus net een pandemie nodig geweest om deze stappen te kunnen zetten. Het is toch wel veel eerlijker, denk ik, om de zaken zo voor te stellen.
Maar laat ons duidelijk zijn: ik ben wel blij met dit sociaal akkoord. Ik heb het altijd al gezegd: ik denk dat het belangrijk is dat dit akkoord er is. Zijn er nog meer noden in de sociale sector? Uiteraard. Ik denk dat iedereen dat ook erkent. Maar ik ben blij dat het sociaal akkoord er is. Het sociaal akkoord is opgebouwd met drie grote pijlers:
De eerste pijler is een correcte verloning, een correcte vergoeding voor het werk dat die mensen doen. Ik ben blij dat daar extra middelen voor gevonden zijn.
Ten tweede: meer handen aan het bed. Want als je met mensen uit de zorg spreekt, dan is dat hetgeen waar ze vaak het meest van wakker liggen, nog meer dan van hun eigen verloning: dat ze hun werk op een goede manier willen doen en de zorg willen kunnen geven die ze zouden willen bieden. Ook daar zijn extra middelen voor voorzien, maar – het is hier al terecht gezegd, ook door de minister – het zal een serieuze uitdaging zijn om die mensen ook effectief te vinden. We zullen daar zeker creatief en constructief mee over nadenken.
Ten derde, en dan sluit ik af, voorzitter: de wachtlijsten zouden er ook mee aangepakt worden. Daar hebben we van in het begin over gezegd: het zal heel moeilijk zijn om en-en-en te doen. En dat aspect mis ik toch wel voor een groot stuk in dit sociaal akkoord. Waar is dat naartoe? Zijn er daarover nog dingen die u kunt aankondigen?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ja, ik wil toch ook even ingaan op het historisch akkoord. Het is een goed akkoord. Het personeel van de zorg komt al meer dan twintig jaar op straat, meneer Parys. Ze komen al twintig jaar op straat omdat ze meer personeel vragen, om de zorgen te kunnen bieden waarvan ze denken dat die nodig te zijn, en die ze niet kunnen bieden. Twintig jaar lang komen zij op straat. De verschillende regeringen – waar uw partij, en ook de partij van minister Beke in vertegenwoordigd waren – hebben dat keer op keer genegeerd. Dat heeft gezorgd voor een serieuze onderfinanciering van de zorg. Er is nu een coronacrisis nodig geweest. Midden in de coronacrisis zijn er honderden alarmkreten gekomen uit de zorgsector. De zorgsector is zelfs in juni op straat gekomen, heeft acties gevoerd met de vraag naar meer personeel. Het is jammer dat dat allemaal nodig was om eindelijk een regering te doen beseffen dat een deftig budget moet worden neergelegd.
Maar ik vind het belangrijk dat minister Beke ook zei dat dit niet de laatste steen is die gelegd wordt. Dat wil ik ook wel benadrukken. Als je het nu bijvoorbeeld berekent voor de woonzorgcentra, dan komen er 2, 2,5, 3 extra personeelsleden bij per woonzorgcentrum. Dat is een versterking, maar dat is nog niet de versterking die er effectief nodig is.
Dit is niet de laatste steen. Minister, wat zijn uw concrete plannen na dit akkoord? Welke stappen gaat u deze legislatuur nog nemen om de personeelsnormen te verhogen, en om te zorgen voor een buurtgerichte zorg, ook bij mensen aan huis?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wanneer zal het Vlaamse IFIC-huis (Instituut voor Functieclassificatie) klaar zijn? Dat zal opgemaakt worden. Er wordt hier gesproken over twintig jaar sociale woede, maar daarbij vergeet men dat de vorige Vlaamse Regering ook een sociaal akkoord gemaakt heeft: VIA 5. Dat ging over 95 miljoen euro. Er was een VIA 4. Dat doet niets af aan de waarde van dit sociaal akkoord. Het is inderdaad een veelvoud daarvan.
Als men echter zegt dat er in twintig jaar sociale woede nooit is geluisterd en dat er geen akkoorden zijn gemaakt, dan klopt dat niet. Er zijn daarvoor ook nog sociale akkoorden gemaakt, waarin ook opstappen qua IFIC zijn gezet, maar ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat we op dat vlak nu heel terecht een kwantumsprong doen.
