Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het standpunt van de Vlaamse Regering inzake de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt en huurmarkt
Het debat is geopend.
Ik heb begrepen dat de minister-president graag zou beginnen met een verklaring.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, geachte volksvertegenwoordiging, de afgelopen dagen ontstond een discussie over de aanpak van discriminatie. Bij het begin van dit debat wil ik, voor zover dat tenminste nog nodig zou zijn, nog eens heel duidelijk stellen dat ik, en met mij de hele Vlaamse Regering, resoluut tegen elke vorm van discriminatie ben, gisteren, vandaag, morgen, altijd. Nooit kunnen en zullen wij aanvaarden dat mensen het slachtoffer zijn of worden van om het even welke vorm van discriminatie en uitsluiting. Het is in geen enkele vorm toelaatbaar dat een vrouw of een man wegens zijn of haar naam, gender, opleiding, fysieke of verstandelijke beperking, kleur, religie, geaardheid, afkomst, persoonlijke overtuiging en ga zo maar door, wordt achtergesteld en kansen wordt ontnomen. Over deze doelstelling is de Vlaamse Regering het volmondig eens. Daar is geen enkele discussie over. Dat staat trouwens ook duidelijk en met zoveel woorden in het Vlaamse regeerakkoord.
Als er de afgelopen dagen discussie is geweest, dan ging die over de meest geschikte weg naar het doel, dan ging die soms over de semantiek wat bepaalde woorden betreft. Die semantische discussies willen wij achter ons laten. We willen die samen met iedereen overstijgen. We onderzoeken binnen de Vlaamse Regering de meest gepaste methodiek om dat doel te bereiken waarover we het allemaal eens zijn, namelijk alle vormen van discriminatie wegwerken. Daarom vragen wij aan deskundigen om een onafhankelijk, effectief en academisch monitoringsysteem uit te werken dat de aard en het volume van discriminatie op geaggregeerd niveau in kaart brengt. Als dat monitoringsysteem eenmaal is erkend door de Vlaamse Regering, zal het worden gebruikt om te sensibiliseren. Wij zullen het systeem aanbieden aan de lokale besturen en ook toepassen op onze eigen Vlaamse overheid.
Het is uitdrukkelijk níet de bedoeling om mensen te culpabiliseren of te bestraffen, maar waar nodig moeten er natuurlijk concrete acties kunnen worden ondernomen die daadwerkelijk een verschil kunnen maken op het terrein. Het is enorm belangrijk dat de sectoren en de koepelorganisaties op vrijwillige basis aan zelfregulering doen in alle domeinen van onze samenleving, met bijzondere aandacht voor de arbeids- en de woonmarkt. Wij moeten dit beleid voeren in samenspraak met de sociale partners, zodat het nodige draagvlak kan groeien.
Collega’s, deze aanpak wil Vlamingen geenszins beschuldigen, want ook daar wil ik graag klaar en duidelijk over zijn. Te snel en soms heel gratuit worden slogans en zelfs beschuldigingen in het rond geslingerd. Door polarisatie of veralgemeningen, vanuit welke hoek dan ook, zal discriminatie niet uit onze maatschappij verdwijnen, wel integendeel. Ik roep er dan ook toe op om dit debat met nuance en met respect te voeren, en te zoeken naar oplossingen die werkbaar en eerlijk zijn. Ik dank u alvast. (Applaus bij de meerderheid)
Collega’s, elke fractie heeft zeven minuten spreektijd.
Mevrouw Partyka heeft het woord. Mag u onderbroken worden? (Ja)
In een politiek debat heb ik af en toe enige schroom om het woord te nemen omdat alles wat je zegt, eigenlijk te kort doet aan de problematiek waarover het gaat en dat is vandaag het geval. Vele duizenden mensen krijgen in hun dagelijks leven te maken met discriminatie, het raakt hen in hun bestaan, in hun zijn.
De vraag van mensen om gewaardeerd en beoordeeld te worden op hun intrinsieke talenten en kwaliteiten, op hun eigenheid en niet afgerekend te worden op hun afkomst, etnie, leeftijd of gender is een terechte vraag. De roep op straat was terecht, en dat is voor een stuk ook de reden waarom ik als politica, en ik veronderstel ook veel collega’s, waarom mijn partij dit debat enorm ernstig neemt. Als burgemeester, als mens zie ik veel gezichten voor mij, gezichten van kinderen, jongeren, volwassenen van wie ik weet dat ze door hun afkomst of leeftijd niet de kansen krijgen die ze verdienen, niet voor vol worden aanzien terwijl ze veel meer in hun mars hebben. Het is met die gezichten voor ogen dat we zeggen dat discriminatie onaanvaardbaar is. Discriminatie is een echte woekerplant in de samenleving, die zuurstof, capaciteit en energie wegneemt die de samenleving nodig heeft voor andere dingen, al was het maar om de uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te gaan, al was het maar om de toekomst van de zorg te garanderen.
De vraag om actie is dus terecht, en dat is ook de reden waarom we vorige week met volle overtuiging samen met de collega’s die resolutie hebben gemaakt. We vonden dat die vraag terecht was. Zoals mevrouw El Kaouakibi het uitdrukte, hebben we de vraag en gehoord en gezien en gaan we er ook een antwoord op geven. Dat was de reden, de drijfveer van de resolutie en het is ook de rol van het parlement om aan de regering te vragen om dingen te doen en het beleid verder uit te tekenen. Dat is wat we vorige week hebben gedaan. We hebben die resolutie waar ik nog altijd helemaal achter sta, in eer en geweten met de collega’s bediscussieerd. We vonden dat een poging om een antwoord te bieden.
Wanneer het debat dan enkel blijft gaan over het woord praktijktesten, dan vind ik dat eigenlijk een zwaktebod. We hebben de discussie op federaal en op Vlaams niveau al gevoerd. De voorgangers in het parlement herinneren zich misschien de discussie over de discriminatie op de dienstenchequemarkt in 2015, ik heb die zelf ook net meegemaakt. Daarbij werd een actualiteitsdebat, een parlementaire discussie gehouden over de discriminatie in de dienstenchequesector. Naar aanleiding van dat debat zijn stappen gezet en is een actieplan opgesteld waarbij Vlaanderen voor de sector waarin we bevoegd zijn, intussen 955 bedrijven controleert. We doen meer dan honderd controles per jaar om effectief discriminatie te bestrijden op die uitzend- en dienstenchequemarkt.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mevrouw Partyka, de vraag om actie is terecht en dan verwijst u naar de acties die worden ondernomen in de sector van de uitzendkantoren – u begint al van neen te schudden – en in de sector van de dienstencheques terwijl we weten dat de zelfregulering en de sensibilisering waarover we hier nu al weken spreken, net daar niet hebben gepakt. (Opmerkingen van Katrien Partyka)
Terwijl we weten dat net in de interimsector alles bijzonder ontransparant is en we niet eens weten wat de resultaten zijn, terwijl we vorige week net daar nog een onderzoek hebben gezien uit de sector van de dienstencheques waaruit blijkt dat discriminatie schering en inslag blijkt.
Als u dan zegt, mevrouw Partyka, dat de vraag om actie terecht is, vraag ik me af waarom u achter een resolutie blijft staan waarin alleen maar staat wat we al wisten en wat we al geprobeerd hebben.
U zegt dat het aan het parlement is om de regering te zeggen wat ze moet doen, maar ik heb de indruk dat vandaag het omgekeerde aan het gebeuren is. Exact het omgekeerde. Vorige week mochten we het in dit parlement nog over praktijktesten hebben, vandaag is zelfs dat door deze regering verboden. Dat woord mag niet meer in de mond worden genomen. Ik denk dat we die rollen moeten omdraaien.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ik denk dat mijn punt net was dat we even naar elkaar moeten luisteren. We houden een inhoudelijk debat en dan kunnen we daar verder over discussiëren.
In de uitzendsector zijn stappen ondernomen naar aanleiding van een debat in het parlement. Er is ook een bevoegdheidsverdeling zodat we voor die specifieke sectoren meer actie kunnen ondernemen. Natuurlijk zijn er ook de federale bevoegdheden die op dat vlak nog groter zijn, maar dat wil niet zeggen dat we dat debat hier van ons moeten afschuiven. Wat ik wil zeggen, is dit: toen was er een momentum om stappen te zetten. We zijn ervan overtuigd dat er ook nu een momentum is waarop we afspreken dat we verder moeten gaan. Dat hebben we vorige week ook gevraagd aan de regering. Als ik daarvan niet overtuigd zou zijn, dan zou ik dat niet in dat voorstel van resolutie verdedigen. Daarin staat dat er een onafhankelijke, academische monitoring moet komen, een nulmeting per sector die er op dit ogenblik nog niet is. Raar, maar waar, maar ze is er nog niet. U kunt van neen schudden, maar ze is er nog niet.
Wat we nu hebben afgesproken en aan de Vlaamse Regering hebben gevraagd, is om aan de convenanten, die een werkbaar instrument zijn, een specifiek addendum toe te voegen waarin de vraag aan de sectoren wordt gesteld over hoe we nu verder moeten gaan met discriminatie in hun sector. Daarbij houden we die nulmeting achter de hand. Dan kunnen we verdergaan met zelfregulering, en dat is geen verkeerd woord. Ik denk dat onze maatschappij is opgebouwd uit dat samenspel tussen de verschillende partners. Zelfregulering is een stap, maar is niet adequaat zonder dat er een stok achter de deur staat of zonder een stuk handhaving, maar ook daar kan werk van worden gemaakt. Ook daarover vragen we een wetenschappelijke consensus over hoe dat kan worden opgevolgd. Hoe kunnen we voorzien in een opvolgingssysteem? Hoe kunnen we verder werk maken van die handhaving? Er bestaat uiteraard al een systeem. Er is de sociale inspectie, op Vlaams en federaal niveau.
Net als in de dienstenchequesector denk ik dat we hier een stap verder kunnen gaan. Het is een beetje een zwaktebod om dat zomaar weg te wuiven en te zeggen dat het allemaal niks waard is. Als er één punt duidelijk is, dan is het dat er nog niet voldoende gebeurd is. De sectorconvenanten van 2016-17 zijn de eerste die discriminatie hebben opgenomen. In die van 2018-19 werd daarin voor het eerst een gedragscode opgenomen. In 2020-21, nu dus, vragen we om verder te gaan, om gedetailleerder en ambitieuzer te zijn. Daar is op zich niets verkeerds aan. Bij het sociaal-economisch overlegmodel zorgt de overheid voor een kader, maar kijken we ook naar de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf.
Uit de studie die de toenmalige minister Muyters bij het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) heeft besteld over het antidiscriminatiebeleid op sectorniveau – de studie is opgeleverd in maart en is interessante lectuur voor collega’s die geïnteresseerd zijn in de stand van zaken in de sector zelf – blijkt duidelijk dat de sectoren zelf antidiscriminatie heel belangrijk vinden. Ze vinden ook dat er te weinig ondersteuning komt van de overheid op dat vlak. Over praktijktesten zeggen ze dat die niet voldoende zijn. Een telefoon of een boete zal het verschil niet maken. Wat wel het verschil maakt, is dat alle ondernemingen overtuigd zijn van het belang van diversiteit op de werkvloer, van het potentieel dat ze verliezen door dat niet aan te boren. Samen met die sectoren aan de slag gaan, is – denk ik – de beste garantie om verder te raken. Er is dus dat sectoraal sociaal-economisch overlegmodel, waarbij de overheid een kader schept en de sector het mee invult. Uiteraard moet de overheid een stok achter de deur hebben en regels handhaven als die geschonden zouden worden.
Het punt is dat we als parlement vorige week aan de regering gevraagd hebben om verder te gaan, en ik stel vast dat ze dat doet. Is dat voldoende? U vindt misschien van niet, maar alleen het debat over de praktijktesten voeren, zal geen zoden aan de dijk brengen. Dan is de volgende vraag: wat is uw voorstel dan?
Dat zult u ongetwijfeld direct vertellen. Kunt u afronden?
Ik heb nog een afsluitende bedenking over de huurmarkt. In een vorig leven heb ik daarover met de voorzitter, collega Moerenhout en collega Engelbosch urenlang gediscussieerd. De situatie op de huurmarkt is een heel specifieke situatie, waar 95 procent van de woningen in handen is van private eigenaars en waarvan 65 procent slechts één woning verhuurt. Dat is een heel specifieke situatie, waarnaar wetenschappelijk onderzoek gebeurd is. Daarin wordt gezegd: praktijktesten zijn nuttig, zeker voor de makelaars, maar die private verhuurders kun je daarmee niet bereiken. Dus ook daar moet er nog een weg gegaan worden en moet er misschien een wetenschappelijk instrument komen om, naast de zelfregulering die nu afgesproken is in het convenant met de sector, ook daar misschien te bekijken welke stappen we verder moeten zetten. Ik denk dat we onze rol als parlementsleden afdoende gespeeld hebben. We staan nog steeds achter de resolutie die we afgesproken hebben.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega Partyka en minister-president, ik wil jullie wel geloven hoor, maar jullie maken het me wel een beetje moeilijk. Ik hoor heel sterke woorden. Ik heb het vorige week ook gezegd: krachtige verwoordingen over dat we discriminatie absoluut niet oké vinden. En dan hoor ik een uitleg die helemaal naar beneden gaat: we gaan niets te strafs doen, we gaan overleggen, we gaan het zus en zo doen … U haalt een paar keer de sectorconvenanten aan. Hoe belangrijk. Tijdens de vorige legislatuur is minister Muyters, die nu niet aanwezig is, daarmee begonnen. Dat zou alles oplossen. Dat zou een belangrijke stap zijn. Dat was nodig. We hebben daar halfweg de vorige legislatuur een discussie over gehad. In amper zes van de sectorconvenanten waren ambities opgenomen om discriminatie echt aan te pakken en stappen vooruit te zetten op dat vlak.
Nu is er een nieuw onderzoek, van maart 2020 – u verwijst er terecht naar – van het HIVA. Het zegt wel iets interessants. Het zegt: we kunnen die sectoren gebruiken. Maar de onderzochte sectoren geven zelf aan: wij vinden niet dat wij moeten controleren, wij vinden dat een taak van de overheid. Wij hebben een belangrijke rol te spelen bij de organisaties die wij vertegenwoordigen om het te hebben over hoe belangrijk het is om positieve verhalen te brengen en te sensibiliseren. Collega’s, voor de zoveelste keer: niemand is tegen sensibilisering, of tegen zelfregulering, als dat kan. Ik hoor uit de meerderheid dat dat vrijwillig moet gebeuren. Hoe kan dat dan gerijmd worden met hoe erg jullie discriminatie allemaal vinden en hoe hard dat aangepakt moet worden? Dat is mij een raadsel. Die stok achter de deur waarover u het hebt, dat controleren, dat in kaart brengen, die inspectie enzovoort, dat blijft allemaal uit. Dat is een taak van de overheid. Daar moet de Vlaamse Regering stappen in vooruit nemen. Dat gebeurt niet. Dat gebeurt niet in de voorstellen die er zijn. Dat is de verantwoordelijkheid doorschuiven naar lokale besturen, naar sectoren, naar organisaties … Maar zelf die stappen zetten en juridisch uitbreiden en controles daaraan koppelen, zoals gevraagd werd door experten in 2015, dat doen we nog altijd niet. Dus zijn we dezelfde debatten aan het recycleren en worden er geen stappen vooruit gezet.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik heb drie korte puntjes. Ten eerste zegt u dat er in de dienstenchequesector een aanpak is geweest naar aanleiding van het debat in dit parlement. Maar u vergeet de stap daarvoor. U vergeet waarom er een debat was in dit parlement. Herinnert u het zich nog? Dat was omdat er praktijktesten werden uitgevoerd door middenveldorganisaties die aantoonden hoe groot het probleem was in de sector. Dat is waarom er hier een debat is geweest. Dat is waarom er maatregelen zijn genomen: omdat praktijktesten het probleem hebben aangetoond.
Ten tweede zegt u dat zelfregulering geen vies woord is. Ik heb dat ook niet gezegd. Ik heb het vorige week ook heel duidelijk gezegd: het heeft zijn rol maar volstaat niet. Het volstaat niet. U hebt een stok achter de deur nodig. U zegt dat die stok achter de deur er is, maar die is er natuurlijk helemaal niet, want er is geen of amper vervolging van het misdrijf dat discriminatie vandaag is.
U verwijst naar de HIVA-studie van Miet Lamberts. Ik heb die hier vorige week ook al geciteerd. De sectoren zeggen effectief: het is niet aan ons om aan controle en sancties te doen, dat is aan de overheid. Dat is wat er in de conclusie van die studie staat: het is niet aan ons om onszelf via sectorconvenanten te controleren en te reguleren, dat is aan de overheid. Wij zien brood in praktijktesten, maar dan wel uitgevoerd door de overheid. Dan is de grote vraag: waar wacht u nog op? U vraagt naar mijn voorstel. Dat is heel klaar en duidelijk: ik stel voor dat we praktijktesten invoeren op de arbeidsmarkt en op de woonmarkt, in de eerste plaats richting de grote interimkantoren en richting de grote immobedrijven, omdat we weten dat, als we daar ingrijpen, dat direct een effect heeft op de kleinere spelers op de markt. Dat voorstel is zeer concreet. We hebben dat hier vorige week voorgelegd en zullen dat opnieuw voorleggen. Ik hoop dat u eindelijk uw geweten gaat volgen en niet de partijdiscipline en dat u dat mee goedkeurt.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. We hebben in de commissie Economie ook al een interessant debat gevoerd, meer dan een keer, over hoe we discriminatie op de arbeidsmarkt, die absoluut nog aanwezig is, op de best mogelijke wijze kunnen inperken. Terwijl de debatten hier in het parlement liepen, heb ik niet stilgezeten, collega’s. Ik wil jullie daar toch wel deelachtig van maken, omdat sommigen hier de grote woorden niet schuwen, zonder dat zij eigenlijk nagaan waarmee wij vandaag bezig zijn.
Ten eerste, vandaag, net vandaag, zijn de onderhandelingen gestart voor het achtste sectorconvenant in Werk – niet het eerste, tweede of derde, maar het achtste. Dat betekent dat we als Vlaamse overheid samen met werkgevers en werknemers afspraken maken en budgetten ter beschikking stellen van sectoren om een aantal belangrijke, maatschappelijke rollen op te nemen. Een daarvan is levenslang leren. Maar een ander, collega’s, is de strijd tegen discriminatie op de werkvloer. En de tijd van vrijblijvendheid op dat vlak is voorbij, collega’s. We hebben deze ochtend met de sectoren het voorstel gelanceerd om in elke sector van Werk – het zijn er 35 in totaal – die monitoring in te voeren.
Wat hebben we daarvoor nodig? Ik moest een beetje lachen toen collega D’Haese zei: ‘Je moet eens kijken. Het gebeurt allemaal weinig transparant.’ Wel, deze regering wil een eind maken aan die beperkte transparantie. Dat is de reden waarom we met academici en wetenschappers een monitoringsinstrument gaan maken dat de discriminatie helder en transparant in kaart kan brengen. Zal dat eenheidsworst zijn, collega’s? Neen! De discriminatie op de huurmarkt is iets compleet anders dan de discriminatie op de arbeidsmarkt, en binnen de arbeidsmarkt heb je dan nog eens de horeca, de bouw enzovoort. Daar gelden totaal andere regels.
Wat zullen we dus doen? Dit jaar nog maken we een instrument dat in elk van die 35 sectoren toont hoe je dat in kaart kunt brengen. Vervolgens, stap 2, vraag ik aan elke sector om het instrument tot het hunne te maken en aan de werkgevers en werknemers om de meting te doen. Ik wil die meting hebben halfweg 2021. Dan moeten we niet meer hier en daar, een keer in Gent en een keer in Antwerpen, op de verantwoordelijkheid van de lokale besturen rekenen. Voor alle sectoren binnen Werk wens ik dat er een nulmeting is, zwart op wit, over hoe erg het gesteld is met mensen mogelijkerwijze kansen te ontnemen. Daarna, collega’s, als we dat weten, kunnen we de hand aan de ploeg slaan.
In de dienstenchequesector is het gebeurd. Collega Muyters – ere wie ere toekomt – heeft de handen in elkaar geslagen met de sector: de resultaten waren op een aantal punten slecht – ik ontken dat niet –, maar bedrijven hebben verbeterpunten ingediend en nu volgt er een tweede ronde. Dat betekent dat we opnieuw gaan meten, om te kijken wat er nu precies verbeterd is. Dat is toch de juiste manier van werken, collega’s? Eén, je brengt in kaart wat het probleem is, twee, je slaat de hand aan de ploeg om actie te ondernemen op sectorniveau en drie, je doet een tweede meting om te kijken of de situatie verbeterd is.
Collega’s, ik vind persoonlijk, als samenleving, dat het doel niet mag zijn om praktijktesten in te voeren, maar om elke Vlaming, zoals de minister-president zei, ervan te overtuigen dat iedereen dezelfde kansen verdient, hetzij om een woning te huren, hetzij om een job te vinden op de arbeidsmarkt. We hebben het kapitaal in Vlaanderen nodig en dat is de reden, collega’s, waarom we met de Vlaamse Regering met heel veel engagement ingaan op de resolutie die jullie goedgekeurd hebben. Ik hoop dat jullie ons wat vertrouwen geven om dit pad te bewandelen, deze weg te volgen, samen met werkgevers en werknemers. Ik zal niet zoals een schoonmoeder aan de bouwsector gaan zeggen: “En nu gaan we eens gaan zeggen hoe het bij jullie moet.” De sector moet er zelf van overtuigd zijn dat het nodig is en moet de hand aan de ploeg slaan. Ik ben ervan overtuigd dat ik hun engagement zal krijgen, collega’s. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik heb een vraag over de huurmarkt. (Opmerkingen van de voorzitter)
Mevrouw Partyka, ik heb bij deze een vraag over het bestrijden van discriminatie en racisme op de huurmarkt, want dat heeft u ook kort aangehaald. Ik heb u de voorbije jaren leren kennen als een bondgenoot. We willen beiden vanuit een zekere oprechtheid strijden tegen racisme en discriminatie. Maar als u eerlijk bent, dan moet u hier vandaag ook wel kunnen toegeven dat informeren en sensibiliseren op de huurmarkt vandaag niet meer voldoende is. Zoals u zelf gezegd hebt, hebben we hier de voorbije jaren heel veel tijd aan besteed in de commissie Wonen en het is gebleken dat alleen informeren en sensibiliseren niet voldoende is, dat het tijd is voor handhaving en dat het inderdaad tijd is om juridische stappen te zetten, als er een inbreuk is tegen de wet.
