Report plenary meeting
Actuele vraag over de terugkeer van de meest kwetsbare leerlingen naar de schoolbanken
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, beste collega's, het was deze week, afgelopen vrijdag en afgelopen maandag, opnieuw het gevoel van de eerste schooldag. Als ik zie hoeveel stress mijn zoon donderdagavond had, ga ik ervan uit dat dat voor vele leerlingen zo was. Ook vele scholen vroegen zich af hoe ze het gingen aanpakken en of ze er zouden in slagen.
Maar ik stel vandaag vast dat heel veel scholen opnieuw in een routine terecht zijn gekomen en dat er opnieuw een regelmaat is, wat goed is. We stellen ook vast dat heel veel kinderen naar school gaan. Er is een afwezigheid van ongeveer 10 procent. Misschien hebt u nog actuele cijfers, minister. Ik vind dat op zich best een aanvaardbaar resultaat, want uiteraard gaan leerlingen met een risicopatiënt thuis niet naar school. Hier en daar is er ook nog wat twijfel bij ouders, wat we absoluut begrijpen, om hun kind naar school te sturen.
Vandaag lazen we in de krant dat de virologen aangeven dat zij voor de groep kinderen tot 12 jaar, dus lager en kleuteronderwijs, niet echt problemen zien om meer kinderen naar school te sturen. Misschien lukt dat wel vanuit gezondheidsoogpunt, maar dan is er nog altijd de organisatie op school die dat moet toestaan, rekening houdend met het aantal lokalen en de beschikbare ruimte, het feit dat er nog een aantal aanloopsessies plaatsvinden, het feit dat een aantal klassen gesplitst zijn. En je hebt natuurlijk alleen maar de mensen die je voorhanden hebt.
Daarnaast is de vraag ook of de kinderen die we echt naar school wilden sturen en die we dus niet konden bereiken met het aanloopleren, ook effectief aanwezig zijn op school. Of zijn zij net diegenen die ook vandaag afwezig zijn? Minister, hoe evalueert u de heropstart van de scholen, van het lager en secundair onderwijs? Welke bijsturingen hebt u al moeten doen of welke bijsturingen zijn nodig om op korte termijn extra leerjaren te kunnen laten starten?
De heer Brouns heeft het woord.
We zijn deze plenaire vergadering gestart met aandacht te vragen voor de kwetsbare kinderen. Het is noodzakelijk dat zij vandaag alle aandacht krijgen, want als de coronacrisis iets heeft aangetoond, dan is het de bestaande ongelijkheid in onze samenleving en het feit dat de coronacrisis veel harder heeft ingehakt op kwetsbare gezinnen en kinderen.
Ik verwijs nog een keer naar het verhaal dat Dylan heeft gebracht, hij verdient dat. Hij was inderdaad de spreekbuis voor duizenden kinderen in kwetsbare situaties. Er is ook al vaak verwezen naar het onderzoek van Uit De Marge, waarbij me vooral is bijgebleven dat vier op de vijf kinderen en jongeren van die groep problemen hebben met preteaching, huiswerk en begeleiding door de ouders. Tweede derde van de kinderen uit die groep heeft nog altijd geen laptop of computer ter beschikking. Dat blijft alle aandacht verdienen, want online afstandsonderwijs is vandaag de realiteit, we moeten daar dan ook op blijven inzetten. En daarnaast, en dat sluit aan op wat de heer Daniëls heeft gezegd, mist drie vierde van de kinderen de school. We komen dus tot de vaststelling dat het heel moeilijk blijft om kinderen uit kwetsbare gezinnen te bereiken. Scholen doen alle inspanningen om die kinderen naar de school te halen, maar dat blijft een heel grote uitdaging.
