Report plenary meeting
Report
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, afgelopen vrijdag werd er, na een toch wel intensief participatief traject en vele onderhandelingen en besprekingen tussen burgemeesters en interventies van gouverneurs, dan toch een eindnota voorgelegd door de Vlaamse Regering over het strategisch project regiovorming. We kunnen stellen dat dit eigenlijk het startschot is van een kleine interne Vlaamse staatshervorming. We willen daarbij zeker geen nieuw bestuurlijk niveau creëren maar eerder de verrommeling tegengaan en zeker de wildgroei aan vele intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. De zeventien regio’s liggen nu vast, minister, al moet er in het oosten van het land misschien nog wel enige tuning en bijschaving gebeuren. Collega’s, na die nota van afgelopen vrijdag voel ik dat er toch wel goesting is – om het met een mooi Vlaams woord te zeggen – op het lokale niveau om met dit nieuwe gegeven aan de slag te gaan.
Minister, ik denk dat het vervolgtraject ook heel belangrijk zal zijn. De focus van mijn vraagstelling ligt dan ook op de impactanalyse, waarvan ook sprake is in de nota van de Vlaamse Regering, van de Vlaamse bevoegdheden opdat die Vlaamse afbakeningen en de decretale onderbouw daarvan in afstemming komen met dit hele proces. Diezelfde oefening zal ook moeten gebeuren bij de federale collega’s.
Minister, ik heb een concrete vraag aan u. Welke verdere stappen zult u de komende maanden zetten opdat die referentieregio’s effectief een referentie zullen worden met betrekking tot Vlaamse en federale regionale afbakeningen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, ik dank u voor deze vraag omdat ik inderdaad geloof dat de beslissing die vrijdag genomen werd in de ministerraad, voor Vlaanderen een heel belangrijke beslissing is. Ik heb gesproken over een interne Vlaamse staatshervorming. Het is ook mijn vaste overtuiging dat we met deze stap – een eerste stap in een heel traject, maar een fundamentele en onomkeerbare stap – werk kunnen maken van de decennialang gegroeide verrommeling op het bovenlokale niveau, waardoor er heel veel onduidelijkheid en inefficiëntie was ontstaan. Deze hervorming heeft drie doelen: eerst en vooral sterkere lokale besturen, ten tweede meer democratische controle en transparantie, en ten derde minder structuren en minder mandaten.
We gaan drie zaken doen. Eerst en vooral is er de timing. De Vlaamse Regering heeft de ambitie om tegen 2025 al haar samenwerkingsverbanden, of een maximaal aandeel van die samenwerkingsverbanden, te herorganiseren op basis van deze regiokaart. We willen daar zelf het voorbeeld in geven. Dan gaan we met de federale overheid praten. Minister-president Jambon en ikzelf zullen contact zoeken met de federale collega’s met de vraag om ook hun structuren aan te passen aan deze kaart. Van de lokale besturen vragen we tegen 2031 – op iets langere termijn dus – een inspanning om hun structuren hierop af te stemmen. Ten slotte installeren we een burgemeestersoverleg.
Het tweede wat we doen, is het ondersteunen van de lokale besturen door het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing en het Labo Regiovorming. We hebben in de schoot van de Vlaamse administratie ook een werkgroep die elke stap opvolgt.
