Report plenary meeting
Report
De heer Claes heeft het woord.
Minister, goedemiddag, ik zou het inderdaad graag met u hebben over het rapport van Omgeving Vlaanderen en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) over de impact van de lage-emissiezones (LEZ’s) in Antwerpen en Gent, meer bepaald over de impact daarvan op de mobiliteitsopties van de sociaal kwetsbaardere gezinnen. Dat is iets waarvoor mijn partij, het Vlaams Belang, al sinds 2017 waarschuwt hier in dit parlement en in de desbetreffende gemeenteraden, en dat nu ook wordt bevestigd door deze studie.
Data over het wagenbezit van de Vlaming tonen immers aan dat sociaal kwetsbaardere gezinnen vaak een oudere auto bezitten en dus harder worden getroffen dan andere gezinnen. Voor hen is het niet altijd mogelijk om zomaar een recentere wagen aan te kopen die volgens de heersende ideeën wel zou voldoen aan de criteria van die LEZ’s. Dat is jammer, want voor veel van deze mensen is het kunnen beschikken over een wagen toch wel vrij levensnoodzakelijk, zowel voor professionele activiteiten – veel mensen zijn werkzaam in industrieterreinen, die vaak niet gemakkelijk te bereiken zijn met het openbaar vervoer en waar fietsen vaak levensgevaarlijk is – als voor een kwalitatief gezinsleven.
Mijn vraag aan u is dan ook: op welke wijze garandeert de Vlaamse Regering de betaalbaarheid van het wagenbezit in het kader van de steeds strenger wordende normen in die LEZ’s?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Claes, dank u wel voor uw vraag. We hebben inderdaad kennis genomen van de evaluatie van het Departement Omgeving rond de LEZ’s en de gevolgen daarvan. Nu, u weet dat dat een bevoegdheid is van collega Zuhal Demir; zij zal in de commissie wellicht ook een verdere analyse maken van deze evaluatie.
Maar wat blijkt in elk geval uit deze evaluatie? Het is zo dat de LEZ’s leiden tot een betere luchtkwaliteit en dat de grootste gezondheidswinst vastgesteld wordt bij de sociaal kwetsbaren, maar inderdaad ook – en dat is de keerzijde die u terecht aanhaalt – dat er grotere neveneffecten zijn bij de sociaal kwetsbaren, die vaak over een iets oudere wagen beschikken.
Ik heb zeker oor voor deze bekommernissen, maar zoals ik al zei, zal de analyse gebeuren in de commissie Omgeving, bij collega Demir. Ik wil gelijktijdig even de overstap maken naar het onderzoek Verplaatsingsgedrag dat recentelijk naar buiten is gekomen, waaruit blijkt dat een Vlaams gezin gemiddeld 1,19 wagens ter beschikking heeft, maar waaruit ook – en dat stemt me uiteraard blij – blijkt dat 65 procent van de verplaatsingen vandaag de dag met de wagen wordt gedaan. Dat is al 5 procent beter dan vijf jaar geleden. Tegelijkertijd betekent dat ook wel dat 35 procent van de verplaatsingen gebeuren met duurzame vervoersmiddelen. Waarom? Omdat enerzijds legt dat de nadruk op het fietsverkeer waar we ten volle op inzetten, maar tegelijkertijd ook op de deelmobiliteit. Want ik denk dat, wat betreft het autobezit versus het autogebruik, het autogebruik nog veel belangrijker is.
Dan verwijs ik graag eens naar een recente studie van Autodelen.net en Test Aankoop die heel duidelijk stelt dat als men minder dan 15.000 kilometer op jaarbasis doet, men dan beter gebruik kan maken van het systeem van autodelen. Dat is financieel veel voordeliger. Vandaar dat we ten volle ook die kaart van autodelen of deelmobiliteit willen trekken.
De heer Claes heeft het woord.