Minister, wat zult u doen om de scholen aan te moedigen om die meest kwetsbare jongeren nog meer te bereiken en te ondersteunen en om ze effectief terug naar de school te halen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de opstart van de vorige dagen betreft, mogen we trots zijn op en dankbaar voor wat de scholen, directies en leerkrachten hebben gepresteerd. Dat was in sommige gevallen een huzarenstukje, maar men is er toch in geslaagd om alles veilig en doenbaar te organiseren. Dat is de lijn die we altijd hebben gevolgd: het moet veilig zijn maar ook doenbaar.
Ik lees vandaag de mening van sommige virologen waarbij de ene eerst zei dat de scholen open moesten, dan weer dat ze dicht moesten, open, dicht. Soms zit je tussen twee vuren en daarom is het belangrijk dat wij vanuit het onderwijsveld de rechte lijn blijven bewandelen die we de afgelopen weken en maanden hebben bewandeld. We willen er maximaal voor zorgen dat we zoveel mogelijk leerjaren veilig kunnen organiseren. Die lijn zullen we blijven volgen, met heel veel oog voor het belang van de kinderen.
Want dat argument is altijd de leidraad geweest voor alle beslissingen die we hebben genomen in het onderwijsveld: het belang van de kinderen. De minister van Sport voelt zich een beetje beter wanneer hij zelf heeft voorgesteld om vanaf 18 mei de mogelijkheid van sportactiviteiten voor alle kinderen onder de 12 jaar te bieden. Sommigen hebben daarover geoordeeld dat het niet veilig is, en nu hoor je dat we oog moeten hebben voor het belang van de kinderen.
Soms moet je een beetje assumeren, maar vooral een rechte lijn bewandelen is het beste wat je kunt doen. Dat willen we ook blijven doen met het onderwijsveld.
Ik ben ook blij met het cijfer van maar 8,5 procent afwezigheden. Voor alle leerjaren die we hebben geopend, zijn er maar 8,5 procent afwezigheden. Dat is eigenlijk beter dan we hadden gehoopt. We blijven wel de ambitie koesteren om zo maximaal mogelijk de mazen in het net te dichten. We willen maximaal verhinderen dat we kinderen niet kunnen bereiken. De beste garantie – soms lees ik daarover tegenstrijdige meningen – om diegenen die het sociaaleconomisch moeilijker hebben, te bereiken, is om hen naar de school te halen. Verhoudingsgewijs is voor hen het voordeel van onderwijs in de klas het grootst ten opzichte van alle andere sociaaleconomische doelgroepen.
We proberen dus maximaal de mazen in het net te verfijnen, onder andere met het project van de laptops. Met enige fierheid kan ik u meedelen dat we ondertussen 12.500 laptops hebben verdeeld. We hadden de ambitie gelegd op het niveau van 10.000, maar we zijn aan het doorstomen en doorstromen en zitten nu op 12.500 verdeelde laptops.
Daarnaast proberen we ook de scholen ertoe te bewegen om zo maximaal mogelijk alle kinderen die ze niet bereiken via de opening van de leerjaren of via afstandsonderwijs, te bellen of te schrijven. Als het niet lukt met bel- of schrijfrondes, maak dan gebruik van het parallelle netwerk, buurtnetwerken, OCMW's – we hebben 600 brugfiguren die we kunnen inschakelen, vooral in een stedelijke context – om, als het moet, aan de deur te gaan kloppen en de mensen te vragen om hun verantwoordelijkheid te nemen. We hebben 2400 ondersteuners die we ook zo maximaal mogelijk proberen in te schakelen.
Tot slot hebben we voor de scholen ook de mogelijkheid gecreëerd om zelf leerlingen uit te nodigen. Voor de leerjaren die niet kunnen opengaan, hebben scholen een parallelle opening gemaakt om leerlingen met specifieke leernoden uit te nodigen om individueel naar de school te komen voor ondersteuning.
