Report plenary meeting
Report
De heer Gryffroy heeft het woord.
We hebben op federaal niveau de bewuste bazooka 1 gezien met een aantal voorstellen tot uitstel van betaling en overbruggingskredieten. We krijgen nu een tweede reeks maatregelen die eerder gaan over de fiscaliteit. We hebben uiteraard de Vlaamse maatregelen, die vooral geconcentreerd zijn op uitstel van betalingen, ondersteuningspremies, uitbreiding van de win-win-, achtergestelde leningen en waarborgregelingen. Die hebben eigenlijk allemaal tot doel dat bedrijven niet in cashproblemen komen. Maar we moeten er rekening mee houden dat sommige bedrijven, zelfs binnen een aantal strategische sectoren – vooral dan de scale-ups – financieel zwakker kunnen worden door deze crisis, omdat deze bedrijven net zeer innovatief zijn, hoogtechnologisch en meestal ook zeer kapitaalintensief.
Als we kijken naar de ons omliggende landen, zien we vaak bedrijven die vanuit de overheid, of zelfs vanuit hun eigen vermogen, momenteel grote spaarpotten aan het aanleggen zijn met veel liquide middelen om dan hun jagers met veel euro’s naar de regio’s te sturen waar er bedrijven te koop komen te staan die financieel zwakker staan.
Nochtans hebben we een tool die we van Europa mogen gebruiken, een mechanisme om buitenlandse directe investeringen te kunnen screenen. Europa staat dat toe sinds oktober 2019. Dat moet dus geïmplementeerd worden in de landen voor oktober 2020. Dat geeft ons een tool om te kijken aan welke voorwaarden buitenlandse directe investeringen moeten voldoen. Corona maakt dat uiteraard veel urgenter. Het staat ook vermeld in de beleidsnota. Mijn vraag aan u is dan ook, minister-president, hoever we staan met dit concept.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, dat staat inderdaad in mijn beleidsnota en dat staat ook in het regeerakkoord: dat Vlaanderen actief aan een Vlaams decretaal kader moet werken voor de screening van de buitenlandse directe investeringen. Mijn voorganger heeft binnen het Vlaams Bestuursdecreet al een kader gecreëerd om buitenlandse bedrijven ervan te weerhouden belangrijke participaties te nemen in strategische sectoren als havens, luchthavens en nutsvoorzieningen. Wat de private sector betreft, heb ik het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en Flanders Investment & Trade (FIT) de opdracht gegeven om het opzetten van een Vlaams decretaal kader voor screening grondig voor te bereiden. Hierbij wordt onder meer een analyse gemaakt van de reeds bestaande screeningsmechanismen binnen de EU en worden de juridische en decretaal-technische elementen in detail besproken. Ik denk dat het belangrijk is dat we goed bepalen hoe en waarvoor we dit instrument zullen inzetten.
Vlaanderen is een open economie, we hebben er zonet ook over gesproken. Buitenlandse investeerders zijn dus belangrijk in ons economisch bestel. Ik wil dus met dit instrument absoluut geen protectionistisch mechanisme opzetten. We moeten alleen bekijken: waar zitten onze strategische belangen en hoe gaan we die beschermen? Het moet dus een transparant en vlot systeem zijn van analyse, dat ons in hoofdzaak beschermt tegen ongewenste overnames.
Een aantal elementen van die strategie zijn ook gelieerd aan federale bevoegdheden.
Een samenwerking met de FOD Economie is, denk ik, essentieel om tot een goed georganiseerd en logisch systeem te komen. De contacten met de federale overheid gebeuren hierover binnen het reguliere overleg dat bestaat tussen de betrokken diensten. Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en Flanders Investment & Trade (FIT) zijn het decretale kader nu aan het volgen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Inderdaad, een screeningsmechanisme zal dus nuttig zijn en niet om vanuit een protectionistisch standpunt te kijken. Want zoals u terecht zegt, we hebben een open economie, we zijn exportgericht en hebben de export ook nodig, maar we moeten niet altijd naïef zijn.