Dank u wel, minister. We zullen dit rapport inderdaad nog bespreken in de commissie met uw collega Demir. Maar aangezien u minister van Mobiliteit bent, zou ik ook willen oproepen om al eens bij uw collega aan te dringen om toch die normen van die lage-emissiezone zeker niet te verstrengen. Want in de beleidsdoelstelling van uw collega-minister Demir staat dan ook dat in 2021 de lage-emissiezone ook voor bromfietsen en motorfietsen zal worden ingevoerd. Dat wordt ook al strenger voor veel personen. Nog een andere vraag: in het regeerakkoord is er sprake dat er een ultralage-emissiezone zou worden ingevoerd in Vlaanderen. Daar is verder niet veel uitleg over beschikbaar. Ik heb daar ook al verschillende vragen over gesteld aan minister Demir. Misschien weet u daar iets meer over? Dat zou wel interessant zijn. Hoe breed zal die ultralage-emissiezone van toepassing zijn?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat die lage-emissiezones – en dat wijst het onderzoek eigenlijk ook aan – toch heel wat voordelen met zich meebrengen: de gezonde lucht waar u naar verwees, vaak ook in die delen in de stad waar die mensen, sociaal zwakkeren, wonen. En ik denk ook dat we, als we gezonde lucht willen voor iedereen, op dat ingeslagen pad moeten doorgaan.
Ik ben het ook met u eens waar u zegt dat we ook over deelmobiliteit initiatieven moeten blijven nemen. Want het klopt dat, als je kijkt naar je portemonnee en onder een bepaald aantal kilometers zit, het een voordeliger systeem is dan een auto te bezitten. Maar ik wil u toch een bijkomende vraag stellen. Als we de twee systemen vergelijken die iedereen kent, Gent en Antwerpen, dan valt het bijvoorbeeld op dat men in Gent wel degelijk extra maatregelen neemt om die sociaal kwetsbaren tegemoet te komen. Is het geen optie voor de Vlaamse Regering om in het kader van die lage-emissiezones dergelijke sociaal flankerende maatregelen ook in een kader mee te nemen richting lokale besturen?
Mevrouw Rombouts heeft het woord
Bij dezen sluit ik me graag aan bij deze vraagstelling, waar inderdaad in de studie heel duidelijk het positieve effect op de luchtkwaliteit naar boven komt, maar eveneens ook heel duidelijk nog eens benadrukt wordt dat de flankerende maatregelen heel belangrijk zijn, en zeker als we ook over sociale maatregelen spreken. We hebben in het verleden al gevraagd om een maximale afstemming van die sociale maatregelen tussen de verschillende systemen. Ik denk dat dat een blijvende uitdaging is.
Maar een element dat minder belicht wordt in de studie en toch minstens even belangrijk is, zijn de effecten op mensen rondom die stad. Heel wat sociale maatregelen worden namelijk genomen voor de inwoners van de betreffende stad, denk bijvoorbeeld aan de slooppremie die eigenlijk best veel gebruikt is geweest, maar mensen die in de rand wonen, kunnen daar helemaal geen gebruik van maken, terwijl we steden toch ook aanzien als metropolen waar bepaalde functies en dienstverlening gebeuren, ook voor mensen buiten de stad. In dezen dus heel duidelijk de vraag om die sociale maatregelen meer toegankelijk te maken voor alle Vlamingen zodat we effectief iedereen toegankelijkheid kunnen bieden, ook als we een LEZ-zone hebben.
De heer De Meester heeft het woord.
Kijk, minister, laten we duidelijk zijn: die lage-emissiezone is asociaal. Dat blijkt zeer duidelijk uit die nieuwe studie. Het zijn in de eerste plaats de mensen met een klein inkomen die het zwaarst getroffen worden en die met hun auto niet meer binnen mogen.
Het is niet zo, minister, dat u die mensen een alternatief biedt, al zeker niet in de vorm van beter openbaar vervoer. In Gent, waar ik woon, komt er eerst een LEZ en dan gaat u daar 150 bushaltes schrappen. Natuurlijk moeten we werken aan een betere luchtkwaliteit, maar kan dat alstublieft op een sociale manier?
Minister, ik heb de indruk dat als u spreekt over deelmobiliteit als oplossing, die lage-emissiezone vooral een lage-empathiezone is. U rijdt natuurlijk rond met een elektrische dienstwagen, maar wat moeten de mensen doen die de auto elke dag nodig hebben om naar hun werk te rijden, dikwijls op de meest onmogelijke uren? Wat moeten die mensen doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is belangrijk dat het onderzoek is gevoerd op initiatief van minister Demir en om daaruit te concluderen dat het eigenlijk een en-enverhaal is. De luchtkwaliteit in onze stadskernen is van belang, want voor heel wat inwoners, ook mensen uit sociale groepen die het niet altijd even breed hebben, stijgt de luchtkwaliteit. Er moet ook worden gekeken naar sociale maatregelen en mobiliteit voor iedereen.
