Report plenary meeting
Report
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, voorbije zaterdag liet Black Lives Matter weer van zich horen, met een explosie van geweld tot gevolg. In Luik werden een politiekantoor en tientallen agenten aangevallen en werden winkels geplunderd. 36 agenten raakten gewond, 9 van hen moesten zelfs naar het ziekenhuis voor behandeling. In de media werden de daders omfloerst ‘jongeren’ of ‘heethoofden’ genoemd, terwijl het gewoon om honderden allochtone en extreemlinkse relschoppers ging. Het antifageweld van de ‘Black Lives Matter’-betogingen in Amerika wordt gewoon gekopieerd naar dit land.
Er is nog een steeds terugkerend gegeven. Terwijl de keetschoppers luidop ‘black lives matter’ roepen, blijkt het plunderen van dure merkwinkels er toch nog altijd net iets meer toe te doen: diefstal in naam van de antidiscriminatie.
De voorbije dagen hoorden we er weinig of niets over in de media. Ook de usual suspects die normaal ten tonele verschijnen wanneer pakweg een stoute jongen een foute post op de sociale media plaatst, waren in geen velden of wegen te bespeuren. Geen verontwaardiging bij Bart Somers, geen oproep tot strafrechtelijke vervolging door Vincent Van Quickenborne, en zelfs geen nietszeggende oproep tot harde aanpak door Annelies Verlinden. Het is in dit land altijd weer hetzelfde liedje: rechts wordt met een vergrootglas bekeken en voor links sluit men de ogen. Black Lives Matter is blijkbaar heilig, want de organisatie is zowaar – o ironie! – genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede, terwijl ze keihard aangepakt zou moeten worden omdat ze altijd weer oproept tot geweld, en zelfs geweld pleegt.
Ik heb dan uw liberale geestesgenoot, MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez, dit weekend gehoord. Hij sprak naar aanleiding van die rellen in Luik over ‘racaille’: uitschot, tuig.
Minister, trekt u dezelfde conclusie als de Franstalige liberale partijvoorzitter? Bevestigt u dat die zogenaamde antiracismebewegingen gekaapt zijn door georganiseerde bendes? Want ook hier in Vlaanderen is Black Lives Matter actief. Worden de activisten van Black Lives Matter aangepakt in het kader van uw antiradicaliseringsbeleid?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik dank u voor uw vraagstelling.
Eerst en vooral speelden de feiten zich niet af in Vlaanderen – we zitten hier in het Vlaams Parlement –, maar in Wallonië.
Ten tweede zegt u dat u geen reactie hebt gehoord. Normaal volgt u zeer goed mijn socialemediaoptreden. Ik heb onmiddellijk dezelfde dag heel duidelijk gemaakt dat “geen enkele boodschap geweld rechtvaardigt tegen ordediensten en plundering. Daders snel oppakken en vervolgen, zoals bij hooligans en andere relschoppers”. Dat is ook mijn innige overtuiging. Er is niets dat plundering rechtvaardigt, niets dat geweld tegen privé-eigendom van mensen rechtvaardigt, en zeker niets dat geweld tegen politiemensen rechtvaardigt die hun job aan het doen zijn. Daar kan men alleen maar kordaat en streng tegen optreden. Dat is mijn vaste overtuiging. Dat is noodzakelijk in dezen.
In uw vraagstelling hebt u gezegd dat ik in commissie heb gezegd dat we niet iedereen op één hoop mogen gooien. Dat is evident zo. Mensen die zich inzetten tegen discriminatie en vóór een samenleving gebaseerd op gelijkheid, mogen we niet op één hoop gooien met deze geweldplegers. Alle mensen criminaliseren die zich voor deze zaak inzetten, is volgens mij fout.
Black Lives Matter heeft de dag zelf onmiddellijk afstand genomen van het geweld. Op sociale media hebben ze expliciet gezegd: “De relschoppers hebben niets te maken met ons en onze legitieme strijd.” Maar ik vraag me wel af of deze organisatie zich niet meer moet bezinnen en zich moet afvragen hoe ze beter kan voorkomen dat relschoppers en criminelen haar acties misbruiken, of ze niet moet zoeken naar andere wegen en actiemiddelen om haar punt te maken en te wegen op het maatschappelijk debat. Want, inderdaad, we zien te vaak dat acties en initiatieven gekaapt worden, dat de naam Black Lives Matter gekaapt wordt in manifestaties die eigenlijk niet meer zijn dan relschopperij. Dat is onaanvaardbaar. Want een van de slachtoffers in Luik, naast de politieagenten die geagresseerd zijn, naast de eigendommen die beschadigd zijn en naast de winkeliers die slachtoffer zijn geworden, is eigenlijk ook de strijd tegen discriminatie. Die is daar ook slachtoffer geworden. Dat is een contraproductieve situatie.
