Report plenary meeting
Actuele vraag over de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de omzendbrief Ruimtelijk Transformatiebeleid
Report
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Gisteren lazen we in De Tijd dat de Raad van State op 10 juni 2020 een deel van de omzendbrief uit 2017 heeft vernietigd. Waarover gaat het, collega’s? De titel van de omzendbrief ‘Een gedifferentieerd ruimtelijk transformatiebeleid in de bebouwde en de onbebouwde gebieden’ is een hele boterham. Het vernietigde artikel 4.1 van deze omzendbrief legde op dat nieuwe ontwikkelingen in onbebouwde gebieden alleen mogelijk zijn na een grondige onderbouwde behoefte- en voorzieningenstudie en na de organisatie van een projectvergadering. De Raad van State oordeelt nu dat de omzendbrief afwijkt van het Omgevingsvergunningendecreet door de verplichting tot de organisatie van die projectvergadering. Daardoor ging de omzendbrief op dat vlak zijn boekje juridisch te buiten, want een omzendbrief kan nooit een verordenend karakter hebben. Volgens de Raad van State legde dit artikel bijkomende regelgeving op.
Collega’s, de uitspraak van de Raad van State is duidelijk, en het is wat het is. Dat wil niet zeggen dat we de doelstelling van dat bewuste artikel moeten loslaten, laat staan dat we die onmogelijk moeten maken. Die doelstelling is het mee helpen realiseren van de bouwshift. Het artikel in die omzendbrief was volgens ons een middel. Het doel heiligt de middelen, zegt het spreekwoord. Hier ging het misschien over het foute middel en het middel ging een beetje te ver, maar voor ons blijft het doel overeind: het vrijwaren van de open ruimte.
Minister, hoe reageert u op het arrest van de Raad van State?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
De collega heeft de problematieken inderdaad al geschetst. In juli 2017 werd de omzendbrief uitgevaardigd en kwamen er extra voorwaarden aan het bouwen in onbebouwde gebieden, namelijk het voeren van een studie en de verplichte projectvergadering. In diezelfde maand, in juli, werden er in dit huis al vragen gesteld over de juridische haalbaarheid van die bepalingen. Het was destijds uw huidig collega Lydia Peeters die daarop gewezen heeft. En ondertussen kennen we ook het antwoord van de Raad van State op die opmerkingen: het is vernietigd. Ze zijn niet meer van toepassing.
Ik ga niet alles herhalen wat mijn collega heeft gezegd, maar mijn vraag is heel concreet: wat zijn hiervan de gevolgen voor al die dossiers die vandaag nog lopende zijn en die aan die criteria van de omzendbrief voldeden? En wat doen we met al die afgesloten dossiers die die studies en vergaderingen hebben laten plaatsvinden?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de vraag. Ook ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State. Voor alle duidelijkheid: het gaat over één bepaald artikel, zoals jullie zeggen. Het is dus niet de hele omzendbrief die is vernietigd, het gaat om artikel 4.1, waar extra procedurestappen worden ingebouwd: de vergadering en de behoeftestudie die moet worden gemaakt. De Raad van State zegt heel duidelijk dat dit niet via een omzendbrief kan worden geregeld, dat moet via juridische reglementering gebeuren.
Voor alle duidelijkheid: de uitspraak verandert natuurlijk niets aan de rechtsgrond die bepaalt waar je kunt bouwen en waar je niet kunt bouwen. Dat wil ik wel onderstrepen. De bestemming ligt in Vlaanderen vast in de verordenende plannen. Lokale besturen hebben ook de taak om bij elke aanvraag een goede toets te doen aan goede ruimtelijke ordening: qua milieu, watertoets, mobiliteit enzovoort.
Collega Coenegrachts, wat betekent dit voor de goedgekeurde vergunningen? Eigenlijk niets, want die hebben net iets meer gedaan dan wat nodig was. Wat betekent het voor de vergunningen die komen? Als er bijvoorbeeld geen behoeftestudie, is kan men het dossier niet weigeren.