Minister, naar aanleiding van een vraag van collega Maertens in de commissie heb ik een bijkomende vraag: hoe kunnen we de vervoersregio's ertoe aanzetten dat ze dit beleid en de uitrol van de elektrische bussen meenemen? We horen dat dat vertraging oploopt.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, de strijd voor propere lucht is uiteraard zeer belangrijk. Het is een strijd die we allen samen moeten voeren. Uit deze studie blijkt zeer duidelijk dat de inspanningen in het kader van de lage-emissiezone zeer ongelijk verdeeld zijn. Van de gezinnen die minstens één voertuig bezitten dat niet is toegelaten tot de LEZ, behoort 40 procent tot de laagste inkomens en 78 procent tot de onderste inkomenshelft. Vindt u dat rechtvaardig, minister? Waar wacht u op om nu eens eindelijk fors meer te investeren in beter openbaar vervoer, want u laat de gezinnen vandaag in de steek?
Hoe cynisch is het dat de overheid zelf niet in staat is om zich aan te passen? De Lijn gaat straks miljoenen boetes moeten betalen omdat u de middelen voor die noodzakelijke elektrificatie niet hebt voorzien. Wat ons betreft schiet de Vlaamse Regering op alle vlakken te kort.
De heer Keulen heeft het woord.
Goede collega Robeyns, ik dacht dat we samen in de meerderheid zitten in Antwerpen en in Gent. De collega's van het Vlaams Belang en de PvdA leken plots één fractie te vormen. De waarheid is altijd een verhaal van vele aspecten. Net de sociaal zwaksten wonen vaak in die buurten waar de luchtvervuiling het hardst toeslaat. Zij wonen vaak in appartementen langs drukke wegen of in huizen zonder tuintjes. Als er een groep is in onze samenleving die daar voordeel mee doet, dan zijn het de sociaal zwaksten. Ze rijden ook niet allemaal in vervuilende wagens.
Gent is een goed voorbeeld, want die stad geeft stimulansen door te werken met een slooppremie waarmee ze mensen ertoe aanzetten de vervuilende dieseloccasie van de hand te doen en een schonere groene versie aan te schaffen. Dat is de weg die we moeten bewandelen, want de toekomst zal duurzaam zijn of ze zal niet zijn.
Minister Peeters heeft het woord.
Duurzaamheid, luchtkwaliteit, dat is zeker iets wat ons allen aanbelangt, en zeker ook de gezondheid van sociaal kwetsbaren. Daar kunnen we ons allemaal volledig in vinden.
Wat betreft de lage-emissiezones wil ik nog eens heel duidelijk stellen dat het een kader is dat is gecreëerd in de vorige legislatuur. In 2015 zijn de lijnen daarvoor uitgezet. Het is aan de lokale besturen om daar al of niet op in te tekenen en al dan niet een lage-emissiezone in hun stadskernen uit te rollen. Onder andere Antwerpen en Gent hebben dit gedaan.
Vandaag hebben we een evaluatie van die lage-emissiezones en die is positief voor de luchtkwaliteit, voor de gezondheid van de sociaal kwetsbaren, maar er is ook een keerzijde, namelijk dat die sociaal kwetsbaren vaak dieper in hun portemonnee worden geraakt doordat ze vaak met oudere voertuigen rijden.
Ik blijf dan ook benadrukken dat het heel belangrijk is dat die steden en gemeenten die een lage-emissiezone hebben ingevoerd, of dat overwegen te doen, oog moeten hebben voor flankerende maatregelen, zoals een aantal collega’s al terecht gezegd hebben. De slooppremie in Gent is onder andere al ter sprake gekomen. Ik denk dat dat goede maatregelen zijn. En zoals collega Rombouts gezegd heeft, moet men niet alleen kijken naar de inwoners in die welbepaalde stadskernen of steden alleen, maar ook naar de omwonenden in de onmiddellijke nabijheid, want zij zijn ook vaak degenen die meebetalen in het kader van die lage-emissiezones, zeker als zij oudere voertuigen hebben.
