Report plenary meeting
Report
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, hoe zou u zich voelen? Stelt u zich voor: u bent een bonafide, gezonde ondernemer, u runt een succesvol kapsalon – we hebben er allemaal nood aan –, een eventbureau of een restaurant – ik heb er nood aan. In maart vorig jaar valt de hemel op uw hoofd. U moet verplicht sluiten door corona. U krijgt negen maanden betalingsuitstel bij de banken.
En na negen maanden krijgt u te horen van de bankdirecteur: ‘Als u verlenging wilt, kijk dan eerst eens of er nog iets op het spaarboekje van uw zoon staat. Of kijk eens hoeveel u hebt gespaard als kleine zelfstandige voor het pensioen later en spreek dat eerst aan. En dan, enkel en alleen dan, en eventueel, zullen wij als bankdirecteur oordelen of u eventueel betalingsuitstel krijgt en onder welke voorwaarden.’ Ik weet niet hoe u zich daarbij voelt, minister, maar ik word daar echt triestig van. Ik word daar kwaad van. En ik voel in elke vezel van mijn lijf een honderdste van wat die bonafide gezonde onderneming moet voelen, namelijk: ‘Wat probeert die bank te doen? Probeert die mij erdoor te duwen, door de bodem te laten zakken? Ik heb geen inkomsten, ik kan niet afbetalen, ik mag niet opengaan.’ En daar kan niemand aan doen, daar kan alleen een wereldwijd woekerend virus aan doen.
Minister, wat zult u doen? Wat zult u de banken vragen om te doen om dat betalingsuitstel te verlengen? En vooral, wat zult u aan uw federale collega en partijgenoot, de minister van Financiën, vragen om te doen om deze duizenden bonafide en gezonde ondernemers getroffen door coronaovermacht van het faillissement te redden?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, laat mij heel duidelijk zijn: wat ik vandaag in de krant heb gelezen, is totaal, totaal onaanvaardbaar. Banken moeten zich bij vragen om uitstel van bedrijven baseren op de kredietwaardigheid van de onderneming op zich. Als ik lees dat er wordt gekeken naar spaarcentjes op de rekening van de kinderen, dan is dat afschuwelijk. En dat staat haaks – echt haaks – op de regels van bedrijfsfinanciering zoals ze bij ons bestaan – behalve wanneer je je persoonlijk hebt geëngageerd. Maar in wezen staat een bedrijfsfinanciering compleet los van spaarcenten op de rekening, en zeker van spaarcenten van de kinderen. Dit is, wat mij betreft, een echte schande.
Ik heb dan ook onmiddellijk contact opgenomen met de bankensector en ook met de Belgische Federatie van de Financiële Sector (Febelfin), omdat het mij elementair lijkt dat men een onderscheid maakt tussen de onderneming en de gezinsleden. Dat onderscheid moet worden gerespecteerd. Het niet respecteren van die basisregel van het ondernemingsrecht veroordeel ik absoluut.
De signalen die ik vandaag heb gelezen in de media, staan ook haaks op het engagement dat door de sector werd uitgesproken op het laatste bankenoverleg dat nog maar een week geleden plaatsvond. En dat verbaast mij. We nemen dat opnieuw op, collega Gennez. U ligt er wakker van, maar ik vind het ook afschuwelijk om dit te lezen. Ik veroordeel de casussen die ik daar heb gezien ten stelligste. Ik dank u.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik geef nog een aantal getuigenissen mee van banken aan getroffen ondernemers. De Bank J.Van Breda & C°: “We zijn niet langer verplicht door de overheid, dus we moeten jullie niet langer bijstaan, beste ondernemer.” BNP Paribas: “We willen enkel uitstel geven, eventueel voor één krediet: dus niet én voor uw hypothecaire lening én voor uw investeringskredieten.” En KBC: “We mogen niet van Europa.” Dus alle mooie woorden van de bankensector ten spijt, minister, zijn heel veel ondernemers vandaag wel het slachtoffer van die weigering voor betalingsuitstel.
En ik vind dat eigenlijk ongelooflijk schrijnend, minister. We hebben twee dingen nodig. Een, een verlenging van die bankendeal, zodat het betalingsuitstel effectief wordt verlengd zolang die sectoren niet kunnen functioneren en verplicht gesloten blijven. En twee, we mogen de banken toch wel eens wijzen op de 20 miljard euro directe input die wij als belastingbetaler in 2009 hebben geleverd, om hen allemaal collectief te redden. Daar kan nu wel een kapitaalbuffertje tegenover staan, om reële ondernemingen, in de reële economie, te financieren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank je voor de vragen. Ook ik heb deze ochtend deze artikelen gelezen. En ook ik was onthutst, collega Gennez. Eigenlijk is het ook iets voor Consumentenzaken, maar die bevoegdheid valt niet onder Vlaanderen, en wellicht zullen de banken zich daarachter verschuilen.