Mijn antwoord is heel helder: men moet politioneel strafrechtelijk optreden tegen die geweldplegers. Men kan dit niet aanvaarden. De organisatie moet zichzelf een aantal vragen stellen over hoe ze optreedt, hoe ze zich beter kan beschermen tegen extremisten, tegen geweldplegers en ze moet nadenken over het inzetten van andere instrumenten om haar punt te maken dan betogingen die steeds uitlopen op rellen en steeds gekaapt en misbruikt worden door relschoppers, vandalen en mensen die zich crimineel gedragen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de vaststelling blijft dat u altijd met twee maten en twee gewichten meet. Waar is dezelfde furie van Bart Somers als bij wanneer het bijvoorbeeld gaat over een rechtse jongen, een Vlaamsgezinde man of vrouw die ergens op sociale media iets post waarvan u zegt dat het niet door de beugel kan? Dan bent u hier furieus. Als het gaat over het plegen van geweld, over het hard aanpakken van politieagenten in Luik, over het plunderen van winkels, dan gaat u minimaliseren en vergoelijken, en dan zegt u zelfs dat die mensen van Black Lives Matter zelf het slachtoffer zijn van het geweld dat daar in hun naam gepleegd wordt.
U hebt onlangs gezegd dat u, in het kader van de bestrijding van gewelddadig extremisme, nog maar eens meer belastinggeld zult inzetten, onder meer naar aanleiding van de onthoofding van de leerkracht Paty in Frankrijk, maar ook vanwege uw altijd terugkerend stokpaardje: het rechts-extremisme. Omdat we zien dat hier in dit land het links-extremisme het probleem is, wil ik u vragen om te doen wat u moet doen in uw bevoegdheid inzake de bestrijding van gewelddadig extremisme: zorg ervoor dat Black Lives Matter, en het extreemlinkse geweld van die beweging, uit Vlaanderen wordt gehouden.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik denk dat uw antwoord het juiste is. Drie insteken.
Ten eerste, er is een grondwettelijk recht dat betogen, demonstreren waarborgt. Ook daar moeten we erop letten dat we het kind niet met het badwater weggooien.
Ten tweede, alles wat te maken heeft met vernielzucht, plunderingen en vandalisme kan nooit door de beugel. Privé-eigendommen moeten worden beschermd. Daders moeten worden opgespoord, vervolgd en berecht.
Ten derde – en dat is origineel in uw antwoord – moet Black Lives Matter beginnen na te denken over haar acties en het voorkomen van kapingen van zulke acties. Telkens achteraf moeten uitleggen ‘dat hebben we niet bedoeld, wir haben es nicht gewusst’, doet natuurlijk aan de grond van de zaak absoluut geen goed. Dat is ook hun volle verantwoordelijkheid.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Er is geen excuus voor geweld, nooit. Dat soort plunderingen en vernielingen is compleet onaanvaardbaar. Wij veroordelen die rellen in Luik op alle mogelijke manieren.
Minister, u hebt gelijk, u zei dat het wel vaker dezelfde relschoppers zijn die goedbedoelde manifestaties verstoren en die elke gelegenheid aangrijpen om amok te maken en de boel kort en klein te slaan. Ik vraag me toch altijd af: die moeten toch bekend staan bij de politie. Daar moeten toch lijsten van bestaan. Zult u uw federale collega daarop aanspreken om ervoor te zorgen dat lokale besturen, ook in Vlaanderen – want dat maken we hier ook mee – beter op de hoogte zijn van wie die mensen zijn, zodat de lokale politie heel gericht kan ingrijpen op het moment dat dat soort amokmakers bij wijze van spreken nog maar een voet uit het station zet wanneer er manifestaties worden georganiseerd?
De heer van Miert heeft het woord.
Collega's, streng genoeg vooroordelen, dat kunnen we niet. Die strengheid is er niet voor zulke zaken die er nu weer zijn gebeurd. Het vernielen van een hele binnenstad is gewoon een pure schande. Als burgervader van een kleine centrumstad kan ik vandaag niet anders zeggen dan: van de flikken, van de politie blijf je af.