Ten slotte – niet onbelangrijk – is het ook ons uitgangspunt dat we geen keizer-koster willen zijn. We willen de lokale autonomie, de lokale kleinschalige samenwerkingsverbanden, absoluut niet hypothekeren. We willen de kans geven aan lokale besturen om op subregionaal niveau ook nog een aantal dingen samen te doen. Er zijn een aantal zaken die buiten de scope vallen. We gaan daar het volgende principe toepassen: pas toe of leg uit. Er is de mogelijkheid om voor bepaalde structuren, die een echt sterke werking hebben maar die niet echt in die regiokaart passen, een goed beargumenteerde nota voor te leggen aan de Vlaamse Regering. We gaan daar zeer restrictief in zijn. We gaan niet alles toelaten. Maar ik denk dat we, met deze operatie, echt een reuzenstap vooruit kunnen zetten in het vereenvoudigen van alle structuren die vandaag bestaan in Vlaanderen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister, en de intenties die u daarin duidelijk aangeeft. Ik gebruikte daarstraks het woord goesting, maar misschien kan ik net als u het woord ambitie gebruiken. Ik voel in ieder geval in de regio waar ik werkzaam ben, dat er echt wel de ambitie is om hier iets mee te doen. Meer dan de fusies, waar we als Vlaamse overheid ook naar kijken, beschouwt men de intensiteit van die samenwerkingen binnen die regio toch wel als een mogelijkheid om efficiëntiewinsten te boeken, om een win-win te zoeken.
Minister, ik denk dat het belangrijk is om het traject warm te houden, ‘au bain-marie’ te houden, zodat de beweging die we hebben ingezet, niet stokt. We moeten misschien toch wel behoedzaam zijn om geen grote verschillen te creëren tussen de verschillende regio’s in de snelheid van vorderen. Ik kijk in ieder geval uit – waarschijnlijk samen met u, minister – naar het debat waar we in detail verder een en ander kunnen bediscussiëren en bespreken, aanstaande dinsdag in commissie. Ik dank u in ieder geval voor uw antwoord.
De heer Tobback heeft het woord.
Het woord is hier al een paar keer gevallen, maar de Vlaamse Regering heeft zich hier inderdaad perfect geplaatst in de traditie van de Belgische staatshervormingen. Ze is begonnen met een flou idee over beter bestuur. Dat idee is dan langs alle heilige huisjes van de bestuurspartijen gepasseerd, en we eindigen dan met een nieuw bestuursniveau, waarvan niemand goed weet wat het precies moet doen of hoe het precies zal functioneren. Op dat vlak is de term van collega Van Miert goed gekozen. Maar ‘goesting’ is misschien toch wat overdreven als ik de commentaar bij heel wat lokale bestuurders en burgemeesters hoor over het gebrek aan democratische inslag van heel dit nieuwe bestuursniveau. Want verkozen is het in ieder geval op geen enkele manier. De goesting is daardoor ook heel klein bij nogal wat lokale besturen.
Minister, ik had namens mijn fractie toch graag gehoord hoe u denkt iets te doen aan het ontbreken van iedere democratische legitimiteit van dit nieuwe bestuursniveau, en bijgevolg ook de vrij grote wantrouwigheid daartegenover bij nogal wat lokale bestuurders. Ik dank u.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, we zitten in een tijdperk van verandering, en dat heeft ook zijn weerslag op onze lokale besturen. Daar moeten we dan ook met een open vizier naar durven te kijken. Ik denk dat mijn partij daar al de aanzet toe gegeven heeft, door in de vorige legislatuur resoluut de lead te pakken met de fusieoperaties die in Vlaanderen gebeurd zijn en die geslaagd zijn.
Maar nu we zitten dus in deze oefening, waar inderdaad wat inspraak is geweest, maar waar toch ook een aantal vragen bij zijn. Ik stel mij bijvoorbeeld vragen over de stap die in Limburg is gezet. Daar was er één regio, en daar zijn er ook al voorbeelden van samenwerking op dat vlak. Er is daar ook een grote gedragenheid, en toch verschenen er te elfder ure drie regio’s. U kunt daar straks misschien iets meer over vertellen.