Maar er is iets waar ik nog meer moeite mee had. Na alle inspanningen die we hebben gedaan, zegt men nu: ‘Kijk eens wat je nog kunt doen op Vlaams niveau. Bijvoorbeeld PMV: kunnen zij nog meer doen?’
Maar dan denk ik inderdaad dat de kapster, de horecazaak of de kleine schrijnwerkerij nu niet bepaald de mensen zijn die eventjes zullen aanbellen bij PMV, en dat het ook niet de doelstelling is van PMV om dat soort bedrijven te gaan helpen. We zitten hier dus wel degelijk met een groot probleem als de banken dit niet aanpakken. Maar ik denk dat er meer kracht zal uitgaan van het federale niveau via Consumentenzaken. Daarom vraag ik dat u ook in overleg gaat met uw federale collega’s.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij met uw scherpe veroordeling. En ik hoop – maar daar ga ik van uit – dat die scherpe veroordeling hier ook vanuit het halfrond komt. Wat ons, en iedereen hier, tegen de borst stuit, is dat we die banken recht hebben gehouden op een moment dat zij in de problemen zaten. Dat heeft heel wat inspanningen gevergd, ook van de belastingbetaler. Dat banken vandaag van deze situatie gebruikmaken om zich weg te steken, minister, dat moeten we met z’n allen scherp veroordelen. Dit kan echt niet. Ik ben dus blij met uw scherpe antwoord. Ik dring erop aan dat u op dat overleg – dat er vorige week blijkbaar ook geweest is – opnieuw het signaal stuurt naar Febelfin en de banken dat dit niet kan, dat het niet op deze manier is dat we de economie gaan rechthouden en mensen uit de penarie gaan helpen.
De heer De Roo heeft het woord.
Ik was ook verontwaardigd toen ik vanmorgen het artikel las in de krant. Ondernemingen die goed bezig zijn, worden getroffen door een wereldwijd virus en staan met de rug tegen de muur. Ze moeten soms twee keer sluiten en ze lijden omzetverlies, en dan krijgen ze een signaal van de bank dat inderdaad diepe wonden slaat.
Naast het juridische probleem dat geld van ondernemingen niet hetzelfde is als geld van het gezin, laat staan geld van de kinderen, zitten we natuurlijk ook met het probleem van de machtsverhouding, en lezen we ook over het feit dat een aantal banken extra producten aansmeren in functie van de steun die ze geven.
Collega’s, ik denk dat we de banken moeten wijzen op de verantwoordelijkheid die ze hebben, en die is verpletterend. Het zijn geen liefdadigheidsinstellingen, maar ze moeten er wel voor zorgen dat onze ondernemingen ook uit deze crisis geloodst kunnen worden, en daar moeten we ook alles aan doen.
Minister, ik ben blij met de initiatieven die u zult nemen, want ik denk dat ondernemingen ook op dit vlak alle steun verdienen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Inderdaad, het water staat veel ondernemingen in de horeca en de evenementensector aan de lippen. 101 dagen zijn ze nu al dicht, en nog steeds hebben ze geen idee wanneer ze het werk opnieuw kunnen hervatten. De sector ziet af, niet alleen financieel maar ook emotioneel. Want voor corona hebben ze dag in, dag uit gewerkt, dag en nacht, gemiddeld twaalf of veertien uur per dag, om voor zichzelf een spaarcentje opzij te kunnen zetten. Ze hebben hard gewerkt om na hun pensioen nog een centje over te hebben.
Maar in welke situatie zitten ze nu? Ze worden al maanden verplicht om hun spaarcentjes te gebruiken om die facturen te betalen en hun onderneming te helpen overleven. Al hun vooruitzichten zijn weg. Het enige wat nog overblijft, is leven met de wetenschap dat ze veel langer zullen moeten werken om deze put opnieuw te vullen.
En wat blijkt als ze hulp vragen aan de bank om hun hypotheeklast tijdelijk uit te stellen, om toch nog een beetje te kunnen leven? Ze stoten op een njet. Want de bankensector is niet bereid om tegemoet te komen aan hun noden.
