Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020. Tweede aanpassing
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020 en het ontwerp van decreet houdende tweede aanpassing van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2020.
Ik stel voor om de algemene besprekingen van de twee ontwerpen van decreet samen te voegen tot één algemene bespreking. Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Muyters, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ik zal proberen er een kort verslag van te maken.
Mijnheer Muyters, u kunt dat.
Ik ben daarvan overtuigd. De documenten die in het Vlaams Parlement zijn ingediend, omvatten naast de tweede begrotingsaanpassing voor 2020 ook de begrotingsopmaak voor 2021. We hebben die documenten in de commissie samen besproken. Dat is logisch, want beide documenten betreffen eigenlijk dezelfde uitdagingen, met name de bestrijding van de COVID-19-pandemie en een antwoord bieden op de gevolgen van die pandemie op alle maatschappelijke domeinen, zoals Gezondheid, Economie, Publieke financiën enzovoort. Dat maakt de verslaggeving vandaag niet zo gemakkelijk, want ik moet die twee zaken nu weer uit elkaar trekken. Het zal een uitdaging zijn om het tijdens het debat enkel over de begrotingsaanpassing voor 2020 te hebben.
Inderdaad.
Een bijkomend aspect is dat alle voorspellingen inzake economische groei en inflatie die aan de basis van de begrotingsaanpassing voor 2020 lagen door de uitbraak van de tweede coronagolf eigenlijk opnieuw achterhaald zijn. De minister, het Rekenhof en verschillende commissieleden hebben hier verschillende keren naar verwezen.
We hebben op 10 november 2020, 17 november 2020, 24 november 2020, 25 november 2020 en 1 december 2020 over beide documenten vergaderd. Gisteren hebben we ook nog over de begroting voor 2021 vergaderd.
Tijdens die eerste vergadering op 10 november 2020 heeft minister Diependaele een toelichting gegeven. Ik heb hiervan drie punten onthouden. Ten eerste zijn de cijfers die voor de tweede begrotingsaanpassing voor 2020 zijn gebruikt en die al sinds september 2020 zijn gekend, vanwege de tweede golf eigenlijk al achterhaald. Ten tweede heeft de Vlaamse Regering bij de indiening van de tweede begrotingsaanpassing voor 2020 een verhoging van de coronaprovisie van 250 miljoen euro voor de evenementen- en horecasector voorgesteld. Hierdoor komt de coronaprovisie al neer op 3 miljard euro. Ten derde heeft de minister zich ertoe geëngageerd om de rapporteringswijze over het Oosterweelproject op vraag van het Rekenhof en verschillende Vlaamse volksvertegenwoordigers aan te passen. Dit blijkt ook uit deze begrotingsaanpassing voor 2020. Ik wil toch even een beetje technisch worden. Vanaf de tweede begrotingsaanpassing voor 2020 zal de Vlaamse Regering de beleidsuitgaven voor het Oosterweelproject conform artikel 34 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën budgetteren. Dit betekent dat het moment van de gunning van een overheidsopdracht budgettair wordt vertaald door dit bedrag vast te leggen.
Als we alle evoluties in de begrotingsaanpassing voor 2020 bekijken, zien we dat het resultaat van het vorderingssaldo bij ongewijzigd beleid met bijna 1,4 miljard euro verslechtert. Na de verrekening van het relanceplan Vlaamse Veerkracht komen we ten opzichte van de evenwichtsdoelstelling uit op een tekort van 2,34 miljard euro. Indien we het Oosterweelproject erbij tellen, is dat 2,486 miljard euro.
Op 24 november 2020 hebben we het rapport van het Rekenhof gekregen. De raadsheren, waaronder de heer Debucquoy, hebben een uiteenzetting gegeven waarin ze vooral op de begroting voor 2021 zijn ingegaan. Ik zal daar nu niet in detail op ingaan, want ik ga ervan uit dat die tijdens de bespreking van volgende week regelmatig aan bod zal komen.
Ik wil er echter wel op wijzen dat de heer Debucquoy er ook op heeft gewezen dat de onzekerheid heel groot is voor de opmaak van begrotingen, maar ook voor de aanpassingen van begrotingen.
Ik wil eindigen met de bespreking op 1 december. Tijdens die bespreking heeft de regering een amendement ingediend waardoor de coronaprovisie nog eens wordt opgetrokken, met 520 miljoen euro. Ik moet zeggen dat dat getal qua grootteorde heel sterk overeenkomt met wat het Rekenhof de week ervoor had gezegd. Toen had het Rekenhof gezegd dat er rond de 500 miljoen euro nodig zou zijn.
Bij die bespreking op 1 december werden er nog een aantal amendementen van de regering voorgesteld, en ook twee amendementen door de leden van de sp.a-fractie. Collega Gennez, ook die moet ik vandaag echter niet toelichten, omdat het gaat over de dienstenchequemedewerkers en u het hebt gepresteerd, hoewel dat toen al aan bod is gekomen in de commissie, om dat ook vorige week via een actuele vraag hier in de plenaire vergadering compleet aan bod te brengen. Ik denk dus dat ik dat vandaag niet opnieuw moet toelichten. Het zou maar herhaling zijn, en daar is niemand voor. Beide amendementen werden in de commissie overigens ook weggestemd, met 8 stemmen tegen 2 bij 2 onthoudingen. Ik denk dus dat dat op deze manier voldoende aan bod is gekomen.
De diverse documenten zijn uiteindelijk goedgekeurd met 8 stemmen tegen 3 bij 2 onthoudingen.
Ik wil nog één ding zeggen, en daarmee sluit ik dan het geheel af. Het zal u zijn opgevallen dat ik vandaag niet echt veel verslag heb uitgebracht over de tussenkomsten van de diverse leden van de commissie. Ik heb dat heel bewust gedaan, omdat de meeste tussenkomsten meer te maken hadden met de opmaak van de begroting 2021 dan met de aanpassing voor 2020 en ik veronderstel dat we dat volgende week wel in detail aan bod zullen kunnen brengen.