Het getuigt toch weer van een flinke dosis cynisme dat de betoging om politiegeweld aan te klagen, voor de zoveelste keer ontaardt in geweld tegen diezelfde politie. We willen allemaal werk maken van een maatschappij waarin racisme en discriminatie geen plaats kennen. Dat is een legitieme strijd, maar samen met jullie stel ik vast dat elke betoging van Black Lives Matter steeds weer ontaardt in dezelfde veldslag tegen de politie en de vernieling van eigendommen van bewoners en ondernemers.
Minister, ik deel uw oordeel. Als ze dat zelf niet in de hand hebben, als er signalen zijn dat die beweging verder ontaardt in een gevaar voor onze samenleving, dan hoop ik dat we vanuit het Belgische niveau, maar ook vanuit de preventieve rol van Vlaanderen gezamenlijk acties ondernemen om daar heel adequaat tegen op te treden.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Er zijn heel wat winkels vernield, er zijn zelfs winkeliers die gezegd hebben dat ze hun klanten in veiligheid hebben moeten brengen in de winkel omdat de rellen zo hevig waren. Er zijn 36 agenten gewond bij deze rellen.
Geweld bij betogingen is totaal onaanvaardbaar, ongeacht van wie het komt en ongeacht wat het motief is. Ik heb me evenzeer gestoord aan de relschoppers als aan degenen die daarna die rellen zijn komen vergoelijken. Laat dit duidelijk zijn: aan beiden heb ik mij in dezelfde mate geërgerd.
De aanleiding voor deze betoging was een hardhandige arrestatie. Ik begrijp dat het parket het onderzoek daarover voert. Ik vind het een goed initiatief van de Luikse politie om te werken met bodycams om de waarheid goed aan het licht kunnen brengen en om de zaken goed te kunnen controleren.
Het belangrijkste is dat men al die relschoppers met videobeelden nu in beeld brengt, identificeert, oppakt en straft. Dat is wat we nu moeten doen, zodat we een goed beeld kunnen hebben van over wie het gaat en hoe we in de toekomst die rellen beter kunnen voorkomen dan ze te moeten genezen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega Janssens, ik denk dat ik net het omgekeerde doe van wat u suggereert. Ik kijk niet naar de afkomst van het geweld, ik veroordeel het altijd en overal en steeds even duidelijk. In een democratische samenleving heeft men het recht te manifesteren, op te komen voor bepaalde ideeën, maar wanneer men denkt dat men geweld kan gebruiken en geweld legitiem vindt, ofwel om ideeën te ondersteunen, ofwel om te plunderen en zaken te vernielen, dan is dat totaal onaanvaardbaar. Daar moet men streng tegen optreden.
Ik heb twintig jaar lang de verantwoordelijkheid gedragen over een politiekorps, en mijn stad stond bekend als een stad die kordaat en streng optrad tegen elke vorm van geweld. Zo hoort het ook. Daarin dus geen onderscheid.
Mevrouw Goeman, op dit moment is er in het federale parlement, in de Kamercommissie, ook een debat hierover bezig. Daar is de minister van Justitie aan het antwoorden in dezelfde lijn, denk ik. Hij neemt deze zaak ook heel ernstig. Het is natuurlijk hun verantwoordelijkheid aan de overkant van deze straat om daarover het debat te voeren, ook in diezelfde geest.
Mijnheer Van Rompuy, uw politionele bedenkingen en beschouwingen onderschrijf ik eigenlijk volledig. Wat u zegt over de werking van de politie, opnieuw vanuit enige praktijkervaring, is de juiste weg, maar spijtig genoeg zijn dat niet onze bevoegdheden, zijn dat bevoegdheden die vandaag nog federaal aanwezig zijn en daar worden uitgeoefend. Dat is dus eigenlijk een debat dat in wezen daar moet worden gevoerd, maar ik heb alle begrip en ook heel veel sympathie voor wat u daarover zegt.
Ten slotte nog dit. Wij voeren een deradicaliseringsbeleid. Dat deradicaliseringsbeleid richt zich niet op criminelen. Ik wil geen geld besteden om criminelen te deradicaliseren. Mensen die criminele feiten plegen, die stelen, mensen aanvallen, slagen en verwondingen toedienen vanuit een crimineel oogmerk, die moeten gewoon strafrechtelijk worden aangepakt. Die verdienen te worden veroordeeld en te worden gestraft op basis van het strafrecht. Daarvoor dient een deradicaliseringsbeleid niet.
