Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, wat betreft de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, het is technisch en inhoudelijk. Het gaat opnieuw om het doortrekken van Europees recht naar Vlaamse regelgeving. Ik ben ooit nog minister van Media geweest. Ik heb dat al aan Benjamin Dalle verteld. Ik was dat dertien maanden van de zes jaar dat ik in functie was. Ik heb daar nog altijd bijzondere herinneringen aan. Dat is de meest heftige sector die men zich kan inbeelden. Daardoor is het ook nooit stil en is het altijd wel boeiend.
Hier gaat het over het feit dat de technologie niet stilstaat en dat dus ook de regelgeving zich moet aanpassen. Dat is hier een illustratie van: het gelijktrekken van lineaire en niet-lineaire televisie. Voorzitter en collega’s, dat laatste is heel belangrijk voor onze jongeren, die zich al lang hebben afgekeerd – als ik dat zo mag uitdrukken – van de klassieke tv en die zich vandaag bedienen van videoplatformen of andere streamingdiensten. Wat de inhoud daarvan betreft: die kan soms nogal – letterlijk en figuurlijk – duchtig uit de hand lopen vanuit gewelddadig, schadelijk, haatzaaiend perspectief. Dat is dus één element. Het gaat voor een stuk ook om een beschermingsmaatregel. Ik denk dat we daar nog altijd toe verplicht zijn ten aanzien van jongeren. Ook als geharnaste liberaal is dat mijn overtuiging.
Laat ook duidelijk zijn dat een stuk zelfregulering hier nog altijd wordt overgelaten aan de sector, bijvoorbeeld op het vlak van reclame. Van Vlamingen wordt soms gezegd dat ze niet altijd de gemakkelijkste mensen zijn, maar aan de andere kant zijn ze in wezen wel zeer redelijke mensen. Elke overdrijving, van welke soort ook, is iets waar een Vlaming vrij snel de rug naar toekeert. Ook binnen de reclamewereld houdt men zich eigenlijk goed aan de ‘conduct of good behaviour’, aan goede praktijken. Vandaag sturen ze zelf bij, als er bijgestuurd moet worden. Dat systeem van zelfregulering blijft dus intact, minister.
Ik denk dat het goed is dat we ons hier inschrijven in dat Europese sjabloon en tezelfdertijd ook een legistiek antwoord geven op een technologische evolutie die zich vooral in de mediawereld iedere dag opnieuw manifesteert. Het is dus een goede zaak als we hier met zijn allen een meerderheid voor vinden.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil kort even tussenkomen, omdat het wel een vrij belangrijk ontwerp van decreet is. Het gaat om een omzetting van Europese regelgeving, die ook voor ons wel een belangrijke impact heeft. Het medialandschap verandert op dit moment zo snel dat het bijna onvermijdelijk is dat we met de regelgeving altijd een stukje achter de feiten aan lopen. Het heeft vrij lang geduurd vooraleer dit ontwerp van decreet er kwam, en ondertussen veranderen de zaken voortdurend. Het zal dus zeker een kwestie zijn, minister, van waakzaam te blijven en op tijd en stond bij te sturen en via uitvoeringsbesluiten en dergelijke bepaalde regelgeving toch nog aan te passen. U hebt zich ook geëngageerd om dat te doen.
Ik denk dat men in de commissies wel duidelijk geweest is. Er zijn adviezen geweest van onder andere de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en het Kinderrechtencommissariaat. Zij waren enerzijds lovend, omdat u met bepaalde regels verder gegaan bent dan de Europese basisregelgeving, bijvoorbeeld op het vlak van reclame voor kinderen. Dat is een goede zaak, dat juichen wij ook toe. Anderzijds zeggen zij ook wel dat we een aantal zaken toch nog wel verder en beter decretaal zouden kunnen verankeren, bijvoorbeeld op het vlak van mediawijsheid en de beroepsprocedures bij de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). Ook een aantal andere zaken, bijvoorbeeld rond de zichtbaarheid van Vlaamse content en de investeringsverplichtingen, moeten nog geregeld worden. Er blijven dus nog wel wat vraagtekens over en er zal opvolging nodig zijn, minister.
Maar wij vinden zeker dat dit decreet er moet komen, dat het belangrijk is dat die regels er zijn en dat ze ook bij ons toegepast zullen kunnen worden. Wij gaan het ontwerp van decreet dus goedkeuren, maar we vragen u om de aanbevelingen van onder andere de adviesraden ter harte te nemen en zeker verder te werken, daar waar er nog hiaten zijn en waar dat nodig is.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het werk dat we hebben verricht in de commissie Media om de Europese Audiovisuele Mediarichtlijn om te zetten, is een werk van lange adem geweest, omdat we met zijn allen, partijoverschrijdend, de ambitie deelden om die omzetting grondig voor te bereiden, om te proberen ons Mediadecreet future-proof te krijgen. De aanpassing waarover we vandaag stemmen, is volgens mij ook de belangrijkste in deze legislatuur. Dit moest eigenlijk al wel gebeurd zijn tegen 19 september van vorig jaar. We zijn dus eigenlijk zeven maanden te laat, maar beter iets later maar dan ook grondig.