Ik wil nog eens de belangrijke boodschap herhalen dat het hier inderdaad gaat over de begrotingscontrole 2020. Volgende week donderdag hebben we vanaf 9 uur ’s morgens een zeer pittig en lang debat – dat hoop ik toch – over de opmaak van de begroting voor 2021. Gelieve u dus alstublieft te beperken tot de begrotingscontrole.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, goede collega’s, dit is vrij uniek. Normaal zijn begrotingsaanpassingen formele oefeningen. Dat gaat over dingen die werden onderschat, die fout zijn ingeschat, of over dingen die plotseling en cours de route gebeuren. Wat bij de begrotingsopmaak niet kon worden voorzien, kan men dan alsnog aanpassen en bijpassen. Dit jaar is ons echter iets overkomen: die rampspoed van corona die de hele wereld teistert. Minister, als we kijken naar de oorspronkelijke opmaak van de begroting vorig jaar rond deze tijd, en we bekijken waar we vandaag staan, dan was dat eigenlijk niet te voorspellen door overheden, ook niet in uw zwaarste nachtmerries. Ik denk dat we ter zake hebben gedaan wat we moesten doen, met het Rekenhof zelfs aan onze kant. Dat gaat normaal gezien met de fijne kam door de uitgaven en houdt de overheden veeleer een spiegel voor als het gaat over bezonnenheid en verantwoordelijkheidsbesef, maar nu stelde men dat we de teugels zouden moeten vieren om de gezondheidssector te versterken en onze economie overeind te houden. We moeten er vooral voor zorgen dat we intrinsiek gezonde bedrijven die anders misschien door liquiditeitstekorten zouden dreigen te kapseizen, toch overeind houden.
Voorzitter, we hebben hier de afgelopen weken en maanden bijna iedere week een actualiteitsdebat gehad over alles wat met de gezondheidssector te maken heeft en over de inspanningen die de regering en de meerderheid hebben geleverd.
Voor de een zal het te weinig zijn, voor de ander zal het goed zijn. We hebben onze plicht gedaan en dat was het vieren van de teugels. Dit geeft aan wat het comfort is, als je een goede begrotingspositie hebt als uitgangspunt.
Minister, beeld u eens in dat u had moeten vertrekken met een begroting, met een rekeningensituatie, die bloedrood kleurde. Wat was dan uw marge geweest om aan crisisbeleid te doen? Als ik het zeg, zal het zeker waar zijn, maar we zijn een van de weinige landen, waar de regionale overheden qua kredietrating beter scoren dan het federale moederhuis. Dat geeft ook wel wat mogelijkheden, want daarvoor doen we het. We zijn geen bank, we zijn ook geen bedrijf, we zijn een dienstverlener. Dat is de kerntaak van een overheid. Op het ogenblik dat het schip water maakt, zetten we alle zeilen bij om vooral te zorgen dat we het schip en de daarop zittende bemanning en passagiers veilig in de haven krijgen.
Minister, binnenkort gaan we een punt zetten achter dit beroerde jaar. Het nieuwe jaar oogt wat dat betreft toch een stuk beter, al was het maar omdat het vaccin beschikbaar wordt eb kan worden uitgerold, omdat er kan worden ingeënt. Daardoor kunnen we voor een stuk de normaliteit terug omarmen. Dat betekent ook dat we begrotingsgewijs ook de wegen van de normaliteit zullen moeten opzoeken. Dat betekent ook dat we een aantal zaken zullen moeten heroverwegen en bijsturen. Dat is normaal.
Zelf zie ik daarvoor een soort van vierstappenprogramma. Eerst zorg je ervoor dat je de economie laat overleven. Dat is nu bezig: steun geven waar nuttig en waar nodig. Dan moet je de schade in kaart brengen en een begrotingspad uittekenen in de richting van een evenwicht of iets dat daarbij in de buurt komt. Het is maar door goede begrotingscijfers te hebben dat je vandaag een crisisbeleid die naam waardig kunt voeren. Vervolgens moet je een hervormingsagenda opstellen en daar samen werk van maken. Het bestuur in Vlaanderen is heel erg gericht op subsidiariteit. Minister, daar moet u de lokale overheden bij betrekken. De regering heeft die verantwoordelijkheid en moet nadenken over een decentralisatieagenda. Op het lokale niveau kan het soms iets performanter en iets efficiënter, omdat het nu eenmaal gebeurt dichtbij diegenen waarvoor we diensten presteren of investeringen doen. Dat zou ik vooral doen met een open blik.
Je kunt op de poef leven als dat nodig is – en het was nodig –, maar je kunt daar niet voor eeuwig en drie dagen op blijven teren. Dan speel je meer kwijt dan alleen maar zware kapitaalsaflossingen en zware intrestaflossingen. Vandaag valt dat nog wel mee, want geld is nooit zo goedkoop geweest. Als je dan nog eens met nieuwe crisissen word geconfronteerd, dan heb je absoluut geen enkele financiële slagkracht om die het hoofd te bieden.
Dit is zoals ik zelf de zaken zie en waarvoor ik de woordvoerder van onze Open Vld-fractie ben.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega's, ik zal het zeer kort houden om de eenvoudige reden dat ik collega Muyters volg in zijn verslag. Het is deze keer heel moeilijk om de begrotingscontrole afzonderlijk te bespreken van het debat dat we volgende week sowieso zullen hebben over de begrotingsopmaak van volgend jaar.
Minister, deze begrotingscontrole was sowieso nodig gezien de situatie waarin we terechtkwamen. Niemand, noch u, noch de Vlaamse Regering, had bij de initiële begroting rekening gehouden met dit scenario. In de begrotingscontrole die u voorlegt, zitten een aantal goede elementen. Dat hebben we ook gezegd. We gaan die straks trouwens niet afschieten. Misschien had u dat verwacht, maar dat gaan we dus niet doen, om de heel eenvoudige reden dat het niet gemakkelijk is als overheid en beleidsverantwoordelijke om zaken te beslissen die een dergelijke pandemie tegemoet kunnen komen.
Ik ga het daarbij houden om de heel eenvoudige reden dat ik vooral uitkijk naar volgende week en dat we er dan ten volle voor kunnen gaan. De heer Keulen heeft het al even gehad over de Vlaamse veerkracht en de manier waarop we de volgende jaren naar de begroting zullen moeten kijken, maar dat spaar ik met zeer veel plezier op tot volgende week.