Dat zijn allemaal ad-hocmaatregelen om de mazen in het net zo maximaal mogelijk te verfijnen. Ik sta open voor elke suggestie om het haalbaar en doenbaar te maken en om iedereen te kunnen bereiken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel, en ook dank u wel aan de mensen van het onderwijs die dit mogelijk hebben gemaakt. Bovendien ook dank u wel aan de ouders die de scholen en het beleid hebben vertrouwd dat het op school veilig zou zijn. Anders zouden ze hun kinderen niet hebben gestuurd. Ouders zien dat het veilig is.
Minister, voor het feit dat u ondertussen 12.500 laptops hebt kunnen verdelen: chapeau! Misschien was het iets trager dan gehoopt, maar ze zijn er wel, en het zijn er meer. Dat lijkt me een goede zaak.
Ik wil toch nog een warme oproep doen aan de organisaties die contact hebben met de leerlingen die we vandaag niet zien op school, om zich maximaal te laten kennen – we kennen de doelgroep – om die leerlingen op school te krijgen en te houden, want dat is de doelgroep die we absoluut willen bereiken. Minister, hebt u een concreet zicht op de verdeling tussen het aantal leerlingen en het percentage afwezige leerlingen? Zijn dat leerlingen met een risicoprofiel, zijn het leerlingen in een moeilijke thuissituatie, zijn het leerlingen die gewoon niet komen en van wie we niets weten? Hebt u daar meer zicht op?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Net zoals ik bij de laptops dat gevoel heb, denk ik dat we ook hier nog een tand mogen bijsteken. Ja, de scholen doen vandaag alles. Ze hebben via het draaiboek een kader gekregen over wat mag en wat kan, en in welke omstandigheden ze de leerlingen moeten onthalen.
In de gefaseerde aanpak die er vandaag is, denk ik dat men in de draaiboeken meer nadrukkelijk het scenario moet neerschrijven over hoe die samenwerking tussen de verschillende sectoren – de CLB’s, de klassenraden, het hele schoolteam – er kan uitzien om de meest kwetsbaren nu prioritair op te vangen. Dat moet vrijdag met stip op de agenda staan in dat overleg met de onderwijsverstrekkers, in het advies van de Nationale Veiligheidsraad, om zo snel mogelijk alle kinderen die dat nodig hebben, die meest kwetsbaren, naar school te kunnen halen. Voor ons is dat een absolute prioriteit.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij om te horen dat de scholen, de lokale besturen en de OCMW’s heel hard hun best doen om die leerlingen te bereiken.
Ik heb een heel concrete vraag rond de laptops. Er waren er 10.000 beloofd, en er zijn er 12.500 geleverd. Dat is een heel goede prestatie, ik heb dat hier ook al verschillende keren benadrukt. Iedere laptop die bij iemand geraakt, is een leerling die weer les kan volgen.
Maar u weet net als ik dat er 19.000 aanvragen waren. We weten zelfs nog niet of er daarbuiten nog andere noden zijn. We horen heel veel leerlingen die vandaag nog steeds geen les kunnen volgen, een maand na de paasvakantie. Mijn vraag is wat er nog in de pijplijn zit. Bent u nog van plan om die 6.500 anderen ook verder te helpen, zodat zij ook les kunnen volgen?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik sluit uiteraard aan bij de woorden van dankbaarheid voor de inspanningen die in het onderwijs worden geleverd, en voor de verantwoordelijkheidszin van ouders van leerlingen die effectief naar school zijn gegaan.
Maar als men inderdaad zou evolueren naar het meer naar school laten gaan van lagereschoolkinderen, conform de uitspraken van Erika Vlieghe van de expertengroep en van een heel aantal artsen, kom je mogelijk toch in een situatie waar er risico op besmetting is, ondanks het naleven van de veiligheidsvoorschriften. Laat ons met z’n allen hopen dat zich dat niet voordoet, maar er was deze week bijvoorbeeld het voorval in Mechelen, waar men vermoedde dat er een kind besmet zou zijn op school. Men schiet dan in een paniekreactie en men dreigt met het sluiten van de hele school.