Wat vandaag voorligt, is een ontwerp van decreet dat wij vanuit onze fractie kunnen steunen. We zijn immers niet over één nacht ijs gegaan. Eigenlijk zijn wij al in 2020 het hele parlementaire jaar in de weer geweest met hoorzittingen, met alle stakeholders, naar aanleiding van de nieuwe beheersovereenkomst, maar ook naar aanleiding van deze omzetting. We hebben iedereen gehoord: de VRT, de European Broadcasting Union (EBU), commerciële mediabedrijven, de reclamesector, iedereen. We hebben zelfs na de toelichting nog een extra hoorzitting georganiseerd, dus we hebben ons werk wel grondig gedaan, denk ik.
Het uitgangspunt was om te proberen onze mediawetgeving zo veel mogelijk ‘future-proof’ te maken in een medialandschap dat bijzonder sterk en snel verandert als gevolg van globalisering, digitalisering, convergentie en een sterk wijzigend mediagebruik. Het was dan ook nodig dat Europa de richtlijn van 2010 probeerde te herzien, en dat wij in Vlaanderen die oefening even grondig zouden doen.
Wat voorligt is volgens ons een goede omzetting die het ons medialandschap mogelijk maakt om die belangrijke uitdagingen in een geglobaliseerde context, althans voor korte termijn, misschien op middellange termijn, mogelijk te maken. Helaas, het is weinig wetgeving gegeven om voor de eeuwigheid ‘future-proof’ te zijn. De evoluties binnen de mediasector en de technologie gaan zo snel dat het beleid altijd achterop dreigt te hinken.
Ik heb het al vaak gezegd: eigenlijk had het onderscheid tussen lineair en niet-lineair gewoon opgeheven moeten worden. Dit voorstel van decreet had eigenlijk over media-inhoud moeten gaan. Wat wel positief is, is dat u hebt geprobeerd om dat onderscheid tussen lineair en niet-lineair zoveel mogelijk gelijk te schakelen, minister. We vragen ook aan OTT-spelers (over the top) om daarin te investeren. Dat is dus toch een zekere garantie dat dit Mediadecreet enkele jaren zal kunnen meegaan.
Maar in het licht daarvan zijn wij nog altijd voorstander van de voorbereiding van een grote schoonmaak in dat Mediadecreet. Ook de Raad van State heeft dat aangegeven. Zo kunnen we toch inspelen op snelle evoluties, want die aanpassingen zijn sinds 2009 altijd maar aanpassingen geweest, ik denk dat we er eens veel grondiger naar moeten kijken.
Er zijn voor ons een aantal belangrijke aspecten. Die wil ik nog even kort vermelden, en ik wil u ook vragen wat we daarin van u verwachten, minister. Ten eerste is er het min of meer flexibeler maken van de twaalfminutenregel. Momenteel kan er op dagbasis maximum 20 procent reclame worden gebracht, zodat er toch een bepaalde hygiëne op het vlak van reclame is. Immers, door het loslaten van het percentage per uur dreigen de reclamebrokken in primetime daardoor wel heel lang te worden. Ondanks het argument dat mediabedrijven wel wijs genoeg zijn om er zelf over te waken dat ze de kijkers niet gaan wegjagen door te lange reclameblokken, denk ik dat monitoring hier absoluut nodig is, om dat in de toekomst goed op te volgen.
We staan ook zeer positief tegenover de strengere houding van Vlaanderen ten opzichte van de minimumvereisten uit die richtlijn, onder andere voor de verstrenging van reclameregels voor kinderprogramma’s, de verplichtingen van OTT-spelers en de toepassing van de regels inzake productplaatsing voor influencers. Ook dat lijkt mij een belangrijke stap die we hier zetten.
Dan is er mediawijsheid, een stokpaardje voor velen in dit halfrond. Ook al krijgt het een prominentere plaats, toch denk ik dat we ook daar naar een specifiek, apart regelgevend kader moeten gaan voor mediawijsheid. Al jaren horen we in onze commissie van alle partijen dat we nood hebben aan een decretaal kader voor een mediawijsheidsbeleid, en ik denk dat we daar nu gewoon werk van moeten maken. Daarbij aansluitend willen we ook onze medewerking geven aan de verdere uitrol van het Nederlandse kijkwijzersysteem dat uw voorganger al voor de bioscoopfilms heeft ingevoerd. Dat zouden we verder moeten kunnen uitrollen.
De problematiek van zelfpromotie is naar voren gekomen naar aanleiding van de door de SBS bestelde studie uitgevoerd voor de VUB. Dat verdient volgens ons ook zeker verdere monitoring, zeker nu we via dit decreet zelfpromotie ook uitsluiten van de 20 procentregel voor commerciële communicatie.
We denken dat de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) die opdracht kan uitbesteden of opnieuw een steunpunt kan oprichten. Er zijn veel mogelijkheden. We kunnen de VRT en de andere zenders ook vragen hierover zelf te rapporteren. Het is belangrijk dat de zelfpromotie proportioneel blijft.