Ik kijk er al naar uit.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Muyters, voor het uitgebreide verslag.
Wees gerust, minister, we zullen ook niet tegen deze aanpassing van de begroting stemmen, maar we willen u wel nog een duwtje in de rug geven om alsnog gevolg te geven aan wat wij vorige week hadden voorgesteld. De huishoudhulpen die met dienstencheques bij ons thuis, bij onze ouders en grootouders poetsen, dragen we een zeer warm hart toe. We hebben positief gekeken naar de extra inspanningen die er in de begrotingsaanpassing staan ten aanzien van de werkgevers in de dienstenchequesector om de huishoudhulpen ook veilig te kunnen laten werken. U hebt 11 miljoen euro aan recurrente middelen ingeschreven om de omruilwaarde van de cheques op te trekken tot 100 procent. U hebt ook in 40 miljoen euro voorzien om de werkgevers in de mogelijkheid te stellen om ook in de tweede coronagolf extra veiligheidsinvesteringen te doen. Tot daar het goede nieuws.
We willen daar nog extra goed nieuws aanbreien en stellen voor om twee amendementen goed te keuren. Een eerste bepaalt dat er een coronapremie van 2 euro per gewerkt uur naar de huishoudhulp zou gaan, omdat het logisch is dat wie het risico neemt om in deze moeilijke tweede golf bij mensen thuis te gaan werken, ook voor die moed, zelfopoffering en volharding wordt beloond.
Daarnaast lijkt het ons ook niet meer dan logisch dat mensen die willen werken, maar wegens ziekte bij een klant of door overmacht niet kunnen werken omdat een klant op het laatste moment afbelt, ook gecompenseerd worden tot 100 procent van hun loon. Dat kan ook budgetneutraal, omdat er minder cheques zijn uitgegeven dit jaar in vergelijking met vorig jaar. Dat zou dus van de tegemoetkoming aan een sector die in Vlaanderen 750.000 gezinnen gelukkig maakt, meer dan 140.000 mensen aan het werk houdt en waar de Vlaamse belastingbetaler 1,2 miljard aan spendeert, een mooi kerstverhaal maken.
Minister, het is van belang om niet alleen werkgevers maar ook werknemers te belonen naar werken. Dit kan nog een mooie aanpassing zijn aan de begrotingsaanpassing 2020. Steunt u onze amendementen, dan zullen we met plezier voor stemmen. Doet u dat niet, dan zullen we ons met iets minder enthousiasme onthouden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, we zullen deze begrotingsaanpassing niet steunen. (Opmerkingen)
We vinden dat er een aantal fundamentele lessen getrokken hadden moeten worden uit deze grote gezondheidscrisis en dat is niet gebeurd.
Ik zal kort ingaan op één aspect van de begroting, namelijk de zorg. Enerzijds zien we dat de preventieve gezondheidszorg niet is versterkt. Ze hadden al een slechte startpositie. We hebben in Vlaanderen geen preventieve gezondheidsdiensten die in staat waren om de gezondheidscrisis van bij het begin aan te pakken. We zien in buurlanden dat ze dat wel hebben. Het is helemaal onbegrijpelijk dat we die eerste lijn niet versterkt hebben na de eerste golf in het voorjaar. Alle experts en rapporten wijzen erop dat de eerste lijn, de preventieve gezondheidszorg, cruciaal is om zo'n epidemie aan te pakken. We zijn al tweemaal tegen dezelfde steen gestoten. Laat ons dat niet opnieuw doen. Dit jaar zijn er besparingen doorgevoerd in de preventieve gezondheidszorg.
Langs de andere kant hebben we de zorgsector zelf. Al jaren trekt de zorgsector aan de alarmbel, al jaren komt zij op straat voor meer personeel, omdat de werkdruk te hoog is. Die was al te hoog voor de coronacrisis en is nu helemaal onhoudbaar geworden. Het is goed dat er nu een eerste stap is gezet. Er komen loonsverhogingen en alle RVT-bedden (rust- en verzorgingstehuis) zullen correct worden gefinancierd. Maar er moeten nog verdere stappen worden gezet. De personeelsnormen moeten omhoog, de woonzorgcentra moeten het nog steeds met te weinig handen aan het bed doen.
Ik wil hierbij ingaan op een belangrijk amendement voor ons op deze begrotingsaanpassing, dat gaat over de aanmoedigingspremie. Minister, er was één virus, er was één premie, maar niet voor iedereen. Duizend personeelsleden uit de zorg hebben aan de alarmbel getrokken, ze hebben een open brief geschreven waarin zij vragen dat iedereen uit de zorg een premie zou krijgen. Dat lijkt me ook heel logisch. Er was één virus, er was één frontlinie. Alle mensen uit de zorg in heel België hebben het uiterste van zichzelf gegeven. De werkdruk was al heel hoog voor de coronacrisis en werd door de crisis op veel plaatsen onhoudbaar. De mensen uit de zorg hebben de meest kwetsbare mensen uit de samenleving beschermd tegen corona, ze hebben mensen met corona verzorgd, met risico’s voor hun eigen gezondheid en die van hun familie.
In de brief schrijven zij dat ze ondanks de angst, de stress en de tranen elke dag op post zijn gebleven en vandaag nog elke dag op post zijn. De crisis is immers nog niet voorbij. Ze hebben het uiterste van zichzelf gegeven. Dat was zo in Wallonië, in Brussel en in Vlaanderen. Dat was zo in de ziekenhuizen, de jeugdzorg, de zorg voor personen met een handicap, de gezinszorg, de thuiszorg, de woonzorg, overal. Dat was zo voor het verzorgend personeel, het onthaalpersoneel, de poetsdiensten, het logistiek personeel. Iedereen in de zorg heeft dit jaar het uiterste van zichzelf gegeven, vaak voor een zeer karig loon. Laat dat heel duidelijk zijn. En toch zullen sommigen onder hen dit jaar geen premie krijgen, terwijl anderen er wel een krijgen. Minister, dat is onbegrijpelijk. Mensen uit de zorg voelen zich tweederangsburgers. Dat zei een zorgkundige uit een woonzorgcentrum me gisteren nog. Zij zullen de enigen zijn in België die dit jaar geen premie zullen krijgen, die niet de waardering zullen krijgen voor hun werk van de afgelopen maanden.