Wat De Tijd heeft gekopt, heeft mij wel een beetje verbaasd. De titel op zich was wat spraakmakend, denk ik. Die titel gaf aan dat het door de uitspraak van de Raad van State nu gemakkelijker zou zijn om te kunnen bouwen in groene zones. Dat is natuurlijk dikke quatsch. Dat is niet zo, voor alle duidelijkheid. Het is niet zo dat je nu plots overal kunt bouwen in natuurgebied enzovoort. We kijken naar die verordenende plannen die we hebben.
En wat de toekomst betreft: ik denk dat de doelstelling om minder open ruimte aan te snijden en verdichting op te zoeken, een doelstelling is waar iedereen achter staat. Ik denk niet, of ik hoop niet dat er nog mensen zijn, ook niet in onze samenleving, die zeggen dat we nog volle bak moeten bijbouwen. Die periode is voorbij.
Ik wil ook wel zeggen dat we daaraan moeten werken. En dat is wat we aan het voorbereiden zijn, overeenkomstig het regeerakkoord: bouwen aan duidelijke kaders, juridisch goed vastgetimmerde kaders, waarmee we kunnen komen tot het uitvoeren van de strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). En dat wil zeggen dat we minder open ruimtes aansnijden en dat we opportuniteiten opzoeken in woonkernen. Daar gaan we verdichten waar dat moet. Samen met de administratie zijn we ook bezig om dat voor te bereiden. Ik hoop dat we daar ook snel mee naar de regering en naar het parlement kunnen gaan, nog dit jaar.
Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. Het juridische is hier voldoende aan bod gekomen, denk ik. Het was ook de aanleiding van de vraag. Maar in deze zin uit uw antwoord blijkt ook dat dit een middel was. En dat is ondergeschikt aan de doelstelling die wij met z’n allen hebben. En dat is werk maken van die bouwshift. Die ommezwaai is absoluut nodig, en dat idee gaat eigenlijk al mee sinds 1997, sinds het eerste Structuurplan Vlaanderen. Ook de recente droogte drukt ons nog maar eens met de neus op de feiten. We moeten behoedzaam omgaan met die open ruimte. Ik ben er net als u van overtuigd dat daar een groot draagvlak voor is in dit halfrond, maar ook hierbuiten. Ik ben dan ook blij dat u bevestigt dat u daar werk van gaat maken.
Ik denk dat het ook nodig is – u haalt het zelf aan – om bijkomend ruimtebeslag te verminderen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen ontwikkelingskansen geboden kunnen worden op goedgelegen locaties. Dat zal moeten gebeuren als ongewenste ontwikkelingen op slechte locaties vermeden moeten worden. Ik heb dus geen bijkomende vraag. Uw antwoord stelde me tevreden.
Dank u wel, minister, voor het heel heldere antwoord. Het is inderdaad zo dat er ruimtelijk wel bestemmingen zijn afgebakend. Men kan dus niet zomaar overal beginnen te bouwen omdat bepaalde artikelen uit een omzendbrief vernietigd zijn. We delen absoluut de doelstelling, maar we moeten wel zorgen dat dat op een rechtszekere manier gebeurt en dat de juiste juridische instrumenten gebruikt worden. Er mag geen twijfel over bestaan dat, als je dat moet doen, dat een verplichting is die wettelijk werd vastgelegd.
Ik heb een concrete bijkomende vraag. Ik ben op de website van het departement gaan kijken, en daar wordt eigenlijk heel weinig gecommuniceerd over die vernietiging. Misschien kunnen we daar iets meer proactief communiceren, vooral naar de lokale besturen, die toch de vergunningverlenende overheden zijn die geconfronteerd worden met de directe impact van die vernietiging. Die informatie zou proactiever kunnen doorstromen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel, minister. Dank u wel, collega’s, om de vraag te stellen. Gisteren hadden we een hoorzitting over droogte. Alle experten gaven aan hoe belangrijk de infiltratiecapaciteit is en hoe belangrijk het is om te zorgen voor meer infiltratiecapaciteit. Daarvoor hebben we open ruimte nodig. We moeten dus vooral voorkomen dat we bouwen in die open ruimte, dat die volgebouwd geraakt, want anders hebben we te weinig ruimte voor het infiltreren van water.