Ook de ‘due prominence’, in het Nederlands de ‘passende aandacht’ genoemd, is een belangrijk begrip in de Europese richtlijn. Het is goed dat met dit ontwerp van decreet een nieuw artikel in het Mediadecreet wordt ingevoegd dat de Vlaamse Regering toelaat de criteria en de maatregelen hiervoor vast te leggen. Hierdoor moet passende aandacht naar de televisiediensten van algemeen belang gaan. Hun zichtbaarheid en vindbaarheid moet worden gegarandeerd, want dat is een goede manier om pluralisme, vrijheid van meningsuiting en diversiteit te verzekeren. Minister, mijn fractie roept u op om op dat vlak snel initiatief te nemen. U moet dat doen in overleg met de sector en zodra dit is geïmplementeerd, moet u dat vooral goed monitoren.
Tot slot vind ik het jammer dat we in de commissie de kans hebben gemist om een stevige vuist tegen gokreclame te maken. Gokverslavingen verwoesten mensenlevens en gokreclame is een belangrijke trigger. We zijn het hier kamerbreed over eens en deze aanpassing had, conform de resolutie die we op het einde van de vorige legislatuur kamerbreed hebben goedgekeurd, een uitstekende aanleiding kunnen zijn om eindelijk werk te maken van een verbod op gokreclame. Ik heb hierover een drietal amendementen ingediend, maar ze zijn op basis van het bevoegdheidsargument weggestemd. Ik kan dat volgen, maar ik ben zeer positief met engagement van de meerderheid om, samen met de federale overheid, door middel van een samenwerkingsakkoord een kader te ontwikkelen om hier eindelijk werk van te maken. U hebt het al gehoord, mijn fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, zoals al is vermeld, hebben we hier in de commissie zeer grondig over kunnen spreken en dus zal ik het kort houden. Dit ontwerp van omzettingsdecreet biedt een aangepast instrumentarium om met nieuwe zaken in ons snel veranderend medialandschap om te gaan. Nieuwe spelers en nieuwe diensten krijgen een plaats in ons Mediadecreet en bepaalde bestaande regelingen worden verfijnd.
Het is ook een betere bescherming tegen schadelijke en strafbare inhoud. Dat is een goede zaak, maar we pleiten er altijd voor op te letten dat de vrije meningsuiting niet wordt beknot. Dat is soms een grijze zone en soms is het een moeilijke evenwichtsoefening. In die zin vinden we het een goede zaak dat videoplatformen geen mechanismen mogen ontwikkelen om bepaalde inhoud op voorhand te weren. Het is de zaak van de Vlaamse diensten om dat te bewaken. De co-regulering wordt als methode naar voren geschoven. De handhaving in samenwerking met de sector is volgens ons zeker ook een goede optie.
De heer Slootmans heeft het woord.
Voorzitter, net zoals in het Europees Parlement en in de commissie zullen we ons met betrekking tot dit ontwerp van decreet onthouden. Ik zal niet in extenso toelichten waarom we ons zullen onthouden, maar dat betekent niet dat ik mijn spreektijd niet volledig zal opgebruiken. De koffiekamer is open en ik heb alle begrip voor elk vluchtgedrag.
Ik begin met het kortste deel, namelijk de positieve aspecten, namelijk de investeringsverplichting inzake Europese productie, het level playing field voor lineaire en niet-lineaire diensten, het gehandhaafd verbod op commerciële onderbrekingen van kinderprogramma’s en de bescherming van minderjarigen voor schadelijke inhoud op lineaire en niet-lineaire diensten.
Het moet echter worden gezegd dat er naast die positieve aspecten ook een aantal zeer ernstige tekortkomingen en vraagtekens zijn. Dat is trouwens tijdens de hoorzittingen expliciet naar voren gebracht, niet in het minst door de Sectorraad Media.
Mevrouw Segers, ik begin met het artikel over de televisiereclame en de televisiewinkelspots dat u ook al hebt aangehaald.
We stellen vast dat, wat dat betreft, het ontwerp van decreet voortbouwt op wat hier vorig jaar al werd ingediend met betrekking tot televisiereclame en televisiewinkelspots. Men heeft toen die wetgeving zo gewijzigd dat de reclames tijdens primetime significant konden worden verlengd, door de wijziging van de door mevrouw Segers al aangehaalde twaalfminutenregel. Zij heeft al omstandig toegelicht wat dat juist inhoudt. Het gevolg daarvan is alvast dat je tijdens primetime een diarree aan reclame krijgt. Onze fractievoorzitter Chris Janssens heeft dat een klein jaar geleden bij het – toen – voorstel van decreet van, als ik mij niet vergis, mevrouw Brouwers omstandig toegelicht en daarvoor gewaarschuwd. Vanuit de meerderheid is toen gezegd dat het allemaal zo’n vaart niet zou lopen en dat het eigenlijk in het belang is van de commerciële spelers dat ze zelf geen ellenlange reclameblokken uitzenden aangezien ze daarmee toch kijkers zouden wegjagen.