We hebben de voorbije jaren ook gezien dat het Steunpunt Wonen een onderzoek heeft verricht, op vraag van toenmalig minister Homans. Het is een heel gerenommeerd instituut, dat heel duidelijk aangaf dat die praktijktesten nodig zijn in het hele rijtje, als we discriminatie echt willen bestrijden. Minister-president Jambon zegt : “We willen discriminatie bestrijden.” Het staat zwart op wit in alle onderzoeken, door alle experten ter zake: voor de huurmarkt houdt dat ook praktijktesten in.
Aan de andere kant zie we dan weer dat de steden in Vlaanderen steeds meer zelf praktijktesten invoeren, waardoor we vandaag in Vlaanderen met een lappendeken aan maatregelen zitten. Dat bleek de voorbije jaren ook al. Dat is geen beleid. Er zijn daarover grote bezorgdheden. Er is heel veel onzekerheid, bij huurders, maar ook bij verhuurders.Â
Collega Moerenhout, het is eigenlijk de bedoeling dat u repliceert op iets wat mevrouw Partyka zei, maar eigenlijk bent u uw toespraak van straks al aan het houden. U moet een concrete vraag stellen of een opmerking maken.
Ik heb een concrete vraag voor mevrouw Partyka. Ik schets de achtergrond voor iedereen hier, maar mevrouw Partyka kent die achtergrond. En tegen die achtergrond heeft mevrouw Partyka de voorbije jaren verschillende keren expliciet, met volle overtuiging en met diezelfde oprechtheid, gepleit voor praktijktesten op de huurmarkt. Wat ik minister-president Jambon daarnet hoorde zeggen, is iets helemaal anders. Hij heeft heel expliciet gezegd dat er een academische monitoring komt, een nulmeting. Akkoord, dat is de eerste stap in alles. Maar hij heeft duidelijk gezegd dat er daarna, op vrijwillige basis zou worden overgegaan tot zelfregulering.
Mevrouw Partyka, staat u nog altijd achter de woorden van een jaar geleden? Beseft u dat die stap vooruit nog altijd moet worden gezet? Geeft u toe dat de minister-president, dat de regering – want u hebt gelijk: het parlement heeft een andere rol, dat is ongelooflijk belangrijk – die stap de komende jaren nog moet zetten of dat wij dat nog vinden? Of komt u terug op uw woorden?
Mevrouw Partyka, u mag antwoorden op de concrete vraag.
Ik wil eerst zeggen dat ik de discussies met mevrouw Homans mis.
We zullen nog eens afspreken. (Gelach)
In ieder geval sta ik uiteraard nog achter die woorden. Dat weet u heel goed. Maar we weten ook allemaal dat de situatie op de huurmarkt heel specifiek is. Dat heb ik daarstraks gezegd. 60 procent is in handen van eigenaars die maar één keer een woning verhuren. Daar zijn praktijktesten niet mogelijk. Het is dus een non-discussie. Bij die particuliere kleine verhuurder die één keer een woning verhuurt, zijn praktijktesten niet mogelijk.
We hebben die discussie heel vaak gevoerd en ik veronderstel dat die nu nog bezig is. De convenant spreekt af: zelfregulering en kijken hoever we daarmee komen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we dat in iedere sector moeten evalueren, dat we verder moeten gaan en op maat van de woningmarkt oplossingen zullen moeten vinden. De makelaars, dat is een georganiseerde sector en daar kunnen we ons iets bij voorstellen. Die particuliere huurders echter niet. En ik stel ook vast dat de steden en gemeenten die het organiseren er zedig over zwijgen. Alle centrumsteden die dit doen, gaan voor een academische aanpak, maar zeggen tegelijk niets over hoe men dat zal handhaven bij die kleine verhuurders.
Die discussie is nog niet ten einde. We kunnen daarover van mening verschillen. Bij die kleine particuliere verhuurders zullen de praktijktesten niet mogelijk zijn, in de praktijk.Â
Collega Moerenhout, zeer kort alsjeblieft?
Ja, heel kort. Wat mij betreft: klare taal. Maar voor de duidelijkheid: u staat nog altijd voor de volle 100 procent achter de praktijktesten voor de immosector, zoals die er in de steden zijn.Â
Hierin geef ik u gelijk – u hebt dat in het verleden ook al aangehaald: de immosector is een beperkte sector. En inderdaad, de problematiek is nóg hoger bij de private verhuurders.
Het positieve punt is dat de experten ter zake, in dezen Pieter-Paul Verhaeghe, werken aan een methodiek om die particulieren óók de goede richting te laten uitgaan.
Dus zou ik zeggen: laat ons daarmee aan de slag gaan. De methodieken worden vandaag uitgewerkt. Laat ons vanuit dit parlement, ook onze rol, onze verantwoordelijkheid opnemen, samen met de vele mensen, die er hier in de meerderheid wel degelijk voor pleiten om de juiste stappen te nemen, om discriminatie echt te bestrijden. Want als we die echt willen bestrijden, zoals de minister-president zegt, dan zal op vrijwillige basis aan zelfregulering doen echt niet voldoende zijn. Dat weet ik en dat weet u ook.Â
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil graag even tussenkomen. Als je kijkt naar de realiteit op het terrein en je ziet wat er vandaag in sommige steden gebeurt, dan merk je dat je, door te sensibiliseren, goed in beeld te brengen, te meten, aan de slag te gaan met de sector, ermee te praten, een wezenlijk verschil maakt. De stad Gent heeft dat bewezen. Tot nu toe heeft men daar niemand veroordeeld. Maar men heeft er heel intensief gewerkt op een traject.
De Vlaamse Regering heeft afgesproken aan de academische wereld te vragen wat een goed systeem is om toe te passen op het terrein, om goed te weten waar het probleem zit en hoe groot het is. Het gaat niet alleen over een probleem van mensen met een afkomst, maar ook over een probleem van mensen met een bepaalde seksuele geaardheid of leeftijd. Hoe meten we dat? Hoe kunnen we dat goed in beeld hebben? Een effectief systeem dat de discriminatie echt kan terugdringen, waarmee we kunnen sensibiliseren en waarmee we desnoods acties kunnen voeren: als we dat systeem hebben en we hebben het gevalideerd, dan gaan we dat voor de eerste keer op onze eigen organisatie gebruiken, want we hebben een voorbeeldfunctie als Vlaamse organisatie, en we gaan dat aanreiken aan lokale besturen.
De lokale besturen staan zeer dicht bij de mensen. Ze zitten in een levende gemeenschap en hebben de kracht om daar ook een effectief verschil te maken. Ik ben het met u niet eens dat lokale initiatieven – die zijn verscheiden – niet kunnen bijdragen aan het fundamenteel verbeteren van de situatie op het terrein.
Het zal de wetenschappelijke wereld zijn die ons voorstellen zal aanreiken. Ik hoop dat die creatief en innoverend zullen zijn. Een benadering die obsessief bezig is met: we moeten vooral kunnen straffen, is volgens mij niet de allerbeste benadering. De beste benadering – dat vinden we allemaal – is dat we draagvlak kunnen creëren, dat we kunnen werken aan een mentaliteitsverandering, en dat we tegelijk mensen die vandaag worden gediscrimineerd, een eerlijk perspectief geven dat we verder willen gaan dan we tot nu toe hebben gedaan. Want tot nu toe hebben we niet genoeg gedaan, we moeten daar stappen vooruit in kunnen zetten.
Dat is wat de academische wereld ons moet aanreiken. Daarmee gaan we aan de slag. Dat zal zeer gevarieerd zijn. Het zal anders zijn voor lokale besturen dan voor de arbeidsmarkt, het zal anders zijn voor de arbeidsmarkt dan voor de huursector, het zal anders zijn voor de eigen organisatie dan voor lokale besturen. Zolang ik in het parlement zit, is er in twintig jaar tijd nog nooit op zo'n intensieve manier bereidheid getoond om in de diepte aan dit probleem te werken, het onder ogen te zien zonder tegelijk iedereen te stigmatiseren.
Mijn laatste beschouwing: ik vind dat we soms een klein beetje te veel in een zero-sumredenering zitten. We moeten proberen daaruit weg te geraken met onze samenleving, anders lukken we daar niet in. Een zero-sumredenering is wanneer iemand zegt dat er in Vlaanderen veel discriminatie is, en je precies het gevoel geeft dat iedereen in Vlaanderen racist is, wat natuurlijk absolute nonsens is. Omgekeerd bestaat hetzelfde beeld. Wanneer iemand zegt dat veel Vlamingen te goeder trouw zijn en hun best willen doen, gaat men die mensen bijna beschuldigen dat ze wegkijken van de problemen. Dat moeten we samen overstijgen. We moeten zien dat er in Vlaanderen heel veel mensen van goede wil zijn, die we kunnen mobiliseren voor een beleid dat rechtvaardig is in een samenleving die niet discrimineert, en tegelijk zien dat er in Vlaanderen heel veel mensen zijn die die rechtvaardige samenleving willen en daar op een correcte manier aan willen samenwerken. Het is dat bondgenootschap dat een echt verschil zal maken. Dan is het zoeken naar wegen om dat te doen belangrijk. Daarom is het goed dat we nu veel stappen vooruit zetten. Ik heb heel veel vertrouwen in onze wetenschappers. Die kunnen zich niet permitteren ons iets vrijblijvends te geven. Ze zullen ons een instrument moeten geven dat op de arbeidsmarkt, op de huurmarkt en bij de lokale besturen effectief zal werken.
De heer Veys heeft het woord.
Minister Somers, ik wil nog een vraag stellen over het samenzitten met die academici. Ik heb in de krant gelezen dat er normaal gezien deze ochtend een overleg was, maar dat is blijkbaar uitgesteld. In Knack stelde u dat u geen voorafnames doet, dat u gaat luisteren naar wat de academici voorstellen.
Vorige week zei minister Diependaele in Terzake: “Ik ben 100 procent tegen praktijktesten, die komen er niet wat mij betreft.” Dat kan wel tellen als een voorafname. Minister Diependaele, trekt u die uitspraak in? Is er nieuwe vrede in de regering? Dat lijkt me moeilijk te rijmen.
Heeft er iemand nog iets te vragen aan mevrouw Partyka? Dan kunnen we het best de volgende spreker naar het spreekgestoelte roepen. Mevrouw Partyka heeft gelijk, want aan haar worden geen vragen meer gesteld.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik moet denken aan de film Groundhog Day met de uitstekende Bill Murray. Misschien kennen niet veel mensen die film, maar het concept is als volgt: de hoofdrolspeler maakt elke dag opnieuw dezelfde dag mee. Dit is nog maar mijn tweede legislatuur, dat is wel straf, maar ik heb het gevoel dat we in dit parlement keer op keer hetzelfde soort debatten voeren over discriminatie.
Minister, u hebt met veel passie gesproken. Zo ken ik u. Dat is goed, maar uw voorgangers die verantwoordelijk waren voor de aanpak van discriminatie hebben dat ook op die manier gedaan. Het Vlaams Parlement heeft hier in 2007, 2012 en 2015 over gedebatteerd.
U wilt met een nulmeting beginnen, want dat is van ongelooflijk belang. Meten is weten. Dat is belangrijk, maar ik kan u nu al zeggen wat de nulmeting zal aangeven. De afgelopen vijf jaar hebben onderzoeken en de jaarlijkse rapporten van Unia aangegeven dat de discriminatie op de arbeidsmarkt altijd in de top 3 staat. Wetenschappelijk onderzoek dat los van de overheid is gevoerd, heeft keer op keer aangetoond dat het een heel groot probleem is.
Mevrouw Partyka, als mensen nu van onderuit een signaal geven, is dat omdat ze niet willen dat er een debat wordt gevoerd. Ze zijn het ondertussen kotsbeu en ze willen dat er op het terrein vooruitgang wordt geboekt.
Minister, u hebt over de sectorconvenanten gesproken. Dat is goed en belangrijk, maar ik herhaal dat dit vrijwillig is. Ze mogen zelf gedeeltelijk kiezen hoe ze dat invullen. Ik stel me de vraag hoe we dat kunnen afdwingen. Ik twijfel niet aan uw goodwill, maar hoe wilt u stappen vooruit zetten als u als minister op geen enkele manier een stok achter de deur hebt?
U vindt dat we niet moeten stigmatiseren of culpabiliseren. Dat moet natuurlijk niet. U wilt dat elke Vlaming in onze samenleving alle kansen krijgt. Wat ik wil en wat heel wat mensen met mij willen, is dat de wet wordt nageleefd en dat bedrijven die effectief discrimineren daar de gevolgen van dragen.
Als mensen in het verkeer snelheidsovertredingen plegen, zal niemand zeggen dat we moeten sensibiliseren met campagnes om niet te snel te rijden en met borden waarop staat dat er maar 50 kilometer per uur mag worden gereden, maar dat we nergens zullen flitsen en geen boetes zullen geven, want we mogen de Vlaming niet culpabiliseren, en dat niet elke Vlaming een snelheidsduivel is. Die redenering klopt uiteraard niet, maar wat antidiscriminatie betreft, past de Vlaamse Regering al decennialang dezelfde redenering toe. Ik vind dat schuldig verzuim en de huidige Vlaamse Regering doet exact hetzelfde.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister Crevits, zijn we het erover eens dat discriminatie op de arbeidsmarkt en de woonmarkt een misdrijf is? Zijn we het daarover eens? (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ik ga ervan uit dat we het daarover eens zijn. Laten we even een ander misdrijf nemen, bijvoorbeeld dronken achter het stuur zitten, en laten we daar dezelfde redenering op toepassen die u hier net naar voren hebt gebracht.
Eerst zullen we een nulmeting uitvoeren. We zullen zien of we een instrument kunnen vinden waarmee we kunnen uitzoeken of mensen dronken achter het stuur zitten. We zullen onderzoeken of we geen apart instrument nodig hebben voor landwegen, snelwegen en wegen binnen en buiten de bebouwde kom. Dan zullen we de mensen die achter het stuur zitten vragen om zelf te testen of ze dronken achter het stuur zitten. Dan zullen we zien hoe groot het probleem is. We willen geen schoonmoeder zijn die de mensen zegt dat ze niet mogen drinken als ze achter het stuur kruipen. Voor we zelf actie ondernemen, zullen we wachten tot ze er zelf van overtuigd zijn dat dit geen goed idee is.
Ik denk dat u even goed als ik doorhebt dat dit een totaal absurde redenering is, zeker als we weten dat we dit al vijf of tien jaar doen en dat het weinig zoden aan de dijk zet. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister Crevits, mijn punt is dat dit geen debat voor of tegen sectorconvenanten, sensibilisering of zelfregulering is. We proberen het een beetje uit de weg te gaan, maar dit is een debat over praktijktesten. Ik zou graag willen weten wat u erop tegen hebt om praktijktesten in te voeren? Welke argumenten hebt u tegen die testen?
Minister Somers, u laat, net als de minister-president, uitschijnen dat het hier om een semantische discussie gaat.
Mijnheer D’Haese, ik heb daarnet mevrouw Moerenhout onderbroken. U komt als derde fractie aan bod. U krijgt, net als de grotere fracties, ook zeven minuten. U houdt nu eigenlijk al uw toespraak.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijnheer Annouri, ik begrijp u. Ik heb ook het gevoel dat ik in die film met Bill Murray zit en elke dag dezelfde dag beleef, maar dat komt omdat u elke dag opnieuw dezelfde plaat draait en dat u blind bent voor de realiteit. De realiteit is vrij duidelijk. We zitten hier met een meerderheid die met betrekking tot antidiscriminatie zowel deze als vorige legislatuur resoluut stappen heeft gezet. Die stappen hebben, voor alle duidelijkheid, resultaat.
Mijnheer D’Haese, u spreekt zich keihard tegen. Volgens u is de zelfregulering in de dienstenchequesector slecht. Dat is een dronkaard die zichzelf controleert. In 2018 heeft toenmalig minister Muyters tijdens een plenaire vergadering de resultaten van de zelfregulering voor de dienstenchequesector gegeven. De grootste vorm van discriminatie gebeurde op basis van leeftijd, maar er was ook discriminatie op basis van gender en afkomst. Dat waren slechte cijfers.
Voor mij betekent dat dat de zelfregulering werkt, dat die sector in staat is om via een onafhankelijk bureau, onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek, een juiste foto te brengen. Er worden vandaag acties ondernomen. Er komt een volgende fase waarin dat bureau testings gaat doen. Ik vraag me dus eigenlijk af wat u nog meer wilt. Dat zijn historische stappen rond antidiscriminatie die minister Muyters heeft gezet, niet minister Monica De Coninck, die toen nog federaal bevoegd was, maar die hier in dit parlement door minister Muyters werden gezet.
De oppositie verwijst ook heel graag naar steden. Gent wordt heel vaak genoemd. Wij hebben in de commissie Werk de vorige legislatuur het genoegen gehad om Resul Tapmaz te horen, de man achter het onderzoek dat er ook op Vlaams niveau moest komen. Ik heb die man een vraag gesteld. Ik heb hem gevraagd: ‘Wat is uw stok achter de deur, waar de oppositie constant over roept?’ Hij zei: ‘Maar ik heb geen stok. Bedrijven doen mee omdat ze op die manier aan maatschappelijk verantwoord ondernemerschap kunnen doen en noem maar op.’ Dus allemaal op basis van vrijwilligheid. Hij heeft ons gezegd dat het allemaal zeer goed werkte. Ik begrijp dus eigenlijk de hele heisa niet die de heer D’Haese, de heer Annouri en noem maar op, constant brengen, zeker niet wanneer deze Vlaamse Regering, gesteund door het parlement, dergelijke ambitieuze extra stappen aankondigt.
Vooraleer ik de regering het woord geef, kan ik wegens een persoonlijk feit niet anders dan kort eerst de heer Annouri en dan de heer D'Haese het woord geven.
Collega Ronse, ik zal nog eens op ‘play’ drukken. In 2015 hebben u en andere collega's van de meerderheid mij verzekerd: ‘Heb vertrouwen in wat we hier voorleggen, de resolutie van 2015. We gaan stappen vooruit zetten op de arbeidsmarkt. De cijfers zullen het aantonen en zullen ons gelijk geven.’ Dat is niet waar, hè, collega Ronse. Alles wat die cijfers doen, is blootleggen wat we al jaren weten, namelijk dat er discriminatie is op de arbeidsmarkt. Dat hebben ze in 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 nog eens bevestigd. Dat is natuurlijk de discussie die we hebben.
Collega Ronse, wij zitten niet in de gemeenteraad van Gent of Antwerpen of wat dan ook. Dit is het Vlaams Parlement. Wij hebben meer middelen om dingen te doen, om effectief stappen vooruit te zetten. In 2015 was er een juridisch advies zeggende dat de Vlaamse Regering het juridisch kader kan uitbouwen om ervoor te zorgen dat ze effectief aan de juridische inspectie de tools kunnen geven om discriminatie op de arbeidsmarkt op te sporen en op te volgen, te controleren en te sanctioneren. De meerderheid heeft gezegd: ‘We hebben dat niet nodig, we doen wat we nu gaan doen.’ Daarom zitten we in de situatie van vandaag, collega Ronse. Er zijn niet voldoende stappen vooruit gezet. De discriminatie op de arbeidsmarkt is nog altijd een nijpend probleem. Met dit soort discussies en deze stappen, zullen we over vijf jaar opnieuw dezelfde plaat moeten opzetten. Dat wil ik voorkomen.
De heer D’Haese heeft het woord. Ook kort alstublieft.
Zeer kort. Mijnheer Ronse, als we hier telkens opnieuw hetzelfde debat hebben, dan is dat omdat de cijfers er niet op vooruitgaan. Dat is natuurlijk waarom we hier altijd hetzelfde debat hebben. Het is grotesk hoe u nu probeert om uw punt maken. Dat is echt grotesk. U zegt dat het feit dat er slechte cijfers zijn opgemeten in de sector van de dienstencheques, een bewijs is dat zelfregulering werkt! Maar dat is totaal absurd! Dat is totaal absurd omdat ik u net het onderzoek heb geciteerd, vorige week uitgebracht, dat heel die zelfregulering in de dienstenchequesector niet volstaat en dat discriminatie schering en inslag blijft. U komt hier zeggen dat omdat er twee jaar geleden is gemeten dat er gigantisch veel discriminatie is, we daardoor historische stappen hebben gezet! Maar hebt u wel een idee wat u hier aan het zeggen bent? Ik wil van u heel duidelijk weten, mijnheer Ronse, wat u hebt tegen praktijktesten, want over dit soort onzin gaan we toch niet blijven verdergaan? Daar gaat dit actualiteitsdebat over. Wat hebt u in te brengen tegen het invoeren van praktijktesten als u weet uit uw geweldige historische stappen dat discriminatie ongelooflijk schering en inslag is in een sector als die van de dienstencheques?
Collega D'Haese, het staat collega Ronse vrij om te antwoorden of niet. Het is niet de bedoeling dat parlementsleden elkaar gaan interpelleren. Eerst collega Segers, dan collega Ongena en dan het woord aan de regering.
Mevrouw Segers heeft het woord. Kort alstublieft.