We leggen vandaag een amendement voor om in extra budget voorzien, om in een aanmoedigingspremie te voorzien, net zoals in de federale zorg, net zoals in Brussel en Wallonië. Die premie moet ook worden uitgereikt aan het zorgpersoneel uit de Vlaamse zorgsector. Iedereen kan zich daar straks over uitspreken. Ik hoop dat iedereen deze aanpassing zal steunen, zodat het zorgpersoneel in Vlaanderen niet in de kou blijft staan.
Minister-president Jambon zegt: “Wat we zelf doen, doen we beter.” Begin dan al eens met de zorgsector in Vlaanderen dezelfde premie te geven als in de rest van het land.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik sluit me grotendeels aan bij de tussenkomsten van de heren Rzoska en Keulen, behalve dan wanneer de heer Keulen zegt dat het wel waar zal zijn omdat hij het zegt. In het voorbeeld over de kredietenrating ben ik het daarmee eens, maar ik weet niet of ik dat kan veralgemenen.
Wat de begrotingsaanpassing 2020 betreft, wil ik twee opmerkingen maken. Ten eerste wil ik de minister een compliment geven. Met de aanpassing die u hebt doorgevoerd aan de manier van rapporteren over Oosterweel, komt u tegemoet aan wat het Rekenhof heeft gevraagd, maar ook aan wat verschillende parlementsleden hier hebben gevraagd. Ik kan dat alleen maar toejuichen, omdat ik er ook van overtuigd ben dat de begroting op deze manier transparanter en duidelijker zal worden, ook voor een breder publiek. De strijd die u als parlementslid voerde voor een duidelijkere en transparantere begroting, zet u nu als minister door en daar ben ik heel blij mee.
Mijn tweede opmerking gaat dan over die coronaprovisie. U hebt die niet alleen opgetrokken bij de indiening met die 250 miljoen euro voor de evenementen- en de horecasector, maar u hebt er nog eens die 520 miljoen euro aan toegevoegd, het bedrag dat het Rekenhof voorstelde om aan de engagementen die waren genomen, tegemoet te komen. Dat is een heel goede zaak. Het duidt erop dat de regering op een toestand die heel onzeker is, flexibel en gevat inspeelt. Ook dat is een heel goede zaak.
Zoals vandaag in het parlement nog eens blijkt, komen er natuurlijk altijd bijkomende vragen. We zien nog een vragen van sp.a en de PVDA. Als iedereen nog eens in zijn boekje zou kijken, zou men nog wel wat vinden waar we nog extra inspanningen kunnen doen. Wat mij betreft, ondersteunt de regering onze zorg- en onze economische sector waar het moet, niet met blinde cheques, maar verstandig en voorzichtig, zodat er een blik blijft op het traject om weer naar een begroting in evenwicht te gaan. Dat is voor mij heel belangrijk en de enige juiste weg.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Minister, als rabiate oppositiepartij gaat het Vlaams Belang de twee ontwerpen van decreet met betrekking tot deze tweede begrotingsaanpassing 2020 niet goedkeuren. De aanpassing is, gelet op het eindejaar, eigenlijk ook niet meer te beschouwen als een document om het beleid nog budgettair bij te sturen. Het is eigenlijk al een voorafname op de uiteindelijke rekening voor 2020. Het is meer het juist zetten van de cijfers met de realiteit.
Het is al gezegd door mijn collega’s: deze begrotingsaanpassing is gebaseerd op de economische begroting van juni 2020 en houdt dus geen rekening met de impact van de tweede COVID-19-golf. Dat is begrijpelijk, dat hoort u mij niet zeggen. Het kon ook niet anders, men kan de toekomst natuurlijk niet voorspellen, maar het is wel een feit dat hier ook in deze begrotingsaanpassing een vertekend beeld zit, daardoor onder andere.
Bij de eerste aanpassing van de begroting kon dat sturend element nog enigszins aanwezig zijn, maar wanneer deze aangepaste begroting, die hier vandaag zal worden goedgekeurd als ik het goed begrepen heb, in een formele machtiging is omgezet om de desbetreffende uitgaven werkelijk te doen, zal het jaar al feitelijk verstreken zijn. De beleidsrelevantie van het document is miniem. We zullen het ontwerp van decreet met die beperkte beleidsrelevantie niet goedkeuren.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij de wijze woorden van de heer Muyters wat betreft deze begrotingsaanpassing.
Ik wil even reageren op de twee amendementen van collega Gennez die vorige week in de commissie en de plenaire vergadering al zijn besproken. Een aantal zaken zijn nuttig en gebeurd, die hebben we kunnen doen en hebben we gedaan. We hebben 40 miljoen euro extra voor de dienstenchequesector in functie van de veiligheid van de werknemers voorzien. Er is 11 miljoen euro voorzien in functie van de 100 procent indexering.
Mevrouw Gennez, we kunnen niet ingrijpen op de loonvorming. Dat is een bevoegdheid van de sociale partners en de federale overheid. We kunnen niet ingrijpen op de tijdelijke werkloosheid, ook dat is een federale bevoegdheid. Ik wil wijzen op het advies van de Raad van State op een Brussels initiatief daaromtrent. De raad verklaarde het gewest onbevoegd om dergelijke maatregelen die u hier voorstelt, door te voeren. Het is niet eens een kwestie van niet willen, het is een kwestie van niet kunnen in dit geval. We gaan uw amendementen straks niet steunen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil graag even reageren op het amendement van collega Vandecasteele. Mevrouw Vandecasteele, ik kan u al zeggen dat wij uw amendement niet gaan steunen. We hebben deze discussie hier al meermaals gevoerd. We hebben altijd gesteld dat wij absoluut heel veel waardering hebben voor iedereen die de voorbije periode binnen de zorgsector, op welke manier dan ook, het beste van zichzelf heeft gegeven. En zij verdienen het ook absoluut om die waardering omgezet te zien in werkbaar werk, in voldoende loon en zo verder. Maar daarom gaan wij voor structurele maatregelen, niet voor een eenmalige premie.