Wat stellen wij minder dan een jaar later vast? Dat wij met onze waarschuwingen in overtreffende trap gelijk hebben gekregen. Dat heeft de minister trouwens bijna met zoveel woorden toegegeven in de commissie want hij heeft daar een aantal tellingen van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) aangehaald waaruit bleek dat er net geen sprake was van een verdubbeling en dat het dus wel meeviel. Dat ‘het dus wel meeviel’ vond ik bijzonder ongepast aangezien het bijna om een verdubbeling gaat. In die context wil ik de heer Keulen tegenspreken, die stelt dat het met de zelfregulering van de reclamesector al bij al wel meevalt.
Wij stellen nu bijkomend vast dat die flexibilisering toen werd goedgekeurd en dat zij nu, met dit ontwerp van decreet, nog bijkomend wordt versoepeld door onder andere reclame voor eigen programma’s en sponsorboodschappen niet te catalogeren als reclame, met als gevolg een nog grotere diarree – excuseer mij het woord – van reclame die wordt losgelaten op televisiekijkend Vlaanderen en met als contraproductief gevolg dat er minder lineair zal worden gekeken, en er op termijn minder advertentie-inkomsten zullen zijn, met als gevolg op korte en middellange termijn minder budget voor eigen content. Ik snap niet dat men niet inziet dat dit een bijzonder contraproductief effect zal teweegbrengen.
Minister, erkent u dat probleem? Hoe denkt u het aan te pakken binnen het kader van dit ontwerp van decreet, dat hier nu voorligt?
Wat betreft de vrijheid van meningsuiting, of beter gezegd de beknotting daarvan: mijnheer Vandaele blaft ter zake wel maar hij bijt natuurlijk niet want straks zal hij gewoon op het groene knopje drukken. We zagen dat daarnet ook al in het debat over de VRT. Het ontwerp van decreet stelt onder meer dat videoplatformdiensten passende maatregelen dienen te treffen ter bescherming van het algemene publiek tegen inhoud die aanzet tot geweld of tot haat jegens een groep of een lid van een groep. Nu, in se ondersteunen wij die bepaling. Niemand pleit voor het actief oproepen tot haat. Ook wij niet, laat daar niet de minste onduidelijkheid over bestaan. Maar de ervaring leert dat men toch zeer omzichtig moet omspringen met dergelijke definities aangezien de remedie vaak erger is dan de kwaal. Onze vrees is dat die bepaling wel eens aanleiding zou kunnen geven tot misbruik en bijkomend tot preventief censuurgedrag van de platformen, waarbij alle kritische bedenkingen bij immigratie, bij de nationaliteitswetgeving, bij de sociologische en demografische gevolgen van immigratie allemaal zouden worden gecatalogeerd.
Ik weet dat u mij daar niet gelooft of dat u het alleszins niet ernstig opneemt wanneer dat van onze fractie komt. Maar dat zeggen wij niet alleen, dat zegt ook onze voormalige minister-president Geert Bourgeois in De Tijd van 6 januari. Hij plaatste zelf grote vraagtekens bij een al te ijverige regulering van inhoud op internetplatformen. Ik citeer hem uitgebreid: “Met beperkingen op de uitingsvrijheid, zeker als we die aan private spelers overlaten, moeten we uiterst omzichtig omgaan.” “Het beste antwoord is kritisch burgerschap, woord en wederwoord, het tolerant respecteren van afwijkende meningen. Zelfs als die respectloos of beledigend zijn.” “Het risico op het overmatig verwijderen – censureren – van berichten mag in een rechtsstaat niet licht worden genomen. Zonder een vrij politiek debat kan een democratie niet zijn. Beeld u in dat een politieke meerderheid ‘omstreden’ berichten van de oppositie meldt als ‘illegaal’, in de hoop dat een platform die verwijdert uit vrees voor zijn aansprakelijkheid.”
En hij vervolgt: “Het voorstel legt een grote macht bij private spelers (de internetplatformen) om te oordelen over (il)legaliteit. Die beoordeling is allerminst zwart-wit. Wat is bijvoorbeeld illegale ‘haatspraak’? De uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bewijzen dat dat vaak niet eenduidig is. En wat met satire of spotprenten? (…) Binnen de rechterlijke muren vinden daarover zware discussies plaats. Discussies die moeilijk in te beelden zijn binnen de muren van bijvoorbeeld Facebook, dat zich over enorme hoeveelheden materiaal zal moeten buigen.
(…) Platformen zullen allicht met algoritmes aan de slag gaan om meldingen van gebruikers” – dat is allemaal bijzonder verregaand – “automatisch te behandelen. (…) Hoe een algoritme werkt en welke data werden gebruikt om aan te leren wat illegaal is, is cruciaal. Fundamenteel rijst de vraag of we een algoritme laten beslissen over de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting.”
Hij stelt verder: “Het is onaanvaardbaar dat voor het behandelen van de kwaal van de discriminerende taal, een beperking van de vrijheid van meningsuiting op de bijsluiter komt.”