Ik heb een vraag aan minister Somers. Over de relatie tussen politici en academici is de laatste dagen en weken heel veel te doen geweest. ‘Evidence-based policy’, iedereen heeft de mond er van vol. De afgelopen zes jaar heb ik in dit parlement heel vaak politici professoren de hemel in horen prijzen als het hun goed uitkwam, maar evengoed horen beschimpen. Corona gaf even een momentum aan dat er eindelijk zou worden geluisterd naar academici. Uit alle rapporten blijkt dat dat niet altijd evenzeer het geval is geweest.
Minister, als alle academici unisono al jaren via hun wetenschappelijk onderzoek aangeven, ten eerste, dat er sprake is van structurele discriminatie, en ten tweede, dat een goede manier om die mede in te dijken praktijktesten zijn, welk soort ‘evidence’, die nulmeting, verwacht u nog meer of anders dan om gewoon te doen wat ze al jaren aanbevelen? Dat is: installeer die praktijktesten.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik richt mij toch even tot collega D’Haese. Uw kruistocht tegen de dienstenchequeondernemingen begint toch wel proporties aan te nemen waarbij u de waarheid geweld aandoet. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Het is namelijk zo dat in 2015 het Minderhedenforum een enquête heeft gehouden. Wat bleek? Twee op de drie dienstenchequeondernemingen gingen in op de vraag om geen poetsvrouw te sturen die gekleurd is. Dat was een regelrechte schande, onaanvaardbaar. Het waren trouwens, tussen haakjes, vooral overheidsbedrijven die zich daaraan bezondigden. Het waren poetsdiensten van de OCMW’s die daar nog het meest in de fout gingen. Misschien moeten we dat ook even meegeven.
Wat blijkt? Er is toen een zwaar debat gevoerd in dit parlement en er is over een resolutie gestemd. Het is inderdaad collega Muyters, de voorganger van minister Crevits, die toen een actieplan heeft opgesteld en heeft gezegd: ‘We aanvaarden dit niet meer.’ En wat is een belangrijk onderdeel van dat actieplan? Dat waren mysterycalls. Men ging op jaarbasis 1700 mysterycalls uitvoeren, 1700 telefoontjes, praktijktesten, die men ging doen om na te gaan of er sprake was van discriminatie.
En wat blijkt in 2019? Dat een op de drie dienstenchequeondernemingen zich nog bezondigt aan discriminatie. Van twee op de drie naar een op de drie, dat is een weg die al is afgelegd. Is dat voldoende? Neen, dat is niet voldoende. Een op de drie is nog altijd veel te veel. Het gaat dan vooral om discriminatie op basis van leeftijd: 45 procent. 18 procent gebeurt op basis van afkomst. Is dat voldoende? Neen, dat is niet voldoende.
Maar om nu hier te komen zeggen dat er de voorbije jaren niets is gebeurd, en dat er nog altijd en masse wordt gediscrimineerd? Dat is ook niet juist. Ik denk dat dit debat echt wel een fundamenteel debat is, waarbij we heel veel bondgenoten vinden onder elkaar om racisme en discriminatie aan te pakken. We kunnen die bondgenoten wel vinden, maar dan hebben we wel niveau nodig. En niveau betekent dat je de waarheid ook durft te zeggen. Er zijn stappen gezet, het is niet voldoende, we moeten daarin verder gaan. Maar stop alsjeblieft met te zeggen dat er niets is gebeurd. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Ronse heeft het woord.
Mijnheer D’Haese, het verschil tussen u en mij in dit hele debat als het over de arbeidsmarkt gaat, is dat ik resultaat wil boeken en dat u met symbolen wilt pronken.
Deze Vlaamse Regering kiest er ook voor om resultaat te boeken, via zo’n onafhankelijk monitoringsysteem, en ik zal u uitleggen waarom. In de dienstenchequesector hebben we resultaat geboekt. Er is nu een realistische foto. Zint die foto ons? Neen, maar het feit dat er een foto is die objectief en realistisch is, is goed. Dat is een goede basis om aan de slag te gaan, en een veel betere basis.
Collega D’Haese, ik hoop dat u, net als ik, dagelijks naar de zelfstandige bakker gaat. Dat is een veel betere basis. En ik zou het u eigenlijk wel eens willen horen zeggen aan uw bakker. Gaat u eens naar uw bakker, en zeg hem: ‘Beste bakker, als je een meestergast zoekt, zal de overheid vanaf morgen, op mijn vraag, dertig nepsollicitanten sturen.’ Dat gaat niet, mijnheer D’Haese. Dat zal discriminatie niet uit de wereld helpen. U schudt van neen, maar Stijn Baert –als ik hem zelf mag citeren – zegt dat dat gewoon niet gaat als je zoveel tests wilt uitvoeren. Laat ons dus alsjeblieft realistisch en pragmatisch zijn, en gaan voor effectiviteit, zoals deze Vlaamse Regering net bij monde van onze verschillende ministers heeft uitgedrukt. Ze willen resultaten boeken, en niet staan pronken met symbolen, zoals u. (Applaus bij de N-VA)
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik was eigenlijk van plan om te starten met een klein citaat van professor Baert. Er is namelijk in 2017 een hoorzitting geweest in het Vlaams Parlement, naar aanleiding van de discriminatie die toen werd vastgesteld op de arbeidsmarkt. En daar heeft professor Baert gezegd: “Praktijktesten laten niet toe om een juridisch sluitend bewijs voor discriminatie te leveren. Op niveau van een individuele werkgever kan verschil in behandeling ingegeven zijn door toeval. Men zou aan een dertigtal fictieve sollicitaties moeten doen bij eenzelfde werkgever om toeval uit te sluiten, wat noch methodologisch noch ethisch verantwoord is.” De overheid kan volgens Stijn Baert praktijktesten wel gebruiken voor een innovatieve en een positieve aanpak.
Waarom haal ik dat aan? Ik wil iedereen vragen om het debat goed te voeren. Een van de collega’s zei daarnet dat dit debat over praktijktesten gaat. Neen. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Neen, op de agenda staat het anders, collega D’Haese. De titel is heel duidelijk.
Dit debat gaat voor mij over hoe we de handen in elkaar kunnen slaan. Collega D’Haese, u maakt er de gewoonte van om, als iemand aan het woord is, altijd commentaar te geven, niet te luisteren, en uw eigen commentaren te geven. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Door te luisteren, kan men ook al veel miserie in de wereld oplossen. Dat is iets waarin ik me ook heb moeten leren bekwamen, elke dag nog trouwens.
Dit debat gaat voor mij over hoe we de handen in elkaar kunnen slaan om in de situatie van discriminatie op de arbeidsmarkt en in de samenleving, waarvan elkeen hier het bestaan erkent, beterschap te krijgen.
In tegenstelling tot sommige anderen, geloof ik in sociaal overleg. Ik geloof dat als werkgevers en werknemers de handen in elkaar slaan, men heel veel kan realiseren. Collega Annouri, eigenlijk gelooft u daar ook in; ik weet dat uit de debatten die we al hebben gevoerd.
Wat ik daarnet heb proberen uit te leggen, is het volgende. Die sectorconvenanten hebben een vrijwillig deel en een deel dat een resultaatsverbintenis is. De financiering hangt daar voor een stuk van af. Voor mij is het van belang dat iedereen aanvaardt dat men een resultaatsverbintenis opneemt om de meting te doen volgens het schema, zoals collega Somers zei, dat we wetenschappelijk zullen uitwerken. Uiteraard moet het toepasbaar zijn op de sector. Zoals ik al zei, is de horeca iets totaal anders dan de dienstenchequesector of de bouwsector. We willen dus een instrument op maat van de sectoren maken. We willen dat werkgevers en werknemers het instrument kennen en er ook mee aan de slag gaan. Hoe die meting zal gebeuren, daarover wil ik ook een akkoord, maar ze zal wel gebeuren.
Als we de meting hebben, dan hebben we niet alleen een beetje een zicht op de arbeidsmarkt, maar hebben we een dieptezicht over hoe ernstig het probleem is in de sectoren. Collega's, dit moet worden gevolgd door een actieplan – dat heb ik al gezegd –, en vervolgens komt er een nieuwe meting, net zoals er nu in de dienstenchequesector een nieuwe meting zal gebeuren.
Ik vind dit een grote sprong voorwaarts – en ik meen dat echt – omdat het bouwt op wat collega Muyters is gestart, namelijk ‘breng het in kaart in de dienstensector’. Er zijn discriminaties boven water gekomen waarvan ik dacht dat ze een beetje anders boven water zouden komen. De leeftijdsdiscriminatie bijvoorbeeld: ik vind dat echt afschuwelijk als je daarmee wordt geconfronteerd. Ik ben ook een 50-plusser, ik hoop echt dat ik nog heel lang veel kansen krijg.
Pas als je per sector in detail een foto hebt, kun je goede maatregelen nemen. Ik wil dat werkgevers en werknemers er zelf van overtuigd zijn dat ze moeten nemen. Ik verwijs dan naar wat collega Ongena zei: dit werkt op zich al positief. In het onderwijs hebben we gezien dat als leerkrachten worden geconfronteerd met het feit dat ze nogal stereotiep kijken naar leerlingen, en als men dat op een didactische manier uitlegt, dat het verbetert en dat ze anders gaan kijken. Denken jullie nu echt dat we dit niet kunnen realiseren op de arbeidsmarkt? Ik geloof er wel in. Nog meer, ik zal er ook op toezien dat we de resultaten hebben halfweg volgend jaar. Dan zullen we hier weer een groot debat voeren over wat we allemaal moeten doen. Maar ik wil vooral dat de sectoren zelf de hand aan de ploeg slaan.
Ik denk dat er nu een momentum is en ook een instrument. We halen de wetenschap erbij, en die zullen we ook volgen. Zij zullen zeggen dat het daar een telefoonronde zal zijn en dat het op een andere plaats heel anders zal gebeuren. Jan Denys van de interimkantoren heeft ook heel interessante inzichten over op welke manier je zelfs met artificiële intelligentie kunt weten of er discriminatie is of niet. Laat ons dat alstublieft wetenschappelijk valideren, transparantie brengen, zoals de heer D’Haese wil, en samen investeren in vertrouwen om discriminatie uit de wereld te helpen. Dit is echt een sprong vooruit en absoluut geen standstill.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik probeer de volgorde van de werkzaamheden een beetje te begrijpen. Vorige week hebben jullie een gigantisch en lang debat gehad over deze problematiek en zijn jullie tot een resolutie gekomen. In mijn begrip geeft de wetgevende macht opdracht aan de uitvoerende macht. We kunnen dat debat vandaag helemaal opnieuw doen, maar voor ons is de resolutie die u vorige week met de meerderheid hebt goedgekeurd, richtinggevend. Dat is de opdracht. Ik heb er geen probleem mee om hier heel de namiddag hetzelfde debat opnieuw te doen. Ik probeer alleen de regeling der werkzaamheden of de volgorde der werkzaamheden te begrijpen.
Welke opdracht hebben wij van jullie gekregen? Er is discriminatie op de arbeidsmarkt, op de huurmarkt, eventueel nog in andere sectoren. Laat een academisch monitoringsysteem opzetten en zorg dat het een effectief systeem is. Valideer dat met de Vlaamse Regering en ga dan aan de slag. Dat is exact wat wij gaan doen. Voor de rest kunnen we hier de hele namiddag het debat van vorige week helemaal opnieuw doen – ik heb er geen enkel probleem mee –, maar dat is de opdracht die wij als Vlaamse Regering van jullie, van het Vlaams Parlement, hebben meegekregen. Daar zult u geen speld tussen krijgen. Die opdracht zullen wij minutieus opvolgen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil gewoon aanvullen bij wat de minister-president heel terecht heeft gezegd. Ik denk dat in Vlaanderen vandaag, en dat is wat ook in het parlement vorige week is gezegd …Â Je kunt discussiëren of er vooruitgang is of niet – en er is ongetwijfeld vooruitgang –, maar mensen die in hun concrete leven worden geconfronteerd, om welke reden ook, met discriminatie, hebben daar niet veel aan.
De discriminatie wordt natuurlijk ook confronterender, omdat meer dan 30 procent van de min 18-jarigen in Vlaanderen, onze Vlaamse jeugd, elders wortels heeft, een ander kleurtje heeft. Men haalt soms de argumenten aan dat men een diploma moet hebben, dat men een goed inkomen moet hebben, maar voor veel van die mensen is dat het geval. En toch botsen zij op die hindernis. Daarom hebben het parlement en onze regering gezegd dat we daar een wezenlijke stap vooruit willen zetten, dat we meer willen doen, omdat de instrumenten die we tot nu toe hebben ingezet, nog niet datgene opgeleverd hebben wat we willen. Daarom zetten wij een heel fundamentele stap, omdat we in elk van de beleidsdomeinen vooruitgang willen boeken.
We gaan aan de wetenschap vragen om ons een systeem te geven dat monitort en dat ons een goed beeld geeft, dat kan worden gebruikt om te sensibiliseren, om draagvlak te creëren, en niet alleen om te meten. Want in de steden waar men dat doet, gaat men daar ook mee aan de slag. Op de plaatsen waar men het gedaan heeft, in de uitzendsector, gaat men daarmee aan de slag. Dan maakt men niet alleen een rapport, maar gaat men praten met mensen, gaat men empowermentsessies doen, gaat men proberen allerlei initiatieven te ontwikkelen, en dan zie je ook de resultaten. Dat is wat we moeten doen.
We hebben vorige week onder elkaar afgesproken dat we een semantische discussie overstijgen. Want het is ook voor een stuk semantiek, omdat dat begrip een symbool is. Ook voor mij is dat een symbool. Maar ik geef aan dat symbool een welbepaalde invulling. En de professoren geven daar ook een invulling aan. Wat daarstraks voorgelezen is door collega Crevits, is niet helemaal hetzelfde als wat de collega van de KU Leuven daarover vertelt. Dus in plaats van ons vast te rijden in symbolen, interesseert mij de inhoud. Om het met een bekende ideoloog – niet van mijn kant – te zeggen: het maakt mij niet uit of de kat wit of zwart is, als ze maar muizen vangt.
Ik wil met iedereen meegaan. Om een andere ideoloog van u aan te halen, mijnheer D’Haese: wees realistisch, vraag het onmogelijke. Dat is de taak van de oppositie. Dat is een taak van de samenleving. Dat is ook onze plicht. Maar als wij met deze regering een consistent beleid kunnen uitzetten, op elke sector, waarbij wij over een paar jaar aan de jeugd van Vlaanderen, aan de Vlamingen in al hun diversiteit, kunnen zeggen dat wij er niet in geslaagd zijn om discriminatie volledig weg vagen – want dat gaan we niet kunnen –, maar dat we een substantiële stap vooruit hebben gezet, dan hebben wij een werk gedaan. Ik vind dat u mij en onze regering daarop mag afrekenen, want dat is een essentiële opdracht die wij nu mee op onze schouders hebben geladen. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik ga niet technisch in het debat, maar ik ga wel de vraag van minister-president Jambon beantwoorden: waarom zit dit parlement vandaag opnieuw samen om dezelfde discussie te voeren als vorige week? Dat is een zeer terechte vraag. U bent nu al een uur lang bezig met allerlei antwoorden. U hebt een openingsstatement gemaakt. En u vraagt nu aan het parlement waarmee we hier bezig zijn.
U bent één element in de chronologie vergeten, minister-president, maar ik breng het even terug in uw herinnering. Wij hadden inderdaad een parlementair debat. En dan zijn er door een minister van uw regering in een televisiestudio uitspraken gedaan, waarop een andere minister een persbericht heeft rondgestuurd dat de Vlaamse Regering wel degelijk ging voor praktijktesten. U bent dan de minister-president geweest die crisisberaad heeft gehouden op het Martelaarsplein. Dat element zat niet in uw chronologie.
Als u dus vraagt waarom wij hetzelfde debat voeren, dan is dat omdat er een dik probleem zit op dit dossier in uw Vlaamse Regering. Daarom voeren wij vandaag dit debat. (Applaus bij Groen en sp.a en van Filip Dewinter)
De heer Veys heeft het woord.
Ik wil ook even reageren op wat minister-president Jambon daarnet zei.
Ik wou u ook graag vragen waarom we dit debat opnieuw moeten voeren. Het wordt hier door iedereen geprobeerd: de oppositie moet niet zagen, het debat wordt opnieuw gevoerd. Dat is gemakkelijk. Maar hoe komt het dat we dit debat opnieuw voeren? Het is wel door de ploeg van de meerderheid, zeker? Dat is waarom we hier opnieuw een actuadebat voeren. Ik denk dat we daar wel wat eerlijkheid over mogen verwachten. Want daar gaat het over: eerlijkheid en duidelijkheid.
Ik heb daarnet al de vraag gesteld aan minister Diependaele of u nu die uitspraken terugtrekt of dat u geen praktijktesten wilt, aangezien er geen voorafnames van dat academisch traject gebeuren. Minister Somers, omgekeerd, zijn er zaken van uw persconferentie die u nu niet meer zou doen? Die lokale besturen ondersteunen met Vlaams geld om hen te organiseren? Vlaanderenbreed uitrollen? U blijft dat doen? Even ter bevestiging. Het grootste verschil dat ik merk, is dat u nog geen enkele keer het woord praktijktest hebt gezegd vandaag.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister Somers, we mogen u afrekenen op uw woord. Ik zou u graag geloven en daar over enkele jaren op terugkijken. Het probleem is dat u dat al eens gezegd hebt in 2015 in dit parlement als fractievoorzitter van Open Vld. U zat toen daar. (Wijst)
U hebt toen gezegd dat u zelfregulering wou invoeren en als er binnen twee jaar geen resultaat was, zou u praktijktesten invoeren op Vlaams niveau. Dat is wat u gezegd hebt, dat zijn uw exacte woorden. We zijn niet 2017, we zijn niet 2018, niet 2019, we zijn 2020. En nu komt u opnieuw zeggen dat we u op uw woord moeten geloven en dat we weer aan sensibilisering en zelfregulering gaan doen en dat het dan ineens in orde gaat komen.
Er is een fundamenteel verschil tussen monitoring en praktijktesten. Dat is geen semantische discussie, er is een fundamenteel verschil. De monitoring is zoals in de resolutie die hier vorige week is goedgekeurd, op geaggregeerd niveau. Dat wil zeggen: per sector, per stad, of een ander geaggregeerd niveau. Wat kan men daar niet mee doen? Gericht actie ondernemen tegen interimkantoren, tegen makelaars die discrimineren. Dat gaat niet! U hebt die gegevens niet! U hebt praktijktesten nodig. Praktijktesten waarmee men op individueel niveau weet wie discrimineert en wie niet.
Het moet niet altijd over sancties gaan, dat is pas de laatste stap. De eerste stap is het gesprek aangaan. De tweede stap is vorming geven. Op het einde moet de sanctie dan achter de deur zitten. Dat kunt u alleen doen, minister Somers, als u praktijktesten invoert.
De heer Dewinter heeft het woord.
Na een uur en tien minuten variaties op hetzelfde thema van uitsluiting, discriminatie, antiracisme en dergelijke, is het misschien nuttig en interessant om een andere klok te laten horen in dit debat. Ik stel vast, er is nogal wat analogie met de coronacrisis en het beleid toen, minister-president, dat men net hetzelfde doet. Men verschuilt zich, ook nu opnieuw, achter professoren, universiteiten en wetenschappers in de hoop daar advies, draagvlak, en wat weet ik wat nog allemaal meer, te vinden.
Misschien zouden we ook eens kunnen luisteren naar de man in de straat, naar de kiezer. Misschien kunnen we ook eens luisteren naar de werkgever en de verhuurder van appartementen en huizen. Misschien kunnen we eens luisteren naar de immokantoren en die mensen die in dit land uiteindelijk ervoor zorgen dat de belastingen betaald worden en de economie draait.
Ik ga me vandaag dan ook niet laten verleiden tot een semantische discussie over het woord praktijktest, of monitoringsysteem of wat dan ook. De enige die daarvan beter wordt is de N-VA die op twee benen danst ter zake en in de stad Antwerpen met zijn voorzitter, de heer De Wever, praktijktesten al heeft ingeschreven, mevrouw De Ridder, in het bestuursakkoord met de socialisten en die ook uitrolt. Net zoals in heel wat andere steden, al dan niet met de steun van de Vlaamse Regering, stiekeme of officiële steun, minister van ‘samenleven’. De realiteit is dat de praktijktesten in heel wat steden er al zijn en uitgevoerd worden. Er is een zekere hypocrisie aanwezig, zeker bij de N-VA, wanneer het over dit thema gaat. Ik kom daar nog op terug.
Laten we niettemin onmiddellijk ter zake komen. Het zogenaamde probleem van racisme op de woon- en arbeidsmarkt is een fake probleem. Want ik stel vast dat de vraag uiteindelijk niet er één is van wie sluit uit? Wie selecteert, lijkt me beter te zijn. In dit geval is er geen sprake van discriminatie. Discriminatie betekent: het ongelijk behandelen van gelijke gevallen. Dat is hier niet aan de orde op de huur- en arbeidsmarkt! Integendeel, men selecteert als verhuurder, als werkgever, op basis van objectieve criteria. U maakt daar racisme van omdat de persoon toevallig een andere huidskleur heeft of een andere naam. Maar er zijn andere redenen natuurlijk die aan de basis liggen waarom een verhuurder of werkgever liever niet die maar wel een andere werknemer of verhuurder heeft. Daar wordt niet over gesproken.
Dat is het grote taboeonderwerp: waarom selecteert men? Omdat het allemaal racisten zijn, omdat heel Vlaanderen bol staat van mensen die iemand met een andere huidskleur of een andere naam niet kunnen uitstaan en daarom willen uitsluiten? Komaan, iedereen in dit halfrond weet dat dat niet het geval is, iedere journalist weet dat, maar toch mag er daarover niet worden gesproken. Dát is het fundamentele debat dat we zouden moeten voeren, minister van samenleven, minister van Wonen, minister van Economie en Werk. Luister voor één keer níét naar die professoren. Laat de wetenschappers voor één keer opzij. Ga de straat op en luister eens naar de gewone man: waarom maakt hij die keuzes, die selectie? Daar zult u veel wijzer van worden dan van alle professoren bijeen met hun boekenwijsheid.
