Report plenary meeting
Actuele vraag over het inzetten van ouders op school voor opvang
Report
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, een scholenkoepel in Hasselt roept op om een soort van ouderplatform op te richten, omdat ze vrezen dat er een tekort aan leerkrachten zal komen volgende winter. Er is een structureel lerarentekort in Vlaanderen. In de winter zien we sowieso veel uitval wegens ziekte, maar nu komt daar corona bovenop, corona dat mensen ziek zal maken, maar er ook voor zal zorgen dat er leerkrachten in quarantaine moeten gaan, waardoor er dus een tekort zal ontstaan.
Onze leerkrachten en scholen zijn flexibel, dat hebben ze al getoond, en er worden allerlei oplossingen gezocht. Er worden grote klassen gemaakt met co-teaching, er worden directeurs voor de klas gezet, er wordt van alles gedaan, er wordt samengewerkt met hogescholen, met lerarenopleiders, maar nog dreigt er een tekort.
Minister, u hebt er een halszaak van gemaakt om de onderwijskwaliteit van ons Vlaanderen te verbeteren. Dat is ook absoluut nodig. Maar we hebben de coronacrisis gehad, met de lockdown die tot leerachterstand heeft geleid. Als we nu ook nog eens ouders voor de klas zullen zetten, dan wordt de situatie helemaal dramatisch. En dan praat ik nog niet over het virologische risico dat het binnenbrengen van die ouders in de scholen met zich meebrengt.
Minister, wat zult u doen om te voorkomen dat we deze winter met een acuut tekort aan leerkrachten zitten?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, minister, vooreerst vind ik het belangrijk om nog eens te zeggen hoe goed u er samen met alle partners in het onderwijs voor hebt gezorgd dat de scholen open zijn. Corona maakt ook dat de scholen op dit moment moeten vaststellen dat een aantal leerkrachten uitvallen. Misschien hebt u al recentere cijfers, minister. Maar de cijfers van vorige week tonen dat 0,41 procent van de leerkrachten in quarantaine zit. Dat zijn 681 personeelsleden op de 164.241. Collega's, geeft toe: eigenlijk is dat beter dan we allemaal hadden gevreesd.
Desalniettemin stel ik vast dat een aantal scholen vooruitkijken. Zij zeggen: ‘Het zal misschien erger worden, de wintergriep komt eraan en dat zal ons voor de uitdaging zetten dat veel meer leerkrachten afwezig zullen zijn op school, door ziekte of door quarantaine.’ In secundaire scholen heb je nog de kans om wat te schuiven met leerkrachten, maar als er in lagere scholen – zeker in kleinere lagere scholen – op een bestaffing vijf leerkrachten afwezig zijn, dan heeft dat een grote impact. Ik heb in de krant gelezen dat in Limburg, maar ook in mijn streek, in Sint-Niklaas, leerkrachten en directeurs zich daarover wel wat zorgen maken.
Er werd net de oproep geschetst aan ouders en grootouders – persoonlijk lijkt het mij geen goed idee om de grootouders naar de school te halen – om mee in opvang van de leerlingen te voorzien indien er te weinig leerkrachten zouden zijn.
Minister, ik heb een heel concrete vraag. In de totaliteit van wat op ons afkomt, welk initiatief zult u nemen om voor voldoende personeel te zorgen? En vooral, hoe kunnen we die scholen openhouden in het belang van de leerlingen en ook van de ouders, die anders op zoek moeten naar opvang, indien de scholen zouden sluiten? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
U haalt de casus van Hasselt aan. Ik begrijp die bezorgdheid. Je kunt niemand verwijten vooruit te denken naar situaties waarin er zich een probleem zou stellen. Want voor alle duidelijkheid: vandaag stelt er zich geen probleem, ook niet in Hasselt. Die directeur in kwestie heeft gewoon gedacht: mocht er zich een capaciteitsprobleem stellen, hoe zou ik daarop kunnen anticiperen? Dat is dus vanuit de beste intenties.
Wat is vandaag de situatie in het basisonderwijs om te kunnen inspelen op capaciteitstekorten, op een concreet lerarentekort? Daarvoor heeft men enerzijds het zogenaamde lerarenplatform, een soort van strategische reserve van leerkrachten die onmiddellijk beschikbaar zijn. Dat is één. En twee, daarnaast heeft elke school de beschikking over een soort potje van extra middelen dat kan worden ingezet om extra leerkrachten aan te werven.
Wat is vandaag de dag de status als het gaat over het lerarenplatform? 43 procent van de leerkrachten in het lerarenplatform zijn bezig met een lesopdracht, 57 procent is nog beschikbaar.