Minister, ik denk dat we hier toch een redelijk onverdachte bron hebben die ons pleidooi en onze bezorgdheden wat betreft die vrijheid van meningsuiting maximaal ondersteunt en bevestigt, en toch ook bijzonder rode waarschuwingssignalen uitstuurt bij de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting zoals ze worden veruitwendigd in dit ontwerp van decreet. Ik verneem graag van u welke garanties u biedt dat dit onderscheid tussen enerzijds kritiek op een regering, op immigratie, op sociologische gevolgen van immigratie en anderzijds het aanzetten tot haat, altijd zal worden gemaakt. Welke initiatieven stelt u in het vooruitzicht om preventief censuurgedrag – want dat is het gevaar van de toekomst – te voorkomen?
In diezelfde context stellen wij vast dat algoritmes niet gezien worden als redactioneel werk. Dat is ook uitgebreid aan bod gekomen in de commissie. Dus, algoritmes zijn geen redactioneel werk. Ze worden zo niet aanschouwd, maar ze zijn dat in se natuurlijk wel, want een algoritme bepaalt wat de gebruiker aangeboden krijgt, te zien krijgt op zijn scherm of op zijn smartphone. Dat is ook een vorm van redactioneel werk. Vandaar de vraag, minister, of u hier nog initiatieven zult nemen die dit kunnen verfijnen. We zijn er ons van bewust dat dit uiteraard zeer complexe materie is, maar het gaat hier tot slot nog altijd over een vorm van vrijheid van meningsuiting die erg zou kunnen worden beknot als gevolg van deze regelgeving.
Dan wat betreft mediawijsheid. We hebben in commissie al aangegeven dat dit een bijzonder groot gapend gat blijft. U bent het daar niet mee eens. U zegt ook dat het Mediadecreet niet het juiste instrument is. Nu, dat het mediawijsheidsbeleid geïmplementeerd zou worden in een Mediadecreet, lijkt mij niet zo'n onzinnige gedachte. Ook de SARC vroeg dat trouwens tijdens de hoorzittingen. Ik denk dat u daar dus wel mee aan de slag moet.
Wat de beroepsmogelijkheden van de VRM, de regulator, betreft, stellen we een aantal zeer grote gemiste kansen vast. Zo was de omzetting van de richtlijn echt wel een opportuniteit geweest om de beroepsmogelijkheid tegen beslissingen van de VRM verder uit te werken. Nu is het zo dat men zich tegen de beslissingen van de VRM alleen kan wenden tot de Raad van State, maar dat blijkt ontoereikend. Dat is ook ontoereikend, aangezien de Raad van State zich enkel mag uitspreken over de vormelijke aspecten van de procedure en niet over de inhoudelijke.
In de commissie hebt u al geantwoord dat we daarvoor afhankelijk zijn van het federale niveau en dat er ter zake al overleg is gepleegd met minister van Justitie Van Quickenborne, maar dat een oplossing blijkbaar onmogelijk was binnen de vooropgestelde deadline, ondanks het gegeven – mevrouw Segers heeft het al aangehaald – dat we rijkelijk te laat zijn. De minister stelde in die context dat hij het verder zou opvolgen. We kennen die dooddoeners intussen. De vraag rijst natuurlijk waarom dit niet meteen is gebeurd. Men had met dit ontwerp van decreet toch een opportuniteit om dit op te lossen. Dus, waarom heeft men dat niet gedaan?
In diezelfde context een ander wijd open vacuüm, een gat, namelijk de afwezigheid van beroepsmogelijkheden tegen internationale videoplatformen. Daarvoor is de VRM op dit moment niet bevoegd. Minister, in commissie hebt u die specifieke vraag die door ons was gesteld, niet behandeld. Ik verneem dus graag of u daar alsnog op wilt antwoorden en welke probleemoplossende visie daarmee gepaard gaat.
Daarop voortbouwend is er ook het probleem van de schorsingsmogelijkheid van een televisiedienst, die wordt bepaald in artikel 6 van het ontwerp van decreet. Daarin staat dat – ik citeer – “bij herhaalde inbreuken de doorgifte van een televisiedienst kan worden geschorst wanneer de omroeporganisatie afbreuk doet aan de volksgezondheid of daarop een belangrijk en ernstig risico vormt.” Ook de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) heeft daarbij aangegeven dat die bepaling veel te ruim is en vatbaar voor interpretatie, want waar stopt dat? Gaat het dan over fysieke gezondheid, gaat het over mentale gezondheid, gaat het over psychische gezondheid? Als ik me niet vergis, is het voorbeeld gegeven dat als iemand een sigaret in de mond neemt op televisie, of dat dan ook afbreuk doet aan de volksgezondheid en dit ontwerp van decreet daar dan impact op zou hebben. Minister, ik verneem graag hoe u dat probleem zult voorkomen.
