Report plenary meeting
Report
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, uit nieuwe cijfers van Statistiek Vlaanderen blijkt dat in het schooljaar 2018-2019 12,1 procent van de leerlingen het secundair onderwijs verliet zonder kwalificatie. Het schooljaar voordien was dat 11,8 procent. Het aantal vroegtijdige schoolverlaters zit al sinds 2015 in een stijgende lijn.
De verschillen tussen de onderwijsvormen vallen op. In het algemeen secundair onderwijs (aso) zien we 3,2 procent schoolverlaters, in het technisch secundair onderwijs (tso) 8,8 procent, in het kunstsecundair onderwijs (kso) 13,9 procent en in het beroepssecundair onderwijs (bso) zelfs 17,8 procent. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) spreken we van 59,4 procent vroegtijdige schoolverlaters.
Bij jongeren die thuis geen Nederlands spreken, was de kans op vroegtijdig schoolverlaten in 2018-2019 meer dan drie keer zo hoog als bij jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken. Ook opvallend zijn de verschillen naargelang het opleidingsniveau van de moeder. Bij jongeren van wie de moeder geen diploma lager onderwijs heeft, liep de vroegtijdige schooluitval op tot 32,1 procent. Bij jongeren van wie de moeder een diploma hoger onderwijs heeft, is dat 4,7 procent.
Tijdens de lockdown zagen we bepaalde scholieren van de radar verdwijnen. We hebben daar in de commissie al uitvoerig over gesproken. De vrees bestaat dus dat de coronacrisis en het sluiten van de scholen het aantal ongekwalificeerde schoolverlaters nog verder zal doen stijgen.
Minister, welke concrete oplossingen ziet u om vroegtijdige schooluitvallers via het volwassenenonderwijs weer aan boord te halen?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat is inderdaad een prioriteit van de Vlaamse Regering. U focust op één luik van het verhaal. Ik denk dat er een preventief luik is: verhinderen. Vervolgens is er het reactieve waar u naar vraagt. Heel specifiek, wat kunnen we doen om die jongeren weer aan boord te halen, en ervoor zorgen dat ze alsnog gekwalificeerd worden? Ofwel krijgen ze een diploma, ofwel kunnen ze op de arbeidsmarkt beter aan de slag. Daarvoor rekenen we vooral op het volwassenenonderwijs dat we in het kader van de relance ook echt een boost willen geven.
Wat voorzie ik in het kader van dat plan? Ik geef u enkele elementen mee.
We gaan kwetsbare jongeren actief aanspreken, de aanklampende aanpak, om hen verder te begeleiden. Via tweedekansonderwijs zorgen we ervoor dat ze een diploma halen. Dat is natuurlijk in samenwerking met Actiris en VDAB.
Een tweede element is de individuele intensieve leertrajectbegeleiding als het gaat over de neetjongeren (not in education, employment or training). Dat is een andere categorie die een eigen aanpak nodig heeft.
Een derde punt van focus is de Examencommissie. Het is een vaststelling dat die steeds meer gebruikt wordt – gelukkig maar – als een kanaal om alsnog een diploma te kunnen behalen. Je ziet daar ook een stijging van de cijfers. Van alle jongeren die in 2018-2019 vroegtijdig de schoolbanken verlieten, heeft toch nog 18 procent zich ingeschreven voor de Examencommissie. Je ziet dat, als je er de focus op zet, dit effect sorteert en dat eigenlijk een op de vijf toch terugkomt via het kanaal van de Examencommissie.
Tot slot willen we ook iets doen aan de motivatie van jongeren door het aantrekkelijk te maken om toch nog richting het onderwijs te kijken, op grond van de elders verworven competenties (EVC’s). Die moeten in kaart gebracht worden zodat je er iets aan hebt, zodat je daarvoor gewaardeerd wordt en daarvoor ook vrijstellingen kunt krijgen. Dat maakt het natuurlijk aantrekkelijker. De wetenschap dat je bepaalde vrijstellingen kunt krijgen, verlaagt de drempel absoluut om toch de stap naar het onderwijs te zetten.
