Report plenary meeting
Report
De heer De Gucht heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, het is niet enkel zo dat Sabam geld int, maar ook dat Sabam nadien zeer lang wacht met de uitbetalingen, maar tot daar de vorige vraag om uitleg.
Voorzitter, na een ontwikkelproces van meer dan twee jaar waarbij alle onderwijsverstrekkers nauw betrokken waren en waarover we in de commissie, tijdens de hoorzittingen, een heel duidelijk debat hebben gevoerd, heeft deze plenaire vergadering op 10 februari 2021 de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs aangenomen. Daags nadien heeft Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) bekendgemaakt naar het Grondwettelijk Hof te zullen stappen om de eindtermen aan te vechten die datzelfde katholiek onderwijs gedurende twee jaar mee heeft ontwikkeld.
Op 20 februari 2021 heeft bisschop Bonny gepleit voor de aanstelling van een bemiddelaar om aan een nieuwe tekst voor de eindtermen te werken. Ik citeer: “Lukt dat niet, dan zijn we vertrokken voor een conflict van jaren.” Hij heeft in datzelfde artikel overigens ook over loopgraven gesproken.
De scheiding van kerk en staat betekent dat de overheid zich niet bemoeit met de organisatie van de eredienst, en dat religieuze instellingen zich niet bemoeien met staatszaken. Het feit dat monseigneur Bony zowel voorzitter is van de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen als bisschop van Antwerpen kan op zijn minst de indruk wekken dat het principe van scheiding tussen kerk en staat hier wordt geschonden. Een reactie op de uitspraken van de bisschop van Antwerpen dringt zich dan ook onvermijdelijk op.
Ik vroeg me dan ook af wat uw reactie is op het voorstel van de bisschop van Antwerpen om een bemiddelaar aan te stellen in het dossier van de eindtermen, zijn quote indachtig: “Wij hebben dit land gemaakt en zullen het blijven maken.”
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Ik sta, net zoals u allen, steeds open voor dialoog. Het beste bewijs is trouwens heel het besluitvormingsproces dat aan de grondslag heeft gelegen van die eindtermen. Want die zijn uiteindelijk het resultaat van een langdurig proces, waarbij maar liefst 85 leraars, 63 onderwijsverstrekkers, en 84 onderwijsexperten zowat twee jaar gewerkt hebben aan die finale eindtermen. Maar in een parlementaire democratie is het natuurlijk altijd zo dat finaal het woord is aan de democratie, aan dit parlement. Dit parlement heeft deze eindtermen goedgekeurd zonder één tegenstem. Daar kan een minister niets tegen inbrengen, daar kan zelfs een bisschop ook niets tegen inbrengen. Maar dialoog: ja. En daarom neem ik ook het initiatief om een zogenaamde praktijkcommissie op te richten. Want natuurlijk, binnen de ontwikkelcommissies kan men vanuit een eerder theoretisch gegeven de eindtermen formuleren, de praktische toepassing en de uitrol van die eindtermen is mogelijk iets anders.
Daarom willen we met een praktijkcommissie tegemoetkomen aan de bezorgdheid omtrent de omvang, de gedetailleerdheid, en de mate waarin de voorliggende eindtermen voldoende ruimte laten voor het eigen pedagogisch project en voor een kwalitatieve invulling van de praktische en de artistieke component. Dit zowel voor het algemeen secundair onderwijs (aso), het beroepssecundair onderwijs (bso), het technisch secundair onderwijs (tso), als het kunstsecundair onderwijs (kso). Daarbij brengen we dus opnieuw de boodschap: deze eindtermen staan niet in marmer gebeiteld, wij blijven openstaan voor dialoog. Maar, finaal, als bijsturingen worden gesuggereerd, komen we altijd terug naar dit parlement. Zo gaat dat in een parlementaire democratie.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dank u, minister. Allereerst, wat u aanhaalt in verband met de praktijkcommissie: die praktijkcommissie, daar zijn wij – zoals u weet – grote voorstander van. Maar, niet omdat KOV dat naar voor brengt, maar omdat het sowieso van goed bestuur getuigt om ervoor te zorgen dat we daar een goed overzicht van hebben, en bijsturen waar nodig. Maar vindt u het ook niet vreemd, minister, dat KOV voor een bemiddelaar pleit, terwijl ze zelf meer dan twee jaar aan die tafel hebben gezeten? Daarnaast is het toch bijzonder raar dat monseigneur Bony pleit voor ‘een bemiddelaar met een beperkte opdracht’ – wat dat dan ook zou mogen zijn. Maar langs de andere kant trekt datzelfde KOV, waarvan de man voorzitter is, wel naar het Grondwettelijk Hof, met de bedoeling om de volledige set van de eindtermen te laten vernietigen. Ik probeer altijd inzicht te krijgen, en misschien is het iets dat eerder voor het grotere gedacht is, maar het is voor mij bijzonder moeilijk om dat te begrijpen of de logica daarin te vinden. Ik had dus graag van u geweten op welke manier u tegenover die uitspraken an sich staat van monseigneur Bony, de voorzitter van KOV, en daarnaast inderdaad ook een bisschop binnen dit Belgische land. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, minister, ik was toch ook enigszins verbaasd toen ik las dat monseigneur Bony een intendant voorstelde. Want een intendant is, als je het opzoekt, een zakelijk en administratief beheerder. Het was misschien wijs geweest om een zakelijk en administratief beheerder aan te stellen op de pamfletten die het volledige onderwijsveld hebben opgeruid. Maar nu gaan zeggen: als dit er niet komt, dan hebben we een jarenlang conflict, wel, als je naar het Grondwettelijk Hof stapt dan kiés je voor het conflict. Terwijl er, zoals u zegt, een lang proces aan vooraf is gegaan, een democratisch proces, mét een niet mis te verstane belangrijke rol van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, zowel van de koepel, de leerkrachten, en dergelijke meer.