Ik denk ook dat we het erover eens zijn dat een regio geen doel is maar een middel, minister. Hoe zult u, naast de inspanningen die u opgesomd hebt qua ondersteuning en de wettelijke richtlijnen die gelden, de gemeenten triggeren om voluit aan de slag te gaan met die regio’s?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, eerst en vooral vinden wij de doelstelling die u naar voren hebt geschoven, een goede doelstelling. Het is hoog tijd dat Vlaanderen eindelijk de verrommeling aanpakt en zorgt voor een versterking van de lokale democratie en transparantie. Maar met de beslissing die de afgelopen maanden en afgelopen vrijdag genomen is, zijn we toch wel heel bezorgd. We schuiven het ten eerste op de lange baan, en ten tweede is er geen draagvlak – collega Tobback verwees er al naar. Ten derde dreigen we gewoon een extra overlegorgaan of een extra beleidsniveau te creëren.
Want er zijn drie problemen. Een eerste probleem gaat over de Vlaamse samenwerking die u wilt aanpassen aan dat regioniveau. Ondertussen heeft minister Diependaele in de commissie al verklaard dat dat voor hen niet geldt; zij gaan dat niet doen. Ten tweede zijn er die tweeduizend intercommunales. U zegt die zich binnen tien jaar zouden moeten hebben aangepast. Het is dus niet deze Vlaamse Regering die dat oplost, en ook niet de volgende, maar de Vlaamse Regering daarna, die daar eventueel een antwoord op zal geven. Het derde probleem en het grootste taboe – het spijt mij, collega Bothuyne – zijn de provincies.
U bedoelt collega Ceyssens.
Collega Ceyssens, mijn excuses, nu zie ik het. De provincies, dat is het taboe in de Vlaamse Regering waarover natuurlijk niet mag worden gesproken.
Onze fundamentele vraag is hoe u kunt garanderen dat deze beslissing op korte termijn zal leiden tot meer democratie en meer efficiëntie.
De heer Buysse heeft het woord.
Los van het feit dat onze fractie ook betreurt dat van deze regiovorming geen gebruik werd gemaakt om het exitscenario voor het provinciale bestuursniveau uit te tekenen – dat is trouwens een piste waarvoor in dit halfrond een parlementaire meerderheid bestaat – mis ik in dit akkoord vooral engagementen om de controlerechten van de lokale mandatarissen uit te breiden. Op dit ogenblik is het voor lokale gemeenteraadsleden al zeer moeilijk om zich tijdig en grondig te informeren over de werking van de bestaande intercommunales, en al zeker wanneer men tot de oppositie behoort.
In de regeringsnota lees ik wel het een en ander. Een dossier uit een samenwerking kan bijvoorbeeld eerst besproken worden in een gemeenteraad, en er kan een consequente terugkoppeling vanuit het burgemeestersoverleg naar de gemeenteraad worden opgezet. Maar enkel die mogelijkheid creëren is niet voldoende voor ons. Daarom luidt mijn duidelijke vraag: hoe zult u het controle- en vraagrecht van de gemeenteraadsleden ten aanzien van die samenwerkingsverbanden decretaal uitbreiden? Ik dank u.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag sluit aan bij wat een aantal anderen al hebben gezegd. Het gaat om de democratische legitimatie. Er wordt nagedacht over de overbrenging van bepaalde bevoegdheden van de provincies naar de regio’s, maar er is natuurlijk een verschil. Onze verkozenen in de provincieraad zijn democratisch verkozen. Voor zover ik weet, worden in de regio’s geen verkiezingen georganiseerd. Er is al over gesproken en er zijn al bevragingen gehouden, maar ik blijf hier bezorgd om. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat we een democratische controle op het beleid hebben en dat dit niet door de regiovorming wordt afgezwakt?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil iedereen eerst en vooral bedanken voor de vele vragen. Als we een wezenlijke hervorming doorvoeren, is het niet meer dan normaal dat er hier en daar vragen zijn. Sommige mensen worden uit hun comfortzone gehaald en krijgen de vraag zich in te schrijven in een nieuwe filosofie, die fundamenteel anders is dan de verrommeling uit het verleden. Ik vind het niet meer dan normaal dat er vragen zijn, maar er zijn duidelijk ook nog een aantal misverstanden die ik graag wil wegwerken.