Indien we dit schooljaar inderdaad gaan evolueren naar meer kinderen op school, en er zou een kind besmet zijn, welke strategie gaat men dan voor die scholen hanteren?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik ben net als u blij dat de heropstart van de meeste scholen veilig en vlot is verlopen, dankzij een krachttoer van directies en leerkrachten. Ik denk dat ook heel veel ouders en kinderen blij zijn. Maar ondertussen zitten er natuurlijk nog altijd veel kinderen thuis. Dat is zwaar voor ouders die al weken hun werk en opvang moeten zien te combineren. En het is ook zwaar voor veel kinderen. Daar is al verschillende keren aan gerefereerd, en er zijn de cijfers uit de marge. Er zijn kinderen die volledig afhaken of gewoon niet aan leren toekomen, omdat de situatie thuis zo ongelooflijk moeilijk is. Minister, ik denk dat we het erover eens zijn dat we er toch naar moeten streven zoveel mogelijk kinderen naar school te laten gaan dit schooljaar, natuurlijk in veilige omstandigheden. Maar u zegt terecht dat u daar met experts naar gaat kijken.
Het valt me wel op dat, telkens wanneer we het erover hebben, u zegt dat u wilt kijken hoe we stap voor stap leerjaren gaan heropenen. Wel, ik ben er niet helemaal van overtuigd dat dat de juiste aanpak is. Want sommige kinderen in sommige leerjaren hebben absoluut extra ondersteuning nodig, terwijl dat bij anderen wat minder het geval is. Ik wilde u vragen of u er toch niet over wilt nadenken om net die lijn die u zelf uitzet, waarbij scholen zelf een inschatting maken van welke kinderen het beste naar school komen omdat ze extra noden hebben, als leidraad te nemen bij de volgende stappen in de heropstart van het onderwijs. Zo hebben scholen daar zelf de regie in, en zorgen we dat die kinderen ook echt op school geraken.
Minister Weyts heeft het woord.
De vragen zijn zeer uiteenlopend.
Voor wanneer er wordt vastgesteld dat er problemen zijn met een besmetting, is er een draaiboek samengesteld in samenwerking met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) waarbij heel stapsgewijs wordt geduid wat er moet gebeuren. Het is nog maar net gecommuniceerd, dus ik weet niet in welke mate het al is geabsorbeerd door het veld. Er wordt heel duidelijk gezegd welke stappen men moet zetten wanneer er een besmetting of besmettingen zijn vastgesteld. Het is ongelooflijk gedetailleerd, vier of vijf bladzijden lang. Dat zit dus wel goed als handleiding.
De heropening willen we inderdaad fasegewijs doen. Het is een discussie die we hebben gevoerd, in samenspraak met de Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES). In het basisonderwijs kunnen drie leerjaren worden geopend. Daarnaast hebben we een ander pad bewandeld voor het buitengewoon onderwijs. We hebben heel duidelijk gezegd dat men daar niet de ratio van de leerjaren moet volgen, maar moet uitgaan van de leernoden. Dat is natuurlijk omdat het buitengewoon onderwijs specifiek is. Voor het gewoon onderwijs vonden we dat geen goede piste, want dan zul je een samenleving verdelen. Er zullen ouders zijn die heel kwaad zijn omdat hun kind niet wordt aangeduid. Gewoon zeggen dat het eerste, tweede en zesde leerjaar opengaat, is een veel minder verdelend en objectiever criterium. Je veroorzaakt dan geen maatschappelijke polarisatie. Je kunt dat vermijden, maar de keuze is arbitrair. We proberen vrijdag om meer leerjaren te openen, maar het moet veilig en doenbaar zijn.