Wat ‘due prominence’ betreft: dat is zeer belangrijk. Het is een moeilijk woord dat niemand buiten de mediacommissie verstaat. Voor de Vlaamse mediasector hangt het er wat dit betreft wel van af, of is het zo belangrijk dat het bepaalt, of een programma al dan niet zal worden gezien. Artikel 7bis, dat hierover handelt, is bijzonder nietszeggend. Het stelt dat de lidstaten maatregelen kunnen nemen om passende aandacht voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen. Dus: maatregelen kunnen nemen.
Dat maakt het allemaal bijzonder onduidelijk en het maakt het mogelijk dat de regering stappen onderneemt zonder aan te geven of dat zal gebeuren, welke stappen dat dan zouden kunnen zijn en in welke richting die stappen dan zouden kunnen gaan. Ook de Raad van State heeft die opmerking trouwens gemaakt bij dit artikel, en die stelde dat het beter moest worden uitgewerkt, volgens welke specifieke doelstellingen dit dan moet gebeuren, en welke partijen die verplichtingen inzake ‘due prominence’ dan zullen worden opgelegd. Minister, graag ook nog een antwoord op deze vragen.
Dan nog iets heel kort over de territoriale bevoegdheden. Wat de territoriale toepassing van dit ontwerp van decreet betreft, zijn er nog altijd verschillende interpretaties mogelijk. In die context heeft de heer Meremans het voorbeeld gegeven dat wanneer een Nederlandstalige dienst vanuit Wallonië uitzendt, de vraag wordt gesteld of dat dan onder de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) valt, ja of nee. De minister heeft daarop geantwoord dat het Grondwettelijk Hof aangeeft dat het niet verplicht is om voor elke uitgevaardigde norm het territoriale toepassingsgebied te omschrijven. We stellen echter vast dat de Duitstalige Gemeenschap dat wel expliciet heeft gedaan door te verwijzen naar het zwaartepunt van de activiteiten. De vraag stelt zich waarom Vlaanderen een dergelijke definitie niet heeft ingebouwd in dit ontwerp van decreet. Tot daar mijn vragen en bedenkingen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, proficiat. Ik denk dat vandaag uw eerste grote ontwerp van decreet is geagendeerd. Het is een sterk werkstuk geworden dat we met de CD&V-fractie uiteraard met veel overtuiging zullen goedkeuren.
Het is een boutade, maar het is in deze coronatijden overduidelijk aangetoond: televisie is bijzonder belangrijk gebleken. We kijken allemaal enorm veel naar televisie, maar ook naar heel veel andere schermen en ook naar andere platformen dan de traditionele kanalen die we gewoon zijn. Het is dus ook hoog tijd geworden om de regelgeving aan te passen, zodat alle vormen van televisie dezelfde spelregels moeten volgen. Zo gaan we ervoor zorgen dat er ook eerlijke concurrentie komt tussen traditionele televisie; video-on-demanddiensten, zoals Streamz, Netflix, Disney+ enzovoort; en videoplatformen zoals Tik Tok, Instagram TV en YouTube.
Door de goedkeuring van dit ontwerp van mediadecreet zetten we daarvoor vandaag een belangrijke stap. Daarnaast wil dit nieuwe ontwerp van mediadecreet alle mediaconsumenten en dus zeker ook minderjarigen beter beschermen tegen gewelddadige, haatzaaiende en schadelijke content. In tijden van vals nieuws en hate speech is dit volgens onze fractie meer dan ooit belangrijk.
We zijn ook bijzonder tevreden met de strengere regelgeving voor reclame gericht op kinderen. Zo is er bijvoorbeeld het invoeren van het verbod op productplaatsing. Ook wordt het verbod op reclameonderbrekingen in kinderprogramma’s behouden. Dat was niet noodzakelijk volgens de richtlijn, dus u bent op bepaalde punten ook strenger geweest, ter bescherming van kinderen.
We bouwen ook verder op onze regelgeving inzake het tabaksreclameverbod. Dat wordt nu uitgebreid tot elektronische tabaksproducten. We zijn ook zeer tevreden met het engagement dat u bent aangegaan om in overleg te gaan met de federaal bevoegde ministers van Justitie en Volksgezondheid, en ook met de andere gemeenschappen, om, na overleg met de mediasector, een samenwerkingsakkoord af te sluiten met betrekking tot een verbod op gokreclame. Hopelijk lukt dat. Collega Segers heeft er ook al naar verwezen. Een dergelijk samenwerkingsverband is immers het meest solide juridische instrument om een sluitend reclameverbod voor gokproducten op te leggen. Het gaat immers om een ingewikkeld kluwen van bevoegdheden inzake volksgezondheid, handelspraktijken, consumentenbescherming, productnormen enzovoort. Dit nu even in het ontwerp van decreet gaan inschrijven had ons ongetwijfeld niet geleid tot waar we hadden gewild. Laten we dat dus goed doen, met een samenwerkingsakkoord.
Een aantal andere collega’s, ook collega Meuleman, hebben het al gezegd: na de goedkeuring van deze decreetswijziging is het werk echter niet af. Er zullen nog wijzigingen moeten komen. Wat dit ontwerp van decreet betreft, kijken wij in het bijzonder uit naar de implementatie die via coregulering zal gebeuren.