U hebt daar al meermaals toe opgeroepen, en ondertussen heeft er in alle discretie een sociaal overleg plaatsgevonden. Ik dacht dat u daar voorstander van zou zijn. Er is daar ook een akkoord gesloten voor niet minder dan 577 miljoen euro per jaar, vanaf 1 januari, voor de versterking van de zorgsector en al wie er werkt. Dat gebeurt via verschillende maatregelen; we zetten onder meer in op correcte en betere verloning en op werkbaar werk. Wij vinden dat belangrijker dan een eenmalige premie die maar liefst 174 miljoen euro zou kosten. Want dat hebt u niet gezegd. Door dit hier op deze manier weer voor te stellen, blijft u het sociaal overleg doorkruisen, terwijl er een akkoord is gesloten. En dat akkoord zullen wij honoreren.
De heer Parys heeft het woord.
De collega’s of de collega van de PVDA vergeten erbij te zeggen waarom er federaal een premie wordt uitgereikt. Dat is natuurlijk omdat het federale niveau er niet in slaagt, zoals Vlaanderen dat wel zal doen, om volgend jaar sneller het IFIC-systeem in te voeren. Wij gaan met structurele maatregelen werken, en het federale niveau moet dat stukje proberen dicht te fietsen met een premie, die uiteraard niet structureel is. Ik denk dat wij in Vlaanderen een deal hebben met de sociale partners, met de vakbonden en werkgevers, die eigenlijk beter is voor het personeel dan waar men federaal een beroep op kan doen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Als ik de collega’s van CD&V en N-VA hoor, zeggen zij dat ze inderdaad het werk respecteren van al die zorghelden die de laatste maanden het uiterste van zichzelf hebben gegeven, vaak voor een zeer laag loon. En zij zullen dat waarderen met werkbaar werk en met een correct loon. Mij lijkt werkbaar werk en een correct loon in de zorg een vanzelfsprekendheid die eigenlijk al jaren geleden had moeten worden gegeven. We zijn daar veel te laat mee. Het personeel trekt al jaren aan de alarmbel.
Het is goed dat er vandaag budget wordt vrijgemaakt voor een correcte financiering van de rvt-bedden (rust- en verzorgingstehuis) en voor een loonsverhoging. Maar laat ons heel duidelijk zijn: die loonsverhoging zal er niet voor iedereen zijn.
Wat wij hier vandaag vragen, met deze begrotingsaanpassing, is een waardering en respect voor hetgeen de zorghelden dit jaar hebben gedaan. Dit jaar hebben zij uitzonderlijk werk verricht. De werkdruk was al zeer hoog en was dit jaar onhoudbaar. Zij zien collega’s huilen op het werk. Zij zeggen mij dat ze voor de eerste keer in hun leven een lijkzak hebben moeten dichtritsen. Dat is wat zij dit jaar hebben meegemaakt. Zij hebben gehuild, ze zijn naar huis gegaan met de verhalen vanop het werk, en voor dat werk van de afgelopen jaren verdienen zij dit jaar nog een waardering.
Daarom vraag ik om extra budget, bovenop het budget van 577 miljoen euro voor het sociaal akkoord. Ik vraag een extra budget dat wij hier geven, om het personeel de waardering te geven voor hun werk van het afgelopen jaar. Ik denk dat dat zeer terecht is. De mensen die daadwerkelijk respect willen tonen voor het zorgpersoneel, zouden deze aanpassing moeten steunen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de tussenkomsten en de ondersteunende, opbouwende kritiek, ook vanuit de oppositie trouwens. Ik wil jullie eerst en vooral ook uitdrukkelijk bedanken om vandaag de bespreking van de begrotingsaanpassing 2020 te voeren. Dat is eigenlijk puur administratief. Omdat we met een provisie werken, moet dat nog worden verdeeld, en moeten we dat nog voor een deel herschrijven. Daarom wordt het voor ons iets gemakkelijker als we die vandaag nog kunnen goedkeuren, en dat allemaal in gang kunnen zetten.
Ik denk dat het verslag van collega Muyters heel volledig was en dat ik dus zelf geen toelichting meer hoef te geven. Ik wil een paar reacties geven op wat jullie aangebracht hebben.
Mijnheer Keulen, ik zal eindigen met uw eerste opmerking, want dat is ook mijn stokpaardje, dat houd ik dus voor straks. Uw punt van decentralisatie is zeer terecht. Dat is ook een oefening die we willen meenemen bij de heroverweging. We beseffen, zoals ik in de commissie ook al verschillende keren gezegd heb, dat dit een oefening is die we op heel korte tijd doen en die we ook heel grondig willen doen. Dat is inderdaad een van de elementen die we daarin willen opnemen: de vraag of zoiets wel door Vlaanderen gedaan moet worden en of we die verantwoordelijkheid niet op een betere manier kunnen invullen, samen met de lokale besturen of het zelfs helemaal overlaten aan hen. Dat is een vraag die we ook zullen stellen. We nemen dat dus mee en wachten af wat daarvan de uitkomst zal zijn.
Mevrouw Gennez, u zegt zelf: er ontbreekt nog iets. Er is een uitspraak in het Engels: ‘If you’re in a hole, stop digging.’ Uw uitspraak doet me een beetje denken aan iemand die een lange speech geeft met de woorden: ‘Ons land staat aan de rand van de afgrond en het is nu tijd om een grote stap voorwaarts te zetten.’ Dan stort je natuurlijk helemaal die afgrond in. Je kunt dat blijven doen. Je kunt blijven zeggen dat we nog geld moeten blijven uitdelen langs alle kanten. In alle eerlijkheid, denk ik dat dat een beetje flauw is. Ik vind de logica die u gebruikt voor dat amendement, ook helemaal onterecht. In de commissie hebt u trouwens nog een ander amendement ingediend, waarin u eigenlijk zelfs nog verder ging. Naar het voorbeeld van Wallonië wou u betalen voor niet-gepresteerde uren. Dat stond daar ook in. Ik herinner me dat nog zeer goed, want dat was de commissie die u gevolgd hebt vanuit de wagen. Ik was toen bang voor uw veiligheid. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Ja, natuurlijk, dat zou pas erg zijn.