Verder is er een goed cijfer over de afwezigheid van de leerkrachten. Als ik kijk naar hetzelfde moment in 2019, in september, dan zie ik eigenlijk – en gelukkig maar – inzake afwezigheden geen verschil. Ik geef u de exacte cijfers mee. In 2019 waren er 8434 leerkrachten afwezig door ziekte. Vandaag, in september, zijn dat er maar 7182 door ziekte, maar wel 1400 op grond van de nieuwe code X die we hebben aangemaakt om de afwezigheden te kunnen legitimeren in het kader van corona. Samen maakt dat een verschil van 100. Dus ten opzichte van de 8400 afwezige leerkrachten in september 2019, zijn er vandaag netto ongeveer 100 leerkrachten meer afwezig. In totaliteit is dat dus geen groot probleem.
Maar u spreekt over de grote getallen. Deze cijfers verbergen de pieken, de scholen waar zich wel een probleem voordoet. Doordat u spreekt over de grote getallen, verdwijnt dat effect in het niets. Ik ben daar ook gevoelig voor. Ik heb in de schoot van ons onderwijsoverleg, de onderwijsclub, gezegd dat we daarvoor in een soort van brandweeroplossing moeten voorzien. Ik werk die ook uit. Tijdens de volgende vergadering ga ik daarover een voorstel doen, waarbij we er effectief voor kunnen zorgen dat er extra middelen ter beschikking worden gesteld aan die scholen die door corona kortstondig met een probleem ter zake worden geconfronteerd. We gaan blussen waar er brand is, zonder een generieke regel op te stellen waarbij alle scholen extra middelen voor leerkrachten krijgen. Neen, want de meeste hebben dat niet nodig, gelet op het beperkte aantal afwezigheden. We moeten wel kunnen voorzien in een soort van brandweeroplossing, zodat we kunnen blussen als er brand is, daar waar de problemen zich voordoen. Zo zullen we op korte termijn snel kunnen schakelen.
Conclusie: er is algemeen gesproken gelukkig nog geen probleem. Maar we bereiden ons voor op erger.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, in absolute cijfers is er geen probleem. Maar u weet ook dat het lerarentekort een soort van mismatch is tussen vraag en aanbod. Dat is natuurlijk wel het algemene probleem.
De coronacrisis heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat meer studenten zich inschrijven in de lerarenopleidingen. Dat is goed. We gaan meer leerkrachten krijgen. Maar de bedoeling is natuurlijk dat we de leerkrachten in het onderwijs houden, om het lerarentekort structureel aan te pakken.
Minister, u zei in uw beleidsnota dat u zou tegemoetkomen aan het lerarenloopbaanpact. Ik heb het gevoel dat het lerarenloopbaanpact stilaan het monster van Loch Ness van het onderwijs begint te worden. Iedereen praat erover. Minister Crevits had het er al over, minister Smet had het er al over. Maar net zoals het monster van Loch Ness heeft niemand ooit het lerarenloopbaanpact gezien. Vandaar mijn bijkomende vraag, minister: hoe staat het met het lerarenloopbaanpact?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, de vorige legislatuur hadden we Ben de Bouwer. Nu hebben we Ben de Brandweerman. Het zou een goede zaak zijn om inderdaad die scholen die een acuut tekort hebben, bij te passen via dat extra potje. Dat is een goede zaak, en voor veel scholen ook een geruststelling, dat ze geen maatregelen moeten nemen zoals met die vrijwilligers.
Nu, wat betreft dat grotere verhaal, minister, – en mevrouw Beckers verwijst naar het lerarenloopbaanpact – heb ik begrepen en gezien dat we gerichte maatregelen nemen, onder meer met de werkgroep Beter Onderwijs. We hadden hier vorige week ook een heel interessante hoorzitting over wat er nodig is in de lerarenopleiding. Die stappen zouden, in het kader van het tekort aan leerkrachten, een goede zaak zijn.
Ik heb een bijkomende vraag. U zegt dat u volgende week een voorstel gaat doen over het inzetten van die extra oplossing om de scholen open te houden. Aan welke criteria denkt u om te bepalen welke scholen daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen?
De heer Danen heeft het woord.
Als ik het artikel mag geloven, staat er: het is niet om les te geven maar om de kinderen bezig te houden. Op zich is dat misschien wel valabel en valt er iets voor te zeggen, maar dat is wel de grootste bedreiging voor onze onderwijskwaliteit. We hebben gezien dat er nu al een halfjaar leerachterstand is, zeker bij de allerzwaksten, en dat is natuurlijk wel problematisch.