U wilt dat realiseren via de bouwshift. U hebt dat zonet gezegd. Maar, minister, die bouwshift komt er natuurlijk niet vanzelf. Dit arrest dat nu vernietigd werd, toont het belang aan van goede, doordachte en juridisch bindende kaders. Uw antwoord toont ook aan dat alleen omzendbrieven niet voldoende zijn om de open ruimte te vrijwaren. Hiervoor hebben we dus echt die bindende kaders nodig. U gaf aan dat die er in het najaar zullen komen. U kondigt dat al een tijdje aan. We hebben daar jammer genoeg nog niets van gezien. Dus ik blijf een beetje op mijn honger zitten.
En uw vraagt luidt?
Mijn vraag is, minister: zullen de kaders die u aankondigt, dan ook bindend zijn? Want dat is natuurlijk wel zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat we die bouwshift kunnen realiseren.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik ben het volledig eens met uw analyse van dit arrest. Ik schrok inderdaad ook even toen ik de titel las van het stuk. Als we echter de uitspraak van de Raad van State bekijken, gaat het inderdaad over één artikel waarvan men zegt: doordat men vraagt om bijkomende studies, wordt er eigenlijk een bijkomende verplichting opgelegd, wat men niet kan doen in een omzendbrief. Dat is eigenlijk de uitspraak van de Raad van State. Ik denk, collega’s, dat we ondertussen wel het volgende in het achterhoofd moeten houden. Minister, ik heb u horen zeggen: iedereen is ervan overtuigd dat we niet meer volle bak moeten bijbouwen. Ik neem aan dat u bedoelde: niet meer volle bak bijbouwen in het buitengebied. Er zijn vandaag echter al serieus wat beperkingen voor die bebouwing, collega’s. De Codex Ruimtelijke Ordening – want met titels zoals deze zou men bijna vermoeden dat dat niet meer kan – blijft onverminderd van kracht, met al zijn beperkingen, zowel in agrarisch gebied als in natuurgebied.
De heer Pieters heeft het woord.
Dank u, minister, voor het antwoord. Ik heb geen probleem met uw analyse. Maar het bewuste artikel 4.1 van de omzendbrief is opgesteld door uw voorganger, wat niet zo respectvol is tegenover het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering. U zit natuurlijk met het gevolg daarvan. Wij beseffen dat dat een ondankbare erfenis is van uw voorganger. U wordt daar nu mee geconfronteerd. U hebt het over de doelstellingen, goede juridische kaders, rechtszekerheid … Maar dit was voordien ook wel een kader dat geschapen werd. Daarom mijn vraag: zult u een initiatief nemen om de kosten van deze behoefte- en voorzieningenstudie te vergoeden aan de personen die op basis van deze omzendbrief onrechtmatig verplicht werden om deze studie op te stellen?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, iedereen zegt hier dat we de doelstellingen delen. Maar zeggen dat we de doelstellingen delen en geen sluitende, harde middelen voorzien om die doelstellingen ook na te leven, dat zijn natuurlijk woorden in de wind, of een rookgordijn – of je kunt daar nog veel lelijkere woorden voor vinden, maar ik ga dat even zo laten.
De vraag is dus: hebt u ook de middelen voorzien of zult u de instrumenten voorzien om die doelstellingen ook waar te maken? Want de doelstelling was heel duidelijk: ervoor zorgen dat er geen nieuwe ontwikkelingen komen op locaties waar ze voor de gemeenschap veel geld kosten omdat er voorzieningen aangelegd moeten worden, openbaar vervoer voorzien moet worden, ontsluiting voorzien moet worden, en verharding bijgenomen moet worden. Die doelstelling delen we inderdaad allemaal, maar dit instrument werkt niet. We zijn ook allemaal al maanden aan het wachten, om niet te zeggen jaren, op het veel beroemde Instrumentendecreet. Ik mag toch wel hopen dat dat Instrumentendecreet – en dat is dan ook mijn concrete vraag – er ten eerste binnenkort eindelijk komt en dat het ten tweede de nodige duidelijke instrumenten en middelen gaat voorzien om te zorgen dat we iets kunnen doen aan het feit dat de wettelijke afbakening van heel wat bouwzones in Vlaanderen niet strookt met het algemeen maatschappelijk belang en dat we moeten stoppen met daar lapmiddelen voor te vinden, maar daar echte aanpassingen aan doen.
Dank u voor de verschillende tussenkomsten, collega’s. Wat de vraag betreft rond de communicatie van het artikel 4.1 naar lokale besturen toe: ik vind dat een goede suggestie en zal ook vragen om dat te doen vanuit de administratie.