Collega’s, wij zijn dus, vanuit de N-VA-fractie, een grote vragende partij geweest voor en ook ‘believers’, gelovers, in de praktijkcommissie. Dat is voor ons dé intendant om te bekijken waar we nog gerichte bijsturingen kunnen doen, maar zonder uiteraard het doel van de eindtermen voor de tweede en derde graad te verlaten: de minimale onderwijskwaliteit opkrikken.
Minister, hebt u zicht op de eventuele timing van die praktijkcommissie?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ook wij maken ons zorgen over de haalbaarheid van de nieuwe eindtermen, zeker in het beroeps- en het kunstonderwijs. Wij maken ons zorgen of er inderdaad nog voldoende tijd en ruimte zal overblijven voor praktijk- en kunstvakken. Dat hebben we in de bespreking duidelijk gezegd.
Ik kan mij toch nog altijd niet van de indruk ontdoen dat de demarches van Katholiek Onderwijs Vlaanderen niet louter vertrekken vanuit die pragmatische bezorgdheid, maar ook veel te maken hebben met een fundamenteler verzet tegen eindtermen en met de vraag wie er nu uiteindelijk het laatste woord heeft over wat er in de klas aan bod komt: de kerk of de overheid.
Ik stel mij bovendien grote vragen bij hun strategie. Eerst de invoering van de nieuwe eindtermen gijzelen, eindtermen die ze nota bene zelf hebben ontwikkeld, om dan aan de overheid te laten weten dat er een bemiddelaar nodig is: zo werkt het natuurlijk niet. Dat is onderhandelen met het mes op de keel. Gaan we dan elke keer dat een bepaalde koepel het niet eens is met een beslissing van de overheid een bemiddelaar aanstellen?
Minister, wat ons betreft is het duidelijk. Wij rekenen op de praktijkcommissie om de haalbaarheid van de eindtermen te evalueren, zodat er inderdaad snel kan worden bijgestuurd als dat nodig is indien het pakket te zwaar zou blijken. Elke richting en finaliteit is natuurlijk anders. Minister, bent u het met ons eens dat het het beste is om per finaliteit een praktijkcommissie op te richten met voldoende experts van het terrein? Komen er in plaats van één praktijkcommissie verschillende praktijkcommissies?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In de plenaire vergadering net voor de krokusvakantie heeft mijn fractie al opgemerkt en gevraagd dat we, los van wat er in dit halfrond zou worden beslist, binnenkort zouden moeten samenzitten met de spelers van het onderwijsveld: de onderwijsverstrekkers, de politiek, de leerkrachten en de directeurs. Want die eindtermen gaan wel over de toekomst van onze leerlingen. De praktijkcommissie heeft veel vaders en moeders, maar wij waren daar zeker ook uitdrukkelijk vragende partij voor. Wij kijken uit naar de timing daarvan.
Minister, twee weken later blijft de zorg dezelfde: hoe kunnen de leerkrachten de leerlingen voorbereiden op 1 september 2021? Ik zie persoonlijk in de vraag om een bemiddelaar vooral een bevestiging van onze gezamenlijke zorg voor de kwaliteit van ons onderwijs, en een uitgestoken hand om in gesprek te gaan. De belangrijkste vraag voor onze fractie blijft dan ook hoe we samen, in het belang van onze leerlingen en onze toekomst, rust brengen voor 1 september 2021.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het proces dat we nu te zien krijgen rond de eindtermen, is allerminst een fraai schouwspel. Dat ligt absoluut niet aan het voorbereidende werk. Zeker in de vorige legislatuur is er mooi werk geleverd, met een breed maatschappelijk debat. Daaruit zijn zestien sleutelcompetenties voortgekomen, onder meer burgerschap, economische geletterdheid, ICT-vaardigheden: skills die je nodig hebt in de 21e eeuw. Dat is, denk ik, goed werk. Het ligt ook niet aan het werk van de mensen van de ontwikkelcommissies, die twee jaar lang met heel veel mensen uit het veld de eindtermen hebben ontwikkeld.