Ik zou hier voor u een klein citaat willen voorlezen van de vele getuigenissen die ik op het meldpunt voor overlast door huurders heb mogen ontvangen de voorbije week. De man schrijft me: “Ik verhuur in Brussel al jaren aan Afrikanen en Marokkanen. Ik ben er na vele problemen, waarbij mijn huis gesloopt werd, waarbij de huur gedurende meer dan acht tot tien maanden niet betaald werd, waarbij ik mensen moest uitzetten door deurwaarders en ga zo maar door, uiteindelijk mee gestopt. De reden heeft niets met racisme te maken, maar wel met de simpele inschatting van het risico. Bij het verhuren aan allochtonen is de kans op problemen gewoonweg vijfmaal groter dan bij autochtonen.” Een realiteit waarover hier uiteraard niet mag worden gesproken. Het is niet waar. Op zich is dit citaat wellicht al racisme, terwijl dit niks met racisme, maar alles met de realiteit van de verhuurder, van de huiseigenaar te maken heeft.
Op deze problematiek die initieel is, waar het natuurlijk allemaal mee begint, het probleem van immigratie, het probleem van de multicultuur, het probleem van diversiteit, heeft de overheid geen antwoord. Wat dat betreft, schat de overheid de situatie compleet verkeerd in. In plaats van als partner door de overheid te worden gerespecteerd, wordt de verhuurder, maar ook de werkgever, onmiddellijk geculpabiliseerd en beschuldigd, uiteraard, van racisme. Dat hebt u een uur en tien minuten uitvoerig bewezen. Dat is de reden waarom onze fractie zich bescheiden heeft opgesteld en we dit beschamende debat aan ons hebben laten voorbijgaan. Dit is geen debat van een parlement. Dit is een debat van een hoop vooringenomen politiek correcte mensen, die maar één ding voor ogen hebben, namelijk heel Vlaanderen op den duur beschuldigen van racisme, en als enig antwoord uiteindelijk praktijktesten, mysterycalls, mysterymails, repressie en boetes hebben, om heel veel druk op de burger te zetten om hem correct multicultureel te leren denken, hem in het juiste politiek-ideologische keurslijf te dwingen. Minister-president, dáár gaat het over. Ik weet dat u dat weet, en anderen in dit halfrond ook, en dat ze mij diep in hun binnenste gelijk geven.
En dan is er natuurlijk de minister van politiek correct denken en multicultureel toezicht, ook wel eens de minister van samenleven genoemd, Bart Somers, die natuurlijk met de voeten van zijn collega’s rammelt en die weet dat hij in de praktijk zal kunnen doen wat hij wil doen, want op het terrein gebeurt het al. Hij moet het alleen wat sturen, zorgen voor de centen en dan komt het allemaal wel goed. Het protest van de N-VA is bedoeld voor de kiezer, goed wetend dat in de praktijk, zelfs in Antwerpen, onder de leiding van de grote leider van de N-VA, Bart De Wever, de praktijktesten al zijn ingeschreven en zullen worden uitgerold. En waarom zijn praktijktesten uiteindelijk …
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik heb het een eerste keer laten passeren …
Mevrouw De Ridder, u gaat me vertellen waarom we in Antwerpen praktijktesten hebben, dus ik ben zeer geïnteresseerd.
Ik zal u daar meteen op antwoorden.
Ik heb de minister-president zeer goed gehoord bij het begin van dit debat. Hij heeft discriminatie fors veroordeeld. Hij sprak over een academisch monitoringsysteem, op metaniveau dus, dat zal sensibiliseren, terecht, en waarbij het niet de bedoeling is om te culpabiliseren en te bestraffen. Geen heksenjacht, dus, waar sommigen van dromen. Mijnheer D’Haese, dat iedereen in Vlaanderen een racist is, dat is uw discours, dat is niet het onze.
En laat zo’n academisch monitoringsysteem exact zijn wat wij in Antwerpen doen, een monitoringsysteem waarbij we, en ik lees even voor want het is wat moeilijk voor u om te begrijpen, een beroep doen op wetenschappelijke ondersteuning met een gefaseerde cyclus die omvat: een nulmeting, een verbeterplan met de nadruk op sensibilisering zonder culpabilisering en een opvolgmeting. Dat geldt voor de professionele huurmarkt – ieder woord is hier van belang – en de arbeidsmarkt op sectorniveau. Daarmee brengen we een probleem in kaart dat bestaat en dat we willen aanpakken. Bij die monitoring zetten we niet enkel in op afkomst maar, toch ook heel belangrijk, op leeftijd, geslacht, beperking en geaardheid, en dat lijkt me evident.
We gaan vervolgens met hen, wanneer we vaststellen dat er problemen zijn, in overleg op sectorniveau en dat is een kolossaal verschil, mijnheer Dewinter, met de heksenjacht waar sommige anderen hier van dromen.
De heer Dewinter heeft het woord.
Mevrouw de schepen, ik kan alleen maar voorlezen…
Ik ben hier als parlementslid, net als u.
Ik vind dat u vandaag vooral als schepen hebt geantwoord. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik mag toch antwoorden op wat het geacht parlementslid hier ten beste geeft? Ze vergeet een zinnetje uit de resolutie 2020 van het Antwerpse bestuursakkoord. Daarin staat: “We voeren praktijktests in” – ik kan toch lezen – “voor de professionele huurmarkt, arbeidsmarkt op sectorniveau.” We voeren praktijktests in, dat staat in resolutie 2020 van uw bestuursakkoord. U kunt dat nu allemaal ontkennen en negeren maar het is helaas wel de realiteit.
En waarom zijn praktijktesten een slecht idee? Omdat het een zwaktebod is natuurlijk, het is repressie waarbij de overheid verhuurders, werkgevers en anderen verplicht, dwingt om dingen te doen, maar uiteindelijk het omgekeerde effect, zoals dat bij dwang meestal het geval is, tot gevolg zal hebben. Men culpabiliseert in plaats van te helpen, maar laten we toch ook even in ogenschouw nemen dat het illegaal is. Vergeten we niet dat het Strafwetboek uitdrukkelijk zegt dat provocatie van een misdrijf, en dat is het overtreden van de discriminatiewetgeving toch, een strafbaar feit is. Men heeft uiteraard ook geen rekening gehouden met de contractvrijheid die overigens in artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek staat ingeschreven.
Collega’s, de overheid is in dezen spijtig genoeg, zoals in veel dingen, multicultureel geblokkeerd en ideologisch geborneerd. Veel liever dan de problemen van massa-immigratie en multicultuur te erkennen schuift men de verantwoordelijkheid als overheid en ook het risico van de keuze te moeten maken door naar de individuele burger – dat is gemakkelijk – naar de verhuurder en de werkgever. En intussen staan we met het opgeheven vingertje klaar om iedereen die niet in de pas loopt terecht te wijzen en als het even kan, ook hard repressief te bestraffen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, u zegt dat alle partijen hier aanwezig ideologisch geborneerd zijn, ik weet niet wat u daar exact mee bedoelt maar ik denk dat dit vooral op u van toepassing is. U ontkent dat er racisme of discriminatie is op de arbeidsmarkt en op de huurmarkt. U zegt dat er objectieve factoren zijn om aan te nemen waarom iemand wel of niet een huis zou krijgen en dat huidskleur daar geen rol in speelt. Uit studies blijkt echter dat iemand met een gelijkaardig inkomen en een gelijkaardig opleidingsniveau maar met een andere huidskleur of een andere naam toch nog meer kans heeft om afgewezen te worden of niet te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek of om een woning te bezichtigen.
Op één punt ben ik het met u eens, namelijk dat discriminatie niet de enige oorzaak is van die geweigerde toegang tot huurmarkt of de lage werkzaamheidsgraad die voor mensen met een migratieachtergrond nog altijd veel te laag ligt in Europa. Daar zijn ook andere oorzaken zoals het gebrek aan mobiliteit op de arbeidsmarkt, de onderwijsresultaten die nog altijd in grote mate worden bepaald door sociaal-economische achtergrond. Het ironische hierin is echter dat elke partij in dit halfrond met die objectieve factoren heeft getracht om die mensen te versterken en ervoor te zorgen dat dit geen rol meer speelt, maar uw partij nooit iets heeft gedaan om mensen te emanciperen terwijl u dit net als een argument gebruikt waarom die mensen moeilijker een woning vinden of niet worden uitgenodigd op een sollicitatiegesprek. Ik vind dat heel ironisch.
De heer Dewinter heeft het woord.
Ik wil daar gerust op antwoorden. Het probleem bij deze groep medeburgers is dat zij op het vlak van wanbetaling, achterstallige huur, overlast, sluikstorten, vernielingen aan de woning, problemen op de arbeidsmarkt, attitudeproblemen, een gebrekkige kennis van het Nederlands, een gebrekkige opleiding en dergelijke meer oververtegenwoordigd zijn. Die problemen liggen aan de basis waarom verhuurders en werknemers zeggen dat ze die groep toch liever niet willen. Het is een kwestie van risicoberekening. Ze betalen dit met hun eigen geld, want het is hun bedrijf, hun huis, hun appartement waarover het gaat. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Wij spreken altijd over anderen, maar het gaat over hun centen. Dan zeggen zij dat als ze de keuze hebben tussen Jan, Piet, Maria of Jozefien en Yussef, Mohammed of Fatima, ze weten wie ze zullen kiezen. Ik lees hier voor uit zo veel getuigenissen die ik ontvang. U krijgt die niet, maar ik wel. Die mensen zeggen me dat de kans vier tot vijf keer groter is dat het zal fout lopen, dat ze weten dat er een probleem zal ontstaan. Zal de overheid hen vergoeden? Zal dit parlement een schadefonds oprichten? Dat zou veel nuttiger zijn, minister-president, voor al die verhuurders die in de problemen komen wanneer ze verhuren. Dat zult u niet doen. Neen, dat doen we niet. We zeggen: u bent fout, het is discriminatie, het is racisme, maar we kijken niet naar de redenen die aan de basis van die selectie liggen. Mensen maken die selectie niet op basis van huidskleur. Zet dat toch eens uit uw hoofd, vergeet dat. Dat is niet waar. U bent zo geborneerd op dat thema, zo multicultureel geblokkeerd, dat u niet meer inziet wat de echte redenen zijn waarom het fout loopt. De huurder zegt: ik neem het risico niet meer. Hij vraagt om eens mee te komen en rond te lopen in Borgerhout, Antwerpen-Noord, Vilvoorde of Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek. Ga eens kijken in de huizen, kijk eens wat daar gebeurt en hoe ze soms die panden achterlaten. Niet allemaal, een minderheid, maar een veel te grote minderheid in verhouding met de minderheid van ons eigen volk dat hetzelfde doet. Dat is de reden, en geen andere. Over die problematiek heb ik echter nog geen woord gehoord.
We praten nu al meer dan twee weken over deze problematiek. Alle professoren zijn opnieuw de revue gepasseerd. Hebt u deze argumenten al eens gehoord? De argumenten van de gewone man? De argumenten van de verhuurder? De argumenten van de huiseigenaar? De argumenten van de werkgever? Die komen niet aan bod, die worden niet gehoord, en dus zijn die mensen gefrustreerd. Ja, inderdaad, terecht gefrustreerd. Daarom zijn die mensen ook boos op de politiek: omdat ze niet gehoord worden en omdat er met hun problemen nooit rekening wordt gehouden. Er wordt alleen rekening gehouden met het ideologische referentiekader dat het uwe is, en dat moet en zal door de hele samenleving in de praktijk worden toegepast. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik heb geaarzeld om tussen te komen, maar ik denk dat ik het toch even moet doen.
Eerst en vooral zegt u dat we zouden aanzetten tot repressie en sanctionering. Ik weet niet of u tijdens het begin van de zitting lag te slapen of niet goed hebt geluisterd, maar ik heb heel duidelijk gezegd waarover het ging. Het ging over sensibiliseren en niet over stigmatiseren, niet over penaliseren. Dat is heel duidelijk gezegd. Dat is de positie die deze Vlaamse Regering inneemt.
Ten tweede is er de huurmarkt. Natuurlijk kennen we allemaal die verhalen, maar waarover gaat het hier? Het gaat erover dat als er een huis te huur of te koop staat en iemand dat wil bezichtigen, dat nooit afhankelijk zou mogen zijn van de naam of kleur van die persoon. Iedereen heeft het recht om het huis te bezichtigen. Dan kan men met de eigenaar-verhuurder praten en aantonen of men solvabel en geïntegreerd is in de samenleving. Wij dringen aan op dat gesprek tussen verhuurder en huurder. Uiteindelijk is het natuurlijk de eigenaar van een pand die beslist aan wie hij wil verhuren, op basis van de criteria van solvabiliteit en respect voor normen en waarden. Dat is natuurlijk het recht van een eigenaar, maar het kan er bij mij niet in dat men mensen het recht ontzegt om naar een woning te komen kijken omdat ze een bepaalde naam of kleur hebben. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president, ik treed u daarin bij. In een ideale wereld zou u nog gelijk hebben ook. Maar we leven niet in een ideale wereld.
We zijn met deze Vlaamse Regering op weg naar een ideale wereld.
Mochten we in een ideale wereld leven, dan zouden we niet aan politiek doen. De realiteit is helaas anders, en dat weet u ook. Ik kan u vele brieven laten lezen van verhuurders en huiseigenaars die mij schrijven hoe schrijnend de toestanden zijn, tot in het absurde toe. Het gaat over kippen kweken in de veranda, over het afbreken van deuren om er brandhout van te maken, over een vuurtje stoken om te koken in de living. U kent die verhalen. Ze zijn extreem en ze zijn zeker niet op iedereen van toepassing, maar ze bestaan wel. En ze zijn in min of meerdere mate helaas voor deze groep net iets te veel aan de orde.
Ik rond af, voorzitter. Maar ik ben de enige die dit geluid zal laten horen, dus zult u mij een minuutje meer gunnen.
Mijnheer Dewinter, het gaat niet over de vraag of u meer tijd moet krijgen. U werd onderbroken, dus u hebt het recht om te antwoorden. Dat hebben de anderen ook mogen doen.
Dank u wel. Ik zeg maar één ding, minister-president: responsabiliseer nu ook eens die allochtone huurder. Leg nu ook eens de klemtoon op het feit dat er ook bij die allochtone werknemer problemen zijn. Neem daarvoor eens initiatieven, minister van Samenleving. Trek daar eens wat subsidies voor uit. Organiseer eens een studie met al uw professoren bij de verhuurders en huiseigenaars waarom zij uiteindelijk niet wensen te verhuren: vanwege de huidskleur of vanwege de problematiek die ik hier heb beschreven? Ik denk dat ik dichter bij de waarheid zit dan u. Ik zeg: responsabiliseer die allochtoon. Leid hem voor mijn part op. Stuur diegenen die zich niet willen aanpassen en onze wetten overtreden inderdaad terug naar hun land van herkomst en voer een immigratiestop in om ervoor te zorgen dat we niet blijven dweilen met de kraan open.
Het is ook mijn frustratie, dames en heren van de linkerzijde, dat we dit debat al twintig, dertig jaar iedere keer opnieuw moeten voeren, altijd met dezelfde argumenten en altijd met dezelfde conclusies. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer D’Haese heeft het woord.
U lijkt zo verbaasd, voorzitter. Ik wou gewoon even aan de heer Dewinter vragen of iemand ooit al eens de moeite genomen heeft om hem uit te leggen wat een praktijktest is.
Mijnheer Dewinter, heeft iemand ooit de moeite gedaan om u uit te leggen wat een praktijktest is?
Wel, u zult er in de media niet veel over gelezen hebben, want dit past niet in het kraam van de mainstream media, maar ik heb er vorige week een brochure over voorgesteld, samen met juristen.
Ik heb het niet over jullie propagandatoestanden.
Het antwoord interesseert u feitelijk niet, alleen uw eigen opmerking, zo narcistisch bent u wel. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Collega D’Haese, wilt u uw micro uitzetten?
Ik ga toch antwoorden, hoewel ik weet dat mijn antwoord op een dode steen zal vallen. Niettemin, in ‘Baas in eigen huis’ beschrijf ik – bedankt voor de publiciteit die u mij gunt – wat praktijktesten zijn en waartoe ze kunnen leiden, waarom ze juridisch inderdaad illegaal zijn en waarom ze politiek een slecht idee zijn, waarom ze geen antwoord bieden op de problematiek die u aankaart. Lees de brochure, u zult, me dunkt, beter geïnformeerd zijn via deze brochure dan via uw eigen kanalen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Geef seffens die brochure aan collega D’Haese. Hij kreeg een antwoord op zijn vraag. Kunt u nu afronden? Want eigenlijk heeft collega D’Haese nu het woord. U mag daarvoor naar het spreekgestoelte komen.
Het gaat nog over de heer Dewinter.
Lees de brochure dan. De heer Dewinter weet dus wel degelijk wat een praktijktest is.
Ik heb de indruk van niet. Neem bijvoorbeeld iemand met een beperking, mijnheer Dewinter, iemand die in een rolstoel zit. Ik krijg daar ook heel wat verhalen over. Onlangs was er nog iemand die zei: ik ging zelfstandig wonen en was superfier. Iedereen was content, tot ze mij vroegen: zijn die krukken van u nodig na een skiongeval of voor iets anders? Opeens was het gedaan met de pret. Mijnheer Dewinter, 15 procent van de mensen met een handicap wordt gediscrimineerd op de woonmarkt, blijkt uit Gents onderzoek. Dan is de vraag: hoe pakken we dat aan? Of vindt u dat dat ook allemaal mag gebeuren, dat mensen met een handicap – ook al zijn ze solvabel, ook al zijn ze stabiel, ook al delen ze onze normen en waarden – de toegang tot een huis ontzegd mag worden? Mijnheer Dewinter, of u het nu graag leest of niet – u mag proberen een andere te vinden maar het zal u niet lukken –: hierover zeggen alle experten hetzelfde.
Voor dit soort probleem is er maar één oplossing: praktijktesten invoeren. Dat is bijvoorbeeld: personen met een handicap vergelijken met personen zonder handicap, met alle andere factoren gelijk. Dat is voor personen met een handicap de enige optie, alsook voor holebi’s, mensen met een migratieachtergrond, iedereen over wie vooroordelen bestaan. Ik zou graag van u weten wat u daar in godsnaam op tegen hebt.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ik wil terugkomen op het debat met de heer Dewinter. Mijnheer Dewinter, u beticht ons allemaal van een ideologisch denkkader, maar uiteindelijk komt u zelf niet veel verder dan te wijzen naar de migratiestop als nodige oplossing voor dit probleem.
Over mensen met een migratieachtergrond zegt u dat het logisch is dat zij geen recht hebben op een huis of op een sollicitatiegesprek, als ze het Nederlands niet machtig zijn. Nogmaals, daar gaat het niet om. Ik heb gezegd dat het hier om mensen gaat met een gelijkaardig inkomen en opleidingsniveau die desondanks niet dezelfde kansen krijgen als mensen met een Vlaamsklinkende naam.
U zegt: “Kom gerust eens naar Antwerpen en wandel even rond met mij.” Ik ben van Antwerpen en wandel daar uiteraard regelmatig rond, zeker tijdens de lockdown heb ik veel wandelingen gemaakt. Ik spreek dan met heel veel mensen, met iedereen, niet alleen met de eigen kiezers. Wat ik daar hoor, ook van jongeren met een migratieachtergrond, is dat zij heel hard werken om te studeren, soms zelfs een tweede opleiding hoger onderwijs volgen, maar nog altijd geconfronteerd worden met drempels op de arbeidsmarkt. Wat is uw antwoord daarop?
De heer Dewinter heeft het woord.
Ik dacht daar in mijn betoog het antwoord op gegeven te hebben. Het is een kwestie van risicoberekening voor verhuurders en werkgevers. Als de kans op problemen, overlast en aanverwanten bij de eerste groep vijf- tot tienmaal groter is, dan kiest men normaal gezien inderdaad voor die groep met het minste risico, want het gaat – ik herhaal – over hun eigen centen, hun eigen woning, hun eigen bedrijf. Zo simpel is dat. Meer is het niet, geen hogere wiskunde, geen wetenschappelijk gedoe. Het is een heel simpele risicoberekening bij de verhuurder, de werkgever en de huiseigenaar. Daar gaat het over. Neem dus het initiële probleem weg, in plaats van altijd maar te herhalen wat u al tien keer hebt gezegd.
Ten tweede, in antwoord op de heer D’Haese, vind ik het altijd bijzonder pijnlijk dat men de groep van de gehandicapten, vrouwen en aanverwanten nodig heeft om er dat multiculturele discours van positieve discriminatie te kunnen doorduwen. Men komt altijd met die groepen af, terwijl er voor hen heel andere methodieken en oplossingen zijn – een aangepaste woning en noem maar op – en terwijl zij natuurlijk in geen enkel opzicht te maken hebben met de problematiek van allochtonen en vreemdelingen en dergelijke meer. Laten we die groepen dus voor eens en voor altijd van elkaar scheiden en laten we niet doen alsof dat één groot geheel is, met als enige bedoeling om de multiculturele waanideeën door te duwen. We hoeven hier geen holebi’s, gehandicapten en vrouwen bij te sleuren, want dat heeft er niets mee te maken.
Ik sluit af, voorzitter. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik sluit af met de mededeling dat we ons moeten hoeden voor constant door te drammen over racisme, uitsluiting en discriminatie, want – en dat merkt u ondertussen toch ook wel in de straten van ons land en van Europa, niet alleen door deze problematiek, maar ook door andere incidenten – vreemdelingen voelen zich door dit discours onaantastbaar. De beste manier, minister van Samenleven, om iedere vorm van integratie tegen te gaan, is de indruk wekken dat alles de schuld is van de racistische Vlaming en dat de allochtoon een soort van heilige is die bij voorbaat onschuldig is. Op de televisie hoorde ik onlangs iemand van de zwarte gemeenschap zeggen: “Wij, zwarten, wij kunnen geen racist zijn. Uit de aard der feiten is dat feitelijk onmogelijk.” Zover zijn wel al. Het discours van racisme, uitsluiting en discriminatie ontslaat de gekleurde medemens van iedere vorm van verantwoordelijkheid. Zover zijn we al met het discours.