Ik blijf ook herhalen dat voor mij het realiseren van die modal shift zeker zo belangrijk is. U weet allemaal dat wij in Vlaanderen de doelstelling hebben om tegen 2030 een modal shift van 40-60 te bereiken. Dat betekent dat minstens 40 procent van onze verplaatsingen duurzaam zou moeten zijn, met duurzame vervoersmodi. En dat is voor mij: collectief vervoer, de fietsinfrastructuur en de deelmobiliteit. Ik wil hier vooral benadrukken dat dat een en-en-enverhaal is. Ik heb hier zeker niet gezegd dat mijn enige antwoord op de lage-emissiezones deelmobiliteit is. Neen, het zijn alle vormen van duurzame verplaatsing.
Als ik dan specifiek kijk naar de stadskernen van Gent, Antwerpen en de Vlaamse Rand, hebben we daar zelfs de ambitie om een modal shift van 50-50 te halen, dus 50 procent van de verplaatsingen die duurzaam zijn. Ik blijf dan ook herhalen dat autobezit sowieso een dure zaak is. Als we dat veel meer kunnen verschuiven naar autogebruik – en die mogelijkheid creëren we door collectief vervoer en deelmobiliteit – is dat zeker voor de sociaal kwetsbaren ook een goede zaak.
Ik benadruk dat dit in een veel bredere context moet worden geplaatst. Ik krijg hier heel veel vragen over van alles. Ook het openbaar vervoer wordt daarbij betrokken. Mevrouw Robeyns, zoals ik al meermaals in de commissie heb aangehaald en ook blijf herhalen, blijven we ook inzetten op de vergroening van de vloot. Daarbij gaat het enerzijds om het stimuleren en faciliteren van al onze pachters en onderaannemers, die voor 50 procent zorgen voor het openbaar vervoer en voor alle trajecten die plaatsvinden, en die ook mee inzetten op de vergroening. En daarnaast trekken wij ook heel wat extra middelen uit voor de vergroening van de vloot van De Lijn. In het kader van de relancemiddelen is meer dan 90 miljoen euro uitgetrokken voor de vergroening van de vloot bij De Lijn. Kortom, ook daar blijven we inzetten op klimaatmaatregelen en op duurzame doelstellingen, om er ook daar voor te zorgen dat de luchtkwaliteit in heel Vlaanderen er alleen maar beter op wordt. Ik denk dat ik daarmee alle mogelijke maatregelen hebt toegelicht.
Ik neem aan dat er in de commissie Omgeving, bij collega Demir, een grondige analyse van deze evaluatie van de lage-emissiezones zal volgen. Daar kan uiteraard iedereen mee de details volgen. En wij zullen straks met de Vlaamse Regering ook kijken of er al dan niet bijkomende maatregelen moeten worden genomen in het kader van het grotere geheel, in het kader van het lage-emissiezonedecreet, dat in 2015 is goedgekeurd. We wachten wat dat betreft de analyse van de evaluatie af. Maar dat is de bevoegdheid van collega Demir. We zullen een en ander zeker blijven opvolgen.
De heer Claes heeft het woord.
Minister, ik word niet zo gelukkig van uw antwoord. Ik blijf ook een beetje op mijn honger zitten betreffende de vraag over de ultralage-emmissiezone. Dat staat in het regeerakkoord, maar ik weet nu nog altijd niet wat de regering daarmee bedoelt. Ik zal het blijven herhalen: de lage-emissiezones zijn volgens mijn partij, het Vlaams Belang, absoluut niet het correcte middel om tot een beter leefmilieu te komen. Integendeel, ze leiden vaak tot mobiliteitsarmoede, jagen de mensen weg uit onze steden en maken onze bedrijven daar ook veel minder competitief. Met de lage-emissiezones lijkt het wel alsof men de oplossing erger heeft gemaakt dan het probleem. Wij vragen u en de regering dus om daarmee te stoppen en zeker om de plannen voor de ultralage-emissiezone op te bergen.
De actuele vraag is afgehandeld.