De logica die wij nu gevolgd hebben – en dat is de logica die we voor alle ondersteuning gebruikt hebben – is dat economische ondersteuning inhoudt dat we er vooral voor zorgen dat we die economie zoveel mogelijk draaiende kunnen houden op een veilige manier. Dat is de combinatie die we moesten maken. We moeten ervoor zorgen dat onze inspanningen gericht zijn op het draaiende houden van die economie. Ik voel me zeer ongemakkelijk bij het feit dat u dit nu wel voorstelt voor dienstenchequebedrijven of -werknemers, wat ontegensprekelijk een belangrijke sector is die ook een bijdrage geleverd heeft, maar niet de enige. Daar heb ik dan wel een probleem mee. We proberen nu een beleid te voeren voor alles en iedereen, maar u pikt er constant iemand uit. Ik kan niet anders dan denken dat dat puur politiek opportunisme is. Dat vind ik heel jammer. We zitten hier met een pandemie die iedereen in onze samenleving raakt. Het is voor iedereen cruciaal dat we die economie zo veel mogelijk draaiende kunnen houden, op een veilige manier. Maar met de manier om daar politiek gewin uit te slaan, heb ik het moeilijk. Ik denk dat de collega’s ondertussen al voldoende benadrukt hebben dat er nog andere argumenten zijn om hier niet in mee te gaan.
Mevrouw Vandecasteele, eerst en vooral: u spreekt over een fundamentele les. Volgens mij is de meest fundamentele les – en ik kom hierin overeen met het eerste punt van collega Keulen – het feit dat we een gezond financieel beleid nodig hebben om elke crisis aan te kunnen, ook in de toekomst. Hoe je het ook draait of keert, dit is niet de laatste crisis. Er komen er nog, sowieso. Wat ons vandaag geholpen heeft, is het gezonde beleid van het verleden. En zolang uw partij dat niet erkent, zal ik in alle eerlijkheid opgelucht zijn dat u onze begroting niet goedkeurt. Ik heb geen enkel probleem met verschillende meningen, maar we staan daarin inderdaad mijlenver van elkaar. Ik ben dan eerder blij en opgelucht dat u onze begroting niet steunt.
De terechte woorden van waardering die u uitspreekt voor de zorgsector, die deel ik. Ik denk ook dat we daaraan tegemoetkomen. Mevrouw Schryvers en de heer Parys hebben dat ook al gezegd. Wij hebben inderdaad de keuze gemaakt om daar grondig over na te denken en om dat grondig door te praten met de sector. Want hier is wel degelijk een onderhandeling aan voorafgegaan, aan dat sociaal akkoord, dat u toch zou moeten waarderen, om structureel iets aan te passen, niet met een premie, niet met iets eenmaligs, maar effectief vanaf volgend jaar, en doorgerekend in onze meerjarenraming, een ondersteuning die die mensen te goed hebben, die ze verdienen. Maar wel op een structurele manier, niet met een eenmalige premie die daarnaartoe gegooid wordt. Dat hebben we niet gedaan.
Collega Muyters, ik denk dat we hier helemaal op dezelfde lijn zitten.
Mevrouw Van dermeersch, ik moet zeggen dat ik blij was om te horen dat u uw eigen manier van oppositie voeren eens gekaderd hebt. U gebruikt de woorden ‘rabiaat’ en ‘rabiate oppositiepartij’. Ik ben het eens gaan opzoeken, synoniemen zijn: dol, furieus, giftig, hels, koleirig, laaiend, razend, pisnijdig – neen, sorry, ik bedoel ‘spinnijdig’, dat was een persoonlijke interpretatie – enzovoort. Ik ben blij dat u zichzelf een beetje omschrijft, maar u moet toch wat voorzichtig zijn. ‘Hondsdol’ had ik eigenlijk nog verwacht, maar dat stond er niet bij.
Wat mij het meest van al verwondert, is dat uw argumentatie om dit niet goed te keuren, het gebrek aan beleidsrelevantie is. Dat ontgaat mij volledig. Want een begroting – en ik onderstreep dat graag; op een moment dat het iets slechter gaat, is het iets gemakkelijker om dat te onderstrepen – wordt voorbereid door een regering, maar het komt van oudsher aan een parlement toe om een begroting op te stellen. Dit is dus jullie werk. Dit is eigenlijk wat van jullie komt. Jullie moeten ons de kredieten geven waar wij als regering mee aan de slag kunnen gaan. En dan komt u zeggen dat het niet beleidsrelevant is omdat er al uitgaven gedaan zijn. In alle eerlijkheid, we hebben dat op elk moment met jullie doorgepraat. Dat is een openheid waarvan ik het zeer terecht vind dat jullie daarnaar gevraagd hebben. We hebben dat zoveel mogelijk proberen te doen. We zijn altijd naar jullie toe gekomen. Maar dit is jullie insteek. Jullie moeten hier het debat rond voeren, dus ik vind het zeer vreemd dat u daar spreekt over een gebrek aan beleidsrelevantie.
Mijnheer Keulen, ik eindig met uw eerste opmerking. We zitten daar helemaal op dezelfde lijn. Dat is een beetje mijn stokpaardje, mijn riedeltje dat ik de laatste maanden verschillende keren heb afgedraaid. Als we iets geleerd hebben van die onfortuinlijke, barslechte situatie waar we nu in zitten, is het het belang van een gezond financieel beleid. En dat betekent dat we onze uitgaven afstemmen op onze inkomsten, punt. Je geeft niet meer uit dan er binnenkomt. De laatste periode hebben we geleerd dat dat niet enkel te maken heeft met het feit dat we weigeren om lasten door te schuiven naar toekomstige generaties, maar omdat we onszelf ook willen voorbereiden op crisissen die er sowieso komen. Als je dat nagaat in het verleden, zitten we ongeveer om de tien jaar in de miserie. Tien jaar geleden hadden we de bankencrisis. Tien jaar daarvoor was er de internetbubbel. Tien jaar daarvoor was het iets minder in crisis, maar was er de Europese richtlijn die we moesten volgen om toe te treden tot de euro. Tien jaar daarvoor waren het de jaren 80, dat was ook niet bepaald goed. Tien jaar daarvoor was er de oliecrisis in de jaren 70. Dat komt altijd terug. Je kunt er dus donder op zeggen dat over tien of vijftien of misschien twintig jaar – laat ons hopen – opnieuw een crisis komt. Een gezondheidscrisis, een financiële crisis, een economische crisis, een sociale crisis, geen idee welke, maar het komt opnieuw op ons af. En als je daar dan op een goeie manier op wilt reageren, heb je geen andere keuze dan morgen – want vandaag leent de toestand zich er niet toe, daar zijn we ons zeer goed van bewust – nu al voor te bereiden, om terug te keren naar een gezond financieel beleid. Als we dat niet doen, gaan we dan gewoon gehandicapt zijn en minder goed in staat zijn om te reageren op die crisis.