Het advies van de SERV stuurt erop aan om te zien of we, zoals u terecht zegt, kunnen inschuiven in het interfederaal mechanisme, maar weliswaar met een volwaardige participatie van Vlaanderen. Ze stellen ook dat ieder gewest het laatste woord heeft in de beslissing over een investeringsdossier ja of neen. Kunt u dat standpunt verdedigen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, u hebt het perfect aangegeven, er is een delicaat evenwicht tussen een open economie en niet blind zijn voor de gevaren die loeren. We hebben al een eerste confrontatie gehad in de energiesector waar vanuit China nogal verdachte interesse opdook en zeker nu onze bedrijven kwetsbaar zijn. Het zou jammer zijn om onze structurele kroonjuwelen in het bedrijfsleven, de bedrijven die instaan voor onze essentiële infrastructuur, voor een habbekrats, gelet op het huidig economisch klimaat, weg te geven.
Het woord ‘interfederaal’ is gevallen bij collega Gryffroy.
Ik dacht het woord ‘kroonjuwelen’.
Ik heb gezegd ‘interfederaal’. En ik heb het woord ‘kroonjuwelen’ zorgvuldig geduid, om alle misverstanden te vermijden.
De heer Gryffroy heeft dus het woord ‘interfederaal’ laten vallen. Deelt u de mening dat het nuttig kan zijn om een interfederaal systeem uit te werken, waar nadien de individuele dossiers natuurlijk regionaal beslist kunnen worden? Dat zou enige coherentie brengen, met het oog op de bescherming die we willen in Europa. Ik denk dat het zelfs bij uitbreiding een Europees gedragen initiatief kan zijn. Maar we zouden al binnen de federaties kunnen beginnen. We zouden aan Europa tonen dat wat we in België kunnen tussen de regio’s, ook in Europa kan. Zeer concreet, deelt u de mening dat het interfederale initiatief met regionale beslissingsmogelijkheden een nuttig instrument kan zijn?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Na de poging van het Chinese State Grid om de energiespeler Eandis over te nemen, hebben we in het parlement enkele voorstellen ingediend om onze strategische sectoren wat beter te beschermen. Toen was daar weinig enthousiasme rond bij de andere partijen. Ik ben blij dat dat nu helemaal anders is en dat iedereen daar pal achter staat.
Er is toen wel een belangrijke clausule ingediend door de vorige Vlaamse Regering. Het probleem daarmee in mijn ogen is dat het enkel toestaat om te ageren nadat een deal helemaal gesloten is, en dat men pas nadien kan beslissen tot nietigverklaring van de volledige deal. Het zou veel beter zijn om overnemers – Vlaanderen leeft van buitenlandse investeringen – op voorhand te laten weten dat het oké is of niet, in plaats van te zeggen ‘het is alles of niets’. We kunnen daar een aantal voorwaarden aan koppelen. Op die manier blijven we een open economie, beschermen we ons en geven we overnemers rechtszekerheid. Als we in die richting kunnen werken, samen met federaal, kunnen we op het vlak van bescherming een grote stap vooruitzetten.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Over het institutionele luik van de vraag van de heren Gryffroy en Schiltz: in de huidige bevoegdheidsverdeling kunnen we niet anders dan interfederaal werken. Als u vraagt wat mijn wens zou zijn, dan zou dat natuurlijk zijn om deze zaken volledig in het gewest Vlaanderen te kunnen afhandelen. Ik zal niet zo ver gaan om te zeggen dat ik niet wens interfederaal te werken. Ik hoop op termijn dat we dit binnen Vlaanderen wel volledig zelf kunnen oplossen.
Mijnheer Van Rompuy, we zullen uw suggestie meenemen in de uitwerking van het ontwerp van decreet. Het lijkt mij een interessante suggestie om mee te nemen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vraag is vooral ingegeven – en dat is ook de bedoeling van het SERV-advies – om na te gaan wat we kunnen doen voor de private ondernemingen. Zoals u terecht zegt, heeft uw voorganger al wat ingevoerd voor de overheidsbedrijven. Het zou zeer verstandig zijn om met het ex-anteprincipe rekening te houden in de toekomst. We kunnen nu niet anders dan inschuiven in een interfederaal mechanisme, maar zelfs als we dat nu kunnen of moeten doen, is het principieel zeer belangrijk dat Vlaanderen nog altijd het laatste woord heeft bij een buitenlandse directe investering, of Brussel voor zijn investering, of Wallonië voor zijn investering. Voor ons is het vooral belangrijk om structureel het eigen vermogen van ondernemingen sterk te kunnen houden en te beschermen, eventueel tegen vijandige overnames uit landen die plots heel veel geld of liquiditeiten pompen of liquiditeiten creëren. Zo kunnen we onze troef, zijnde die grote open economie, en onze welvaart beschermen en aansluiting vinden bij de landen rondom ons.
De actuele vraag is afgehandeld.