Report plenary meeting
Report
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik hoef niemand er nog van te overtuigen dat de corona-epidemie onze economie op haar kop zet, en ook de landbouwsector is zwaar getroffen. We hebben het daar in de commissie al verschillende keren uitvoerig over gehad. De sluiting van de horeca, de verstoring van de internationale distributieketen, de daling van de prijzen en het stilvallen van de export hebben enorm zware consequenties.
Binnen de landbouw is de aardappelsector misschien wel een van de zwaarst getroffen sectoren. Jaarlijks produceren wij 4,5 miljoen ton aardappelen. 97 procent wordt verwerkt tot frieten – dat zal u niet verbazen – en tot chips. 80 procent daarvan wordt geëxporteerd. Het hoeft geen betoog dat de crisis een enorme impact heeft op de sector. Die zou naar schatting tot 1 miljoen ton overschot hebben geleid. U hebt al het initiatief genomen om 25 ton per week aan de voedselbanken te leveren. Er is de oproep om twee keer per week frieten te eten en u hebt al gezegd dat u dat ook doet, maar zelfs als we allemaal ook nog eens vijf keer per week diepvriespuree eten, dan krijgen we dat overschot niet weggewerkt met binnenlandse consumptie.
In Nederland heeft men 50 miljoen euro vrijgemaakt om de sector te ondersteunen. De Europese Unie heeft de mededingingsregels opgeschort en Vlaanderen de vrijheid gegeven om steunmaatregelen uit te werken.
Minister, bent u bereid om voor deze sector een globaal plan uit te werken dat rekening houdt met tussenkomsten voor de opslag, de verwerking tot biomassa en diervoeding? Komt er een totaalplan voor deze sector, inclusief een financieel budgettair kader?
Minister Crevits heeft het woord.
Vandaag is er 880.000 ton aardappelen in stock. Dat is heel veel. Het grootste deel van die aardappelen ligt onder contract. Dat betekent dat de industrie zich engageert om die aardappelen af te nemen. Ik wil toch met enige dankbaarheid zeggen dat de industrie deze engagementen ook wil nakomen. Er bestaat hiervoor een akkoord en dat is een heel goede zaak.
Dat voorkomt echter niet dat er op dit ogenblik nog 330.000 ton vrije aardappelen bij zo’n 900 boeren ligt. Vorig jaar was voor hen een schitterend jaar, want ze kregen per ton gemiddeld 300 euro, terwijl de prijs op de markt maar 150 euro bedroeg. Dit jaar gaat het heel slecht. Ze raken die aardappelen totaal niet kwijt. Dat is een groot probleem. We proberen oplossingen te zoeken. U maakte zelf melding van de gratis bedeling aan de voedselbanken, en dat wordt ondersteund door Vlaanderen. Daarnaast kunnen de aardappelen gebruikt worden als veevoeder. Minister Demir helpt ook om de mogelijkheid tot vergisting te vergroten.
Er bestaat een generieke steunmaatregel die voor iedereen geldt. Het is echter ook een Europees probleem. Ik zou dan ook graag hebben dat hiervoor een Europese oplossing komt. Het zou me bijzonder veel plezier doen, mocht Europa daar budgetten voor vrijmaken, iets wat men tot nu toe nog niet heeft gedaan. Ik voel me op dat vlak wat in de kou staan.
Uiteraard zullen we meewerken aan een oplossing. Ik zal aan de Vlaamse Regering ook een voorstel doen om te kijken hoe we de sector verder kunnen steunen. Nog even geduld, want we bekijken nu hoe we, zoals ook voor andere sectoren, op de beste manier steun kunnen verlenen.
Minister, het gaat inderdaad over de vrije aardappelen. De schattingen verschillen blijkbaar. Ik verneem hier van u het laatste cijfer. Het is vooral zaak om snel duidelijkheid te geven aan de sector, zodat zij weten wat zij dienen te doen om per bedrijf de schatting te maken van wat er nog aan vrije aardappelen ligt en wat er onder contract ligt en waarvoor zij eventueel op steun zouden kunnen rekenen. Ik had ook liever dat Europa hier forser in zou tussenkomen, daarover ben ik het helemaal met u eens. Liever dan wachten op iets wat misschien niet gaat komen, ben ik blij van u te vernemen dat u aan de Vlaamse Regering een voorstel zult voorleggen om deze sector te ondersteunen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Vlaanderen mag best trots zijn op zijn aardappelsector en ook op zijn verwerkende industrie.
Minister, ik ben blij te vernemen dat het akkoord tussen de aardappelverwerkende industrie en de aardappelboeren zal standhouden. Het is zeer belangrijk dat zij die afname nog zullen doen. Wat we natuurlijk niet in de hand hebben, is de trans-Atlantische export. Misschien valt dat stil. Er zijn dus zeker nog vragen.
Het is bijzonder jammer dat Europa blijkbaar nog niets heeft gedaan. Dat betreur ik ten zeerste. Want je ziet dat Nederland wél een aantal specifieke dingen doet en 50 miljoen euro beschikbaar stelt. We moeten zien wat Europa misschien nog gaat doen. Indien er niets komt, moet de Vlaamse overheid toch voldoende steun geven aan deze belangrijke sector. Voor de rest zullen wij dan maar twee keer per week frietjes eten, zeker?
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik vind dat laatste toch wel wat veel, al zou mijn broer, die friturist is, dat zeker graag hebben. Ik houd het toch bij één keer.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord, maar ik wil u tegelijkertijd toch nog iets anders voorleggen. Volgens mij is de coronacrisis ook een stresstest voor het landbouwsysteem. Zeker in dit geval. Ik hoor de cijfers die collega Coenegrachts en u naar voren hebben geschoven: 80 procent gericht op export.