Kijk naar de rest van de wereld, kijk naar de rest van Europa en kijk naar het debat dat daar loopt. Het is een aanrader om dat eens te volgen. Dan zie je zeer duidelijk dat die landen die het zichzelf hebben aangedaan, het zichzelf moeilijk gemaakt hebben en zichzelf de opdracht opgelegd hebben om de laatste tientallen jaren een gezond financieel beleid te voeren, er vandaag beter in geslaagd zijn om sterk te reageren op die economische crisis. Het onderscheid is, grosso modo gezegd, Noord-Europa en Zuid-Europa. Het is met de grove borstel erdoor, maar daar komt het ongeveer op neer.
Ik ben daarvan overtuigd, en Moody’s wijst daar ook op – als een kredietratingbureau al iets is dat je in een politiek debat moet gaan citeren ... We hebben vrijdagavond het rapport gekregen. Het heeft ondertussen al in de krant gestaan. En daar zegt men uitdrukkelijk dat het feit dat wij nu nog altijd beter geratet worden dan bijvoorbeeld de federale overheid, komt doordat wij in het verleden dat vertrouwen hebben opgebouwd. Dat is exact waar zij op wijzen. En dat zorgt ervoor dat wij nu nog altijd, bijvoorbeeld een paar weken geleden, kunnen lenen aan 0,64 procent op veertig jaar, wat bijzonder goed is. Om u maar te zeggen: dat is gewoon het vertrouwen dat men heeft in ons, vanwege het politieke beleid dat we de laatste jaren gevoerd hebben. Wel, we moeten daarnaar terugkeren. Dat is mijn grootste en enige oproep die ik heb voor de komende weken en maanden. Het is geen gemakkelijke discussie. Ik ben zeer blij met het medeleven dat is uitgesproken, maar we hebben het hier natuurlijk over de centen van de mensen. Dit gaat niet over onze zak geld of wat dan ook. Het gaat over iets wat we vragen aan de burger en waarvan wij de plicht hebben om er op een deftige manier mee om te gaan.
Laat ons nu de komende maanden voorbereiden, om ervoor te zorgen dat we de crisis die er sowieso komt over tien jaar, twintig jaar, dertig jaar, maakt mij niet uit, opnieuw goed aanpakken. En waarschijnlijk zal die tussenkomst volgende week herhaald worden. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, weet u welke crisis wij willen aanpakken, niet over 10 jaar, maar nu? De armoedecrisis. En 150.000 huishoudhulpen die gemiddeld 1000 euro per maand verdienen en die nu door corona helemaal door de bodem dreigen te zakken: dat politieke profilering noemen, vind ik eerlijk gezegd net iets te cynisch. Wij doen hier een constructief voorstel, dat budgettair neutraal is, dat gecompenseerd wordt door het feit dat er dit jaar minder cheques zijn uitgegeven dan vorig jaar. Waarom kiezen wij deze sector? Heel simpel: dat is inderdaad geld van de gemeenschap, van de belastingbetaler. Daar hebben wij rechtstreeks impact op, als Vlaamse Regering en als Vlaams Parlement.
Van mij mag een kassierster ook meer verdienen, maar ik pleit niet voor een door de overheid gestuurde planeconomie waarin wij alle kassiersters betalen. Met overheidsmiddelen betalen wij wel de huishoudhulpen, en dan vind ik het bijzonder cynisch dat er 51 miljoen euro wordt voorzien voor de werkgevers, maar dat er nul euro extra kan worden voorzien voor de werknemers. Dit is een positief voorstel en ik hoop dat u alsnog van mening zult veranderen. Dat kan perfect binnen onze bevoegdheden, u kunt elke euro die u extra geeft afhankelijk maken van het sociaal akkoord binnen de Vlaamse bevoegdheden en dan kan iedereen in de sector opnieuw ademen, de werkgevers die veiligheidsinvesteringen moeten doen, iets wat wij ondersteunen, maar ook de werknemers. Ik denk dat dat kamerbreed op instemming en ondersteuning kan rekenen, net zoals de resolutie die we in de zomer hebben goedgekeurd. Wij zijn geen potverteerders, integendeel. Wij willen mensen die per maand gemiddeld 1000 euro verdienen, een extra duwtje in de rug geven omdat zij in deze gezondheidscrisis ook nog eens een gigantisch armoederisico lopen. Dat is asociaal, oneerlijk en bovendien slecht voor de economie. Weet u waarom? Iemand die 1000 euro per maand verdient, minister, kan dat niet op een slapend spaarboekje zetten. Die geeft dat geld direct uit, want die moet daarmee rondkomen. Dat is een vorm van koopkrachtinvestering die goed is voor de economie. De economie moeten we aanzwengelen via overheidsinvesteringen, zoals het plan Vlaamse Veerkracht ook voorziet, maar ook via koopkrachtinvesteringen die mensen ten goede komen en onze economie doen draaien.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Diependaele, ik heb de indruk dat u vergeten bent dat het ook over een gezondheidscrisis gaat. Een gezondheidscrisis kunnen we voorkomen door in te zetten op preventie. Als u inzet op preventie, zal dat ook goed zijn voor uw begrotingscijfers. Mochten we vanaf het begin een openbare dienst hebben gehad die direct de contacttracing kon uitbouwen en die niet vanaf dag twee achter de feiten moest aanhollen, dan hadden we die crisis veel beter kunnen managen. Laat ons eerlijk zijn: we zijn daar niet goed in geslaagd. (Opmerkingen)
Het belangrijkste is dat de zorg voldoende personeel heeft en kwaliteitsvolle zorg kan geven, dat de openbare diensten aan preventie kunnen doen en dat wij investeren in preventie. Zo kunnen wij zulke crisissen voorkomen. (Opmerkingen)
Er zijn heel wat landen die een veel beter uitgebouwd preventiesysteem hebben en de crisis beter dan België hebben aangepakt. Ik denk dat iedereen het daarover eens kan zijn.