Een deradicaliseringsbeleid concentreert zich op mensen die denken dat zij geweld als legitiem mogen beschouwen om hun maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Ter zake hebben wij een sterk beleid ontwikkeld, federaal en Vlaams, vertaald in lokale integrale veiligheidscellen, waar die mensen worden opgevolgd, politioneel waar nodig, preventief waar mogelijk, soms met samenspel van de twee, om te verhinderen dat mensen daadwerkelijk geweld gaan beginnen te gebruiken. Dat is een beleid dat ik als minister steun en waar ik sterk in geloof, en dat ook internationaal als een goed beleid wordt beschouwd, waar politiediensten vragende partij voor zijn, waar het parket en de Staatsveiligheid absoluut op inzetten.
In dat beleid maken wij geen onderscheid tussen links-extremisme, rechts-extremisme of religieus geïnspireerd extremisme. Indien er dus mensen zijn die vinden, vanuit hun frustratie, vanuit een ideologisch denkkader, om welke reden ook, dat ze zich mogen verschuilen achter discriminatie en racisme om geweld te gebruiken, dan maken die mensen onderdeel uit van het deradicaliseringsbeleid. Ze zullen op dezelfde manier worden opgevolgd als iemand die dat doet vanuit een rechts-extremistisch ideeëngoed of vanuit een religieus geïnspireerd ideeëngoed. Het is evident dat wij daar geen onderscheid in maken. Dat is de aanbeveling van de Staatsveiligheid, dat is de benadering van het Vlaamse beleid, en op die manier kunnen we daadwerkelijk vanuit het preventieve luik een steentje bijdragen tot de veiligheid van de samenleving.
Maar nogmaals en heel duidelijk: mensen die geweld hebben gepleegd, die winkels afbreken, die politieagenten aanvallen, dat zijn geen mensen die we met een preventief beleid moeten opvolgen. Dat zijn mensen die vanuit een strafrechtelijk perspectief moeten worden opgevolgd. Het is natuurlijk belangrijk om dat steeds voor ogen te houden. Dat is het verschil. We mogen inderdaad heel duidelijk geen onderscheid maken naargelang vanwaar het komt, mogen niet in de val van het wij-zij-denken trappen. Ik denk dat ik dat niet doe als minister, maar dat sommige anderen soms de neiging hebben om op een eendimensionale manier naar deze problematiek te kijken. In een democratische rechtsstaat is het de plicht van elke democraat om de rechten van iedereen te verdedigen, en dat begint ook bij de veiligheid van de mensen, bij de veiligheid van het eigendomsrecht en bij de veiligheid van hen – in de politie en op andere plaatsen – die borg moeten staan voor de rechtsstaat. Die mensen voor ogen houdend, moeten we dat op een consequente manier doen, zonder ideologische verblinding.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister Somers, met uw verontwaardigingsdiscrepantie valt u toch keer op keer door de mand. Uw antiracismebetoog en het feit dat u zegt dat het antiracisme vandaag zelfs het slachtoffer is van de rellen in Luik, vind ik onvoorstelbaar. U bent wat mij betreft geen minister van Integratie. U bent geen minister die het gewelddadig radicalisme wil aanpakken. U bent, en dat blijkt uit al uw tweets en uw toespraken aan journalisten en dergelijke meer, vooral minister van Vlaams Belangbestrijding.
U probeert via uw ministerambt een rechtse oppositiepartij te viseren. En voor het echte geweld, het echte extremisme in onze straten en wijken blijft u blind. Dat past niet in uw frame. Ik kan het daarom niet begrijpen dat de N-VA uw partij de minister van Inburgering heeft laten kapen, dat ze u die post heeft laten innemen. Het wordt tijd, denk ik, dat de minister-president u eens tot de orde roept, u vraagt om te focussen op het beleid en op het aanpakken van echte radicalisering en van gewelddadige radicalisering, zodat u eindelijk eens van uw dwangstoornis afraakt om alles wat rechts en Vlaamsgezind is, aan te pakken, en alles wat links en multicultureel is, goed te praten en te minimaliseren, zelfs geweld. Ik vind dat onvoorstelbaar, minister Somers. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.