Dan is er het draaiboek voor de kwetsbaren. We willen inderdaad zo maximaal mogelijk de meest kwetsbaren uitnodigen en betrekken op de scholen. Ik heb al gezegd dat voor hen de heropening van leerjaren verhoudingsgewijs het grootste voordeel biedt. Vanuit een sociale bewogenheid mag je dus niet pleiten voor het dichthouden van leerjaren, maar net wel voor het openen van leerjaren. Scholen zijn magneten voor sociale promotie, zijn trampolines voor sociale kansen. We moeten dus maximaal mogelijk maken dat kinderen op die trampoline worden gegooid zodat ze naar boven kunnen wippen. Vandaar dat het heel belangrijk is dat we vrijdag nieuwe leerjaren zouden kunnen openen.
We willen ook een project voor de zomerscholen uitwerken. Het zit goed in elkaar. We hebben de opdracht gegeven aan de koepels om hierover verder door te denken en om misschien zelf ook een model uit te werken. Ik weet wel dat de timing zeer moeilijk is. Scholen zijn vandaag bezig met de organisatie van de heropening en dan vragen we hen daarbovenop nog eens vooruit te blikken naar de organisatie van de zomerscholen, in samenwerking met de lokale besturen en externe partners. Uiteindelijk geef je hen opnieuw een opdracht. Daarom hebben we aan de koepels gevraagd om misschien samen een model aan te bieden waarin scholen kunnen stappen. Dus: zoveel mogelijk leerjaren openen om vooral de kwetsbaren te bereiken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, wat u aanhaalt, is belangrijk: wanneer moeten de scholen sluiten? Het is goed dat het draaiboek er is, al zal het inderdaad nog niet volledig ingeburgerd zijn. Als we de scholen volledig sluiten telkens als er een leerling hoest, niest of koorts heeft, dan zullen er de volgende weken veel scholen sluiten. Het is goed dat er duidelijkheid over is en dat we het heel goed opvolgen, ook voor de ouders.
U hebt er in de commissie ook al eens naar verwezen: mensen willen inschrijven in nieuwe scholen. Het begint nu wel wat spannend te worden en mensen willen scholen bezoeken, want – en dat snap ik ook – je wilt je kind niet zomaar naar een school sturen die je niet hebt gezien. We moeten het gaandeweg mogelijk maken om die scholen te bezoeken, niet alleen op een opendeurdag.
Ik wil toch afsluiten, collega’s, met het feit dat 73 procent van de leerlingen, de kinderen, uit het onderzoek van Uit De Marge de school mist. Als ik leerkrachten hoor, zeggen die bijna allemaal dat ze hun leerlingen missen. Wie had ooit gedacht dat onze leerkrachten en onze leerlingen allemaal zouden zeggen: ‘we missen elkaar keihard’? Dat is heel belangrijk, dat is een belangrijke les. Nu weten we wat het belang is van contactonderwijs en het belang van onderwijs in de totaliteit. Nogmaals grote dank, leerkrachten, directies en ouders.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er was de getuigenis van Dylan, de open brief van 269 Belgische artsen, de oproep van de kinderrechtencommissaris, het onderzoek van Uit De Marge bij 2500 jongeren in een kwetsbare situatie, en vooral de steeds luidere roep van zowel ouders als jongeren. Er is al naar verwezen, en ik herhaal het nog eens: de overgrote meerderheid mist de school en vraagt: ‘geef ons onze school terug’.
Minister, er zijn vandaag al heel wat scholen die in de huidige context aangeven, die mails krijgen wij ook, dat ze meer kinderen kunnen opvangen. Dat is vooral haalbaar, het is voor hen doenbaar, om het met uw woorden te zeggen. Geef hun ook die kans. U vindt in onze fractie alvast een bondgenoot om zo snel mogelijk zo veel mogelijk leerlingen terug te onthalen in die scholen, met op de eerste plaats de focus op degenen die het het meest nodig hebben, en waar u terecht naar verwezen hebt: de meest kwetsbare leerlingen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.