Men spreekt hier over een correcte financiering van de zorgverleners en werkbaar werk. Blijkbaar denkt men dat men zo waardering of respect voor het zorgpersoneel toont. Ik hoop dat men na zo’n gezondheidscrisis eindelijk beseft dat het voor werkbaar werk belangrijk is dat men een correct loon geeft aan al het zorgpersoneel. Daarbovenop vraag ik om voor hun uitzonderlijke inspanningen tijdens het afgelopen jaar een aanmoedigingspremie te geven, zoals alle andere zorgverleners in België zullen krijgen. Ik vraag dat erbovenop als waardering. Werkbaar werk en een correct loon zouden een vanzelfsprekendheid moeten zijn, en dat had jaren geleden al zo moeten zijn.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Minister, ik ga rabiaat verder, in de zin van fel en verwoed. Woorden hebben immers meerdere betekenissen. Fel en verwoed, want u herinnert zich nog dat ik u vorige keer, samen met de mensen die het fiscaal strafrecht overtreden, een snoodaard heb genoemd. Dat was in het kader van het overtreden van artikel 34 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (VCO). Intussen werd er rekening gehouden met wat ik toen zei, dus u luistert wel degelijk als ik rabiaat te werk ga.
U hebt heel weinig marge om dit uit te voeren. In de praktijk hebt u een marge die tot 15 à 20 december 2020 loopt. Vandaag is het 9 december. Het Departement Financiën en Begroting moet er nog voor zorgen dat die eindejaarsverrichtingen worden geregeld. De administratie moet ook tijd hebben om de uitgavendossiers boekhoudkundig te verwerken, enzovoort, enzovoort. Met andere woorden: de twee ontwerpen van decreet die hier vandaag voorliggen, hebben heel weinig beleidsrelevantie, en dat was het punt dat ik rabiaat maakte.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik wil alleen even reageren op collega Gennez. Ik waardeer ongelooflijk de manier waarop ze een dossier blijft verdedigen, maar het betreft ook wel een aantal typische punten. Je hebt een begroting in zijn geheel: een begroting die in een tekort gaat, in een tekort dat we in Vlaanderen nog nooit hebben gezien. En zoals collega Keulen naar voren heeft gebracht: een tekort is iets wat ook nog terugbetaald moet worden en we moeten ons klaar maken voor de volgende crisissen. Het is dankzij het feit dat we in het verleden niet in een tekort zijn gegaan, dat we vandaag die stap kunnen zetten. Maar als er dan op een of ander klein onderdeel in die begroting misschien wat minder wordt uitgegeven, dan wordt er gezegd: we kunnen binnen dat pakket toch nog wat extra uitgeven. En de 6 of bijna 7 miljard euro schuld die we doorschuiven naar een volgende generatie, misschien kunnen we die nog wat groter maken – waarom niet? En daar heb ik het moeilijk mee. Dat is een typische houding van: niet het geheel bekijken, maar een klein onderdeel. ‘Als er daar toevallig wat minder wordt uitgegeven, laten we dat dan toch uitgeven. Dat is binnen de begroting.’ Neen, dat is niet binnen de begroting. Er is hier niets meer binnen de begroting, want binnen de begroting was binnen een evenwicht. En daar heb ik het heel moeilijk mee.
En ten tweede, wat de dienstenchequesector betreft: we hebben die discussie nu drie keer gevoerd. En ook daar proficiat, u krijgt dat elke keer opnieuw in de discussie: in de commissie, vorige week in de plenaire vergadering en vandaag nog eens. U doet alsof er een cadeau is gegeven aan de werkgevers. En opnieuw: het is geen cadeau aan de werkgevers. Het was om te investeren in de veiligheid. En weet u waarom? Omdat die mensen zouden kunnen gaan werken. En dat is ook wat ze vragen: dat ze op die manier hun centen verdienen zoals ze dat ze wensen. Dat is wat er is geïnvesteerd. Het is geen cadeau geweest aan de werkgevers, maar het is een cadeau om ervoor te zorgen dat wie kan, kan gaan werken op een veilige manier. Laten we daar nu toch eindelijk het debat over stoppen. Ik ben blij dat u zich voor de rest onthoudt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik kom toch nog eens terug op collega Vandecasteele. Ik heb gezegd dat we heel veel waardering hebben voor iedereen die werkt in de zorgsector. Ik heb hier ook al meermaals gezegd dat ik het absoluut niet gezond vind dat er een concurrentie zou ontstaan tussen mensen die werken in de federale sector en zij die werken in de Vlaamse sector, want iedereen verdient waardering en zet zich op de best mogelijke manier in. Met de structurele maatregelen die genomen zijn, geven we vanaf 1 januari een betere verloning en werkbaarder werk aan iedereen die werkt binnen de Vlaamse sectoren.
Ik vind het heel kwalijk, mevrouw Vandecasteele, dat u de federale medewerkers en de Vlaamse zorgmedewerkers tegenover elkaar blijft opzetten alsof de ene benadeeld zou zijn tegenover de andere. De federale medewerkers krijgen inderdaad die zorgpremie. In Vlaanderen hebben we gezegd: we gaan voor structurele maatregelen. En daarom gaan we al vanaf 1 januari via het Vlaams intersectoraal akkoord (VIA) 6 een betere verloning en betere arbeidsvoorwaarden geven, terwijl het federaal pas later ingaat. Dus ik zou willen zeggen: stop met die manier van spreken, want u zet zorgmedewerkers tegen elkaar op.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.