En ik vraag tot slot, voorzitter: wanneer gaat de overheid, wanneer gaat deze regering, met Jan Jambon en de N-VA op kop, wanneer gaat dit parlement eindelijk eens aan de kant staan van de hardwerkende, belastingbetalende, autochtone Vlaming, in plaats van permanent een weg-met-onspolitiek te voeren? Het Vlaams Belang blijft in elk geval consequent aan de kant van verhuurders, werkgevers en andere Vlamingen staan, want wij zijn van mening dat iedereen het recht heeft om baas te zijn in eigen huis en baas te zijn in eigen bedrijf, net zoals wij als Vlamingen het recht hebben om baas te zijn in eigen land. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Veys heeft het woord.
Voor een partij die zichzelf op de borst klopt omdat ze de problemen durft benoemen, is het heel veelzeggend dat u zelfs alle wetenschappelijke literatuur gewoon overboord gooit. Die cijfers in verband met de discriminatie die mensen met een beperking tegenkomen, zijn zeer reëel. Ik vind het zeer triest dat u zelfs zegt dat het niet zo’n groot probleem is en dat het met andere methoden kan. Want dat klopt niet. En ik wist dat er in uw fractie een probleem was rond de lgbtqi-acceptatie (lesbian, gay, bisexual, transgender, queer (or questioning), intersex). Dat wist ik al. Maar rond mensen met een handicap: dat vind ik toch wel heel, heel jammer.
Ik mag er niet aan denken hoe uw ideale wereld eruitziet. Maar ik denk dat het een Vlaanderen is waarin er geen plaats is voor wie hard werkt, maar waarin kansen ontzegd worden vanwege de geaardheid, de afkomst of de handicap. Ik denk dat u vooral dát heb duidelijk gemaakt.
De heer D’Haese heeft het woord.
Uw zeven minuten zijn eigenlijk allang opgebruikt, maar ga uw gang.
Beste collega's, daarnet heeft de minister – ik ben vergeten dewelke, ik denk minister Somers – gezegd dat we gelukkig op de goede weg zijn als het gaat over discriminatie op onze woningmarkt en onze arbeidsmarkt. Ik vrees dat dat niet het geval is, ik vrees dat we niet op de goede weg zijn. Het onderzoek van professor Baert wordt hier vaak geciteerd: de discriminatie voor een kans op een jobgesprek als je een Turkse naam hebt, stijgt van 30 procent in 2011 tot bijna 50 procent in 2015.
Van welke kleur je ook bent, van welke overtuiging je ook bent: dat moet ons onwaarschijnlijk kwaad maken. Het moet ons onwaarschijnlijk verontwaardigd maken dat jonge mensen die hier geboren zijn, die een opleiding volgen, die keihard hun best doen om er te geraken, vanwege hun naam zelfs niet worden uitgenodigd voor een jobgesprek. En daar wordt uiteraard veel lippendienst aan bewezen. Maar de tijd is natuurlijk hier om daar actie tegen te ondernemen. En er wordt hier wel gezegd: wij doen toch van alles. Stijn Baert wordt hier – ik zei het al – graag geciteerd. Minister Crevits, u citeerde hem daarnet uit 2017, ik zal hem citeren uit 2020, vorige week. Nadat professor Baert nog bijkomend onderzoek heeft gedaan, de zaak heeft uitgespit, zegt hij: ‘Wie op dit moment geen praktijktesten invoert, legt zich neer bij discriminatie, legt zich erbij neer dat mensen geen eerlijke kans krijgen op een woning omwille van hun naam, legt zich erbij neer dat mensen geen eerlijke kans krijgen op een job omwille van hun afkomst of omwille van hun handicap.’
En alle experten die nu om raad zullen worden gevraagd, zeggen nu al welke raad ze zullen geven. Ze zeggen nu al dat ze zullen adviseren om praktijktesten in te voeren, want er is heel weinig anders dat men kan doen. Er wordt dan gezegd dat het een semantische discussie is, monitoring enzovoort. Een aantal sprekers zijn hierover tussengekomen. Maar dat is een heel ander gegeven. Monitoring gaat over het geheel van een sector, via praktijktesten kun je gericht in gesprek gaan met mensen die effectief discrimineren. Je kunt vorming geven en ervoor zorgen dat het stopt. Want dat is toch waar het om draait. Het draait niet om sancties, het draait niet om vormingen, het draait niet om sensibilisering, het draait niet om zelfregulering, het draait om het stoppen van discriminatie. Dat is waar het vandaag om draait.
En dan is er dus dat instrument van de praktijktesten. Alle experten zijn het erover eens dat we dat instrument vandaag nodig hebben. En toch weigert deze meerderheid, ondanks het feit dat de helft van die meerderheid ervoor is, en toch weigert deze regering, ondanks het feit dat de helft van die regering ervoor is, om die praktijktesten in te voeren.
Ik heb hier de hele dag al naar argumenten gevraagd, maar ik heb er nog geen enkele gekregen. Gelukkig zijn er in de pers een aantal aangehaald, minister Diependaele in de tv-studio's van Terzake. Het eerste argument luidt: we mogen er niet van uitgaan dat alle Vlamingen racisten zijn. Dat is evident. Er is hier niemand die ervan uitgaat dat alle Vlamingen racistisch zijn. Dat is absurd. Dat is als zeggen: we mogen geen alcoholcontroles doen, want dan gaan we ervan uit dat alle Vlamingen dronkaards zijn. Dat is een totaal absurde redenering. Dus als u die verzekering wilt: in mijn fractie, en ik denk ook bij Groen en sp.a, ook bij Open Vld en CD&V, is niemand ervan overtuigd dat alle Vlamingen racistisch zijn. Dus: smijt dat argument maar in de vuilnisbak.
Tweede argument: een overheid mag niet liegen en bedriegen. Dat zijn mooie woorden om te gebruiken, maar het is uiteraard volledig naast de kwestie. Wat we doen met praktijktesten, is nagaan of er misdrijven worden gepleegd, nagaan of de wetgeving wordt nageleefd.
Ik zal u misschien een belachelijk voorbeeld geven van hoe we dat op andere vlakken doen. Neem nu fietsendiefstal. Voor fietsendiefstal zijn er heel wat mogelijkheden om in te zetten: politiecontrole, sensibilisering dat je andere mensen hun fiets niet mag stelen enzovoort, maar waar vraagt de N-VA zowat overal naar, waar fietsendiefstal een probleem is? Dat zijn lokfietsen. Ken je dat, lokfietsen? Lokfietsen zijn fietsen die je in een fietsenstalling zet met een gps-tracker erin. Stiekem verwacht je dat, als er fietsendieven zijn in de stad, ze die fiets gaan pakken, dat je de gps-tracker kunt volgen en kunt zien wie de fiets heeft gepikt.
Overal vraagt de N-VA daarnaar – ik heb een lijstje gemaakt –, in Hasselt, Wervik, Aarschot, Halle, Kortrijk, Sint-Niklaas, en in Mechelen, Willebroek en Oostende waar de N-VA mee in het bestuur zit, zijn de lokfietsen er al. Topsysteem. Het enige probleem is dat als de gps van de fietsen uitvalt, je ze niet kunt traceren.
Praktijktesten, dat is nu eens net hetzelfde. Je zet geen echte fiets, je zet geen echte verhuurder in om na te gaan: wordt hier een fiets gepikt, wordt hier iemand gediscrimineerd? We doen dat vandaag al op andere vlakken. Het ene misdrijf willen jullie aanpakken en het andere willen jullie op zijn beloop laten.
Tot nu toe zijn er geen valabele argumenten gebruikt tegen die praktijktesten. Ik heb er nog geen enkel gehoord. Dan is de grote vraag: waarom weigeren jullie om dat in te voeren? Waarom weigeren jullie om die discriminatie daadkrachtig aan te pakken?
Er zijn gelukkig – vandaag moeten we het er eindelijk eens over hebben – parlementsleden uit deze meerderheid die daar genoeg van hebben, en terecht. Parlementsleden die dat niet langer slikken, die opkomen voor hun overtuiging, en die doen wat ze hun kiezers hebben beloofd. Het zou heel wat parlementsleden hier sieren, mochten ze dat voorbeeld volgen. Maar dat wordt niet gepikt in deze meerderheid.
Mijnheer Vandaele, u zei in het begin van deze legislatuur al over collega El Kaouakibi toen ze kritiek had op het regeerakkoord: “Ze is nieuw en het is eigenlijk niet de gewoonte dat individuele parlementsleden zich op zo'n moment uitspreken.”
Mevrouw Sminate, die hier vandaag niet is, zei vanmorgen nog: “Ze kent de spelregels…” (Opmerkingen van Nadia Sminate)
Excuseer, mevrouw Sminate, u zat de vorige keer daar, mijn excuses. Ik had u niet zien zitten. (Opmerkingen)
De vorige keer zat u daar, en nu zit u daar. Ik zie het probleem niet.
Collega D'Haese, los van dit voorval, daarnet hebt u net hetzelfde gedaan met collega Muyters. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Excuseer, dat was collega Annouri.
Gaat u vooral verder, maar in ieder geval is collega Muyters hier al een aantal keer aanwezig geweest, en we kunnen hier maar met veertig mensen zitten. Dus, voor de duidelijkheid, niet iedereen kan aanwezig zijn.
Collega Sminate, die hier gelukkig wel aanwezig is, zei vanmorgen nog: “Mevrouw El Kaouakibi kent de spelregels van de politiek niet, misschien moeten we haar dat eens uitleggen.”
Wel, ik weet niet volgens welke spelregels jullie spelen, ik weet niet welk spelletje jullie spelen, maar mij gaat het erom dat we discriminatie uitroeien, dat we discriminatie aanpakken. Als parlementsleden dan een eigen mening hebben, verdorie, dan kan ik daar alleen maar respect voor hebben.
Dat is waarschijnlijk nieuw, dat parlementsleden hier uitkomen voor hun eigen mening. Zij heeft waarschijnlijk de gewoontes van dit parlement nog niet door. Wel, ik hoop dat jullie jullie manier van aan politiek doen, mijnheer Vandaele, mevrouw Sminate, niet gaan opleggen aan iedereen. Ik hoop dat we niet aan iedereen gaan opleggen om te stoppen met op te komen voor hun eigen mening en te buigen voor de verstikkende particratie. Misschien dat uw eigen fractie hier zit om op knopjes te duwen, leg dat absoluut niet op aan de anderen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega, ik denk dat we allemaal, in welke werkomstandigheden of gezinssituaties we ook zitten, weten dat als je in een groep tot een bepaalde afspraak komt en een besluit hebt genomen, je inderdaad de beslissing van die groep uitvoert. Dat is het enige wat ik heb willen zeggen en dat betekent natuurlijk niet dat een parlementslid of om het even wie in om het even welke beroepssituatie of gezinssituatie perfect voor zijn of haar mening kan uitkomen. Je kunt dat verdedigen, je kunt dat met verve doen, maar op een bepaald moment wordt er een beslissing genomen, wordt er een afspraak gemaakt binnen de groep, en dan moet je je daaraan conformeren. Dat is al wat ik heb willen zeggen, en dat doet geen afbreuk aan het recht van individuen en parlementsleden om uit te komen voor hun mening.
Mevrouw El Kaouakibi heeft het woord.
Voorzitter, ik heb mijn minuten opgespaard. Dat is een grapje.
Mevrouw El Kaouakibi, over welke minuten hebt u het?
Ik heb het over de minuten van de afgelopen tussenkomsten. Ik kan niet anders dan reageren op de hele situatie.
Mevrouw El Kaouakibi, u mag absoluut reageren.
Mijnheer Rzoska, mijnheer D’Haese, mijnheer Vandaele, jullie hebben het woord genomen en ik voel me uiteraard aangesproken. Het is morgen een jaar geleden dat we hier een eed hebben afgelegd. Het was mijn eerste eed. Ik heb trouw aan de Grondwet gezworen, en volgens mij is het volgens die Grondwet zo dat ik vrij en onbevangen het algemeen belang dien. Dat is mijn grondwettelijke plicht.
Ik begrijp op dit ogenblik niet meer waarmee we bezig zijn. We zijn de essentie weer eens kwijt. Dit debat zou over racisme en discriminatie moeten gaan. Ik heb verschillende sprekers horen zeggen dat het gaat om de toekomst van onze samenleving en de mensen in onze samenleving, welke ideologische verschillen ze ook hebben. Het gaat opnieuw al lang niet meer daarover. Het gaat hoogstens om een woord. (Opmerkingen van Chris Janssens)
Mijnheer Janssens, mevrouw El Kaouakibi heeft het woord gevraagd en gekregen. Zij voelt zich door de heer D’Haese aangesproken. Ik bepaal wie hier het woord krijgt. Mevrouw El Kaouakibi is door de heer D’Haese uitgedaagd, dus zij heeft nu het recht om het woord te nemen. U krijgt het woord niet. U kunt ook even gaan afkoelen in de Zuilenzaal. (Opmerkingen)
Mevrouw El Kaouakibi heeft het woord.
Mevrouw El Kaouakibi, mag ik u vragen niet te lang te spreken. Uw fractie heeft ook zeven minuten.
Voorzitter, de heer Schiltz zal daarvoor zorgen. Ik wil het gerust in verschillende tussenkomsten opsplitsen, zoals anderen dat hebben gedaan. Ik probeer gewoon een punt maken over een debat dan ten gronde moet worden gevoerd.
Dat is juist het probleem. Als er duizend jongeren op straat komen, gaat het niet meer over duizend rellen, maar over rellen. Het gaat niet over waar het om gaat. En wat hier gebeurt, is net hetzelfde. De oppositie dient voorstellen van resolutie in die verder gaan dat wat lokaal gebeurt. Ik vind dat niet oprecht. Dat is geen debat. Dat is ook een campagne. Er zijn leden van de meerderheid die minder doen dan ze lokaal doen en debatteren over een woord dat wel in hun lokaal bestuursakkoord staat. Dat vind ik ook geen debat en dat vind ik ook niet oprecht. Ik vind dat een campagne. Er is een minister die binnen 24 uur een stemming van het Vlaams Parlement naast zich neerlegt. Ik vind dat niet serieus. Dat is niet alleen een slag in het gezicht van het Vlaams Parlement, maar ook een slag in het gezicht van de vele mensen die naar gelijke rechten snakken.
Minister-president, ik ben dan ook heel blij met uw toespraak. U hebt, net als in september 2019, gezegd dat u dit serieus neemt. Dat is het enige wat we kunnen doen. We moeten dit serieus nemen en daarnaar handelen. Alles wat hier gebeurt, het ongenoegen, het onbegrip en de boosheid, is exact wat we voelen in de kloof tussen volk en volksvertegenwoordigers. Dat is exact wat we hier doen. Ik geef eerlijk toe dat het me zwaar valt. U mag zich niet vergissen. Burgers worden daar boos van.
Ik word ook aangesproken door mensen die denken dat ik een heksenjacht wil starten. Dat is het niet. Ik word aangesproken door burgers die zeggen dat ik hun pijn niet erken. Ik heb dat aan den lijve mogen ondervinden. Om die reden zitten we hier weer en sta ik hier weer. Het is altijd zo dat het makkelijker is niets te doen, zijn mond te houden en stil te zijn. Stil zijn en niets doen, is makkelijk, maar dat is niet wat we hier komen doen. Ik vind dat we het debat ten gronde moeten voeren.
Ik hoop dat de resolutie en het compromis, wie er ook voor of tegen moge zijn, het startpunt voor een verder debat vormen. Als we dit niet als een prioriteit zien net zoals we de coronacrisis als een prioriteit zien, weet ik eigenlijk niet hoe we verdere stappen zullen zetten. Als we het echt menen, zullen we meer moeten doen dan we nu doen aan de pijn die racisme met zich meebrengt en zullen we zonder discriminatie en onderscheid moeten zorgen voor een verbetering van het leven van elke Vlaming.
Dat is wat ik echt hoop, over partijgrenzen heen, dat meer zal gebeuren. Dit is een gepolariseerd debat geworden. Dat was niet de bedoeling. Ik hoop oprecht dat we hierna stappen vooruit zetten.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw El Kaouakibi, ik heb geen stemming van het parlement naast mij neergelegd. Daar verzet ik mij formeel tegen. Dat is niet het geval. Ik ben het wel eens met u dat als we het probleem willen aanpakken, we moeten zorgen dat we samenwerken. Onder samenwerking moeten we ook verstaan dat we elkaars zienswijzen daarin respecteren. Ik hoop dat we daarin overeenkomen. Ik ben het ook eens met u dat als wij dit willen gaan doen, we ons richten op het probleem zelf, dat we kijken naar wat precies moet worden aangepakt. Dan gaat het niet over een discussie over praktijktests, maar dan gaat het eigenlijk over het feit zelf, en dat is dat er mensen minder kansen hebben op de huurmarkt of de arbeidsmarkt. Dan moeten we daarnaar kijken.
Dan zijn er twee dingen die ik u zou willen meegeven, want er is hier vandaag al heel veel gezegd. Er zijn al van alle kanten opmerkingen gemaakt die volgens mij helemaal niet waar zijn. Er wordt wel degelijk al onderzoek gedaan. Zeker de mensen die in de commissie Wonen zitten, zouden dat moeten weten. In 2005 en in 2013 is er een zeer grondige woonsurvey gehouden. In ons Vlaams regeerakkoord staat er ook dat we die opnieuw zullen doen in 2023.
Wat is het resultaat van die woonsurvey in 2005 en 2013? Hier wordt voortdurend gezegd – de heer D’Haese is daar het mooiste voorbeeld van – dat het alleen maar slechter gaat. Dat is niet waar! Volgens die survey gaat het beter, dus slechter met de discriminatie op de woonmarkt! Er wordt minder gediscrimineerd! Ik zal u letterlijk voorlezen wat er staat. De vraag is niet gesteld met praktijktests, maar met een enquête, en niet alleen aan de immobiliënsector maar ook aan individuele verhuurders. Dus ook zij zijn betrokken. De opmerking van mevrouw Partyka was zeer juist: je zit hier met een zeer moeilijk te bereiken doelgroep van verhuurders. 65 procent zijn individuele verhuurders. Zij hebben allemaal die vraag voorgelegd gekregen. Er waren meer dan 5000 respondenten. Dat is een pak hé, dat is een van de grootste onderzoeken die er gebeurd zijn. De vraag luidde: stel dat mensen van een andere afkomst zich als kandidaat-huurder zouden aanbieden, zou u daar geen enkel bezwaar tegen hebben, eerste mogelijkheid, zou u het aanvaarden maar minder prettig vinden, tweede mogelijkheid, of zou u een andere huurder zoeken, derde mogelijkheid? In 2005 zei 41,7 procent geen enkel bezwaar te hebben. Dat is een schande, dat is natuurlijk veel te weinig. In 2013 was dat al 56 procent. Dat is 15 procent beter. Het antwoord ‘minder prettig maar aanvaarden’, was er in 2005 bij 31 procent. Dat is natuurlijk nog altijd te veel. In 2013 was dat 21 procent. Dat is dus 10 procent beter. ‘Een andere huurder zoeken’, de diehards zeg maar, degenen die het echt aan hun laars lappen, was in 2005 27 procent, en in 2013 22 procent. Dus we zijn er wel degelijk op vooruitgegaan op de woonmarkt wat betreft afkomst. Wat betreft alleenstaanden met kinderen, zijn we er niet op vooruitgegaan. Dat erken ik evengoed. Wat betreft mensen die voor het betalen van hun waarborg afhankelijk zijn van het OCMW, zijn we er ook niet op vooruitgegaan. Het is de verdienste van mevrouw Homans dat we dat nu op een manier zullen kunnen doen dat dat niet meer geweten is door de verhuurder. Op die twee punten zijn we er in elk geval niet op vooruitgegaan.
Een tweede boodschap. Ik begrijp zeer goed, echt waar, – ik spreek dan voornamelijk over mijn eigen bevoegdheid maar dat geldt ook voor arbeidsmarktbeleid of andere problemen die er zijn met betrekking tot discriminatie – dat het debat voortdurend gevoerd wordt vanuit het standpunt van de huurder, want dat is natuurlijk degene die ‘de bonen gefret heeft’, dat is degene die er het slachtoffer van is. Dat begrijp ik zeer goed. Maar het is niet daar dat we iets moeten aanpassen, het is niet daar dat we een oplossing moeten zoeken, het is bij het gedrag van de verhuurder en het gedrag van de werkgever dat we iets moeten doen. Dan moet je ook de moed hebben om te gaan kijken wat nu de reden is dat die verhuurder dat doet. Waarom heeft hij die vooroordelen? Want dat zijn vooroordelen, dat is geen racisme. Hoe komt dat? De vraag is vooral: hoe gaan we de verhuurder kunnen overtuigen om in zijn eigen belang niet meer te discrimineren? Dat is nu exact waar we al veel langer aan aan het werken zijn met de sectoren, dan dat het debat hier gestart is in het parlement. Van niemand van jullie heb ik een vraag om uitleg in de commissie gekregen, en ik denk zelfs ook geen schriftelijke vragen! Van niemand! Ook van u niet, mevrouw El Kaouakibi. Voor twee weken heb ik van niemand daarover vragen gekregen.
Maar het overleg met de sector loopt wel degelijk al langer. En wat is het systeem dat we daar willen doen? We willen kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we die eerste stap op de huurmarkt kunnen objectiveren. Hoe kunnen we aan de verhuurder een instrument geven dat er eigenlijk voor zorgt dat hij die vooroordelen allemaal aan de zijkant kan plaatsen, zodat er geen vooroordelen meer hoeven te zijn?