Collega’s, ik denk dat we samen toch één belangrijke zaak voor ogen moeten houden. Men kan verder het proces maken over het verleden. U zult daar anders tegenover staan dan wij, en we zullen daarover van mening verschillen, maar de mensen die vandaag in zorg en welzijn werken, hebben daar eigenlijk lak aan. Zij vragen een grotere pecuniaire waardering, maar ook een grotere maatschappelijke waardering. Wat zij vragen, en waar wij allemaal samen aan kunnen werken, is dat ervoor zou worden gezorgd dat de beeldvorming inzake werken in welzijn en zorg ook verbetert. Als er één belangrijk element is op basis waarvan mensen kiezen of ze dit of dat wel willen doen, of zeker niet willen doen, dan is het dat. Alle andere dingen heb ik daarstraks al opgesomd. Ik wil dat graag nog eens herhalen, want dat zijn allemaal dingen uit de sociale akkoorden die we zullen moeten doen, waartoe we ons, samen met de collega’s van Onderwijs, Werk en de anderen, hebben geëngageerd. Die beeldvorming, daar kunnen we echter samen aan werken. Dit Vlaams Parlement heeft vorig jaar, en ik kijk naar de heer Rzoska, de voorzitter van de commissie, aanbevelingen gegeven. Die aanbevelingen heb ik zeer ter harte genomen. Dit was een element van die aanbevelingen. We zijn daarmee aan de slag gegaan, onder de waterlijn, en daar zijn stevige discussies over gevoerd. Ik wil daar de sociale partners, de werkgevers, de werknemers en, niet het minst, sociaal bemiddelaar Dirk Vanderpoorten ook hartelijk voor bedanken, én mijn collega’s in de regering. Daar zijn stevige discussies over geweest, maar we hebben daar geen grote acties over gehad. Dat is onder de waterlijn gebleven tot er een akkoord was. Dat is mogelijk geworden omdat we respect hadden voor elkaar, respect voor de noden die er waren.
Dit sociaal akkoord is van toepassing op 180.000 mensen, de mensen die werken op dat terrein. Dat zijn ongelooflijk veel mensen. Ik denk dat zij, naast de financiële waardering die ze nu krijgen en het applaus dat ze hebben gehad, ook die maatschappelijke waardering moeten kunnen krijgen, ook bij de publieke opinie, ook van dit parlement. Collega’s, daar kunnen we allemaal samen aan werken.
Collega Vaneeckhout, u vraagt wat nu het tijdspad is. Dit sociaal akkoord gaat in, maar daar zitten natuurlijk een aantal sequensen in. Een van die sequensen is de volgende. Daar heeft de regering vorige week ook een beslissing over genomen. Normaal gezien liep met betrekking tot de woonzorgcentra de vergoeding voor leegstand eind maart af. Wat het luik van het akkoord over het aanwerven van bijkomend personeel betreft: dat zou ingaan op 1 juli, wat onzekerheid gedurende drie maanden zou betekenen. De Vlaamse Regering wil de mensen die daar vandaag werken, niet in onzekerheid laten. In juli zullen ze bijkomend personeel kunnen aanwerven, maar nu zou men daar niet alleen even met leegstand moeten zitten, maar ook met lege handen, of zou men moeten worden ontslagen. Die continuïteit hebben wij gegarandeerd.
Ik was gisteren dan ook een beetje verbaasd toen ik Mieke Vogels hoorde zeggen dat we dat eigenlijk niet hadden moeten doen, dat we leegstaande bedden financieren. Dat zijn geen leegstaande bedden die wij financieren. Ik vond het eigenlijk nogal hallucinant toen ik dat zag. Dat is het financieren, het waarborgen voor mensen die vandaag in de woonzorgcentra werken, soms inderdaad met minder bedden, met minder mensen die in die bedden liggen, om meer aandacht te kunnen geven aan de mensen die er vandaag zijn, na alles wat ze hebben meegemaakt, met de maatregelen die er vandaag nog moeten zijn in de woonzorgcentra, met de bezoekregelingen, het opnieuw binnenbrengen van mensen, het ervoor zorgen dat die ook nog mee kunnen worden gevaccineerd enzovoort. We zorgen vandaag dus voor continuïteit. We maken dat plan klaar. Men kan daarop rekenen vanaf de zomer.
We zorgen er ook voor, met een flexibele inzet van personeel, dat mensen die vandaag overuren hebben, dat tussen april en september voor een stukje kunnen recupereren. Natuurlijk is dat geen duurzaam iets. We hebben niet de ambitie om leegstaande bedden structureel te financieren.
Ik kom weer terug op de aanbevelingen van het Vlaams Parlement, want we hebben wel de ambitie om eens op een andere manier naar de ouderenzorg te durven kijken. We moeten dat niet doen in bipolaire termen, met thuis wonen aan de ene kant en in een voorziening wonen langs de andere kant. We moeten kijken naar het hele spectrum daartussenin, van kleinschalig wonen tot thuiszorg en dagverzorging. We moeten ook aan die ondersteuning werken. De Vlaamse Regering heeft afgesproken dat te zullen doen. We zullen dat voorbereiden. Het is geen of-ofverhaal. Het is een en-enverhaal.