Ten eerste is dat voor dat classificatiesysteem voor de bescherming van minderjarigen. Met het oog op eenvormigheid en een duidelijke communicatie naar ouders en kinderen hopen we dat dat zal aansluiten bij hetgeen we vroeger al hebben gekend, de reeds bekende en gebruikte pictogrammen van Kijkwijzer en PEGI.
We hopen ook dat die passende criteria voor de ‘due prominence’-regels voor de vind- en zichtbaarheid van Vlaamse content én omroepen zo snel mogelijk worden uitgewerkt, bij voorkeur via coregulering en in overleg met de sector. Dat dat echter niet gemakkelijk is, daar is hier ook al naar verwezen.
Het zal, zoals ik al zei, zeker niet de ultieme wijziging van het Mediadecreet zijn. De evolutie in deze sector gaat immers bijzonder snel, veel sneller dan het wetgevend proces via de omzetting van Europese richtlijnen in onze Vlaamse decreten. We vermoeden dat de levensduur van deze AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) wellicht nog beperkter zal zijn dan de vorige, dus hoe future-proof deze decreetswijziging is, zal de toekomst uitwijzen.
We moeten ons daar echter niet door laten ontmoedigen. We hebben hier in dit parlement in het verleden bewezen dat we ook zelf een beetje een pioniersrol kunnen vervullen en met eigen regelgeving kunnen komen, dat we niet altijd richtlijnen vanuit Europa moeten afwachten. We hebben dat onder meer gedaan bij de invoering van de investeringsverplichting, de zogenaamde Netflixtaks, maar ik mag dat eigenlijk niet zo noemen, en ook omtrent signaalintegriteit, wat al iets langer geleden is. Collega’s, laten we dus, als bepaalde zaken zich voordoen, ook zelf initiatieven nemen.
Bij een volgende decreetswijziging zijn dit alvast de aandachtspunten van onze fractie. Er is de evaluatie en bijsturing van de stimuleringsregeling en de investeringsverplichting. We wachten ter zake nog op bevindingen en aanbevelingen van de vervolgstudie inzake audiovisueel beleid. Er is ook de evaluatie en bijsturing van het mediawijsheidsbeleid, na de doorlichting van het huidige Vlaamse mediawijsheidsbeleid. Of dat dan in dit decreet of in een apart decreet moet, of hoe we dat ook aanpakken, daarvoor wachten we nog eventjes af wat die doorlichting zal brengen. We denken dat er ook een actualisering van de regels met betrekking tot vrije nieuwsgaring nodig is, onder andere door het ontstaan van de sublicenties in het voetbal. Ten slotte, maar niet minder belangrijk, is er de grote schoonmaak van het hele Mediadecreet, zoals ook door de Raad van State wordt aanbevolen. Het is hier ook al gezegd. Minister, wij hebben uiteraard alle begrip voor uw keuze om op dit moment voorrang te geven aan de urgente omzetting.
We waren inderdaad al een beetje te laat, maar ik denk dat we nu nog net op tijd zijn om verdere problemen met Europa te vermijden, als we dit vandaag goedgekeurd krijgen. Dat dit urgent was, die omzetting van de Europese richtlijn, dat weten we allemaal.
Maar een grootscheepse, een zorgvuldige opruiming van ons Mediadecreet – en daarmee bedoel ik niet dat het helemaal weg moet –, inclusief ook bijvoorbeeld de afstemming met het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat zouden we deze legislatuur toch ook moeten kunnen aanvatten.
Wie durft nog het woord te vragen? (Gelach)
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, we hebben inderdaad een aantal maanden vertraging opgelopen, maar de kwaliteit van dit werkstuk is groot, en dat is te danken aan de goede voorbereiding op het niveau van de regering, maar zeker ook, collega’s, hier in dit parlement. We hebben heel grondig werk geleverd, met hoorzittingen en besprekingen, dus ik wil jullie ook bedanken. Illustrerend daarvoor is dat ook een aantal fracties van de oppositie dit steunen. Dat vind ik hoopgevend, waarvoor dank.
Dit is de meest ingrijpende aanpassing van het Mediadecreet in meer dan tien jaar, en dat was ook nodig. We hebben een heel sterk gewijzigd medialandschap, met het blijvende belang van lineaire televisie, maar ook met het niet-lineaire dat aan belang wint, onder andere met de videoplatformen. Het was hoogstnodig om ook het wetgevend kader daaraan aan te passen, wat hiermee ook is gebeurd. Dit is een grondige modernisering van het Mediadecreet, waarbij dat gelijke speelveld, dat level playing field, verder gerealiseerd wordt, met nagenoeg een gelijkschakeling van de regels voor lineaire en niet-lineaire televisiediensten en met een integratie van nieuwe zaken, zoals videoplatformen.
Er is ook aandacht – een terechte interventie van een aantal collega’s – voor zelf- en coregulering. Er is ook heel veel ruggenspraak geweest met de sector, onder meer via onze adviesraad. Ik denk ook dat er daar grote appreciatie is voor de maatregelen die hier worden voorgesteld.