Hoe kunnen we een win-winsituatie creëren waarbij de verhuurder zijn belang wordt gerespecteerd? Want wat is het belang van de verhuurder? Ervoor zorgen dat hij of zij rendement heeft op zijn woning. Dat is de logica zelve. Wij zijn nu aan het kijken hoe we kunnen zorgen voor die eerste stap. Want het is uiteindelijk de verhuurder die zal beslissen wie er in zijn woning komt. Het is vreemd dat mijnheer Dewinter dat daarnet ook heeft verdedigd, en het is exact wat mevrouw Moerenhout vanmorgen ook op de radio heeft gezegd – bien étonnés de se trouver ensemble.
Maar wat moeten we nu precies gaan doen? We moeten kijken hoe we die verhuurder gaan overtuigen, zodat we zorgen dat hij niet meer discrimineert bij die eerste toegang. Wij zijn aan het werken aan een tool waarbij we in de eerste plaats dat vooroordeel wegnemen bij de immobiliënmarkt. Daarna doen we dat ook bij de individuele verhuurders, maar dat zal nog zijn tijd nemen. We gaan objectiveren. En dat betekent dat we in het belang van die verhuurder gaan zorgen dat die er geen nood meer aan heeft om te gaan discrimineren. En dan hebben we een win-winsituatie gecreëerd. Dan hebben we zonder te culpabiliseren gezorgd dat zowel de verhuurder als de huurder er beter uit komt. (Applaus van Koen Daniëls)
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik heb twee dingen. Ik denk dat we aan de essentie van dit debat zijn. Het eerste wat ik zou willen vragen is een opheldering. De minister-president is begonnen met te zeggen dat de resolutie die vorige week is goedgekeurd eigenlijk een uitvoering van ons beleid is. Dan is er iemand die vanuit de meerderheid zegt: ‘24 uur later pleegt de minister woordbreuk.’ Wat is het nu? Ik weet het eigenlijk niet meer. Dat is punt een. Het was mevrouw El Kaouakibi die haar recht heeft gebruikt om u daar een vraag over te stellen.
Wat voor mij ten tweede veel dieper gaat, en dan kijk ik eigenlijk naar de collega’s van de N-VA: ik heb altijd begrepen – en dat was voor mij ook altijd een persoonlijke overtuiging – dat de Vlaamse beweging een emancipatiebeweging was. Dat ze op de bres ging staan voor diegenen die gelijke rechten vroegen. Dat ze op de bres ging staan voor diegenen die sociale gelijkheid vroegen. En eigenlijk zouden jullie in se op de bres moeten staan voor die Vlamingen die vandaag vragen om die gelijke rechten te waarborgen. En ik had dat ook verwacht.
Ik keer terug naar u, minister-president. U hebt zowel bij uw regeerverklaring als aan de universiteit van Gent antwoorden gegeven op vragen, en ik heb die nog eens herbekeken. Er was toen een jonge studente die op weg was naar een universitair diploma, met een hoofddoek, die een vraag stelde. Zij heeft aan u gevraagd: ‘Wat gaat u doen voor mij?’ U hebt toen geantwoord: ‘Ik zal ervoor zorgen, en ik garandeer u, dat u dezelfde kansen krijgt als het meisje links van u en het meisje rechts van u. Ik zal daar alles aan doen.’
U hebt hier in het parlement gezegd dat het toegangsticket misschien duurder wordt, maar eenmaal je je toegangsticket vasthebt, krijg je gelijkwaardige kansen, alle kansen. Uw eigen partijvoorzitter heeft bij de lancering van het boek ‘Over identiteit’ gezegd: ‘Waarden voor ons, dat is gelijkheid – vrijheid en gelijkheid.’
Dat meisje van toen, van in de aula van de universiteit van Gent, vraagt u vandaag opnieuw: ‘Wat ga je eraan doen om mijn rechten te waarborgen?’ Daar gaat dit debat over. En voor mij zijn dat Vlamingen. Het zijn ook Vlamingen die een probleem hebben op de huurmarkt, zelfs al zijn het Vlamingen die eigenlijk een migratieachtergrond hebben. En dat is het grote verschil met sommige partijen.
Ik hoop dat u voor alle Vlamingen gaat staan. Dat is eigenlijk de volgende stap die zij u vragen. Sta op die barricade, en zorg ervoor dat alle Vlamingen in deze samenleving, ook diegenen die eigenlijk een migratieverhaal hebben en die mee gebouwd hebben aan deze samenleving, alstublieft eens dat toegangsticket vasthebben, zodat ze alle kansen krijgen op de arbeidsmarkt en op de huurmarkt.
U hebt toen hier, in dit parlement, gezegd dat dit de samenleving is waar u voor staat. Deel een hebt u gedaan, waar is deel twee?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega Rzoska, wij gaan inderdaad voor gelijke rechten, maar wij gaan ook voor gelijke plichten. Hoe ga je er in de eerste plaats voor zorgen dat mensen gelijke rechten krijgen? Dat doe je door mensen op te nemen in de samenleving, maar die mensen hebben daar ook verantwoordelijkheden. Hoe gaan we ervoor zorgen dat die mensen gelijke rechten hebben? Door hen in de eerste plaats Nederlands te leren. Als je Nederlands spreekt, dan is dat het eerste ticket om aan werk te geraken. Werk hebben, is het ticket om deel te nemen aan onze samenleving. Voor ons is inburgering een groot deel van deze problematiek, een groot deel van de oplossing voor deze problematiek.
Jullie zien de praktijktesten als de zaligmakende oplossing voor discriminatie. Wat ik dan niet begrijp, is dat jullie negeren wat er op het terrein gebeurt. Wat ik niet begrijp, is dat jullie negeren wat experten op het terrein daarover zeggen. We hebben in Gent gezien wat er is gebeurd. Daar heeft men die individuele controle uitgevoerd en er ook sancties aan gekoppeld. Wat is er gebeurd? Iedereen heeft zich netjes aangepast aan de tests die er gebeuren. Op dit moment wordt iedereen inderdaad aanvaard om een appartement te gaan bezichtigen. Wordt er daarom meer verhuurd aan mensen uit kansengroepen? Neen, dat is niet gebeurd. Het probleem heeft zich verplaatst. We moeten stoppen met ons op de borst te kloppen en te zeggen: ‘Kijk eens wat wij hebben gedaan’, zonder dat er resultaten uit de bus komen.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even reageren op de tussenkomst van minister Diependaele, omdat hij verwees naar de commissie Wonen. We kennen elkaar daar intussen al een paar maanden.
Als ik één ding weet, is dat u goed kunt luisteren. Maar als u spreekt, pikt u er soms wel dingen uit die u goed uitkomen. U verwees inderdaad naar de Woonsurvey, maar u stopt in 2013, als ik me niet vergis. U zegt ook dat wij aan u geen vragen hebben gesteld over praktijktesten. Tijdens de bespreking van de beleidsnota hebben we dat wel gedaan en u hebt toen gezegd dat u geen heksenjacht wou en dat u geloofde in zelfregulering en zelfsensibilisering.
Als we nu kritiek krijgen dat we dezelfde plaat opzetten, is dat ook uit frustratie. Want plannen om praktijktesten op de private huurmarkt in te stellen, zijn geen nieuw idee. Het was zelfs een idee van de vorige minister van Wonen, uw voorgangster die nu parlementsvoorzitster is. Ik ben even in de archieven gedoken. In 2016 is er een interview geweest waarin mevrouw Homans eerdere uitspraken over racisme en discriminatie die uit de context waren gerukt, rechtzet.
Ik ga daar zitten en ik ga mee verdedigen.
Ik zeg net dat u eerdere uitspraken in dat interview hebt rechtgezet. Als ik ergens van overtuigd ben, mevrouw Homans, dan is het dat u zeker geen racist bent en dat u tegen discriminatie bent. Laat daar geen twijfel over bestaan.
Maar u zei in dat interview dat het soms wordt misbruikt. U zei dat als u aan een allochtone jongere op de bus vraagt om zijn voeten van de zetel te halen, dat soms ambetant is. Hij misbruikt dat dan en verwijt u discriminatie. Ik citeer: “En dat vind ik jammer voor de mensen die wel slachtoffer zijn van racisme of discriminatie, want die zijn er.” Een bewijs dat u absoluut het probleem erkent. En dan: “Ik ga ook niet voor niets mysterycalls doen op de private huurmarkt. Als ik niet zou beseffen dat discriminatie bestaat, zou ik dat niet doen.” In 2016, collega's.
2017, Steunpunt Wonen: een onderzoek van 177 pagina’s over zelfregulering op de private huurmarkt. In 2019 verkiezingen, de praktijktesten op de huurmarkt zijn plots verdwenen. Ik kan begrijpen dat u geen tijd had om ze nog uit te voeren, voorzitster, maar wat is er intussen mee gebeurd? Waarom zijn ze verdwenen? Dat is toch vreemd. Opnieuw, voor de derde keer, minister Diependaele – ik denk dat u het gewoon bent vergeten –, komt u terug op die verklaringen in Terzake? Komen die praktijktesten er? Met andere woorden: zullen er e-mails kunnen worden verstuurd naar verhuurders die enkel verschillen omdat op de ene e-mail de afzender Jan is en op de andere Mohammed? Zullen die er kunnen komen? En als we iets vaststellen met die e-mails, gaan we dan iets doen aan het probleem? Ik heb bewust één woord niet gebruikt, om semantiek te vermijden, maar kan dat?
De heer Dewinter heeft het woord. (Opmerkingen van Katia Segers)
Mevrouw Segers, uw fractiegenoot is zonet bijna zeven minuten tussengekomen. Ik geef nu het woord aan collega Dewinter. Uw fractie is namelijk de volgende in de rij om op het spreekgestoelte uw standpunt te komen bepalen.
Iedereen heeft het blijkbaar wat moeilijk met de discipline vandaag.
Ik wil gewoon even inpikken op wat minister Diependaele gezegd heeft in verband met de studies die moeten aantonen dat het allemaal veel beter gaat. Ik neem aan dat sommigen zich aan dat soort studies beroezen, maar op het terrein vrees ik dat het omgekeerde aan de orde is.
Ten eerste zou het nogal straf zijn dat na de vele miljarden euro’s die zijn gepompt in het officiële discours van antiracisme, multiculturaliteit, diversiteit – de nieuwe overheidsideologie, de nieuwe godsdienst die wordt gepredikt bij alles en iedereen – niet op zijn minst een paar mensen daar gevoelig voor zijn en zich daardoor laten beïnvloeden, of op zijn minst hun antwoorden daardoor laten beïnvloeden. Dat betekent nog niet dat ze het menen, maar wel dat ze in dit soort van enquêtes, waar ze om de vijf voet mee om de oren worden geslagen, het ‘juiste’ antwoord geven en hopen voor eens en voor altijd met rust te worden gelaten met dat soort bevragingen en enquêtes.
Ten tweede zijn mensen ook creatief, minister. Op het terrein gebeurt natuurlijk iets helemaal anders dan wat u meemaakt op uw ministeriële kabinetten. Mensen vinden wel de weg om te doen wat ze uiteindelijk willen doen en om die vrije keuze van een verhuurder en een werkgever te garanderen. En hoe doen ze dat, als verhuurder? Ik zal het u uitleggen, want ik zie het alle dagen, niet alleen bij mijn eigen kiezers, maar ook bij vele anderen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Het is een goede tip, voorzitter. U zult mij gelijk moeten geven. Men gaat via het informele circuit. Men hangt dat bordje ‘te huur’ niet meer uit. Men gaat via de eigen kennissenkring, de eigen gewezen huurders, men zorgt ervoor dat men een bestand opbouwt dat discreet is, waaruit men kan putten wanneer het pand, het appartement of de appartementen te huur zijn. En dan is men ontslagen van alle mogelijke wetgevingen, beperkingen, repressiemaatregelen en aanverwanten. Mocht u daar allemaal eens een studie naar doen, dan zou u grote ogen trekken en tot de conclusie komen dat het helemaal anders in elkaar zit dan u in feite wel denkt.
Minister Somers heeft het woord.
Het is altijd belangrijk om naar de essentie te proberen te gaan. Het terechte beleid van onze regering is dat als mensen ‘nieuwkomen’ in onze samenleving, we van hen een aantal dingen moeten en kunnen vragen: dat ze Nederlands leren, dat ze werk zoeken, dat ze onze maatschappelijke orde begrijpen en zich daarin inschakelen, dat ze een meerwaarde proberen te zijn in onze samenleving. Maar dat kun je niet gebruiken in dit debat. Dat kun je niet meer, als je weet dat 37 procent van de Vlamingen – van ons volk – jonger dan 18 jaar migratieroots heeft, dat een groot deel van die mensen het wel goed aan het doen is op onderwijsvlak, dat die een diploma hebben, dat die een diploma hoger onderwijs hebben, dat die een inkomen hebben uit arbeid, dat die bijdragen, dat die mensen, die Vlamingen, die perfect Nederlands spreken, wier moedertaal het Nederlands is, op onze huurmarkt, als ze solliciteren voor een woning, niet ontvangen worden omdat ze een verkeerde naam hebben, of als ze willen gaan werken, niet ontvangen worden omdat ze een verkeerde naam hebben. Ik heb dit weekend gesproken – dat is ook een casus, mijnheer Dewinter – met een dame wier ouders uit Congo naar hier zijn gekomen. Zij is hier geboren. Haar ouders hebben haar in het Nederlands opgevoed. Ze heeft een universitair diploma psychologie gehaald. Ze heeft gedoctoreerd. Ze is verbonden aan een van onze universitaire instellingen. Ze heeft een zeer goed inkomen. Als die dame op de huisvestingsmarkt moet proberen een woning te vinden, wordt ze niet uitgenodigd vanwege haar naam. Dat kunnen en mogen wij in het Vlaanderen van vandaag niet aanvaarden.
Dat is de reden waarom dit huis bestaat. Dit huis is daarop gebouwd, op de wil om mensen te emanciperen, om mensen gelijke kansen te geven. Voor ons volk was dat in de geschiedenis ook niet altijd het geval. Dat is de drijfveer geweest van velen om dit te bouwen. Wel, in dit huis moeten we ten aanzien van die mensen van onze gemeenschap, ook al hebben ze een andere kleur of afkomst, hetzelfde engagement betonen als we in het verleden hebben gedaan. Dat is de inzet waarover het hier gaat.
De weg om dat te doen is niet eenvoudig, dat weten we allemaal, dat is net het spanningsveld waar we op zitten. Daarom ben ik blij met wat het parlement gedaan heeft en waar we nu staan met de initiatieven die we nemen, en ook met het engagement van minister Diependaele.
In plaats van elkaar hier proberen vliegen af te vangen, zouden we misschien wat meer moeten proberen om elkaar te vinden daarop en te verenigen. Ik ben ervan overtuigd dat, als collega Crevits de sectoren in gang krijgt, dat een mobiliserend effect heeft op de rest. Als we de immosector in gang krijgen, kan dat ook de particuliere verhuurder inspireren in de goede richting. Dat is de weg die we moeten uitgaan. We mogen dat nooit wegzetten met de foute argumenten. We moeten dat probleem in de ogen kijken en daarnaar handelen. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, het is niet zo dat we daar de verhuurders mee lastigvallen, integendeel zelfs. De woningsurvey bijvoorbeeld, je krijgt geen vijfduizend respondenten als de mensen niet geïnteresseerd zijn om daaraan mee te werken. Ik denk dat iedereen het erover eens is, kamerbreed zelfs: als we dit probleem willen aanpakken, zullen we ervoor moeten zorgen dat we alle partijen in die verschillende sectoren, op de arbeidsmarkt of in de verhuurmarkt of wat dan ook, meekrijgen.
Daarenboven, de resultaten van de survey zijn ook voor verhuurders zeer interessant. In die zin ben ik het er niet mee eens dat zij dat tegen hun zin zouden doen.
Mijnheer Veys, ik kan natuurlijk niet spreken voor mevrouw Homans.
Dat zal ik wel zelf doen.
Daar twijfel ik niet aan.
Er zijn gesprekken gevoerd, er zijn onderzoeken geweest. Er zijn gesprekken geweest om te komen tot sectorconvenanten. Daar zijn op dat moment die praktijktesten niet in weerhouden, in die sectorconvenanten. Men heeft daar wel de zelfregulering in uitgesproken. Het verwondert me dat u daarop niet reageert. Uit die zelfregulering komt net het voorstel dat ik hier doe en dat is een zeer positief verhaal waarbij we het belang van huurder en verhuurder met elkaar in verbinding brengen zonder iemand te culpabiliseren, zonder iemand in een lastig parket te brengen. We gaan er effectief voor zorgen dat die verhuurder er belang bij heeft dat die eerste stap tot de huurmarkt op een objectieve manier kan gebeuren. Het zal nog altijd, zoals mevrouw Moerenhout zegt, de verhuurder zijn die uiteindelijk beslist. Daar kunnen we niet aan raken. Dat is de contractvrijheid, dat is een grondrecht trouwens. Maar in elk geval gaan we zorgen voor een systeem waarmee we die belangen kunnen verzoenen. En dan wordt het een positief verhaal voor de beide partijen op de markt. Dat is onze doelstelling en dat komt uit die woonsurvey, die dan gekomen is uit de sectorconvenanten, uit die zelfregulering en het systeem waar we nu al een tijdje mee bezig zijn.
We gaan proberen om dat snel te doen. De doelstelling was dit najaar. We onderzoeken hoe we dat kunnen versnellen. Ik doe daar geen voorafname op, dat vraagt overleg, maar we werken hard.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mevrouw El Kaouakibi, ik ben het met u eens, dit debat is niet meer om aan te zien. Ik ben het daar echt mee eens. Ik krijg ook veel berichten van mensen die niet begrijpen hoe dit mogelijk is. We hebben aan de ene kant politici en partijen die dingen beloven maar achteraf het omgekeerde doen. Dan hebben we partijen die wel lippendienst bewijzen aan de strijd tegen discriminatie maar weigeren om er effectief stappen voor te ondernemen. Dat leidt dan tot debatten met gekissebis waarin dezelfde argumenten herhaald worden zonder dat er geluisterd wordt.
Mevrouw Sminate, er is niemand die zegt dat praktijktesten de heilige graal zijn. Ik heb vorige week hier nog gezegd dat praktijktesten de enige manier zijn om de zelfregulering te laten werken. De praktijktesten zijn nodig om de zelfregulering te laten werken. Op zich volstaat het niet, dat blijkt uit alle onderzoeken. Verschuift het? Gaan mensen het juiste antwoord geven? Ik geloof dat het feit dat mensen worden uitgenodigd om een huis te bekijken, een fundamenteel verschil maakt.
Mijnheer Dewinter, mevrouw Sminate, ik ben ervan overtuigd dat alle Vlamingen geen racisten zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat, als mensen een eerlijke kans krijgen om naar een appartement te komen kijken, als mensen een eerlijke kans krijgen om voor een job te komen solliciteren, en als mensen elkaar van mens tot mens in de ogen kijken, men door die kleur kan zien en men mensen daadwerkelijk een eerlijke kans kan geven op een huis, op een appartement, op een job. Het is daarom dat we die praktijktesten nodig hebben.
Ik wil dan ook oproepen om te stoppen met die platitudes dat het allemaal ligt aan de kennis van het Nederlands en zo verder. Dit gaat allemaal over onderzoek, dit gaat over mensen die perfect vergelijkbaar zijn, op hun naam en hun afkomst na. Dit gaat niet over de kennis van het Nederlands. Natuurlijk is de kennis van het Nederlands belangrijk, maar dat heeft hier niks mee te maken.
Ik wil eindigen – u zult blij zijn, voorzitter – met een oproep die ik hier vorige week ook al heb gedaan. Alhoewel dat nog niet goedgekeurd is geraakt, is er in dit parlement een meerderheid om die praktijktesten in te voeren. In dit parlement is een meerderheid van de partijen en een meerderheid van de parlementsleden daar voorstander van. Er is één partij die in de meerderheid zit en de zaak blokkeert, die, om redenen die niet duidelijk zijn, toch weigert om die discriminatie aan te pakken. Ik wil iedereen oproepen zich daar niet bij neer te leggen, en te stemmen voor de voorstellen die van de oppositie zullen komen om die praktijktesten er toch te laten komen en discriminatie daadwerkelijk aan te pakken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij minister Somers en antwoorden op mevrouw Sminate. Het riedeltje dat mensen de taal maar moeten leren, is noch een antwoord, noch een argument in dit debat. Ik heb de voorbije dagen 104 digitale mondelinge examens afgenomen van onze tweedebachelor- en schakelstudenten. Bijna de helft van onze studenten heeft een naam die niet Vlaams klinkt. Die studenten komen uit alle delen van de wereld. Ze zijn vaak tweetalig, meertalig. Alleszins spreken ze allemaal perfect Nederlands. Vaak zijn ze ook in het Nederlands opgevoed. Die studenten hebben zich in coronatijden ongelooflijk ingezet om het beste uit zichzelf te halen. De examens verlopen goed. Ik zie onwaarschijnlijk gemotiveerde, ambitieuze, talentvolle studenten, en mijn hart bloedt als ik weet, op basis van alle onderzoeken die we zien, dat een derde tot de helft van die studenten met een niet-Vlaamse naam gewoon minder kansen zal hebben om te worden uitgenodigd op een examen. Mijn hart bloedt, want ik zie alleen maar onwaarschijnlijk talentvolle mensen, die onze samenleving kan gebruiken, die we nodig hebben. Ik wil hun alle kansen geven. Dat is de reden waarom wij hier vandaag zitten, waarom dit debat zo belangrijk is en we willen dat we vooruitgaan.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik wil heel kort reageren op wat net is gezegd. Mevrouw, ik denk dat alle studenten zich hebben ingezet, niet alleen de studenten met een niet-Vlaamse naam, en dat al die studenten later dezelfde kansen moeten krijgen. Dat is net wat mevrouw Sminate ook zei. Vlaanderen moet die kansen bieden. Alle Vlamingen, nieuwkomers en ‘oudkomers’, zoals collega Francken het vroeger altijd zei, moeten die kansen ook grijpen. Die kansen worden nu ook vaak genomen. Dat verplichte inburgeringstraject begint gelukkig zijn vruchten af te werpen. Bij de tweede en de derde generatie zie je dat Nederlands kennen, inderdaad absoluut geen probleem meer is.