Het is nochtans wraakroepend. Want het zijn alle Belgen die de banken tien jaar geleden hebben gered. Minister, ik word hier boos van, en u ook, heb ik begrepen. Kiest u de kant van de ondernemers, en zult u nog voorzien in een bazooka aan steunmaatregelen in het geval dat de bankensector niet wijkt?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de unanieme verontwaardiging hier in dit halfrond over de gang van zaken. Ondernemers die dag in, dag uit hard aan het vechten zijn om te overleven, krijgen van hun bank te horen dat ze eerst het spaargeld van hun kinderen moeten opsouperen. Dat is ronduit onaanvaardbaar. En of u nu Vlaams minister, federaal minister, gouverneur, burgemeester of lokaal voorzitter van het Davidsfonds bent, het maakt niet uit: we moeten gewoon unaniem een signaal geven aan de bankensector dat dit niet kan. Minister, ik reken op u om dat signaal heel duidelijk te geven, samen met iedereen voor wie het nuttig is dat hij of zij mee aan die kar trekt. Ik dank u.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het gebeurt niet alleen deze week. Vorige week zei de CEO van Belfius ook al dat het niet erg is wanneer zoveel cafés failliet zouden gaan omdat er toch te veel zijn in dit land. Vandaag lezen we dat de banken zeggen dat kleine zelfstandigen die absoluut een lening nodig hebben om te overleven, eerst de spaarrekening van hun kinderen moeten leeghalen. Ik ben daardoor gechoqueerd, zoals ook anderen hier, en ik vind dat dit echt niet kan. Wat denken die banken wel? Tien jaar geleden nog hebben die kleine zelfstandigen en alle andere werkenden die banken gered en hun meer dan 20 miljard euro gegeven, en vandaag doen ze dit soort uitspraken. Minister, ik vraag om de kappers, de cafés, de restaurantuitbaters, de fitnessuitbaters, de marktkramers ten volle te steunen, en ik vraag u om dit soort gedrag heel streng te veroordelen, hier in dit halfrond, maar ook openlijk in de media.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb eigenlijk unaniem steun gekregen voor de veroordeling die ik daarnet ook heb uitgesproken. Ik doe dat eigenlijk niet zo gemakkelijk omdat er altijd redenen zijn voor een bepaald gedrag. Ook hier had ik dat kunnen doen en een klein beetje toelichting kunnen geven.
De Federale Regering heeft een charter gesloten waarbij een moratorium is ingesteld op de aflossing van kapitaal op lopende ondernemingskredieten dat afloopt op 31 maart. Dat moet sowieso ooit eens aflopen. Er zijn 24.000 kredieten voor ongeveer 6 miljard euro die onder dat moratorium vallen. Dat is een heel groot volume aan kredieten. De Europese toezichthouder op de banken heeft als richtlijn opgelegd dat het uitstel niet langer dan negen maanden mag bedragen. Dat betekent dat bedrijven die deze negen maanden hebben uitgeput, in principe opnieuw aflossingen moeten doen. Maar op dit ogenblik zijn er een pak bedrijven die nog volledig gesloten zijn. We zitten dus in een moeilijke situatie.
Banken hebben ons toegezegd dat ze een case-by-casebenadering zullen hanteren en hebben ook tijdens het bankenoverleg expliciet hun engagement uitgesproken om tegenover de intrinsiek gezonde bedrijven pre corona hun volle verantwoordelijkheid te nemen in een aanpak op maat. Welnu, collega’s, wat ik vraag, is die aanpak op maat. Een aanpak op maat betekent niet dat men het spaarboekje van zijn kinderen plundert. Laat me daar heel, heel duidelijk over zijn. Dit wordt opnieuw besproken met de banken. Ik heb de steun van iedereen hier, en ik verwacht ook een publieke reactie vanuit de sector die, zoals collega Gryffroy zei, toch wel iets verder gaat dan te zeggen dat PMV maar moet helpen. Dat ben ik eigenlijk ook een beetje beu. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen, Vlaanderen doet dat. Ik zal ook contact opnemen met mijn federaal bevoegde collega, Vincent Van Peteghem, maar ook de banken hebben een verpletterende verantwoordelijkheid om gezonde bedrijven mee door de crisis te loodsen, en ik sta erop dat ze dat ook effectief doen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik dank alle collega's en de minister voor de verontwaardiging en voor de publieke terechtwijzing, maar ik zou dan toch de collega’s die in de federale meerderheid zitten, willen oproepen om inderdaad die bankendeal te sluiten, niet als een individueel recht voor een ondernemer die verplicht gesloten moet zijn, maar als een collectief recht voor elke ondernemer die verplicht gesloten is, want hij kan geen geld in het laatje brengen. Hij mag niet werken, ook als hij dat wil. Hij mag niet afhankelijk zijn en blijven van de willekeur van de banken. Ik heb u de excuses gegeven: die paraplu die wordt opengedaan, namelijk dat het niet mag van Europa. Maar dat is niet waar. Wanneer een bank voldoende kapitaalbuffers aanhoudt, kan ze dat betalingsuitstel wel verlenen.
En nadat de belastingbetaler in 2009 de banken 20 miljard euro heeft geschonken, denk ik dat de banken voldoende buffers moeten hebben om nu de reële economie te steunen, bonafide ondernemers te ondersteunen en te zorgen dat de coronacrisis hen niet helemaal door de bodem duwt. Daarom, collega’s, stel ik voor dat we minister Van Peteghem alle steun geven om de daad bij het woord te voegen.
De actuele vraag is afgehandeld.