Ik heb het voorbije jaar het genoegen gehad om in moeilijke omstandigheden toch veel op het terrein te gaan. Ik heb gezien hoe vandaag al ongelooflijk veel initiatieven de combinatie van dagopvang en thuiszorg met een residentiële context mogelijk maken. Het moet kleinschaliger, maar we hebben tijdens de werkzaamheden in de commissie tezelfdertijd vastgesteld dat een professionele backoffice van gigantisch belang is om de kleinschalige frontoffice goed te kunnen organiseren. Dit is een belangrijke stap, maar het is niet de laatste stap die we in verband met de ouderenzorg moeten zetten. We zullen nog veel verdere stappen moeten zetten.
Mijnheer Anaf, ik zie dat mijn tijd op is, maar ik zal nog een concreet antwoord op uw vraag geven. We hebben middelen uitgetrokken voor de meerderjarige personen met een handicap. Er gaat 1,9 miljoen euro meer naar de rechtstreeks toegankelijke hulp. Dat zal een puzzelstuk zijn in het grotere vraagstuk waaraan u hebt gerefereerd.
De heer Parys heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik wil even ingaan op de door u rondgestrooide bewering dat we door de beperkte investeringen van de afgelopen jaren nu een grote inhaalbeweging moeten maken. Dat gebeurt wel eens meer. Dat er een grote inhaalbeweging is, zal ik niet ontkennen, maar u moet me eens vertellen over die beperkte investeringen van de afgelopen jaren. In 2015 was het budget voor zorg en welzijn 10,2 miljard euro. Dit jaar gaat dit naar 13 miljard euro. U komt ons hier de les spellen over het feit dat de laatste jaren ondergeïnvesteerd is in zorg en welzijn. U zult het ermee eens moeten zijn dat het over veel geld gaat. Zorg en warmte kosten centen en iedereen weet dat de melk van de koe en niet van de supermarkt komt. De welvaart komt niet van de overheid, maar van de ondernemers. We hebben een sociale relance afgesproken en we geven boter bij de vis. Dat moet hand in hand gaan met de economische relance die we moeten voeren. Het ene gaat niet zonder het andere. Het ene zorgt ervoor dat we het andere kunnen betalen. Ik zou zeggen: ‘En avant.’
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik wil toch ook even reageren. U hebt terecht gezegd dat er geen toverformules bestaan, maar ik dacht dat u er wel een had, namelijk om geld te toveren. De inspanning die hier wordt geleverd, is ongezien. Met dit sociaal akkoord ten bedrage van 577 miljoen euro wordt een enorme investering in welzijn en zorg gedaan. Daardoor komt er een betere verloning van de medewerkers en komen er meer handen aan het bed. Dat betekent: meer tijd, meer zorg en betere zorg. Het zijn stappen die we moesten nemen om de kwaliteit van de zorg en van het werken in de zorg te garanderen.
Minister, er staan ons inderdaad nog vele uitdagingen te wachten, zoals de vergrijzing. We moeten evolueren naar meer kleinschalige zorgvormen en naar meer buurtgerichte zorg. Maar de eerste uitdaging is nu dat we voldoende medewerkers moeten vinden om al die vacatures en bijkomende plaatsen in te vullen. En om dat te kunnen waarmaken, minister, doe ik een appel op u, maar niet alleen op u, ook op uw collega van Werk, ook op u collega van Onderwijs, en, collega's, ook op jullie allemaal. Ik zou zeggen: werk allemaal samen mee aan een positieve beeldvorming. Sorry, mevrouw Holtzer, ik zou zeggen: 'Iedereen Zorgambassadeur!'.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Van de kinderopvang tot de ouderenzorg, van de jeugdhulp tot de geestelijke gezondheidszorg, nog nooit is op het terrein in Vlaanderen de nood aan een sterk zorgsysteem zo groot geweest. Natuurlijk vraagt dat jaar na jaar meer geld. Als de sector al jarenlang op straat komt met steeds dezelfde vraag om meer investeringen door de stijgende nood, dan is het inderdaad pijnlijk dat deze regering pas tijdens deze crisis beseft heeft dat die vraag terecht is en dat ze daaraan een stuk wil tegemoetkomen.
Wat er beslist is, is een goede zaak. Er gebeuren extra investeringen, en die zijn zeer noodzakelijk op het terrein. We zullen de eersten zijn om die mee uit te dragen en extra pistes te zoeken om de maatschappelijke waardering voor de zorgsector nog hoger op de agenda te houden, iets wat we al jaren als fractie en als partij doen. Maar we gaan ook blijven zeggen dat dit slechts een eerste stap is, want de noden zullen in de eerste tien jaar alleen maar groter worden, en wat ons betreft is er dus nood aan een veel langduriger en structureler meerjarenplan voor de zorgsector.
Hoe organiseren we dat? Hoe financieren we het? Hoe zorgen we er vooral voor dat de helden van de zorg permanent krijgen waar ze recht op hebben?
De actuele vragen zijn afgehandeld.