Mevrouw Vandecasteele, Vlaanderen heeft drie bestuurslagen, namelijk het lokale, provinciale en Vlaamse bestuursniveau. Deze nota verandert daar niets aan. Er komt geen nieuwe bestuurslaag. De verrommeling die we in Vlaanderen kennen, is niet het gevolg van het bestaan van tweehonderd bestuurslagen, maar van het bestaan van meer dan tweeduizend verschillende samenwerkingsverbanden waarin gemeentebesturen een aantal taken samen uitvoeren. Met de gedecentraliseerde werking heeft de Vlaamse overheid platformen gecreëerd om met de lokale besturen te communiceren. We zullen geen bevoegdheden aan de regio’s toekennen. We zullen de verrommelde zaken op elkaar leggen, vereenvoudigen en in elkaar schuiven.
Een mooi voorbeeld daarvan is wat tot nu toe in de regio Midwest is gedaan. Er is een inventaris opgesteld van meer dan 200 samenwerkingsverbanden, die nu met een concreet plan tot slechts 39 samenwerkingsverbanden zullen worden teruggebracht. We kunnen 39 samenwerkingsverbanden nog veel vinden, maar het is wel een pak minder dan 200 samenwerkingsverbanden. We willen in die richting gaan.
We doen dat door sommige taken te bundelen, door bepaalde structuren af te schaffen en door zaken in elkaar te schuiven. Daardoor hebben we minder structuren en kunnen we efficiënter werken. Het veiligheidsbeleid is een goed voorbeeld. Hoe kunnen we een efficiënt veiligheidsbeleid voeren als de brandweer, de politie en de justitiehuizen in andere samenwerkingsverbanden zitten? Hoe kunnen we een efficiënt beleid inzake ruimtelijke ordening voeren als inzake vervoer met andere gemeenten wordt samengewerkt dan in de streekintercommunale en dan in de woonmaatschappijen? Dat maakt de zaken inefficiënt. Ik kan voorbeelden aanhalen uit de welzijnssector, want de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s), de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) en de OCMW’s werken met verschillende zorgraden en samenwerkingsverbanden. Dat onoverzichtelijke en inefficiënte proberen we aan te pakken.
Mijnheer Buysse, het is duidelijk dat het controlerecht er moet zijn. We willen geen nieuwe verkiezingen organiseren. Het zijn de lokale besturen die samenkomen. U hebt terecht gevraagd hoe we de democratische controle zullen garanderen. We zullen dat in het decreet Lokaal Bestuur inschrijven. Dat is trouwens ook een vraag van Groen en van anderen. We zullen inschrijven dat het college van burgemeester en schepenen de regiovorming minstens één keer per maand op de agenda plaatst en dat de gemeenteraad hierover minstens twee keer per jaar kan debatteren. Op die manier ontstaat een gezonde interactie tussen het lokale bestuur, de verkozenen en de bovenlokale samenwerking.
Wat de specifieke situatie in Limburg betreft, hebben we heel duidelijk gesteld dat supraregionaal kan worden samengewerkt. Dat is niet meer dan logisch. In Limburg zijn veel samenwerkingsstructuren op het niveau van het provinciaal grondgebied geïnstalleerd. Dat is gebeurd met een intercommunale, met het CAW en met de vervoerregio. Dat kan allemaal blijven bestaan. Geen haar op ons hoofd denkt eraan dat in stukken te kappen, zoals ik in de kranten heb gelezen. Waar op supraregionaal niveau goed wordt samengewerkt, moet dat kunnen blijven bestaan.
We geloven dat de kracht van de regio’s erin bestaat dat een regio een platform is waar een overzichtelijk aantal burgemeesters en schepenen ernstig en diepgaand met elkaar over bepaalde materies kan discussiëren. Het is de vraag dat overal mogelijk te maken.