Wat we nu zien, wat hier nu gaande is, is voor mij vrij onbegrijpelijk. Ik geloof ook heel erg in een goede opvolging, in de praktijkcommissie. Wij wilden zelfs dat zij decretaal verankerd was, zodanig dat het een garantie was dat ze er kwam en dat ze goed zou evalueren. Minister, hebt u er al meer zicht op hoe die commissie zal samengesteld zijn en wie haar zal leiden? Want dat wordt een uiterst belangrijk orgaan.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, wat die vraag om een bemiddelaar aan te stellen betreft: die zou op zich gepast zijn geweest een half jaar geleden, na de beruchte hoorzitting die we hier hebben gehad. Nu staan we immers op amper een half jaar van de implementatie van deze eindtermen. Die zijn er nu, en zolang ze niet worden teruggefloten door het Grondwettelijk Hof, moeten we daarmee aan de slag, moet heel het onderwijsveld er het beste van maken, uiteraard met oog voor de haalbaarheid ervan en dus een constante, gedegen evaluatie bij de uitrol. Dat is precies de taak van de praktijkcommissie voor de komende jaren, hopen we, en we zouden wel eens willen weten of u bereid bent om de voorzitter daarvan – ik dacht dat u die al had gevonden – eens mee te brengen naar onze onderwijscommissie om daar zijn visie te leren kennen en er vragen aan te kunnen stellen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb al enkele keren gezegd dat ik altijd tracht om zelfs in een plas water de zon te zien schijnen. Ook in dezen is dat niet anders, want ik begrijp die oproep vanzelfsprekend als een uitgestoken hand om mee te werken in het kader van die praktijkcommissie. Mogelijkerwijze overweegt de voorzitter van KOV zelfs om daar enige persoonlijke praxis aan te verbinden en dus misschien ook in het kader van die praktijkcommissie af te zien van procedures voor het Grondwettelijk Hof, wat vooral enige rust zou brengen in het onderwijsveld, als belangrijkste signaal. Ik zal zelf alleszins enige persoonlijke praxis verbinden aan die oproep tot dialoog. Vrijdag aanstaande zal ik met een voorstel naar de Vlaamse Regering gaan met betrekking tot de invulling van in eerste instantie het voorzitterschap van die praktijkcommissie. Dat hoeft niet zo nodig een hij te zijn, dat kan ook een zij zijn, maar ik zal dat voorstel doen aan de Vlaamse Regering. Ik voorzie daarbij zelfs dat de praktijkcommissie bijvoorbeeld op regelmatige basis zou terugkoppelen naar het Vlaams Parlement, want dat blijft natuurlijk onveranderd. Noemt men die praktijkcommissie nu een bemiddelaar, dan is dat goed voor mij, maar finaal blijft de conclusie altijd gelijk: het laatste woord zal altijd aan dit parlement zijn, dat de ambitie heeft, samen met ons allen, om de lat hoger te leggen, om te zorgen voor aangescherpte, geactualiseerde eindtermen die zorgen voor meer onderwijskwaliteit.
De heer De Gucht heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, minister, dat van de zon in een glas water, dat siert jullie. (Opmerkingen)
Of een plas water, dat kan ook goed. Het is heel zonnig weer vandaag, het is mooi weer. Als u dit echter ziet als een uitgestoken hand, dan moet u toch echt diep kijken in dat plasje. Eerst zegt men dat men naar het Grondwettelijk Hof stapt. Dan zegt men dat er een bemiddelaar moet worden aangesteld of dat men anders gedurende jaren in de loopgraven gaat zitten. Dan zegt men dat dat een uitgestoken hand is. Je moet toch wel enigszins een christelijke visie op de wereld hebben om dat als een uitgestoken hand te zien. (Gelach. Opmerkingen)
Desalniettemin, ik probeer altijd enig realisme aan de dag te leggen, en in dezen denk ik dat het wel noodzakelijk is om dat te doen.
Minister, ik denk dat het heel belangrijk is voor het welslagen van die praktijkcommissie, die wij volledig ondersteunen, dat die voorzitter, of dat nu een hij of een zij is, iemand is die neutraal is, dat die niet gelieerd is aan een welbepaald net en dat er wel degelijk een duidelijke dialoog is tussen de verschillende partners in deze kwestie. Ik hoop dat u ons daarin volgt. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
De actuele vraag is afgehandeld.