Maar vanwaar komen dan die vooroordelen? Dat is de vraag. We hadden eigenlijk véél vroeger, van in het begin moeten inzetten op dat inburgeringstraject. Deze Vlaamse Regering heeft daar, samen met de N-VA, van in het begin op ingezet. Gaandeweg zullen die vooroordelen wel de wereld uit worden geholpen. Het middel dat we nu inroepen, moet daartoe bijdragen, en het zal daar op termijn ook toe bijdragen. Daar ben ik van overtuigd. Men had van bij het begin niet het riedeltje – zoals u dat dan noemt – van vrijheid, blijheid mogen hanteren en denken dat de samenleving zich zelf wel zou organiseren met die nieuwkomers. Jullie – u begrijpt me goed – hadden van bij het begin die verplichte integratie en dat inburgeringstraject als steunpilaren moeten hanteren om die gelijke kansen te bieden, zodat men die kan grijpen. U zegt het zelf, want uw studenten doen dat. Als men dat van bij het begin had gedaan, dan hadden we nu een heel ander discours gehad. Dan hadden we volgens mij heel dit debat niet nodig gehad.
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, ik had niet gedacht dat dit debat zo lang zou kunnen duren. Het is natuurlijk een debat dat we vorige week al hadden gevraagd. In heel veel tussenkomsten horen we allerlei dingen, het gaat weer alle kanten op. Daarom wil ik beginnen met de vraag waar dit debat eigenlijk niet over gaat. Het gaat er niet over of er al dan niet discriminatie is in Vlaanderen. Iedereen is het ermee eens dat die bestaat. We weten ook dat er, helaas, nog Vlamingen zijn die liever hun woning niet verhuren of liever geen job geven aan mensen met een migratieachtergrond, een andere geaardheid of een handicap. En we willen daar, dat hoop ik toch, vooral iets aan doen. En dat, collega’s, is de vraag die hier nu al een week voorligt.
Minister-president Jambon, u haalde het daarnet aan, maar ik wil u er nogmaals op wijzen dat dit na vorige week gemakkelijk in de commissie kon worden gehouden maar er zijn ontwikkelingen geweest en uitspraken binnen en buiten de meerderheid en het is nog altijd niet duidelijk. U startte uw uiteenzetting nochtans met de woorden ‘ik zal heel duidelijk zijn’, maar ik moet u teleurstellen: voor mij was dit niet duidelijk. Voor mijn fractie en voor heel veel mensen hier maar ook buiten het parlement was dat niet duidelijk. Opnieuw verwijst u naar de zelfregulering op vrijwillige basis, en dat was net onze kritiek op de resolutie van de meerderheid vorige week: wij vonden die tandeloos.
Collega’s, ik zal enkele vragen stellen, maar uiteindelijk is het simpel: zal deze meerderheid en zal deze Vlaamse Regering die praktijktesten inrichten? En als de semantiek moeilijk is, dan zal ik het simpeler stellen: zal deze meerderheid en zal deze regering het mogelijk maken dat er gelijkaardige e-mails worden gestuurd naar werkgevers en verhuurders, met dezelfde vraag en hetzelfde profiel, maar met als enige verschil dat de ene door Jan is verstuurd en de andere door Mohammed? En zal de regering, wanneer daaruit blijkt dat er veel discriminatie is, daar iets aan doen, Ja of neen? Ik denk dat we hier nog niet veel actualiteitsdebatten hebben gevoerd waar met ja of neen geantwoord kon worden.
Dit is een probleem omdat er duidelijkheid moet worden gegeven aan de burgers, aan heel veel mensen die dit vragen, over dit belangrijk maatschappelijk probleem. Ik wil de regering nog eens oproepen om daar heel duidelijk over te zijn: komen er praktijktesten, ja of neen?
Ik heb nog enkele kleine bijkomende vragen. Minister Diependaele, het is geen moeilijke vraag maar het is wel de vierde keer dat ik ze moet stellen. Houdt de minister van Wonen vast aan zijn standpunt dat hij vorige donderdag in Terzake heeft verkondigd, dat praktijktesten op de private huurmarkt in heel Vlaanderen er sowieso niet komen, of is hij daarop teruggekomen?
Ik heb ook een vraag voor minister Somers. Houdt de minister van Binnenlands Bestuur vast aan zijn plannen om praktijktesten in te voeren binnen de Vlaamse overheid zoals aangekondigd op zijn persconferentie vorige week vrijdag? Houdt hij ook vast aan de financiering voor lokale praktijktesten?
Tot slot nog een vraag voor minister-president Jambon. Hebt u, naast praktijktesten, weet van andere wetenschappelijk onderbouwde en bewezen efficiënte middelen in de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt of de private huurmarkt?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik ga graag verder op het elan van de heren D’Haese en Veys.
Minister-president, u bent hier vandaag begonnen met een verklaring waarin u zegt dat we allemaal tegen elke vorm van discriminatie zijn. Ook in uw allereerste speech, belangrijke speech, als minister-president hebt u gezegd dat u gruwt van racisme. Maar dat is eigenlijk maar normaal. Racisme en discriminatie zijn onwettelijk en dus is het maar logisch dat een minister-president daartegen is.
De vraag die hier vandaag op tafel ligt, is natuurlijk of u racisme en discriminatie ook wilt bestrijden? Dat is de vraag. Als u dat wilt, dan moet u weten dat informeren en sensibiliseren, zoals u nu van plan bent, niet meer voldoende zijn. Dat doen we al tien, vijftien jaar en iedereen zegt dat dat niet werkt. Waarom houdt u daar dan aan vast als u discriminatie echt zou willen bestrijden?
U verwijst naar de experten. Ik denk dat de experten de voorbije dagen heel erg duidelijk waren. Als het op de woonmarkt aankomt, is Pieter-Paul Verhaeghe de expert bij uitstek. Hij werkt hier al jaren rond, en hij heeft vorige week heel duidelijk gezegd dat het Vlaams beleid van vandaag vergeleken moet worden met een kaas met grote gaten. Het is een lappendeken van allerlei maatregelen, maar er is geen uniform beleid. Waarom is Vlaanderen dan nodig als u de steden en gemeenten maar laat doen? Waarom is er geen Vlaams beleid? Hij heeft ook gezegd dat het huidige non-beleid heel erg schadelijk is. Het brengt meer schade teweeg dan dat het goed doet. Stijn Baert vertelde vandaag nog in Het Nieuwsblad dat er geen tijd te verliezen is. Er moeten nu praktijktesten komen. Dat zijn heel duidelijk argumenten van heel belangrijke onderzoekers.
Ten tweede is er nood aan een decretaal kader om die praktijktesten in te voeren. Waarom? Omdat zelfregulering niet genoeg is. Dat zeggen wij niet alleen, u ziet dat ook in andere sectoren. U hebt daarover al eerder debatten gevoerd. Ik denk aan de bankensector, de Nationale Loterij, bedrijven waar sociale inspecteurs zich voordoen als klanten of werknemers. Dat waren inderdaad federale debatten, maar wel debatten waar u bij betrokken was. U heb als N-VA’er toen wel die stap gezet en dit op basis van de argumentatie dat zelfregulering niet genoeg is en dat dit racisme en discriminatie in die sectoren niet voldoende aanpakt. U hebt toen met N-VA wel op het groene knopje gedrukt. Ik begrijp echt niet waarom het wel kan voor andere sectoren, maar waarom het niet zou kunnen voor de huurmarkt, noch voor de arbeidsmarkt?
Wilt u dus discriminatie bestrijden? Neen. Want als u discriminatie zou willen bestrijden, zou u zich niet alleen beperken tot zelfregulering op vrijwillige basis. Een meer ‘vrijwilligere’ term zullen we echt niet vinden: zelfregulering op vrijwillige basis. Dat gaat in tegen alles wat de experten zeggen, tegen alle adviezen, tegen alle ervaringen in andere domeinen waarover u heel veel kennis heeft en tegen de praktijken van de vele steden waarover we het in het begin van het debat al hadden.
Tot slot wil ik me ook even richten tot minister Diependaele. U maakte vorige week in de tv-studio’s een opmerkelijke passage. Ik heb u horen zeggen dat u vindt dat een overheid vertrouwen moet geven en te vertrouwen moet zijn. Dat klopt. Ik geef u daar 100 procent gelijk in, maar wat is de kerntaak van een overheid? De kerntaak van de regering waar u inzit, is de grondwet naleven en ervoor zorgen dat alle burgers in Vlaanderen dezelfde grondrechten hebben. Het gaat dan om het recht op arbeid en het recht op wonen. Alle Vlamingen moeten dezelfde kansen krijgen. Dat is uw kerntaak en daar moet u vertrouwen in geven. Dat vertrouwen is vandaag echter zoek.
De heer Dewinter heeft het woord.
Ik vind dit een interessante opmerking van mevrouw Moerenhout. Ze zegt dat de essentie van de grondwet is dat we ieders rechten moeten respecteren, maar wat is de essentie van een rechtstaat, mevrouw? Dat is onder andere dat we het strafrecht respecteren. U, als voorstander van de praktijktesten en mysterycalls, moet mij maar eens uitleggen hoe dit in overeenstemming is met het strafrecht? Ja, doet u dat eens ter linkerzijde. Leg mij dat eens uit. Laten we even kort de redenering afmaken. Hoe zit het in elkaar? Het belangrijkste principe van het strafrecht is dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel wordt bewezen. Er komt een klacht en dan zal het parket bij vermoeden van schuld of aanwijzing van schuld uiteindelijk een onderzoek opstarten. Zo werkt het in een normale rechtstaat volgens het strafrecht. Wanneer men ergens de racismewetgeving intentioneel zou overtreden, tellen al die principes niet meer, want hier provoceren we een misdrijf. We lokken een misdrijf uit. Mensen hebben nog niets gedaan, maar we zullen via mysterycalls of mysterymails proberen om hen uit te lokken tot het plegen van een misdrijf. Dat gaat in tegen alle principes van de rechtstaat. Waarom hebben wij eigenlijk een strafwetboek als we het niet toepassen? Als we als overheid, stel u voor, als overheid, als regering, hier systemen zitten te bedenken om het strafrecht gewoon met de voeten te treden en naast ons neer te leggen en juist het omgekeerde te doen?Â
Burgers hebben rechten, ook als het verhuurders, werkgevers of aanverwanten zijn. Zelfs wanneer het over uw heilige antidiscriminatiewetgeving gaat, dan nog hebben burgers rechten. U zegt hier allemaal niet te zullen sanctioneren. Maar we leven hier niet in een bubbel in dit parlement. Als u met uw praktijktesten een misdrijf vaststelt – want het overtreden van de antidiscriminatiewetgeving is toch een misdrijf, dat heeft de minister zopas bevestigd – dan hebt u de plicht om dat misdrijf aan te geven, zeker als overheid. Maar u zegt dat niet te zullen doen. U zult dat niet doen? U zult dat moeten doen, u zult dat moeten aangeven aan het parket, anders overtreedt u de wet.
Is er enige juridische logica te vinden bij al diegenen die pleiten voor praktijktesten? Ik heb niet de indruk dat dat zo is. Als het gaat over antidiscriminatie en antiracisme, is alles toegelaten. Alles. De rechtsstaat: opzij! De Grondwet: weg ermee! De Strafwet: de vuilbak in! In hemelsnaam! Ik begrijp dat niet iedereen jurist of advocaat is – dat hoeft ook niet – maar er zijn toch een aantal minimale principes waar wij – niet als uitvoerende macht maar zeker als wetgevende macht, wij schrijven de wetten en de decreten – ons aan moeten houden? We treden die allemaal met de voeten. Ik heb er niet veel van begrepen. Misschien kan de minister daar eens een studie over laten maken door een eminent jurist – er zijn toch studies genoeg wat dat betreft – om eens duidelijk te maken aan iedereen die dit soort van juridische nonsens ligt uit te bazuinen, dat dit verhaal kant noch wal raakt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer D’Haese heeft het woord.
Als het over het juridische gaat, is het niet zo heel moeilijk, mijnheer Dewinter. Er is gewoon de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat duidelijk zegt dat er geen provocatie is bij dit soort zaken wanneer “de proactieve opsporingstechniek zich heeft beperkt tot het scheppen van een gelegenheid aan een dader om vrij een strafbaar feit te plegen in zodanige omstandigheden dat de uitvoering ervan kan vastgesteld worden”. Dat is dus geen provocatie maar enkel uitlokking. U doet aan begripsverwarring tussen uitlokking en provocatie. Ik zal het u in gemakkelijke woorden uitleggen, mijnheer Dewinter. Het ene is iemand een kilo cocaïne aanbieden en vragen: ‘Wilt u die van mij kopen?’ Het andere is: ‘Mijnheer de verhuurder, mag ik uw huis huren?’ Het ene, provoceren, is een strafbaar feit. Het andere, uitlokking, is dat niet.
Ook het Grondwettelijk Hof heeft trouwens in zijn uitspraak op 6 oktober 2004 heel duidelijk gezegd dat de systematiek van de praktijktesten perfect grondwettelijk is, dat daar geen enkel probleem mee is.
Dus, wat dat betreft, kan ik u alvast geruststellen. Wie weet, kunt u zich nog achter de praktijktesten scharen, mijnheer Dewinter.
Ik ken die arresten natuurlijk ook. Dat raakt aan de essentie van het debat over de praktijktesten. U moet natuurlijk bekijken wat hun definitie is, wat zij onder praktijktesten verstaan. Wat u eronder verstaat, is iets anders dan de basis waarop deze arresten geschreven zijn. U gaat ervan uit dat we mysterycalls krijgen van mensen die een valse identiteit aannemen en die daarvoor door de overheid worden gecoacht en opgeleid, met hele scenario’s. Die mensen moeten zich uitgeven voor iemand anders, om uiteindelijk iets te doen wat ze feitelijk niet van plan zijn, een woning huren. Ze creëren een situatie die via een rollenspel wordt voorbereid. Dat is een heel ander verhaal dan datgene op basis waarvan deze arresten zijn geschreven.
De grote voorstanders van de praktijktesten moeten mij maar eens uitleggen wat u nu feitelijk onder praktijktesten verstaat. Wat is dat nu? Zijn dat mysterycalls? Zijn dat mysterymails? Hoever gaat u daarin? Wat bent u juist van plan? Dit is zo verregaand, in een rechtsstaat als de onze, omdat de rechten van de verdediging hier van a tot z worden geschaad. Er blijft geen spaander van heel als u hiermee naar een rechtbank trekt. Geloof mij, dat is zo. Maar daar heeft men allemaal geen last van, want dit is toch ten voordele van de antiracismestrijd, en dan mag en kan blijkbaar alles.
Maar goed, ik neem er akte van dat men ter linkerzijde de rechtsstaat naast zich neerlegt en in dit geval doet waar men zin in heeft om de burger uiteindelijk in de val te lokken en te betrappen, want daar komt het op neer.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik ben daarnet niet op uw toespraak ingegaan om een heel eenvoudige reden. Het antwoord dat wij u geven, dat interesseert u eigenlijk niet. U hebt gisteren en de afgelopen dagen op Twitter en op sociale media foto’s verspreid van een huis waar ongelooflijk veel afval te zien is. Ik zal dat niet ontkennen. U hebt daar echter bij geschreven: “Keerzijde van de praktijktesten.”
U bent maar in één ding geïnteresseerd: u wilt – en dat doet u via uw communicatie – alle mensen, alle Vlamingen met een migratieachtergrond die huren, in dezelfde zak steken. Dat is wat u hier vandaag doet. En dat is het verschil tussen u en – hoop ik – een meerderheid in dit parlement. Een dergelijke veralgemening is racisme, en daar doe ik niet aan mee. Ik ontken het ene niet en ik ontken het andere niet, maar u gebruikt dit debat om alweer dezelfde promotie te voeren. In se verdient u dit debat niet, want u bent niet geïnteresseerd in het antwoord.
Collega Moerenhout, gaat u gewoon verder met uw betoog. U hebt nog drie minuten.
Bedankt, mevrouw Homans.
Minister Diependaele, toen ik u vorige week dan ook nog eens hoorde zeggen – en dat is het tweede wat me van het hart moet – dat praktijktesten een heksenjacht zouden zijn, dan vind ik dat, zeker van u, ongelooflijk respectloos. We hebben vorige week zondag gezien – en dat is de echte reden waarom we dit debat hebben, want alle resoluties bouwen daarop voort – dat er tienduizend demonstranten alleen al naar Brussel kwamen, ongeacht de omstandigheden, omdat ze zelf voelen dat racisme en discriminatie echt nog leven in de samenleving en omdat ze vinden dat er een tandje bij moet worden gestoken. Zij vragen dat en ze vragen op dat moment eigenlijk dat er een stap vooruit gezet wordt, onder meer via praktijktesten, eigenlijk iets waar experten al jaren om vragen, zowel van u als van uw voorganger. De adviezen daarover zijn er, onder andere van Pieter-Paul Verhaeghe en het Steunpunt Wonen, ze zijn legio en ze zeggen allemaal dat de huidige situatie onhoudbaar is. Amper twee dagen na die hele grote mars deed u praktijktesten dan van de hand doet met argumenten die collega D’Haese zeer goed heeft gefileerd en die mij ook absoluut incorrect leken. U ging dan nog een stap verder door te zeggen dat ze een heksenjacht zijn, waarmee u mensen beledigt in wat zij echt aanvoelen en wat zij echt onrechtvaardig vinden. Ik vind dat ongelooflijk onrespectvol en eerlijk gezegd een minister van Wonen onwaardig.
Daarom zou ik u tot slot van mijn betoog willen oproepen om u te richten tot uw echte kerntaak: zorgen voor gelijke kansen voor álle Vlamingen, dus ook die meer dan tienduizend mensen die vinden dat zij geen gelijke kansen hebben en die dat ook kunnen bewijzen. Daar moet iets aan gedaan worden, en ik zou u willen oproepen om te luisteren naar de vele experten en onderzoekers die al jaren, dag in dag uit, aan de materie werken. Ik verwacht dat u zich in de toekomst als minister van Wonen naast de huurders zet, ook naast huurders die het slachtoffer geworden zijn van racisme en discriminatie, en niet tegenover de huurders, zoals u de voorbije weken gedaan hebt.
Mevrouw Sminate heeft het woord voor de N-VA-fractie.
Beste collega’s, racisme is een probleem. Hoe groot en hoe structureel dat probleem is, daarover zullen wij van mening verschillen in dit halfrond, denk ik. Dezer dagen is het al te gemakkelijk om zichzelf als de beste antiracist af te zetten in de verontwaardiging die vandaag in de samenleving leeft, maar het blijkt veel moeilijker om samen tot oplossingen te komen, samen, over de partijgrenzen heen, samen met het parlement, maar ook samen met de regering, zonder elkaar te gaan beschuldigen en vooral niet vanuit de ivoren toren, maar via een draagvlak in onze samenleving.
Racisme bestaat. Het is verfoeilijk en het moet bestreden worden. Dat heb ik vorige week hier ook al gezegd. We hebben allemaal – of toch bijna allemaal – dezelfde doelstellingen, alleen hebben wij grote twijfels bij het instrument dat hiervoor ter linkerzijde wordt gebruikt. Collega’s, om een oplossing te vinden voor een probleem, moet je dat probleem natuurlijk eerst durven te benoemen. In deze delicate materie is dat niet evident, maar ik ga het toch doen. Het probleem is niet dat alle verhuurders racisten zijn, maar wel dat die verhuurders hun kapitaal ter beschikking stellen. Dikwijls is dat een kapitaal dat ze nog moeten afbetalen en het is dan ook logisch dat zij daarvoor een vergoeding vragen.
Maar tegelijkertijd beseffen zij dat een bepaald percentage van die kansengroepen het sociaal-economisch moeilijker hebben. Dat is een realiteit. En dat maakt dat er een grotere kans is op financiële problemen. Dat praat discriminatie natuurlijk niet goed, dat zeg ik niet. Maar het is wel een van de redenen voor de twijfel die bij de verhuurders heerst. Door die verhuurders dan te culpabiliseren en viseren, zul je die twijfel niet wegnemen. We hebben dat gezien in Gent. Het aantal bezichtigingen is daar inderdaad gestegen, maar het aantal verhuringen daarom niet. Wat heb je dan bereikt?
Ook op het vlak van de arbeidsmarkt zien we dat autoriteiten op dat domein toch veel meer nuance aanbrengen in het debat dan wat ik hier vandaag al heb gehoord. Jan Denys erkent inderdaad, net zoals wij, dat er racisme bestaat op de arbeidsmarkt. Maar het probleem is veel complexer. De kloof tussen autochtonen en allochtonen reduceren tot racisme doet de waarheid geweld aan. Verschil in talenkennis, collega's, zo zegt Jan Denys, is een van de redenen voor die kloof. Verschil in opleiding, verschil in netwerk: dat zijn in de eerste plaats de verklarende factoren voor dat verschil in tewerkstellingsgraad.
Collega's, de convenanten zijn nog maar net afgesloten. De sectoren zijn mee in dat verhaal. Ook de gemeenten zijn volop bezig om het oprichten van die meldpunten te realiseren. De genoemde initiatieven zijn nog maar net gestart, het beleid wordt pas uitgerold. Maar ik hoor hier vandaag dat men probeert te doen alsof die initiatieven helemaal niet bestaan. En door dat te doen, versterk je die polarisering net. Je creëert het gevoel dat de overheid, de politiek, niets wíl doen aan het probleem. En dat is onjuist, en zelfs gevaarlijk.