Ik wil toch, heel kort, een beetje uitzoomen. Ik heb begrepen dat er de voorbije jaren heel wat debatten zijn geweest over het lerarentekort. Maar ik begrijp niet waarom twee specifieke problemen nooit echt hard zijn aangepakt: het onaangeboorde potentieel, zoals dat heet, en de grote groep leerkrachten die starten maar heel snel stoppen in het onderwijs. Minister, waarom zijn die problemen, waarvan ik denk dat je daar toch quick wins zou kunnen realiseren, nooit ten gronde aangepakt? Wat gaat u doen om ze wel aan te pakken?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik denk bij uitstek dat het lerarenloopbaanpact hier in belangrijke mate een antwoord op kan bieden. Ik ben een beetje bezorgd dat het, indien we dat niet zouden doen en indien we niet met een algemene oplossing, een globaal plan van aanpak, komen, dan iedere school voor zich zou zijn. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. In tegenstelling tot wat sommigen zeggen, is het evident dat we grondig en in de diepte werken aan dat loopbaanpact, om op die manier de aantrekkelijkheid van het beroep te verhogen, om de zijinstromers te activeren, om het onbenutte potentieel te activeren, om de uitval te beperken en dergelijke meer, om op die manier een goede reserve te hebben wanneer er scholen in nood zijn. Als u al iets meer zou kunnen vertellen over de komst van dit lerarenloopbaanpact, zullen heel veel mensen in dit halfrond en ook thuis en in de scholen een stukje beter slapen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, minister, collega’s, we zitten met een dubbele problematiek: een problematiek die zoveel maanden geleden uit de lucht is gevallen, namelijk corona dat op ons is afgekomen, maar ook de problematiek van het leerkrachtentekort waar we al veel jaren mee worden geconfronteerd.
Minister, ik denk dat het tijd is voor actie op korte termijn om een noodplan uit te werken – ik heb dat ook in de commissie al gevraagd – zodat de scholen een perspectief hebben. Nu gaan ze bijzonder moeilijke maanden tegemoet waar nog meer leerkrachten en leerlingen zullen uitvallen door corona. Eén ding willen we niet: dat is de leerachterstand van de leerlingen opnieuw laten oplopen. Dus op korte termijn zult u moeten kijken voor een heel concreet noodplan.
Daarentegen ben ik het niet eens met de goednieuwsshow die hier wordt geformuleerd door onder andere collega Daniëls over het totale leerkrachtenpact dat we moeten aanpakken. Het leerkrachtentekort moet worden aangepakt. Ik denk dat er de voorbije jaren al bijzonder veel tijd is verloren gegaan en dat we nog altijd aan het wachten zijn op die heel concrete verbeterpunten, een plan op lange termijn en een visie.
Vandaar mijn dubbele vraag: bent u van plan om een noodplan op korte termijn op te maken om die lerarenuitval door de coronacrisis aan te pakken? Hoever staat het vandaag – want daar kan corona geen excuus voor zijn – met een concreet langetermijnvisieplan van de lerarenaanpak voor onze scholen?
Mijnheer Vandenberghe, een dubbele vraag is natuurlijk hetzelfde als twee vragen. U weet dat u maar één vraag mag stellen.
Het is een gekoppelde.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik kaartte als eerste de problematiek van de korte vervangingen aan na de vele signalen die ik kreeg van het werkveld. Ik ben dan ook zeer tevreden dat u ingaat op die vraag.
We zagen u, minister, in het voorjaar als een gedreven crisismanager, maar er is nood aan een meer structurele oplossing om het lerarentekort op te vangen. Ik denk aan startende leerkrachten goed begeleiden, de vlakke loopbaan doorbreken en ondersteuning van de directeurs om een goed personeelsbeleid te kunnen voeren. Er is natuurlijk al cao XI, maar vanuit de CD&V-fractie vragen we een visie op langere termijn. We zijn daar benieuwd naar. Ik hoop in elk geval dat dat meer is dan een paar brandjes blussen.
Minister Weyts heeft het woord.
Men is het erover eens dat het systeem van korte vervangingen en de brandweeroplossing waarin we voorzien, gedragen worden.
Als er wat betreft de aanpak van het lerarentekort gesproken wordt in termen van een pact en men begrijpt dat als een soort staten-generaal en een momentum waarop alle problemen gaan opgelost worden, dan denk ik dat we in het verleden hebben gezien dat die aanpak niet werkt. Als je de kar dermate overlaadt omdat iedereen zijn desiderata erop gooit, kan die kar uiteindelijk niet meer getrokken worden. Vandaar dat ik geloof in een stapsgewijze vooruitgang zoals die we nu al gerealiseerd hebben.
Voor het eerst is er een regeling waarbij de zijinstroom gevalideerd wordt, namelijk dat acht jaar anciënniteit voor het eerst kan worden meegenomen zowel in het basis- als het secundair onderwijs. Voor mensen die de overstap willen maken van de private sector naar het onderwijs wordt dat nu eindelijk ook aantrekkelijk omdat je acht jaar anciënniteit kunt meenemen.