Dat zijn enkele van de maatregelen die we voor ogen hebben. Voor mij is de rol van het volwassenenonderwijs essentieel in de reactieve aanpak.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, die elders verworven competenties kunnen inderdaad een middel zijn om ervoor te zorgen dat er doorstroming is naar zowel het volwassenenonderwijs als naar een diploma in het algemeen. Ik verwijs naar het feit dat dit in laagconjunctuur de eerste slachtoffers zijn. Dat zijn diegenen die op straat komen te staan en dan tot de constatatie komen dat het bijzonder moeilijk is om aan een job te geraken zonder diploma. De SES-kenmerken (socio-economische status) moeten we heel nauwlettend in het oog houden, want zij zijn in dezen de eerste slachtoffers. We moeten ervoor zorgen dat we dit toch op een heel goede manier opvolgen.
De kans op vroegtijdig schoolverlaten neemt sterk toe met elk bijkomend jaar schoolse achterstand. We hebben daarom een plan ontwikkeld en we zullen een inhaalbeweging doen, maar we moeten ook in de volgende jaren kijken op welke manier we maximaal de schoolachterstand kunnen inlopen, om ervoor te zorgen dat we iedereen mee aan boord houden en kunnen laten doorgroeien.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, u focust nu vooral op de aanpak in het volwassenenonderwijs en op de mogelijke alternatieven, maar wij denken dat je in eerste instantie toch in de humaniora en de middelbare scholen moet ingrijpen. Je hebt de grootste uitval in het bso. Wij hebben bij de discussie over de eindtermen aangegeven dat we een beetje bevreesd zijn dat je daar nog een grotere uitval zult krijgen omdat er meer gefocust zal worden op theorie en minder op praktijk.
In het deeltijds beroepsonderwijs heb je mogelijkheden, maar 60 procent verlaat daar de school zonder diploma, omdat de jongeren de overgang van het stelsel leren en werken naar duaal leren nog niet aankunnen. Zal de regering er verder werk van maken om meer toegepaste en laagdrempelige oplossingen uit te werken?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, een op de acht leerlingen verlaat het onderwijs zonder diploma. Dat is 25 procent meer dan vijf jaar geleden, terwijl de ambitie van de Vlaamse Regering was om dat aantal te halveren. Ik zou dus zeggen dat we niet goed bezig zijn.
Wat ik nog erger en nog meer choquerend vind, is dat een kind uit een arm gezin vijf keer meer kans maakt om de school te verlaten zonder diploma dan een kind uit een rijk gezin. Dus, collega's, de dag van vandaag heeft blijkbaar de portemonnee van je ouders nog zoveel invloed op de kansen op school. We zeggen allemaal dat onderwijs een sociale lift moet zijn, maar de lift moet best omhooggaan en niet naar beneden.
Minister, u zegt in De Morgen dat u de vinger aan de pols zult houden. Tal van instellingen zullen dat doen, maar u moet beleid voeren, en ik vind het niet geruststellend wat u zegt. Nederland investeert 8,5 miljard euro in leerachterstand, Vlaanderen 20 miljoen euro. Specialisten roepen om meer ervaringsdeskundigen inzake armoede in het onderwijs, u schrapt die opleidingen.
Wat zult u concreet doen, niet alleen in het volwassenenonderwijs maar ook in het secundair onderwijs?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de ambitie moet zijn dat elke leerling een onderwijskwalificatie haalt. En – de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) heeft het ook al aangegeven – daarvoor stimuleren we het best de bestaande actoren.
Ik herhaal hier graag mijn pleidooi dat ik al voerde in de commissie Onderwijs, namelijk voor het behouden en het versterken van de leerwinkels. Via een organisatiemodel kan men de mensen die zoekend zijn, leren hoe ze kunnen leren, hoe ze dat diploma kunnen halen, hoe ze die onderwijskwalificatie kunnen halen. Dat moeten we kunnen versterken. Volgt u dat, dat het een goede manier zou zijn om de ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan?