Wat de doelstelling betreft, hoor ik vanuit de oppositie ook zeggen dat het zo lang duurt en vragen waarom het er nog niet is. Ik kan helaas niet toveren, ik zou het graag willen. Ik ben zelf ook ongeduldig, maar het is een moeilijke oefening, want anders was het er al, denk ik. De discussie loopt al sinds de jaren 90, zoals jullie weten. Ik ben in ieder geval wel vastberaden en denk dat het momentum er ook is. Er zijn verschillende aspecten. Twee collega’s hebben hier ook verwezen naar de droogteproblematiek, maar ook naar andere zaken. Ik denk dat de doelstelling heel duidelijk is en ik wil dat deze legislatuur hard maken. Ik wil daar niet alleen de nodige instrumenten. Het Instrumentendecreet is één aspect, ik hoop dat we dat met het parlement snel kunnen opnemen in de commissie, dat we de bespreking opnieuw kunnen aanvatten, maar ook de juridische robuuste kaders die duidelijke regelgeving voorzien hoe we die bouwshift gaan doen, hoe we minder open ruimte gaan aansnijden, hoe we gaan naar verdichting in de woonkernen, gewoon realiseren. De voorbereiding is bezig, zowel op het kabinet als op de administratie. Ik heb al verschillende teksten daarover gelezen en gezien, en ik besef ook dat het een moeilijke oefening is. Ik wil het juridisch ook juist doen, ik wil niet opnieuw in een straatje zitten dat het juridisch niet goed is. Het moet rechtszeker zijn, het moet duidelijk zijn, helder, ook naar lokale besturen, die dat zullen moeten toepassen. Ik ben heel duidelijk: we gaan dat niet via een omzendbrief doen, maar we gaan dat echt via die kaders doen. Er wordt heel hard aan gewerkt, en ik hoop dat ik er dit najaar mee naar de regering en naar het parlement kan gaan. Ik hoop voor het Instrumentendecreet ook dat we de discussie snel in de commissie kunnen starten, want daar hebben we natuurlijk ook nog een aantal opvattingen en instrumenten over. We hebben nog een aantal weken voor het reces, misschien is het dus nog mogelijk om dat te doen.
Wat de vergoedingen van de studies betreft, collega Pieters: ik weet niet of dat kan en of we de middelen hebben. Dat is vooral het probleem. Ik ga daar dus vandaag ook geen uitspraak over doen.
Wat de middelen voor de overstromingsgebieden betreft: die hebben we wel. Bij het sluiten van het regeerakkoord hebben we ook gezegd dat we die gaan vergoeden. Voor het overige zullen we verder moeten bekijken hoe we de hele kwestie rond het schadeplan water gaan opnemen in de commissie.
Minister, dank u wel voor de bijkomende antwoorden. Ik merk uit de tussenkomsten van de collega's opnieuw dat er een groot draagvlak is voor die bouwshift. Uit uw antwoord blijkt dat u werk wilt maken van dat robuust kader, een kader dat juridisch overeind blijft en de nodige rechtszekerheid biedt aan grondeigenaars. Dat is een goede zaak. Daar moeten we met zijn allen samen in dit parlement werk van maken. De polarisatie van het debat van de bouwshift, zeggende dat mensen niet meer in een huis met een tuin mogen gaan wonen of dat grondeigenaars aan hun rechten kwijt zullen zijn enzovoort, moeten we overstijgen. Die bouwshift moet er komen en zal er komen. Minister, u hebt alle kansen en capaciteiten om werk te maken van dat robuust kader. Wij steunen u alvast in de realisatie ervan.
Minister, dank u wel om in te gaan op de suggestie om beter te communiceren naar de lokale besturen of een communicatie te doen. Laat dit debat ook een pleidooi zijn voor de rechtszekerheid die er nodig is, vooral bij de eigenaren van gronden. Het gaat inderdaad om hun eigendom, om hun investeringsbudgetten, vaak grote investeringsbudgetten. We moeten er absoluut op inzetten om de gezamenlijke doelstelling die ik vandaag kamerbreed gevoeld heb, samen te realiseren.
De actuele vragen zijn afgehandeld.