Hoe zullen we de lokale besturen motiveren? Dat zal vrij eenvoudig zijn. Dit is geen vrijblijvende oefening op lange termijn. De Vlaamse Regering zal tijdens deze legislatuur een verzameldecreet naar het Vlaams Parlement brengen waarin de structuren van Vlaanderen aan de regiokaart worden aangepast.
En dat gaat over nogal wat. In onze ambitie is dat: de eerstelijnszorg, de vervoersregio’s, de regionale zorgraden, de woonmaatschappijen, het lokale gezondheidsoverleg, het geïntegreerd breed overleg, beschut wonen, intergemeentelijke samenwerking op het vlak van cultuur, erfgoed, één gezin - één plan, bovenlokaal sportbeleid, energiehuizen, de gebiedsgerichte werking in het omgevingsbeleid, wijk-werken, de lokale regie sociale economie, enzovoort.
Als je dat allemaal samenbrengt op regionaal niveau – geloof me vrij, ik ben zelf burgemeester – dan krijg je daar een dynamiek die je in Vlaanderen nog nooit hebt gezien. Want dan ontstaan er spontane synergieën, spontaan enthousiasme, spontaan voluntarisme om voort te werken op dat vlak.
Collega Diependaele is een van de grote voorstanders van dit project. Hij heeft vandaag nog een brief gestuurd naar alle burgemeesters waarin hij duidelijk maakt dat de kaart van de huisvestingsmaatschappijen maximaal – en in mijn hoofd is dat al 100 procent, of misschien 99 procent – zal passen in deze kaart. Dat is ook de ambitie. Dat maakt het ook duidelijk voor iedereen. Als de minister morgen een decentrale samenwerking moet maken, dan gaat hij niet opnieuw een kaart moeten uitvinden. Dan ligt die kaart daar.
Dat we op het vlak van intercommunales wat meer tijd geven, is de logica zelf. Men heeft daar zware financiële engagementen genomen, notariële aktes afgesloten. Het is de evidentie zelf dat daar wat meer ruimte is. Maar dat wil niet zeggen – en dat is mijn grote overtuiging – dat alle gemeentebesturen zullen wachten om die samenwerking te organiseren. Ik mag het voorbeeld van de Kempen aanhalen. Ik weet dat men in de Kempen op dit moment al bezig is, dat men daar al de kaart klaarlegt voor de subregionale samenwerkingen. Men is daar al afspraken aan het maken. Dat is net de dynamiek die we nodig hebben. Dat gaat ons vooruithelpen.
Want wat is de ultieme ambitie? Meer bevoegdheden aan de lokale besturen geven! En er zijn maar twee manieren om de draagkracht te versterken: fusioneren of, voor diegenen die niet willen fusioneren, goed samenwerken op regionaal vlak, en de dingen die je niet alleen kunt doen, samen doen, schouder aan schouder.
Voor mij is dit een heel belangrijke constructieve hervorming waarvan ik geloof dat, als de pleinvrees overwonnen is, het enthousiasme zeer groot zal zijn.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, uw enthousiasme in uw tweede repliek is tekenend. Ik kan uw enthousiasme uiteraard vanuit de regio waarin ik werkzaam ben, wel delen. Is het allemaal al geregeld? Is het allemaal peis en vree? Zijn er geen moeilijkheden? Neen, zeker niet. Er moeten nog heel wat dingen geregeld worden. Maar we zien wel de win-win, we zien wel de efficiëntiewinst, zonder dat het doemwoord ‘fusie’ moet opduiken. Collega’s, we kunnen het dan vanuit het halflege of vanuit het halfvolle glas bekijken. In die zin vind ik het vanuit de oppositie aan de linkerkant een verkeerde insteek. Zo ga ik het in ieder geval als lokale beleidsmaker mee aanpakken. Collega’s, als je a priori al vertrekt van een negatieve gedachte, kan het niet in een positief verhaal eindigen.
De actuele vraag is afgehandeld.