Ten tweede ga ik graag nog even in op de inkanteling van de centra leren en werken (CLW’s) in het duaal leren. U weet dat de centra vanaf 1 september verplicht zullen zijn om het voltijds engagement te realiseren. De vraag is hoe we de centra voor deeltijds onderwijs (CDO’s) daarvoor dan ook financieel kunnen vergoeden. Als hier de noodzaak naar het ongekwalificeerd uitstromen wordt geduid, moeten we daar ook financiële middelen tegenover stellen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, het zijn inderdaad verontrustende cijfers, zeker het feit dat je in het aso 3,2 procent uitstroom hebt, maar dat in het bso 17,8 procent, of bijna een op de vijf leerlingen, het onderwijs verlaat zonder diploma. Het moet onze absolute prioriteit zijn om die arbeidsmarktgerichte richtingen verder te ondersteunen en de slaagcijfers omhoog te helpen.
Minister, welke extra ondersteuning zult u voorzien voor het bso of voor het arbeidsmarktgerichte onderwijs? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de beste leerkrachten in die richtingen terechtkomen? Op welke manier zult u zorgen voor extra professionalisering? Ik denk dat er op dat vlak en in die richtingen echt een tand moet worden bij gestoken, indien we geen bijzonder hoge maatschappelijke kost op ons geweten willen hebben.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, iedereen in dit parlement vindt het inderdaad belangrijk dat jongeren gekwalificeerd uitstromen. De piste van het volwassenenonderwijs, maar ook van de elders verworven competenties en elders verworven kwalificaties (EVK’s) is absoluut een goede piste. Maar dat is natuurlijk nadien, achteraf. Ik wil te allen tijde vermijden dat we alleen op die piste focussen. U hebt dat ook niet gezegd. Maar, collega’s, voorkomen is beter dan genezen. En dus, minister, moeten we er allen samen naar streven dat de basis van onze leerlingen sterk genoeg is.
En uitval ontstaat niet op het einde van het secundair onderwijs. Uitval, een onvoldoende basis, is iets dat gaandeweg wordt gecreëerd: kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs. En als we dan in de cijfers zien dat kinderen die thuis geen Nederlands spreken, nog eens zoveel kans hebben, dan denk ik, collega's, dat het pleidooi in het beleid dat we voeren met deze Vlaamse meerderheid, om in te zetten op het Nederlands, op alle momenten, een belangrijk punt is. We willen u er verder toe aanmoedigen om dat beleid verder uit te rollen, minister. Dank u wel.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, een op de vijf jongeren in het bso verlaat de school zonder een diploma. U weet dat die jongeren ook op de arbeidsmarkt heel vaak een vogel voor de kat zijn. En dan kunt u zeggen: ja, we geven hen een tweede kans via het volwassenenonderwijs. Dat zal wel, maar daar is de instroom ook niet voldoende gestegen.
Maar wat u vooral moet doen, is leerachterstand tegengaan. En dat gebeurt inderdaad in de kleuterschool, in het basisonderwijs, in het secundair onderwijs. Want een onderwijs dat excelleert, dat laat niemand achter.
En wat zien we? Dat de GOK-investeringen (gelijke onderwijskansen) níét toenemen, dat taalachterstand níét wordt bijgespijkerd, dat ouderbetrokkenheid onvoldoende op de agenda staat.
U hebt een ontzettend belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, om élke jongere maatwerk aan te bieden, een traject in het onderwijs, zodat die een diploma kan behalen en op de arbeidsmarkt kan schitteren. Want alleen dan zal onze samenleving erop vooruitgaan.
Minister Weyts heeft het woord.
Een vraag over het volwassenenonderwijs, en we krijgen het volledige spectrum van alle onderwijsthematieken in alle tussenkomsten. Dan kijk je er soms wel even van op, hoe de laatste tussenkomst ....
U hebt misschien niet alle werkzaamheden in de commissie Onderwijs gevolgd, maar al mijn voorstellen inzake het aanpakken van taalachterstand, taalscreening en taalintegratietrajecten hebben nu net vanwege uw fractie op heel veel kritiek kunnen rekenen. Niettegenstaande dat hebben we doorgezet. We gaan ervoor zorgen dat de taalscreening effectief wordt ingevoerd. Wij gaan die taalachterstand effectief aanpakken, en al van bij het begin, namelijk al van in de kleuterklas.