De Vlaamse Regering heeft een aantal initiatieven genomen waar ik tevreden over ben, zoals de voedselbanken enzovoort. Maar er is ook de uitspraak van de voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat, die op basis van deze gegevens een oproep deed om eens na te denken over de grenzen van het louter op de export gerichte landbouwmodel. Dat is wat ik u graag voorleg. We kunnen in deze crisissituatie op de korte termijn een aantal maatregelen nemen, maar zou wat nu gebeurt binnen de aardappelsector niet ook een aansporing moeten zijn om na corona toch eens te bekijken of we naar een ander landbouwmodel moeten gaan, dat minder gericht is op de export en dat minder kwetsbaar is voor de schokken die zich nu voordoen?
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, collega Joosen belde mij voor de plenaire vergadering om mij te vragen zeker tussen te komen bij de vraag over de frieten en om het pleidooi te brengen dat mensen meer frieten moeten eten. Maar dat is hier al goed gebracht.
Zij heeft mij echter ook gevraagd om een andere dimensie toe te voegen aan het debat. In het plan van de minister zou misschien ook moeten worden uitgekeken naar innovatieve technieken. Zij sprak over het inkuilen van aardappelen, waardoor ze beter en duurzamer opgeslagen worden, en over het zoeken van alternatieve exportbestemmingen. Er misschien kan ook, eventueel samen met minister Demir van Omgeving, de vraag op de agenda worden gezet of de ‘overstock’ kan worden geplaatst in leegstaande bedrijfsgebouwen, landbouwgebouwen en zo meer. Mevrouw Joosen deelt ook de frustratie over het gebrek van daadkracht vanuit Europa, dat hier al door meerdere collega’s werd aangekaart.
Dank u wel, voorzitter. Ik zal starten met eventjes te kijken naar de heer Rzoska en hem uit te nodigen om eens naar de commissie Landbouw te komen. Deze ochtend was dat weer zeer interessant. Er is wel een nadeel: je krijgt daar ongelooflijk veel honger van, omdat het gaat over allerhande voedingswaren. Deze ochtend hebben we de raad gekregen om, naast frieten, ook verse vis te eten. De visprijzen zijn namelijk gekelderd, of toch de veilingprijzen, want in de winkel zie je daar nog niet zo veel van.
Ik vind uw opmerking over de export wel interessant. We hebben ook al gezegd dat we de goede dingen uit deze crisis zeker moeten bijhouden. De korte keten is enorm in de spotlights gekomen. Mensen vinden het nu ook heel belangrijk om streekeigen groenten en fruit te eten en te kijken naar vlees en vis van bij ons. Maar Vlaanderen kan niet alleen beslissen om zich nu op zichzelf te richten. De wereldeconomie bestaat. De Vlaamse voedingsindustrie is zeer sterk op export gericht. Ik vind het ook een uitstekende zaak dat onze producten overal ter wereld felbegeerd zijn. Het is dus goed om daarover na te denken, maar we zullen dat met veel landen samen moeten doen.
Wat ik het allerbelangrijkste vind in de hele gedachtegang, is: hoe kunnen we de aandacht die er nu is bij de Vlaming voor de producten van bij ons, behouden? Hoe kunnen we de aandacht voor de korte keten, die nu een boost gekregen heeft, vasthouden op langere termijn? Dat is dus zeker iets wat ik meeneem.
Wat de aanvulling betreft van collega Ronse, wil ik toch wat duiding geven bij mijn lichte Europese frustratie. Die is niet zo groot, maar ze is aanwezig. U weet dat er voor zuivel en vlees oplossingen komen via private opslag. Voor de aardappelen is die oplossing er nog niet, wat natuurlijk betekent dat men er moeilijk mee weg kan. Ik heb erop aangedrongen op de voorbije landbouwraden. Volgende week, op 13 mei, is er een nieuwe Raad Landbouw en Visserij. Ik hoop echt dat daar het licht op groen kan komen en dat er ook budgetten worden vrijgemaakt.
We volgen ook echt op wat er in Nederland gebeurt, maar ik wil toch ook meegeven dat de relaties tussen de industrie en de boeren in Vlaanderen zeer goed zijn, wat er nu voor zorgt dat er een overeenkomst bereikt wordt en dat de engagementen om aardappelen af te nemen, gehonoreerd worden. Dat verdient dus ook wel een pluim. Je kan veel kritiek hebben op de industrie en dergelijke, maar dit is echt wel superpositief en toont ook aan dat er jarenlang geïnvesteerd is in goede relaties.
Maar dit alles neemt niet weg dat ik zeker die bezorgdheid deel over de problemen die de boeren ondervinden die in vrije aardappelen handelen. We gaan bekijken hoe we die op een faire wijze soelaas kunnen bieden. Dat wordt op korte termijn uitgewerkt.
Nogmaals dank u wel, minister, voor uw engagement voor de sector. Ik begrijp dat we nu twee keer per week fish ‘n chips moeten eten om iedereen gelukkig te maken. Ik kan ook de collega geruststellen dat we in de commissie Landbouw vandaag hebben afgesproken dat we de komende weken zullen spenderen aan het uitdiepen van de opportuniteiten die de coronacrisis in de landbouw heeft geschapen en dat we daar meer fundamenteel werk rond gaan verrichten. Ik onthoud van vandaag vooral dat we de Belgische friet – toch een van onze belangrijkste exportproducten – zullen blijven ondersteunen en dat we de landbouwondernemer, net als alle andere ondernemers, in deze coronacrisis zullen bijstaan. Ik denk dat dat een heel goede zaak is.
De actuele vraag is afgehandeld.