Het is natuurlijk een Europees kader, wat betekent dat je voor een deel ook gebonden bent door Europese afspraken, maar het gaat wel over een miniharmonisatie. Er zijn inderdaad een aantal beslissingen genomen om verder te gaan dan die Europese regels, bijvoorbeeld als het gaat over de bescherming van minderjarigen. Ik denk dat dat ook een belangrijk signaal is van dit parlement.
We hebben een grondige bespreking gehad, collega’s, in het parlement, dus ik zal niet ingaan op alle elementen en vragen die hier nog eens naar boven gekomen zijn. Mediawijsheid is aan bod gekomen in de interventie van een aantal collega’s. U weet dat dat een topprioriteit is van mij als minister van Media, maar ook met mijn petje van Jeugd, alsook van mijn collega’s in de regering. Dit is werkelijk een transversale en heel belangrijke doelstelling. Of het nu gaat over Onderwijs, Welzijn, Gelijke Kansen of Lokaal Bestuur, mediawijsheid is ongelooflijk belangrijk. Het gaat niet alleen over hardware, wifi en 5G, maar ook over de nodige kennis en capaciteiten om met die digitale toepassingen om te gaan, om goed met ‘social media’ om te gaan. Of de decretale verankering daarvan in dit Mediadecreet daar veel aan bijdraagt, daar is discussie over. Wij hebben ervoor geopteerd om dit hier niet te doen. Dit is niet de toegevoegde waarde die we zochten. We willen dat vooral in het reële beleid, met de extra middelen die we hebben geïnvesteerd in mediawijsheid de komende jaren.
Er is ook gesproken over de grote schoonmaak die nog moet gebeuren. Dit is de eerste en belangrijkste wijziging van het Mediadecreet deze legislatuur, naast die kleine wijziging van de reclameregels, via een voorstel van decreet dan, maar we gaan die schoonmaak zeker ook nog doen, samen met een aantal andere wijzigingen. Dat is dus heel terecht.
Wat die liberalisering betreft: collega Slootmans, u hebt heel wat vragen uit de commissie herhaald. Ik zou wel willen vragen om, als u citeert, dat in de juiste context en correct te doen, zeker als het gaat over een gewezen minister-president. Als lid van de Vlaamse Regering heb ik daar uiteraard heel veel respect voor. Zijn opmerkingen waren natuurlijk in het kader van een Europees initiatief dat nog ter bespreking voorgelegd moet worden. Hier spreken we over een ontwerp van decreet dat hier wordt goedgekeurd. Ik denk dat u dat correct moet weergeven.
Ook als u mij citeert, doe dat dan alstublieft op een juiste manier. Het ging over de liberalisering van de zogenaamde 12 minutenregel voor tv-reclame.
Ik ga toch even verwijzen naar het verslag van wat ik gezegd heb, want ik vond de wijze waarop u dat citeerde zeer onjuist en eenzijdig. “De VRM stelt vast dat er wat geschoven wordt met het aandeel per uur uitgezonden reclame ten opzichte van voordien, zoals ook de bedoeling was van de versoepeling. Soms is er sprake van enkele minuten bovenop de vroeger toegestane limiet van twaalf minuten, maar het gaat zeker nooit om bijvoorbeeld een verdubbeling. Het valt met andere woorden allemaal heel goed mee. De VRM heeft eenmaal een uitspraak gedaan toen ze een schending heeft vastgesteld, maar de gevreesde al te serieuze impact op het reclameaandeel in primetime is vooralsnog geen bewaarheid geworden. Minister Dalle concludeert dat de decreetsaanpassing haar doel bereikt, maar niet voorbijschiet.” Dus alstublieft, als u citeert, doe dat op een correcte manier.
Er zijn nog een aantal andere opmerkingen gemaakt, maar ik denk dat het meeste behandeld is in de commissie. Ik wens iedereen te danken voor het grondige werk en ik denk dat we hiermee een belangrijke stap hebben gezet, maar het werk is nog lang niet af. Heel veel dank.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 644/1)
Minister Dalle heeft het woord.
De diensten van het parlement hebben mij nog gewezen op twee technische fouten in het ontwerp van decreet. In artikel 6 moet de inleidende bepaling vervangen worden door: "Aan deel III, titel II, hoofdstuk I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 40/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:". En in artikel 24, 1°, artikel 46, 2°, en artikel 54, 3°, moet het woord "telkens" nog worden ingevoegd, om aan te duiden dat de vermelde woorden en zinsneden meer dan eenmaal moeten worden toegevoegd en vervangen. Ik vraag aan jullie om met deze technische correcties in te stemmen.
Dat is voor iedereen in orde? (Instemming)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 5.
Er is een technische correctie op artikel 6.
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 7 tot en met 23.
Er is een technische correctie op artikel 24.
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 25 tot en met 45.
Er is een technische correctie op artikel 46.
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 47 tot en met 53.
Er is een technische correctie op artikel 54.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het ontwerp van decreet houden.