Ten tweede, we starten nu met de projecten over het duale lesgeven. Ook daar opnieuw proberen we te zorgen voor een overstroom van de private sector naar het onderwijs. We zijn momenteel ook bezig met een herziening van de volledige regeling voor de vaste benoeming waarbij we meer zekerheid willen bieden aan beginnende leerkrachten en een betere begeleiding. We willen de uitval verhinderen zoals die vandaag nog altijd gebeurt, namelijk dat 15 procent van de leerkrachten in de eerste vijf jaar uitvalt en dus uit het onderwijs stapt. We moeten daar iets aan doen. Dat is daarvoor absoluut nodig, gepaard gaande met een herziening van de evaluatieprocedure. Je kunt niet verantwoorden dat die vaste benoeming gebruikt wordt als een schild tegen misbruik en incompetentie waarbij je die mensen pas na vier jaar kunt ontslaan. Dat is een onhoudbare situatie. Ook die pakken we aan. Net zoals we voor de lerarenopleiding ‘zorgen voor meer trek in de schouw’ en de lat wat hoger leggen, zorgen we ervoor dat een en ander aantrekkelijker wordt.
Op korte termijn, zoals de vraag hier ook werd gesteld: blijven de scholen wel open? Mijn antwoord is heel eenduidig ja. De scholen blijven open. Dan spreek ik niet alleen over het basisonderwijs, maar ook over secundair onderwijs. Ik vraag daarvoor ook uitdrukkelijk steun van dit parlement.
In een dialoog met de virologen en anderen heb ik hen ervan proberen te overtuigen dat de overschakeling van code geel naar oranje bijna geen virologische impact heeft op het basisonderwijs. Dat gaat er enkel om dat niet-essentiële derden niet meer naar de school mogen komen en dat schooluitstapjes geschrapt moeten worden. De impact daarvan is virologisch gezien quasi nihil.
Maar voor het secundair onderwijs is er een grote pedagogische impact als ze zouden schakelen van geel naar oranje. Dat zou betekenen dat de tweede en derde graad een week fysiek les zouden krijgen, dan een week thuis en vervolgens weer een week fysiek les. Wat gaan leerlingen van de tweede en derde graad secundair onderwijs doen als ze thuiszitten? Gaan ze braafjes thuisblijven? Ik denk het niet. Waarom vallen de cijfers inzake het aantal besmettingen voor het onderwijs zo goed mee? Net omdat dat een gecontroleerde omgeving is. We kunnen ervoor zorgen dat leerlingen en ook leerkrachten zich aan de regels houden. Net daarom zijn er zo weinig besmettingen in de scholen. De besmettingen situeren zich vooral buiten de scholen.
Dus, wanneer we ervoor kunnen zorgen dat de scholen openblijven, ook de tweede en derde graad van het secundair onderwijs, dan zal dat een bonus zijn op pedagogisch vlak maar ook op virologisch vlak. Dat is mijn overtuiging. Het openhouden van de scholen zorgt net voor minder besmettingen eerder dan het zou zorgen voor meer besmettingen. Ik hoop dat we kunnen rekenen op de steun van eenieder om te volharden en te zeggen dat scholen open moeten blijven en dat ze in code geel blijven.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf zeker uw oproep om de scholen en de tweede en derde graad van het middelbaar open te houden, want het is niet meer vijf voor twaalf maar vijf over twaalf. Alle parameters van ons onderwijs staan op rood. Dat weten we uit internationaal onderzoek. Daar komt de coronacrisis nog eens bovenop, en het tekort aan leerkrachten.
Minister, de coronacrisis zorgt voor een onderwijscrisis en het is uw taak om daar verandering in te brengen. Het is uw taak om ervoor te zorgen dat het niveau van het onderwijs eindelijk weer stijgt in plaats van daalt. Het is uw taak om ervoor te zorgen dat het niveau hoog blijft. Doe het voor onze kinderen en voor ons Vlaanderen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, de beste garantie op onderwijskwaliteit is dat er onderwijs is. En om onderwijs te kunnen bieden, moeten de scholen open zijn. Vanuit de N-VA-fractie alle steun om scholen open te houden, onder andere met ondersteunende maatregelen. Alle steun!
Wat betreft het lerarenpact heb ik wel al vastgesteld dat deze meerderheid de zijinstroom, duaal lesgeven, extra zorgleerkrachten … De meerderheid kijkt naar beter onderwijs met de werkgroep onder voorzitterschap van de heer Brinckman, die vandaag het startschot heeft gegeven, en de kern is lesgeven. Ik zie verschillende belangrijke stappen om de job opnieuw aantrekkelijk te maken. Dat kunnen we alleen maar doen door ook die scholen open te houden zodat stagiairs ook kunnen oefenen. Minister, inderdaad, hou die scholen open!
De actuele vragen zijn afgehandeld.