Ik geloof enkel in een positieve aanpak, in samenwerken met sectoren. Dus laat ons alsjeblieft stoppen met ervan uit te gaan dat élke verhuurder, élke Vlaming een potentiële racist is. Laat ons samenwerken aan een positief verhaal, waarbij we de Vlamingen betrekken in plaats van tegen te werken. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega's, de betogingen van de afgelopen weken wereldwijd rijten een oude, maar nooit genezen wonde opnieuw open. Ze tonen de pijn die zoveel mensen, ook hier, dragen of hebben moeten verdragen. De roep om op te treden tegen discriminatie klinkt luid.
Daarnaast komen we net – bijna – uit een van de ergste crisissen die we ooit hebben gekend sinds de oorlog. De maatschappij en de economie krabbelen overeind, nog een beetje wankel. En we horen langs de ene kant: ‘Waar blijft die aanpak van discriminatie?’ Maar we horen evengoed: ‘Hoe zullen we onze kinderen opnieuw een welvarend land kunnen bieden?’ ‘Is een discriminatiedebat op dit moment nu écht het allerbelangrijkste?’, hoor je bij een cafébaas die twijfelt of hij zijn levenswerk niet kwijtraakt. Het antwoord is: ja.
De roep om discriminatie aan te pakken, verschilt eigenlijk niet zo heel erg veel van de roep om een doordachte relance. Want het gaat vandaag eigenlijk niet over praktijktesten. Het gaat er niet over dat de meeste Vlamingen goeie mensen zijn en niet discrimineren. Dat zíjn ze. En het gaat er niet over of verhuurders vrij zijn om te verhuren aan wie ze willen, want die vrijheid ís er.
Waar het wel over gaat, collega's, is waardigheid, waardigheid van mensen en ook de waardigheid van onze stiel. Het recht op menselijke waardigheid is de basis van alle mensenrechten, dat weet u ongetwijfeld allemaal. Het is ook de basis van mijn politiek engagement.
Alle mensen moeten de kans krijgen om hun talenten en vaardigheden te gebruiken voor een beter leven. De kans krijgen om je eigen leven en dat van je kinderen te verbeteren en op die manier ook bij te dragen aan de gemeenschap, dat is fundamenteel. Discriminatie ontneemt mensen die kans om redenen waarvoor ze zelf niet kiezen. Het ontneemt hun de mogelijkheid om hun leven succesvol te maken en het ontneemt hun de kans om mee te bouwen aan onze welvaart. Dat is exact wat we vandaag nodig hebben. Het is alle hens aan dek om onze economie en onze maatschappij opnieuw herop te bouwen. Wie denkt dat we daarbij mensen achter kunnen laten of kunnen missen, die dwaalt.
Om de impact te kunnen inschatten van wat discriminatie met mensen doet, moeten we ons dat proberen voor te stellen. We moeten luisteren. Collega's, het is belangrijk, maar toch te gemakkelijk om in algemene termen te stellen: wij veroordelen discriminatie met klem, in ons Vlaanderen is geen plaats voor discriminatie. Ik ben blij dat die statements worden gemaakt, maar weten we wel waarover het gaat?
Ik beken, ik ben bevoorrecht. Ik ben nooit gediscrimineerd op basis van mijn geslacht, mijn huidskleur, mijn naam. Om te begrijpen wat dit met mensen doet, heb ik dus geluisterd. Ik heb geluisterd naar een collega die me vertelt over hoe haar gekleurde en gehandicapte dochter wordt beschimpt en bespot tijdens een familie-uitstap. Ik heb geluisterd naar de succesvolle jongeman met een exotische naam die zijn blanke vrouw moet uitsturen om te kunnen huren.
Ik heb geluisterd naar de vele verhalen en ik heb ze gehoord. Tijdens de voorbereiding van mijn betoog – ik wist dat ik laatste was – kwam mijn 6-jarige zoon even mijn bureau binnen. Hij kwam bij mij zitten en hij babbelde in het wilde weg over zijn fantasieën, zijn dromen zonder grenzen, u kent dat wel. Plots viel mij op hoe gelukkig ik was omdat ik naar hem kon kijken en kon weten dat zijn nieuwsgierigheid via de kansen die ik hem kan bieden, kan uitgroeien tot talenten, hem kan doen schitteren. Zou niet elk kind die kans moeten krijgen? Heeft niet iedereen recht op waardigheid, om op basis van zijn capaciteiten voor zichzelf en voor zijn kinderen een goede toekomst te bouwen? De vraag stellen is ze beantwoorden.
Als het over waardigheid gaat, collega's, dan ook over onze stiel. Dan gaat het erover of we op het einde van de dag in de spiegel kunnen kijken. Als het gaat over een betrouwbare overheid, dan gaat het over een overheid die doet wat ze belooft, die ervoor zorgt dat discriminatie niet alleen in woorden, maar ook in daden wordt aangepakt. Dan gaat het over een overheid die rechtvaardigheid herstelt, die mensen de voorzet geeft om het beste in zichzelf naar boven te halen. De waardigheid, de fierheid die ik voel wanneer ik hier sta en mensen mag vertegenwoordigen, die dwingt mij om te strijden tegen zij die mensen bang maken, die koortsachtig op zoek blijven gaan naar zondebokken, naar al te gemakkelijke veralgemeningen in plaats van de oorzaken van angst weg te nemen.
Ik wil kort even terugspoelen naar vorige week. Het heeft een ongelooflijke inspanning gevraagd van alle meerderheidspartijen om in de eerste plenaire vergadering na die manifestaties onmiddellijk met een reactie te komen. Drie dagen nadat tienduizend mensen op straat kwamen, lag hier een sterk voorstel van resolutie op tafel en werd het goedgekeurd. Daar wil ik mijn collega's, de coalitiepartners en ook de collega's van mijn eigen fractie, van harte voor bedanken.
En ja, collega's, dit is inderdaad een principieel debat met emotionele kanten, maar ook dat is politiek. Politiek is emotie. Het belangrijkste in deze zaak is volgens mij dat er een wil is, de wil om echt iets ten gronde te veranderen. En dan raken de reacties ons, ook de reacties vandaag. Links focust erop dat ‘het’ woord er niet in staat, en daarmee proberen ze de aandacht af te leiden van de inhoud, van wat er nu echt in die resolutie staat, van wat er nu echt aan het veranderen is tegenover de vorige jaren. Rechts probeert de mensen wijs te maken dat een verhuurder in de toekomst niet meer zal mogen beslissen aan wie hij verhuurt en dat hij maar het OCMW van iedereen moet spelen. Ook dat is een leugen die er helaas gemakkelijk ingaat. Op die manier doen beide afbreuk aan het serieuze debat over racisme en discriminatie. Met de resolutie die we vorige week hebben goedgekeurd, en waarvan de uitvoering vandaag door de regering is bevestigd, zetten we een eerste van vele stappen vooruit.
Minister Somers, het feit dat we elkaar in dit debat vliegen afvangen, dient de waardigheid van onze stiel niet. Het zou de oppositie sieren vooruitgang te erkennen en ook dat zie ik te weinig. We pakken dit probleem aan, wars van slogans en stemmingmakerij. Met de aanpak die de Vlaamse Regering, op aangeven van het Vlaams Parlement, heeft voorgesteld, zetten we een belangrijke stap vooruit. Iedereen weet ondertussen dat we graag sneller willen gaan en er voorstander van waren sommige zaken bij hun naam te noemen, maar het is het resultaat dat telt en met deze aanpak zullen we resultaat boeken. U hebt dat engagement op u genomen.
Mevrouw De Ridder, ik weet van bij ons in Antwerpen dat het kan werken. In onze stad weten we dat het loont komaf te maken met de kop-in-het-zandtheorie. Ik hoopte dat wat in Antwerpen kan over heel Vlaanderen zou kunnen worden uitgerold. We zullen de wetenschap inroepen om te toetsen of dat de juiste manier is.
Elke stap vooruit is een stap vooruit. Alleen zo veranderen we de wereld. Mijn fractie steunt die stappen vooruit, maar het zullen niet de laatste zijn. We zijn loyaal en voeren akkoorden uit, maar het werk is niet af. Het begint nog maar net. Om een groot spreker te parafraseren: ‘We leven in een tijd waarin de droom van gelijke kansen binnen bereik komt.’ Aan eenieder die zich hierin herkent, zeg ik luid en duidelijk dat hij aan ons een medestrijder heeft om van die droom een realiteit te maken. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
De heer Annouri heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik denk dat u en ik in verband met deze discussie bondgenoten zijn. Als we ons gedurende een uur of twee zouden opsluiten, denk ik dat we met een heel goed plan zouden komen om onze visies op de aanpak van discriminatie naast elkaar te leggen en stappen vooruit te zetten. U hebt echter net iets aangehaald dat me heeft getriggerd en dat ik wil rechtzetten, ook omdat enkele ministers het hebben aangehaald.
Het enige waar deze discussie over zou gaan, is een woord. Het zou enkel om de praktijktesten gaan. Dat is niet waar. Zoals ik vorige week al heb aangehaald, is dat niet mijn enige probleem met de resolutie. Ik twijfel er niet aan dat u verder wilt gaan en dat we op veel vlakken bondgenoten zijn. Los van het feit dat er geen werk wordt gemaakt van de nodige praktijktesten, vertoont deze resolutie ook andere gebreken.
Het is een compromistekst. Ik snap dat het in de meerderheid zo gaat, maar voor een debat dat we al twintig jaar voeren, is het niet voldoende. U wilt gas geven en iemand anders trekt aan de handrem. De Vlaamse overheid stapt uit Unia en zal een eigen gelijkekansencentrum oprichten. Terwijl dat in Vlaanderen niet nodig is, verliezen we wel jarenlang tijd. Dat is een ideologische trofee voor een partij. In de resolutie wordt aangehaald dat er meer inspecties komen om discriminaties op te sporen. Dat gebeurt nu amper in Vlaanderen. Komen er meer inspecties? Zullen daarvoor meer middelen worden uitgetrokken? Zal hier meer op worden ingezet en hoeveel of hoe vaak zal dat dan gebeuren? Het blijft vaag. In punt 10 wordt gesproken over het helpen van organisaties om een diversiteitsbeleid uit te tekenen. Daar hadden we een goed beleid voor. De diversiteits- en loopbaanbegeleiding is tijdens de vorige legislatuur door dezelfde partij afgebouwd. Daar is ongelooflijk veel expertise weggegaan. Die stappen zijn niet voldoende. Het is te weinig.
Mijnheer Schiltz, ik deel uw mening dat er meer moet gebeuren. Ik denk dat we bondgenoten zijn, maar ik leg me niet neer bij de framing dat het enkel om een woordje gaat. We moeten dit voor heel wat Vlamingen ongelooflijk belangrijk debat eerlijk voeren. We moeten zeggen dat het niet voldoende is. Ik zeg dat vandaag omdat ik hoop dat we elkaar op een eerlijke manier in de ogen kunnen kijken en aanvuren om wel de nodige stappen vooruit te zetten.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik wil dit kort aanvullen. Ik zal iets zeggen wat misschien heel gevaarlijk en dynamiet in het debat is. De goedgekeurde resolutie is op de Antwerpse praktijk geënt.
Minister Somers, ik zie u schuifelen, maar wat we daar doen, is, voor alle duidelijkheid, de Antwerpse praktijk. Ik heb het net voorgelezen. We doen beroep op wetenschappelijke ondersteuning met een gefaseerde cyclus. Dat omvat een nulmeting, een verbeterplan met de nadruk op sensibilisering zonder culpabilisering en een opvolgmeting. Laat ons daar allemaal samen aan werken.
Het is evident dat sommigen verder willen en anderen minder ver willen gaan. We hebben een mooi, evenwichtig akkoord kunnen sluiten. We moeten zien dat we daarmee de komende jaren stappen vooruit kunnen zetten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het moet eigenlijk niet veel gekker worden. Echt waar. We hebben hier nu drie uur gedebatteerd. We hebben een moment gehad waarop mevrouw El Kaouakibi aan minister Diependaele zei dat hij zijn woord heeft gebroken. Dan kwam er een hele woordenstrijd om te zeggen dat dat niet waar was. We hebben minister-president Jambon die aan het begin van het debat zei: ‘Mijn resolutie is eigenlijk de uitvoering van wat u vraagt.’ En nu zegt u, collega De Ridder, dat ze zelfs geënt is op Antwerpen. We hebben daarnet gehoord – en dat was ook mijn informatie – dat in Antwerpen het woord praktijktesten erin staat. Dus, ik wil wel, maar dan is het toch simpel, dan zetten we toch met zijn allen het woord praktijktesten in wat we in Vlaanderen doen, want dat is wat u nu gezegd hebt. Wij hebben nu een heel debat gevoerd en eigenlijk blijkt op het einde dat ook u op diezelfde lijn zit. Dus, collega's, geen enkel probleem, wij zullen hier straks moties op tafel leggen, en dan komen we tegemoet, mevrouw De Ridder, aan uw vraag om het op Antwerpse leest te schoeien en het woord praktijktesten erin te zetten. Voilà, dan zijn we rond en kunnen we door.
De heer Dewinter heeft het woord.
Nu Antwerpen gevallen is, kan ik niet anders dan citeren wat de socialistische schepen Tom Meeuws op Twitter zet. Het gaat over u, minister Diependaele. De coalitiepartner van de heer De Wever in Antwerpen, de schepen voor Wonen in Antwerpen, dat was een collega van u uit de federale, dacht ik: “Na de vliegende minister, nu de liegende minister.” Dat bent u. “Praktijktesten lopen volop in Antwerpen.” Dat zegt de schepen, uw collega, mevrouw De Ridder. “No worries Mattie,” – Mattie, dat is zijn manier om u aan te spreken, minister – “wij socialisten hebben hier anderhalf jaar geleden al het nut hiervan perfect uitgelegd gekregen aan je partijvoorzitter.”
De andere schepen, de schepen voor Samenleven, de heer Karim Bachar, ook socialist, zegt: “Blij te lezen dat Bart Somers praktijktesten wil uitrollen over heel Vlaanderen. In Antwerpen hebben we al lang het belang van die testen ingezien en we zijn ermee bezig. We sturen je na afloop de factuur, Bart!”
Voilà, dat is wat de socialistische schepenen in Antwerpen ervan maken. Ik vrees dat dit de werkelijkheid is. Ik heb hier het bestek mee dat het schepencollege een jaar geleden heeft uitgeschreven, dat toegewezen is aan de Universiteit Gent en de Universiteit Antwerpen, waarin uitdrukkelijk beschreven wordt hoe de praktijktesten zullen moeten gebeuren er wat er van die universiteiten wordt verwacht, hoeveel het gaat kosten, namelijk 180.000 euro om precies te zijn, gespreid over de legislatuur. De beslissingen zijn genomen door het college. Ik heb hier de vertogen van het college voor mij liggen.
Nu het licht van de zon blijven ontkennen en zeggen dat er geen praktijktesten in Antwerpen komen of misschien reeds uitgerold zijn? Want, zegt de schepen, we gaan dat op een discrete manier doen. Hoe minder de verhuurder weet, hoe beter en hoe efficiënter we onze praktijktesten kunnen organiseren. U begrijpt: het is het ene of het andere. De schepen kan misschien opheldering brengen, of de burgemeester, die ons misschien zo dadelijk nog kan vervoegen...
Neen, we zijn met het maximum toegelaten personen.
... om voor één keer in het parlement zijn licht te laten schijnen in plaats van in de media. Het zou in ieder geval een pak schelen in duidelijkheid, minister-president. Als uw voorzitter er wel voor is en u ertegen, wie is dan de baas van de N-VA?
Mevrouw De Ridder heeft het woord, kort. Daarna collega Van de Wauwer. Nog iemand uit Antwerpen die zich geroepen voelt? Behalve mezelf, maar ik moet zwijgen.
Onze voorzitter zal zich ongetwijfeld hebben opgegeven vandaag om aanwezig te zijn – ik kijk naar de fractieleider – maar het pak zat vol, vermoed ik? (Gelach)
Zo zijn we toch weer in de gemeenteraad van Antwerpen beland. Mijn excuses aan degenen die het daar iets moeilijker mee hebben. Ik ga het nog eens proberen uit te leggen. Ik heb het daarnet ook geprobeerd. Het lijkt er moeilijk in te gaan. Ik ga nog een laatste keer proberen. Het gaat om wetenschappelijke ondersteuning die we vragen op sectorniveau arbeidsmarkt, voor de professionele huurmarkt, waar collega Muyters trouwens al mee bezig is geweest, die heel duidelijk een nulmeting heeft, een verbeterplan, een opvolgmeting, waar we daarna mee in debat en in overleg gaan voor een positieve afloop. Dat is dus een kolossaal verschil met de uitlokking, waar sommigen van dromen, de heksenjacht, waar sommigen van dromen, op individueel niveau en het verhaal dat heel Vlaanderen racistisch is en dit en dat.
Wij gaan daar dus op een verstandige manier mee om, met overleg met de sectoren, en met een positieve aanpak. En dat is een groot verschil met uitlokking en een heksenjacht.
Goed, het hele parlement kent nu een groot deel van het Antwerpse bestuursakkoord.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ik zal het kort houden, ter afronding van dit debat. Collega De Ridder zegt dat dit gesloten is op basis van het Antwerpse coalitieakkoord, waarop de linkse oppositie zegt: prima, zet er dan praktijktesten op, dan is het voor ons oké.
Ik kan daar eigenlijk alleen maar uit afleiden dat, indien die naam ‘praktijktesten’ er zou boven staan, jullie wel degelijk achter die aanpak zouden staan die wij vorige week in de resolutie naar voren hebben geschoven. Dat is trouwens ook wat in verschillende steden en gemeenten gebeurt. En als dat in die gemeenten gebeurt, dan zijn dat ook altijd jullie partijen. En dat is terecht, wij doen daarmee mee. We benadrukken dat daar praktijktesten zijn en dat dat belangrijke stappen zijn.
Wel, hetgeen nu in de resolutie staat, is ook heel belangrijk. Laat ons daar dan nu, los van de vraag of daar ‘praktijktest’ boven staat of niet, verder uitvoering aan geven, en vertrouwen geven aan onze ministers, die daar op hun domein volop mee aan de slag gaan, met als doel discriminatie op de arbeids- en de woonmarkt tegen te gaan.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, ik begrijp dat u probeert om te zwalpen van links naar rechts. In uw vorige tussenkomst zei u nog dat er in Antwerpen praktijktesten in staan, maar dat jullie dat op Antwerps niveau doen. U moet met het parlement ook geen loopje nemen. Voor mij gaat dit verder dan een titel. Voor mij gaat dat verder. Het is dus zeer duidelijk, mevrouw De Ridder, dat het in Antwerpen wel kan. Hier kan het blijkbaar niet. U zegt zelf dat jullie dat in Antwerpen zo doen. Wel, ik stel voor dat we een motie op tafel leggen. En dan denk ik dat zowel Open Vld als CD&V, maar eigenlijk ook N-VA, – waarvan de grote voorzitter niet naar het parlement mag komen als het pak vol zit, maar dat is dan tussen haakjes – dat steunen.
Ik stel voor dat we het doen zoals het in Antwerpen is. De praktijktesten staan daar inderdaad duidelijk in. Laat ons gewoon met z’n allen bij wijze van spreken dat gewone amendement op tafel leggen via een motie. Dan zitten we op dat niveau en dan is het debat gedaan. Voilà.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
U hebt het toch niet over het bestuursakkoord van Aalst?
Over dat van Antwerpen zeker niet, en dat van Aalst ook niet, want dat zorgt ook soms eens voor commotie. Maar ik ken mijn plaats in het pak. Ik zou ook liever niet Antwerpen immer als voorbeeld willen nemen. Het middel en de methode van de Vlaamse Regering is hier aan bod gekomen, minister Crevits heeft dat ondertussen een goede drie uur geleden voorgesteld. Het is een methode die de Vlaamse Regering op poten zal zetten – academisch, neutraal, gemonitord – en die als tool zal worden aangereikt aan alle steden en gemeenten. Want Vlaanderen telt heel wat steden en gemeenten, collega’s, gelukkig maar.
Collega Rzoska, u weet dat ik u heel erg respecteer, maar kunnen we het debat nu alsjeblieft eens over die semantische symboolpolitiek tillen? Als u dat nu per se praktijktest wilt noemen, dan zult u toch een meerderheid moeten halen. Die meerderheid is er niet. Er is een heel duidelijk voorstel gedaan en dat voorstel zullen we dan uitrollen. Dat voorstel gaat eigenlijk om het doel, en dat doel wordt door het overgrote deel van dit halfrond gedeeld – ik denk dat u dan ook tot een meerderheid zult behoren. En dat doel is discriminatie wegwerken. Dat is het enige doel. Wilt u dat middel dan per se praktijktest noemen en daar heel wat meer aan vasthangen dan wij willen doen, dan denk ik eerlijk gezegd niet dat dat het doel zal bereiken.
Ik denk eerlijk gezegd dat dat het wij-zijverhaal nog meer zal versterken. Het gevoel dat jullie geven aan heel wat Vlamingen, als zijnde de grote racisten en de grote discriminerende massa, zal dan alleen maar groter worden. Die frustratie bij in casu verhuurders en werkgevers zal alleen nog groter zal worden. Die kloof tussen Vlamingen van geboorte en Vlamingen door integratie zal alleen groter worden. Die zal niet worden gedicht.
Ik denk toch dat u zo rechtgeaard bent dat u die kloof wel echt wilt dichten, samen met ons.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
Voorzitter, ik vroeg mij af of de regering nog zal antwoorden op de gestelde vragen.
Ik heb gevraagd of nog iemand het woord vraagt, en het antwoord was ‘neen’. Dus ik stel nu de vraag of er moties worden ingediend.
Zegt u nog altijd hetzelfde als in Terzake?
Mijnheer Veys, ik heb gevraagd of u een motie wilt indienen, ja of neen.
– De meerderheid, het Vlaams Belang en Groen, sp.a en de PVDA kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.35 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.