Als het gaat over de eindtermen, mijnheer Laeremans, als u zich zorgen maakt over de verhouding tussen enerzijds de algemene vorming en anderzijds de beroeps- en technische vorming: laat net dat een aanpassing zijn die we hebben doorgevoerd. Nadat de ontwikkelcommissies hun werk hadden opgeleverd, was dat een punt van kritiek en ben ik aan tafel geschoven met mensen uit de praktijk, met de schooldirecteurs van technische en beroepsscholen, en hebben we net daar een generieke ingreep gedaan, net ten voordele van het optimale evenwicht tussen enerzijds algemene vorming en anderzijds beroeps- en technische vorming, tot hun grote tevredenheid.
Ik denk dat de analyse van de heer De Gucht heel juist is. In tijden van hoogconjunctuur heb je het fenomeen van de zogenaamde groenpluk, namelijk dat de arbeidsmarkt met heel verleidelijke condities richting vooral technisch en beroepsonderwijs gaat en erin slaagt om jongeren te laten bezwijken voor de verlokking. Zij beslissen dan om het onderwijs te verlaten en voor een job te kiezen tegen lucratieve voorwaarden. Maar de keerzijde van de medaille is dat zij in tijden van laagconjunctuur ook de eerste slachtoffers zijn, want ze zijn niet gediplomeerd. Daar gaan we ons ook specifiek op richten met dat plan in het kader van het volwassenenonderwijs.
Ik moet ook wel zeggen dat het niet allemaal kommer en kwel is. Er zijn ook wel positieve signalen. Ik heb u daarstraks het cijfer gegeven van de examencommissies en de toenemende instroom via die examencommissies. Maar ook met betrekking tot de schoolverlaters die hun weg vinden naar het secundair volwassenenonderwijs, zie je een goede evolutie. Ik geef u even de cijfers mee. In 2014-2015 schreef 15,8 procent van alle jongeren die toen vroegtijdig de schoolbanken verlieten, zich in voor het secundair volwassenenonderwijs. Van alle jongeren die in 2018-2019 vroegtijdig de school verlieten, schreef 21,2 procent zich in voor het secundair volwassenenonderwijs. Je ziet dus dat een doorgedreven beleid en aanbod wel enige vruchten afwerpen.
Tot slot wil ik nog meegeven wat we punctueel en gecibleerd doen om aan de kant van de preventie in te grijpen, om te verhinderen dat jongeren vroegtijdig afhaken en het secundair onderwijs verlaten. We hebben de netwerken Samen tegen Schooluitval, waarbij we per provincie een soort vliegende brigade hebben, die heel gecibleerd kan worden ingezet, om ervoor te zorgen dat jongeren niet zouden afhaken en we leerlingen die schoolmoe zijn, kunnen toeleiden naar alternatieve leerwegen, om alsnog een kwalificatie te behalen. Een ander concreet voorbeeld zijn de transitietrajecten, die gestart zijn op 1 september. Die hebben ook tot doel om vooral jongeren in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs te motiveren om toch een kwalificatie te behalen, ook door zo’n aanklampende aanpak. Dat is vrij persoonlijk, maar dat werpt wel vruchten af. Het is heel intensief, maar het zorgt wel voor enige resultaten.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik denk dat er heel veel werk op de plank ligt. We moeten er inderdaad alles aan doen om de mensen die uitvallen, richting dat volwassenenonderwijs te leiden. We moeten de elders verworven competenties optimaal benutten en daar inderdaad op inzetten.
Je hebt inderdaad heel het preventieve luik, maar daar ging de vraag natuurlijk niet over. Daar spelen inderdaad bepaalde zaken, waar we nauwlettend op moeten toekijken. Alles wat SES betreft, moeten we heel nauw opvolgen. Want als er nu één manier is om er in deze maatschappij voor te zorgen dat je alle kansen krijgt, is dat via het onderwijs. En dan moet je er ook voor zorgen dat iedereen binnen het onderwijs dezelfde kansen kan krijgen en ook benutten. Dan moeten we ervoor zorgen dat we die zaken die die mensen tegenhouden, maximaal kunnen optimaliseren, zodat dat niet verder gebeurt. Ik denk daarbij inderdaad aan de cijfers die naar voren komen van de taal, maar evenzeer van het opleidingsniveau van de ouders en op welke manier we meer betrokkenheid van de ouders kunnen genereren binnen de school. Ik denk dat dat ook een cruciale aangelegenheid is.
De actuele vraag is afgehandeld.